HOOFDSTUK 5
In het verre verleden, omstreeks 1193, verrichtten de 'skire' (grijze) monniken hun kerstenend en agrarisch werk in Friesland met inzet van al hun krachten en gaven. Vanuit hun klooster 'Claerkamp' op de vaste wal, staken ze dagelijks over om hun kudden door het slijkerige en moerassige waddengebied naar de grazige weilanden van het huidige Schiermonnikoog te loodsen. Ook toen kwamen er al verdrinkingen voor. In de vergeelde annalen van de orde der Cisterciensers staat vermeld hoe twee ordebroeders met een kudde van twaalf koeien door het snel wassende water van een springvloed werden verrast en jammerlijk verdronken. De monniken spoelden een dag later aan op een van de banken voor de westkust van het eiland, waar eens het verzonken dorpje Westerburen omhoogtorende uit zand en slik.
Even buiten de vloedlijn groeven de eilanders volgens ingewortelde tradities van die tijd, een diep gemeenschappelijk graf op het strand, dat binnen enkele jaren werd weggevaagd door wind en vloed, waarna het woelige water ging spelevaren met het gebeente.
Hetzelfde gebeurde met de drenkelingen, die slachtoffer waren geworden van de stormvloed op de tweede kerstdag van 1760 waardoor Westerburen van de aardbodem werd weggeveegd. En zoals een geschiedschrijver uit die dagen schreef: 'Daer syn huizen omgewaaid en schepen met volk weggescheurd. Vele arme mensen syn omgekomen in de woedende golven, die hen later terugbrachten naar het strand waar zij achter de eerste duinenrij werden begraven.' Zij, die het vege lijf hadden weten te redden, bouwden een half uur gaans van hun verdronken dorpje een nieuwe woongemeente, die zij Oosterburen noemden.
Aan de noordkant van het nieuwe kerkje, waarvan de torenspits tot ver in de omtrek was te zien, werd een armen-begraaf-hoekje aangelegd. Daar kregen behalve de minder bedeelden ook verdronken, onbekende zeelieden hun laatste rustplaats.
Zand, tijd, helmgras, wind en water bedekten of verwaaiden het merendeel van de lukraak in de duinen, op de reep, in de zandplaten of in de mosvlakten van Schiermonnikoog gemaakte graven. Op enkele passen afstand van het Vredenhof en gemarkeerd door een wilde appelboom zijn de stoffelijke resten van Zweedse zeelieden, die een kleine eeuw geleden bij een vliegende storm met hun schuit voor de kust van Schiermonnikoog omkwamen, begraven. Behalve de acht verweerde kruisen in het Groene Glop zijn er nergens meer overblijfselen van drenkelingen graven van voor 1900 te ontdekken.
36
Het 'Zweedse kerkhofje', was bijna door de mantel van de tijd bedekt, toen het door Rense Nieuwenhuizen, van domeinen, werd gevonden. De kruipwilgen, braambessen en wilde rozen waren bezig het geheel te overwoekeren en net op tijd konden Nieuwenhuizen en zijn medewerkers de wildgroei verwijderen. Zij verwisselden de vergane houten gedenktekens voor metalen, terwijl ook een groot kruis met inscriptie werd geplaatst.
Dat Schiermonnikoog de graven van zijn doden op Vredenhof met grote toewijding en eerbied verzorgt, is thans tot in alle windstreken doorgedrongen.
Op 9 juli 1906 stuurde de burgemeester van het eiland zijn gemeenteveldwachter Sake van der Werff naar het strand rond de Balg, waar kinderen een in verre staat van ontbinding verkerend lijk hadden gevonden. Van der Werff, zelf oud zeeman, meende uit de kleding van de drenkeling te kunnen opmaken dat deze uit Engeland afkomstig was. Het ging de jonge veldwachter aan het hart de naamloze matroos vlak achter de eerste duinenrij te moeten begraven. Hij zocht in de buurt van het Zweedse kerkhofje een mosgroen uitgeslagen vallei op, waar hij met opgetrommelde slippendragers, de eilanders Cornelis Visser, Ruud en Wopke Fenenga en Rink Dobbinga, een houten kruis plantte op het graf van de eerste dode op het stukje Schiermonnikoog, dat later Vredenhof zou worden.
Dat het lot van de drenkelingen in die tijd ook het provinciaal bestuur van Friesland ter harte ging, bleek uit het verzoek van de commissaris van de koningin van 31 januari 1912 'betreffende identiteit van personen wier lijken op het strand zijn aangespoeld of aangebracht.'
