HOOFDSTUK 15
SS Hauptscharrführer Robert Lehnhoff kon het niet laten bij iedere ontmoeting met de nors kijkende boer Talsma te zeggen, en liefst met venijn in zijn stem: 'Reken er maar op datje boerderij in vlammen opgaat. Wij zullen naar het voorbeeld van de Führer strijdend ten onder gaan. En zeer waarschijnlijk zullen we ons in jouw Kooiplaats tot het einde toe verdedigen. Je weet wat dat betekent, hè? Er zal geen muur overeind blijven staan.'
De ijdele vadsige hoofdman had zijn afgerichte bloedhonden zo getraind, dat ze tegen het schuine dak van de boerderij opliepen om dan over de nok naar de schoorsteen te tippelen.
'Gräfin Eva' (in werkelijkheid heette zij Eefje Nachtegaal en was afkomstig uit de zeeheldenbuurt in Amsterdam) stond te klappen van plezier als de gedresseerde vierpoters hun kunsten vertoonden. Haar hondje had zij dan in beide armen terwijl het geblondeerde, lange haar slordig over haar schouders viel. Trouwens alle 'moffenmeiden' hielden van het acrobatische spel van de honden. Later zouden deze honden op afschuwelijke wijze om het leven komen, omdat de SS-ers de dieren gebruikten bij het opruimen van een pad naar zee, dat bezaaid lag met boobytraps en landmijnen. Deze waren daar gedeponeerd door Wittko's mannen in een poging de moordenaars uit Groningen volledig te isoleren. Behalve het lukraak doden van meeuwen in vogelvlucht en het prijs schieten op bankbiljetten van honderd gulden, die tegen een paal terzijde van het erf waren bevestigd, hadden de bandieten niets te doen. De totale verveling stond op hun gezichten te lezen. Nieuwsuitzendingen zowel uit Duitsland als uit Engeland waren voor hen de krenten in de pap.
Dan groepeerden zij zich met verbeten monden rond de radio en elk nieuwtje werd beurtelings met gejuich ('onze V1's en V2's hebben Londen grotendeels platgegooid') of met gevloek beluisterd. Vooral de uitzendingen uit de vrije wereld gingen gepaard met verwensingen aan het adres van Winston Churchill, de Britse oorlogsleider en Koningin Wilhelmina.
En als de naam van Prins Bernhard ter sprake kwam,schuimbekten vooral de Hollandse SS-ers van kwaadheid. SS Hauptsturmführer, Thomas Tomson, die in rang boven Lehnhoff stond en die in zijn 'Glorietijd' Arnhem en wijde omgeving onveilig had gemaakt (Tomson stond bekend als de beul van de Veluwerand), schepte er genoegen in om rustig grazende koeien tussen de poten te schieten, waardoor de dieren buiten zichzelf van angst het prikkeldraad inrenden en zich ernstig verwondden.
92
Schaterlachend keek Tomson dan toe hoe de koeien opkrabbelden uit de sloten om even later opnieuw te worden opgejaagd door een salvo uit zijn karabijn.
Op de drieëntwintigste mei 1945 om precies half tien in de ochtend hield Tomson met Lehnhoff appèl op de deel. Bij telling constateerden de SS-officieren dat weer drie personen ontbraken. Het waren de SS-funkhelferinnen Annelise Böhm uit Wiesbaden en Trude Liegenhof uit Darsstad, beide 26 jaar en reeds zes jaar in dienst van de Wehrmacht.
Maar ook de SS-man Noske was verdwenen en aangezien deze een verhouding had met Annelise Böhm was er geen twijfel mogelijk dat het drietal was gevlucht of ondergedoken.
'Wie deze deserteurs vindt mag ze ter plaatse neerschieten,' bulderde Lehnhoff en met twee ondergeschikten en zijn honden ging hij op zoek naar de voortvluchtigen. Maar de deserteurs kwamen niet te voorschijn. Opeens herinnerde SS-er Gutsche zich, dat Noske hem om een kaart van Schiermonnikoog had gevraagd, waarbij in het bijzonder over de mogelijkheden en gevaren van wadlopen was gesproken. 'Die sind abgehauen.... die Feiglinge.... hoffentlich sind sie alledrei versoffen,' ketterde Tomson, die wat betreft wreedheid en het uitdenken van martelingen zijn vriend Lehnhoff nog de baas was.
Intussen begonnen de eilanders rieikhalzend uit te kijken naar de verlossing van het SS gespuis. Hoewel bevrijd Nederland nog niet volledig was gewend aan een leven in vrijheid, vond men het alom vreemd, dat de kleine oase in de Waddenzee nog steeds zuchtte onder de bezetting.
Overal gingen er stemmen op om Schiermonnikoog desnoods op krachtdadige wijze te ontzetten, hetgeen gelukkig niet gebeurde. Daar zouden beslist de grootste rampen uit voortgevloeid zijn. De eilanders verlangden naar de volledige bevrijding, maar zolang het roversnest op de Kooiplaats nog niet was uitgerookt bleef dit een vrome wens. Hoewel hier en daar in het dorp met veel aarzeling de Nederlandse driekleur wapperde tegen de huizengevels, was van een spontane en uitbundige feestviering geen sprake. De bootverbinding met de wal was weliswaar hersteld en er kwam zelfs post over. Maar behalve doodzieke mensen, die naar het hospitaal van Dokkum moesten, mocht niemand van het eiland af.
Het duurde tot 25 mei, dat de eerste Canadezen op het eiland arriveerden in gezelschap van een vooraanstaand lid der Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Majoor Kloppenburg.
