HOOFDSTUK 10
'Namens de eilandcommandant kapitein-luitenant Wittko deel ik u mede, dat uw boerderij annex woonhuis om vier uur in de namiddag moet zijn ontruimd, daar ze voor militaire doeleinden zal worden gevorderd.
De waarnemend burgemeester van Schiermonnikoog. J.Weber, 17 april 1945.'
Het kleine rechthoekige velletje papier, dat in de linkerbovenhoek was getooid met het offieële 'monnikenstempel' van de gemeente Schiermonnikoog, trilde tussen de enorme melkvingers van boer Talsma. De pachter van de mooie, afgelegen hoeve 'de Kooiplaats' las het kernachtige verzoek, dat echter duidelijk een 'Befehl' inhield, hardop voor. Deze onprettige boodschap was hem door de gemeentesecretaris Herman Visser overhandigd. Verslagen en met een verbeten gezicht keek de tweeënveertigjarige boer, wiens gezicht en gestalte waren getekend door een leven van hard en lang werken in de buitenlucht, naar de jonge ambtenaar. Deze wist met zijn figuur geen raad en kon niets beters uitbrengen dan: 'Om erger te voorkomen is het gemeentebestuur in nauwe samenwerking met de bezettingsautoriteiten tot dit voor u en uw gezin zo ingrijpend besluit moeten komen. U wordt het ergst getroffen Talsma; de boeren Visser en Holwerda hoeven alleen hun hooivakken te ontruimen. Maar omdat de Kooiplaats zo volledig geïsoleerd van het dorp ligt en zonder veel moeite kan worden afgegrendeld van de rest van onze gemeenschap.... daarom Talsma, moet u weg. Maar er is ruimte genoeg voor u geschapen in een lege woning aan de Oosterreeweg.... Bedenk wel, het is allemaal tijdelijk en laten we hopen, dat deze gedwongen evacuatie niet al te lang zal duren. Het dorp leeft met jullie mee Talsma en mocht u de komende weken hulp nodig hebben, aarzel dan niet mij te waarschuwen....'
Zo probeerde Herman Visser de onheilstijding wat te verzachten.
'Wie zal hier intrekken,' vroeg de pezige boer op zachte toon.
'Zoals je wel hebt gehoord is ons eiland twee dagen geleden het toevluchtsoord geworden van een stelletje SS-ers en SD-ers, die uit Groningen zijn verdreven door de Canadezen. Het zijn stuk voor stuk bandieten met wie zelfs Wittko en zijn soldaten niets te maken willen hebben. Een deel wordt bij Taeke Holwerda ondergebracht en ik kan je verzekeren dat die er net zo min gelukkig mee was als jij en Willem Visser van 'de Hoeve'. Jij krijgt zo'n tachtig à negentig man in je boerderij en met het oog op jullie veiligheid kunnen jullie beter verhuizen....'
61
'Makkelijk gezegd.... maar wie zorgt er voor de koeien, het pluimvee en de eendekooi? Hoe krijg ik mijn spulletjes terug als dat geboefte er in heeft huisgehouden?'
'Dat is allemaal overwogen en u kunt er van verzekerd zijn dat na de bevrijding alles zal worden gedaan om u schadeloos te stellen. Het offer dat u moet brengen is groot Talsma. Na de oorlog zal u recht worden gedaan en daar zal ik mij persoonlijk voor inspannen,' zei de drieëndertigjarige Herman Visser, die naast vertrouwensman van de burgemeester ook ambtenaar van de burgerlijke stand was. Hij hielp op geroutineerde en menselijke wijze eilanders over de drempel van het 'jawoord' heen.
Yde Talsma had begrepen dat het ultimatum 'om vier uur in de namiddag' niet voor niets was gesteld.
Met zijn vrouw en twee oudste zonen Tjitte en Jaap begon hij de als hooiwagen in gebruik zijnde boerenkar vol te laden met noodzakelijke huishoudelijke artikelen, meubilair en proviand voor enkele dagen. Kostbaarheden bezaten de Talsma's niet.
Hun schatten waren de koeien, de kippen, de twee bokken en een paar Vlaamse reuzen die werden vetgemest met klaver en afval.
Klokslag half vier waren zij klaar voor de 'vlucht' naar een leegstaand huis vlak bij het luidruchtige Wehrmachtsheim en schuin tegenover hotel van der Werff. In kleine kamertjes van dat 'Heim' hokten zeven Duitse vrouwen, die hun mannen naar Schiermonnikoog waren gevolgd en die door commandant Wittko waren ingeschakeld als telefonistes en werksters op de Ortscommandantur. Met meewarige blikken zagen de dorpelingen het van huis en haard verdreven gezin Talsma aankomen en provisorisch inrichten van de kale ruimten.