De tekst van de missive die de burgemeester van Schiermonnikoog ontving luidde letterlijk:
Uit de processenverbaal, welke gevoegd waren bij declaratieën van burgemeester, met betrekking tot de kosten van begraving van op het strand der zee aangespoelde en uit de zee aangebrachte lijken, is mij gebleken, dat er somtijds kentekenen waren, welke tot het vaststellen van de identiteit van de overledenen konden leiden. In verband met het groot belang, hetwelk met de aanwijzing van den overleden persoon kan gemoeid zijn, heb ik de eer UH.E.G. te verzoeken in dergelijke gevallen stappen te willen doen tot opsporing van de nabestaanden. Ingeval er tekenen zijn, welke op een vreemde nationaliteit van de overledene wijzen, en er verder genoegzame aanwijzing bestaat om de nabestaanden in het buitenland te vinden, verzoek ik u een afschrift van het procesverbaal aan mijn ambtgenoot voor Buitenlandse Zaken te willen doen toekomen.
De Minister voor bedoeld Departement behoudt zich echter in ieder bijzonder geval voor te beoordelen, of er voldoende gegevens voorhanden zijn, om te verwachten, dat een onderzoek naar de identiteit vruchtdragend zal zijn.
Voorwerpen, welke op de lijken worden gevonden, zouden, in geval zij niet gediend hebben tot dekking der begrafeniskosten, aan mijn ambtgenoot voor Buitenlandse Zaken zijn op te zenden, wanneer door dezen opvraging plaats heeft.
37
Aangenomen mag hierbij worden, dat de gevonden voorwerpen en goederen in de regel te weinig waarde hebben, of dat door de herkomst de tegeldmaking moeilijkheden oplevert. Tenslotte nodig ik u uit, bij inzending van declaratieën ex art. 37, le lid, der Begrafeniswet aan mijn Departement steeds mededeling te willen doen, of er naar uwe mening termen hebben bestaan tot naspeuring.
Op initiatief van veldwachter Sake van der Werff vormde zich tien jaar later een soort actiegroepje om te komen tot de oprichting van een officiëel erkend zeemanskerkhof in het Groene Glop. In de bakkerij van Ernest Caron aan de Langestreek werd een vergadering belegd. Boer Teunis Visser verplichtte zich tot de aanplant van jonge dennen rond de duinvallei. Kapitein Hendrik de Boer en Ruud en Wopke Fenenga zegden toe voor omheiningspalen en gaas te zullen zorgen. Terwijl jachtopziener Cornelis Visser het op zich nam de konijnen, die met talloze gangen het terrein hadden ondergraven, te zullen neerschieten. Veldwachter van der Werff, die inmiddels in goeie doen was gekomen gaf een grote som geld. Hoe hij er aan kwam wist niemand met zekerheid. Hoe het zij.... de dodenakker in de duinen, waarin hij en zijn zoon als enige eilanders later zelf hun laatste rustplaats vonden, kon dank zij de liefde en de geldelijke offers van Van der Werff uitgroeien tot een van de meest idyllische kerkhoven ter wereld. Aan de laatste wens van de gewezen veldwachter om met zijn diep betreurde zoon Tjeerd, temidden van 'zijn' drenkelingen begraven te worden is voldaan. Ofschoon dit moest geschieden bij koninklijk besluit, dat door de handtekening van koningin Juliana bekrachtigd werd.
Er ging een hardnekkig gerucht over het eiland dat de dorpshermandad met zijn martiale snor, een schat van gouden dukaten op het strand had gevonden en deze rijkdom had verzwegen. Van de opbrengst, zo werd openlijk verteld, kon van der Werff zich alles permitteren en zelfs een hotel kopen. Wat er van waar was, is nooit iemand precies aan de weet gekomen, maar vast staat wel, dat de veldwachter van de ene dag op de andere zijn uniform aan de kapstok hing en met veel zwier en fantasie toeristische objecten ging beheren. Zelf verwees hij de praatjes over de vermeende schat altijd naar het rijk der fabelen.
Ook Rink Dobbinga, die 26 februari 1942 een zeemansgraf vond in de Golf van Florida, sloot zich na thuiskomst van een maandenlange reis naar Noord en Zuid-Amerika bij het comité aan en spitte mee aan de zandbult aan de noordzijde van Vredenhof, die het kerkhof voor wateroverlast moest vrijwaren.