Zij maakten de overtocht met een buit gemaakte Duitse Schnellbot'. Veel eilanders waren naar de Oude Steiger gesneld om de bevrijders te verwelkomen. Een weer stond, net als zijn voorganger van den Berg, een burgemeester in vol ornaat en omhangen met dezelfde zilveren ambtsketen, op de kade te wachten. Maar ditmaal was het oud-Rotterdammer Jan Weber, die met inzet van zijn hele persoonlijkheid, standvastigheid en inzicht er in belangrijke mate had bijgedragen dat Schiermonnikoog praktisch ongeschonden uit de oorlog te voorschijn was gekomen.
93
Zonder zijn moed en takt was het eiland wellicht het toonbeeld geworden van vernietiging en dodelijk geweld. Met vochtige ogen drukte Jan Weber de handen der twee Canadezen, die door een haag van jubelende eilanders naar het dorp reden.
Inderhaast had hotelhouder Sake van der Werff de Engelse vlag naast de Nederlandse driekleur laten hijsen.
'Hij eet van twee wallen....' werd openlijk gezegd over de gewezen veldwachter, die zich de ongekroonde koning van het eiland beschouwde. De moordenaarsbende op de Kooiplaats wist uit radioberichten en van zijn eigen verspieders wat zich op het eiland afspeelde na de komst van de Canadezen.
Zij hadden zelfs bezoek gekregen van hun vijanden van overzee. Twee nonchalant kijkende mannen in een jeep, die hun pistolen in de holsters lieten zitten, reden onbevreesd het erf van de Kooiplaats op en vroegen naar de commandant der SS-ers.
Majoor Kloppenburg deed het woord en buiten verwachting verklaarde SS-er Robert Lehnhoff, dat hij en zijn mannen zich vijf dagen later zouden overgeven en dat zij accoord gingen met een onvoorwaardelijke overgave. De Canadezen, burgemeester Jan Weber en eilandcommandant Wittko, die allen nauw bij de besprekingen waren betrokken) vertrouwden de zaak niet helemaal. Er werd besloten de kanonnen uit de Batterie en uit het Bunkerdorp, op de Kooiplaats bemand en gericht te houden, zodat direct kon worden ingegrepen wanneer de onverlaten een poging tot uitbreken wilden ondernemen.
Op 31 mei 1945 reed de jeep volgens afspraak naar de Kooiplaats waar een wit tafellaken (uit de linnenkast van boer Talsma) aan een hoge paal hing te wapperen. In het gelid stonden de grootste misdadigers die ooit op Schiermonnikoog hadden rondgelopen te wachten op hun vijanden.... twee in getal. In hun midden stond SS-er Lehnhoff en toen de Canadezen hem het bevel tot in hechtenisneming hadden overhandigd, gaf Lehnhoff de namen van zijn 'weerwolven.' De Duitse ceremonie duurde een goed half uur en de Canadezen rookten, onverschillig tegen hun jeep geleund, hun sigaretten. Onderwijl luisterden majoor Kloppenburg en burgemeester Jan Weber naar de 'laatste toespraak' van een moordenaar, die er heilig van overtuigd was dat hij en zijn boevenbende zonder problemen naar Duitsland zouden worden gebracht.
94
De zelfgemaakte karretjes met de fietswielen stonden volbeladen gereed en toen een der Canadezen liet vragen wat er allemaal op was gepakt, antwoordde Lehnhoff: 'Nur ein par Lebensmitteln.... und was Zivilkleidung.' De soldatenmeiden stonden wat terzijde van het carré rond Lehnhoff en Tomson en zij probeerden lonkend de blikken van de twee Canadezen te vangen. De 'Gräfin' ging zelfs zo ver, dat zij haar poedeltje bij wijze van vriendelijke groet ophief in de richting der twee Canadezen, die haar kauwend en rokend negeerden.
'Dus wij zullen als normale krijgsgevangenen worden behandeld?' vroeg Lehnhoff na de voorlezing. 'Dat is afgesproken.... maar u zult wel uw wapens moeten inleveren. En onder wapens verstaan wij ook messen en dolken.' zei majoor Kloppenburg.
Op een bevel van hun commandant gooiden de trawanten van het nazidom schoorvoetend hun pistolen, geweren, mitrailleurs en steekwapens op een grote hoop. Op een wenk van Kloppenburg werden de revolvers door twee Schiermonnikoog BS-ers, die met burgemeester Jan Weber waren meegekomen, ontgrendeld en binnen tien minuten lag al het wapentuig naast de kisten met handgranaten en munitie, in de droge stal van de Kooiplaats.
'Zijn jullie maar met zijn tweeën?' informeerde Lehnhoff verbaasd. 'Ik dacht, dat jullie een heel legercorps op ons zouden afsturen.'
'Wij zijn gewend individueel te opereren,' lachte sergeant David uit Canada, wiens woorden door majoor Kloppenburg werden vertaald. Gewillig en gedisciplineerd formeerden de SS-ers vervolgens een ordelijke colonne, en hun karretjes zelf voorttrekkend, marcheerden zij naar de aanlegsteiger van Schiermonnikoog, waar de 'Lauwerszee' met schipper Teerdstra aan het roer, onder stoom lag. Binnen anderhalf uur bereikte de schuit de binnenhaven van Zoutkamp, waar Canadese legertrucks geheel volgens plan, klaar stonden om de 109 mannen en 11 vrouwen in snel tempo over te brengen naar.... de gevangenis van Groningen.
95