Binnen enkele minuten was de kar leeg en toen reed Yde Talsma nog gauw terug naar de Kooiplaats om achtergebleven spullen op te halen.
Toen hij met zijn zoon Jaap naast zich op de bok het erf op reed, werden zij plotseling omringd door een tiental nieuwe bewoners. Met grimmige gezichten grepen zij het paard bij het bit, terwijl een dikke blonde man in officiersuniform zei: 'Ich bin Hauptscharführer Robert Lehnhoff. Du bist der Bauer hier.... dein Name?.... So Talsma! Du kommst jeden Tag die Kühe versorgen, verstanden? Und weiter nichts! Marsch, marsch.... das Pferd und der Wagen bleiben auch hier.... erzähl mal wieviel Terrorflieger die
rinsere Städten vernichten und unschultige Deutsche Bürger töten.... hast du die letzten Jahren gefuttert und verborgen? Wir wissen alles! Der Krieg ist noch nicht verloren, Talsma... Wir sind noch da und wir bleiben bis zum Ende....!'
Yde Talsma deed of hij niets van het geschreeuw van Lehnhoff verstond, maar de naam van de SS-er prentte hij in zijn geheugen.
62
'Ik kom iedere morgen om half zes....' zei hij in Friese tongval (Talsma was in 1927 vanuit Friesland naar Schiermonnikoog 'geëmigreerd').
Met zoontje Jaap, die angstig had staan toekijken, liep hij vervolgens op klompen tussen een paar giechelende soldatenmeiden door, die de SS-ers op hun vlucht hadden vergezeld, naar het openstaande hek.
De meiden keken de trotse boer even na en vervolgens trippelden ze op hoge hakjes door het drab langs de stal aan de noordkant, het voorhuis binnen.
'Ze meppen ons paard,' hoorde Talsma zijn zoon zeggen. 'Gespuis jongen,' siste Talsma voor zich uit. 'Ze zullen hun straf niet ontgaan, maar wat blijft er over van onze Kooiplaats. Deze mensen hebben van vernielen en doden hun beroep gemaakt.... kom jongen, kijk maar niet meer om....' In gedachten zag Yde Talsma zijn boerderij met de stallen en hooimijten in vlammen opgaan. Een stuk levenswerk liep grote kans te worden vernietigd. Maar al te goed herinnerde Talsma zich de krantenfoto's uit Rusland, waar Duitsers uit woede en wraak hele dorpen en landerijen volgens het barbaarse systeem der verbrande aarde, verbrand en opgeblazen hadden toen zij tot een smadelijke terugtocht werden gedwongen.
Het smalle vertrouwde schelpenpad, waarover de boer en zijn zoon naar het dorp liepen, was ineens een vijandig weggetje geworden, zo leek het. In de verte mekkerde de bok in zijn uit strandhout getimmerde hok. Nu, wist Talsma, vliegen de zwaluwen in de stal zenuwachtig door het half geopende stalraampje naar binnen om hun jongen te voeren in de nesten tussen de balken. Ook deze 'vaste bewoners' van de Kooiplaats waren uit hun doen vanwege het ruwe volk, dat was binnengedrongen. Jaap keek steeds maar om.... 'Ze hebben een vuurtje gestookt heit.... er komt zwarte rook omhoog!'
De boer bleef stug voor zich uit kijken, als had hij al afgerekend met zijn bezit. 'Ze zullen wel bezig zijn bezwarende papieren te verbranden, jongen.... die mensen hebben veel op hun geweten.'
'Wie zorgt er nu voor de konijnen van onze Teun, heit?'
'Als ik morgenochtend ga melken zal ik er wel naar kijken en ze voer geven, tenminste als die schurken ze niet hebben geslacht,' zuchtte Yde Talsma, die zich nog duidelijk het betraande gezicht van zijn jongste zoon Teun herinnerde toen hij afscheid had moeten nemen van zijn lievelingsdieren. Boerin Talsma had zich schijnbaar al met haar lot en nieuwe omgeving verzoend, want toen haar man met een verdrietig gezicht binnenkwam, zei ze glimlachend: 'Yde.... we moeten er van maken wat er van te maken valt. Over een paar dagen zijn de Canadezen hier; onze bevrijders staan bij wijze van spreken voor de deur! Laten we maar net doen of we met vakantie zijn, ergens aan de wal, waar ook alles vreemd is....'
63
'Vakantie! Dat zou de eerste keer in mijn leven zijn! Ach, ik zit er niet om verlegen, een gedwongen vakantie. Nee, geen seconde zijn de beesten uit mijn gedachten. En als die schoften de eendekooi ontdekken schieten ze alles overhoop....' zei Talsma fel, maar wierp onmiddellijk daarna zijn vrouw een liefdevolle blik toe. 'Ze zongen mem, we konden hen horen tot halverwege het dorp.'