38
De Duitse graaf van Schiermonnikoog Ernst August von Bernstorff. die tot 1945 enig eigenaar was van alle eilandgronden, steunde het lofwaardige idee van Van der Werff. En als heer der heerlijkheid, die in hoog aanzien stond bij de bevolking vanwege zijn beminnelijkheid en ruimhartigheid, schonk hij het nieuwe Friedhof een groot granieten kruis, dat op een ovaal van het middenpad werd neergezet. 'Friedhof.... Friedhof....,' herhaalde Cornelis Visser nadenkend. 'Als wij dat woord eens in het Nederlands vertaalden en 'Vredenhof als naam kozen voor het kerkhof? Een betere benaming kan ik mij niet voorstellen.'
Alle dingen in het leven en in de dood hebben hun betekenis en doel. Wat de Stichting van Vredenhof betreft: de begraafplaats kwam geen dag te vroeg. De Eerste Wereldoorlog was namelijk in volle gang en de zee spoelde de eerste drenkelingen aan uit de botsing tussen de volkeren. Onder hen waren veel onbekenden van wie niemand iets wist of te weten kon komen, maar die ergens op de aardbol werden gemist en betreurd door een vrouw, een kind of een geliefde. De Noordzee spoelde hen aan land in oliejassen of naakt, met zeelaarzen aan de verteerde voeten of zonder ledematen, zonder papieren, zonder uiterlijk kenteken of andere aanknopingspunten voor identificatie.
De naamlozen verraadden hun herkomst niet en de sluier van drama's werd niet opgelicht.
De jaren gingen voorbij en wellicht werd in andere landen of continenten nog altijd vergeefs uitgekeken naar hen, die op Vredenhof, in stille eerbied waren bijgezet.
In 1938 beleefde de mensheid een toestand van betrekkelijke vrede, ook al waren de schermutselingen en grensconflicten nimmer van de lucht. Een opeens knalde de vonk weer in het kruitvat en sloeg de oorlogspest opnieuw bressen in de gelederen van jonge soldaten en weerloze burgers. Rond en op Vredenhof waren de jonge denneboompjes tot volwassen schaduwrijke bomen uitgegroeid naast de met veel zorg onderhouden graven. Alleen het zachte ruisen van de naaldbomen en het gefluister van de berkeblaren, aangevuld met vogelengezang en de steeds wisselende stem van de zee, waren de vertrouwde geluiden, die de eeuwige rust van de doden begeleidden.
Heel zelden moest tussen de wereldoorlogen een nieuw graf worden gegraven. De levensgeschiedenis van de geheimzinnige onbekende drenkeling, die op 22 juli 1938 bij paal tien aanspoelde, zal nooit geschreven worden. Dit omdat de reus, zoals de ongelukkige in de volksmond werd genoemd, geen hoofd meer had en geen papieren bij zich droeg.
Gemeten van schouderblad tot tenen was de man twee meter lang en als de lengte van het hoofd, dat als door een guillotine van de romp was afgesneden, er ook bij geteld werd, zou de man circa twee meter veertig lang zijn geweest.
39
Uiterst mysterieus waren ook de bergbeklimmersijzers die rond zijn gele laarzen waren geklemd. De reus van Vredenhof werd gekist en neergelegd in graf nummer vierentwintig. De R.A.F. vlieger Allan Wilson kwam op 29 november 1939 over zee naar Schiermonnikoog waar hij nimmer vandaan is gegaan. Zijn lijk was bedekt met de eerste sneeuw van dat jaar toen een jutter hem vond ter hoogte van het Strandhotel.
Nog geen jaar later getuigden de dode 'Duinkerkers' van het alles verwoestende werelddrama.... onbekend,.... onbekend, ....onbekend,.... onbekend,.... onbekend,.... onbekend met bootsfluit,.... onbekend,.... onbekend Engels gekleed, onbekend L.F. kledingmerk,.... onbekend, gekleed in zwarte jas, blauwe broek en gummilaarzen.... onbekend,.... vermoedelijk Finse zeeman.... onbekend, sergeant R.A.F..... onbekend, Frans militair....
Meer dan honderd Engelsen, Fransen, Canadezen, NieuwZeelanders, Polen en Duitsers werden na 1939 op Vredeshof begraven tussen rechthoekige cementranden, die werden opgevuld met schelpengruis met aan het hoofdeinde een laag paaltje met dwarshout, waarop het martelende vraagteken 'naamloos' of de werkelijke naam was vermeld.
40