Voorwoord

VOORWOORD VAN DE VERTALER

Het zou misplaatst zijn, om bij voorwoord en inleiding van de schrijver, deze vertaling nog eens extra in te leiden, als het hier niet ging om ernstige problemen die extra toelichting vragen voor de niet ingewijde lezer. Dit theoretische werk is een noodzakelijk verweer tegen de modevorming, zoals we die in de hedendaagse psychologie kunnen waarnemen. De “Künkel-mode” of het “Künkelen”, zoals het hier en daar reeds heet, behoort hier ook toe. De moeilijkheid van iedere psychologie en van iedere karakterkunde, die zich in te populaire woorden uit, is, dat de leek er zich met zijn eenzijdig opvattingvermogen meester van maakt en schermen gaat met vaag begrepen termen. In onze dagen wordt de psychologie misbruikt om met vage woorden moeilijke en subtiele verschijnselen van het dagelijkse leven te beplakken. Psychologie en karakterkunde zijn jonge wetenschappen, die reeds verrassende inzichten brachten, maar hen ontbreekt discipline en vaktaal.

Dit boek van Künkel houdt zich juist met de vakdiscipline bezig. De schrijver schreef het aan het begin van zijn serie karakterologische werken, als een soort kenniskritiek van het vak, dat in zijn handen zo virtuoos bewerkt zou worden. Het geeft de worsteling weer met enkele grondproblemen, waarmee iedere wetenschap betreffende de mens

zich bezig moet houden. Voor hen bij wie het “künkelen” tot mode verstart, is het goed deze worsteling mee te strijden en te leren zien, hoe sommige thans zo goedkoop gehanteerde begrippen, resultaat zijn van moeizaam denken en van de toetsing van het eigen denken aan de psychologische systemen van anderen. Doet het boek daarom iets droger en dorrer aan, in wezen geeft het Künkel meer in zijn diepte weer.

De titel van het boek vraagt een nadere omschrijving. In het duits heet het “Vitale Dialektik”, omdat de schrijver, in tegenstelling met de alles omvattende dialectiek van Hegel en Marx, slechts het karaktervormend denkspel wil tonen in de wereld der levende dingen.

Daar waar het levende subject “mens” in botsing komt met het object “wereld”, ontstaat een spanning, die in laatste instantie leidt óf tot verovering van de wereld óf tot ondergang van het subject. De veranderingen hierbij teweeg gebracht in de levende mens, tot in alle fijne, schier onnaspeurbare hoeken van zijn brein, noemen we zijn reactief ontstane denkwijze, zijn vitale dialectiek of zijn levend denken. Het geeft dus als het ware de strijd weer tussen mens en wereld, zoals die weerspiegeld wordt in het menselijk brein. Het dialectische denkproces wordt hier dus gezien als een dynamische factor, die steeds onze karaktereigenschappen doordringt en richting geeft. Het woord dialectiek, dat men op de eenvoudigste wijze als redeneerkunst zou kunnen omschrijven, kan men hier dikwijls door het begrip politiek vervangen. Het geeft een onderling vechten en verkennen weer tussen gebeurtenissen van verschillende soort, een in elkaar grijpen van causaliteit en finaliteit.

Een vertaler mag eigenlijk niet kritiseren. Dialectiek wil echter zeggen, het voortdurend kritisch worstelen met de wereld, waarin men leeft, de constante uiteenzetting tussen eigen en anderer waarheden. Ik meen daarom, dat het in de lijn van dit werk lag, in enkele noten de resultaten van mijn worsteling met deze problemen neer te leggen.

De lezer zal bemerken, dat door de enigszins moeizame studie van dit boek, de andere boeken van Künkel voor hem aan diepte winnen. Het karakterologisch woordenspel krijgt daardoor gelegenheid een integrerend deel van ons leven en denken te worden, Moge de golf van psychologische “mode” daardoor een zee van dieper menselijk inzicht brengen.

Mei 1934.Dr. A. M. MEERLOO.

VOORWOORD VAN DE SCHRIJVER

Dit werk heeft niet de bedoeling de grondslagen van de karakterkunde met systematische nauwkeurigheid weer te geven. Het wil slechts het standpunt aangeven, van waaruit een karakterkunde kan worden opgebouwd, waartegen wetenschappelijk niets zal zijn in te brengen, maar die ook (wat nog belangrijker is) praktisch bruikbaar zal blijken. Wat daarenboven voor kritische opmerkingen en praktische toepassingen aangeboden wordt, zal meer voor illustratie dienen dan voor bewijs, slechts voor de verduidelijking van het “herkologische principe”.

De vorming van een wetenschappelijke karakterkunde vooronderstelt de kritische en productieve samenwerking van talrijke vakgenoten en de praktische ervaringen van vele jaren. Dit boek over levend denken en levend redeneren, de z.g. “vitale dialectiek”, wil deze samenwerking gemakkelijker maken, doordat ze terug gaat naar een vooronderstelling, die vele, hoewel niet alle psychologen en karakterologen, gemeen is: de polariteit van subject en object.

Deze polariteit moet nu werkelijk in het centrum van het systeem geplaatst worden. Zij wordt tot beginsel verheven. En uit dit principe ontspruit noodzakelijkerwijs de dialectiek als methodische ondergrond, Door de dialectiek moet de simpele polariteit Van subject en object zich uitbreiden tot de herhologie of de wetenschap der grenzen, die aan een persoonlijkheid kunnen worden gesteld (herkos = omheining, muur, begrenzing). Talrijke psychische feiten verschijnen op deze wijze in een nieuw en ongewoon licht. Menig verschijnsel, dat tot nu toe onverklaarbaar scheen, verliest zijn raadselachtigheid, en voor de actieve beïnvloeding van het menselijke karakter schijnen nieuwe en zeer gewichtige domeinen ontsloten te worden. De toekomst zal bewijzen, of de herhologie aan haar belofte zal kunnen voldoen, of dat ze slechts de niet gerechtvaardigde overdrijving van een klein stukje waarheid betekent. Slechts in het praktische werk kan blijken, waar de grenzen van een grensonderzoek liggen.

Berlijn, Augustus 1929. Dr. FRITZ KUNKEL.

INHOUD

Voorwoord

Inleiding: Doelstelling en werkplan

I. Kritisch deel.

A. De keuze van het standpunt.

1. De culturele plaats

2. De wetenschappelijke plaats .

3. Het standpunt der vitale dialectiek

4. Het beginsel van het grensonderzoek

B. De keuze der grondbegrippen

5. Energie, kracht, subject .

6. Drift, behoefte, taak .

7. Aanleg, kweekpeil, geschiktheid

8. De beginselen der karakterkunde .

II. Theoretisch deel.

A. Theorie der finaliteit

9. Finaliteit en causaliteit .

10. Finaliteit en historie

11. Finaliteit en totaliteit

12. Finaliteit en grensonderzoek .

B. Theorie der vitale dialectiek.

13. Vormen der dialectiek

14. Transitieve dialectiek

15. Intransitieve dialectiek

16. Vitale dialectiek

III. Praktisch deel.

A. Individuele karaktergrenzen

17. Biologische grenzen

18. Pedagogische grenzen

19. Asociale grenzen .

20. De crisis van de enkeling

B. Collectieve karaktergrenzen .

21. De karaktergemeenschap

22. Het volkskarakter .

23. Het klassekarakter .

24. De collectieve crisis