'Zolang ze zingen kunnen ze geen kwaad doen....' lachte de optimistische boerin, die blij was dat zij haar man en vijf zonen ongedeerd om zich heen wist.
'Ja, die Hitlerknechten brulden over Sieg, sieg heil unsren Führer,' echode Yde Talsma. 'Ik luister liever naar schreeu
wenden meeuwen. Maar om één ding mogen we dankbaar zijn: dat we geen 'Terrorflieger', zoals zij zeiden, in huis hadden. Stel je voor, dat we die vier Schotse piloten, die een week geleden bij ons aanklopten onderdak hadden gegeven.' 'Je hebt gelijk Yde, als ze die jongens in het hooi hadden ontdekt, waren we er met z'n allen aan gegaan.'
'Dan hadden ze alles plat gebrand,' vulde de boer aan. 'Ik heb er nog geen moment aan gedacht hen te verbergen toen ze opeens voor mijn neus stonden.
Vier in witte vliegerpakken gestoken mannen, die mij vriendelijk lachend vroegen waar ze eigenlijk terecht waren gekomen. Dat begreep ik tenminste uit hun gebaren en vragen. Net of het dagelijks werk was, zo hadden zij hun kolossale bommenwerper op zijn buik in ons weiland neergezet en toen in brand gestoken.'
Talsma doelde op de noodlanding die een viermotorige Halifax had moeten maken, nog geen honderd meter van zijn boerderij verwijderd. Tijdens een vlucht naar Cuxhafen was het toestel boven Borkum getroffen door een luchtafweergranaat waarbij een gedeelte van de rechtervleugel werd vernield. Op eigen kracht had de Halifax de terugtocht aanvaard, na eerst nog het grootste gedeelte van zijn bommenlast in de Noordzee te hebben laten vallen. Een luchttorpedo bleef echter in het luik vastgeklemd zitten en de vliegers wisten dat dat fataal zou kunnen worden. Wonder boven wonder gebeurde er niets tijdens de buiklanding op Schiermonnikoog en ongedeerd waren de piloten uit de cockpit gekropen.
Vóór zij echter met behulp van een dot poetskatoen en benzine de Halifax, die veel geheim instrumentarium aan boord had, in vlammen deden opgaan, wisten zij de luchttorpedo los te krijgen. Zij rolden het gevaarte in een diepe greppel. Boer Talsma, die in de ochtendnevel op zijn driepoot in het weiland naast 'de Kooiplaats' zat te melken, had de donkere metalen vogel laag over zijn boerderij zien razen. Kort nadien hoorde hij met ontzetting hoe de bommenwerper vlak langs hem heen dwars door hekpalen en prikkeldraad met een doffe klap op de grond terecht kwam. Even was het doodstil.
Toen hoorde Talsma in de verte opgewonden stemmen, Engelse klanken.
Ingespannen had de boer geluisterd. De koe was er vandoor gegaan en had daarbij de melkemmer omver gelopen.
64
Onbeweeglijk was Talsma op zijn driepoot blijven zitten. De stemmen kwamen dichterbij en als spoken waren de vier voortrennende kerels plotseling uit de mist opgedoemd. Het leek wel of zij uit de hel waren gevlucht, want achter hen schoten hoge vlammen uit het weiland omhoog en ratelden explosies.
Op zijn manier wist de boer de optimistische Schotten er van te overtuigen dat het zinloos was een vlucht over het water te proberen.
'De Duitsers controleren alles tot in de verre omtrek. Ik kan jullie hoogstens één nacht verbergen, maar dan moeten jullie weg. Het risico is té groot.'
De vliegers hadden begrepen dat zij geen kans hadden te ontsnappen en nog diezelfde middag wandelden zij doodgemoedereerd in hun opvallende witte pakken het dorp in, waar de militaire politie van Wittko hen opwachtte en krijgsgevangen maakt.
Toen boer Talsma na zes weken zijn boerderij 'de Kooiplaats' weer betrok, stonden hij en zijn gezin oog in oog met een vreselijke chaos. De nazi-moordenaars hadden alle ruiten van de prachtige hoeve vernield en in de stal en in de kamers waren muren weggesloopt. De vroeger zo netjes ingerichte woonkamer was herschapen in een vieze kantine.
De schoorsteen hadden de bandieten dichtgemetseld, zodat de rook door de openstaande ramen naar buiten zweefde. Overal lagen resten van levensmiddelen en op een in de haast gedoofde brandstapel naast de staldeur, lagen verkoolde snippers van duizenden bankbiljetten.
65
Boer spion Talsma bracht dankzij zijn moedig optreden heel wat SS-handelingen aan het licht.
66