12. Finaliteit en grensonderzoek

12. Finaliteit en grensonderzoek

Uit de wijze, waarop de finaliteit van het subject samen geweven is met de causale noodzakelijkheden en opgaven, die van de objecten uitgaan, ontstaan voor de karakterkunde een hele rij van eigenaardigheden, die alle begrepen kunnen worden door de toepassing van het herkologische principe op de finale beschouwingswijze. - En wel moeten daarbij drie finale begrippen goed onderscheiden worden.

Als bedoeling willen we een streven kenmerken, dat door een enkel mens of ook door een groep in een speciaal geval bewust in een daad wordt omgezet. Een arbeider heeft de bedoeling meer geld te verdienen. Het personeel van een fabriek heeft de bedoeling een loonsverhoging af te dwingen.

Doel moet datgene genoemd worden, wat door een enkeling of door een groep gedurende lange tijd, bewust of onbewust, wordt nagestreefd. Het doel der arbeiders is in alle geval en steeds de verbetering van hun economische positie, en dit doel is werkzaam, zelfs als in het bewustzijn van de enkele arbeider heel andere oogmerken overheerschen. Deze onbewuste werkzaamheid is van herkologische aard.

De arbeider zal, ook als hij feest viert of sport beoefent, niets doen wat de verbetering van zijn economische positie zou kunnen verhinderen. En dikwijls zullen schijnbaar zonder doel lijkende oogmerken in dienst staan van onbewuste doeleinden. Een arbeider kan het plan hebben uit vereniging A te treden en over te gaan naar vereniging B. Hij kan denken, dat dit plan berust op persoonlijke sympathieën en antipathieën tot de beide voorzitters. De diepere analyse echter kan doen blijken dat zijn op het ogenblik zelf niet bewuste belangen door vereniging B feitelijk beter worden vertegenwoordigd, dan door vereniging A. We zouden zeggen, dat minder zakelijke bedoelingen, onbewust in dienst van zakelijke doeleinden hebben gestaan. Onder zakelijke doeleinden kunnen we in dergelijke gevallen steeds “belangen” verstaan, die de herkologische vorm hebben: “Wie voor zijn belangen niet opkomt, loopt gevaar te gronde te gaan.” Of hij zijn belangen (en zijn doeleinden) kent of niet, doet er aanvankelijk niets toe. Dat waar naar gestreefd wordt blijkt steeds middel te zijn om een andere taak te volbrengen. Zonder volbrenging van die taak zou de enkeling of de groep schade lijden en tenslotte ondergaan.

Het Doel - met een hoofdletter - daarentegen noemen we dat, wat vanuit een hoger gezichtspunt geschapen wordt in de vorm van nieuwe levensidealen als resultaat van de uiteenzetting tussen subject en object, van het compromis tussen het leven, dat zich wil handhaven en de dood, die het bedreigt. Tot het Doel behoort dus de ontwikkeling van de enkeling en de ontwikkeling der mensheid, of anders uitgedrukt, de lichamelijke en geestelijke cultuur. Voor de enkeling zijn de doeleinden en de oogmerken autonoom. Ze behoren tot hem zelf. Het Doel is heteronoom. De enkeling moet tegen zijn wil hem dienen, en wel door de dialectische wisselwerking, die daaruit bestaat, dat hij zijn persoonlijke doeleinden moet opgeven, als hij zich onttrekt aan het onpersoonlijke Doel. Het Doel (Zweck) van de bevruchtingsdaad is de voortplanting. Het doel (Ziel) van de beide mensen die tezamen komen, is het elkaar gelukkig maken door de paringsdaad. Dit geluk wordt des te nadeliger beïnvloed, hoe meer de twee zich proberen te ont trekken aan het Doel van de bevruchtingsdaad, n.l. het ontstaan van het kind.

Een tijdlang kan een mens weliswaar doeleinden volgen, die gericht zijn tegen het Doel des Levens. Het lukt zijn persoonlijk streven in zekere mate het levensdoel te overtroeven. En de op zich zelf doelmatig ingerichte functies van het menselijk lichaam kunnen lange tijd in dienst worden gesteld van het leven vijandige doeleinden.

Omdat het Doel des Levens behoort aan de totaliteit en dientengevolge ver boven de doeleinden van de enkeling uitgrijpt, moet de enkeling tijdens zijn leven zijn persoonlijke doeleinden laten uitgroeien en steeds meer laten samen vallen met het Doel der werkelijkheid. Streefde hij er een tijd lang naar, zich met sport en spel te bemoeien, dan bemerkt hij op een dag, gedwongen door de opgaven des levens, dat hij zijn sportvaardigheid in dienst van andere Doeleinden moet stellen: Hij moet b.v. bij reddingswerk, of bij een expeditie of in de oorlog zijn lichamelijke kundigheden ten nutte maken in het belang van de gemeenschap, waartoe bij behoort.

Wat tot nu toe persoonlijk doel was, de sport, wordt nu middel in dienst van een onpersoonlijk Doel. Maakt de mens dat grote Doel, de dienst aan de gemeenschap, tot zijn persoonlijk doel, dan ontwikkelt bij zich verder. Houdt hij echter aan zijn oude doeleinden vast, dan zal hij zich slechts schijnbaar schikken onder het onpersoonlijke Doel. In werkelijkheid zal bij proberen, de verhouding om te keren, en de gemeenschap, die hij dienen moest, in dienst van zijn eigen persoonlijke doeleinden te stellen. Zo komen schijnbare heldendaden uit eerzucht tot stand.

Het starre blijven kleven aan een persoonlijk doel voert tot ontwikkelingsremmingen, die zich laten beschrijven als omkering van de middel - doel verhouding. In de plaats van de in-finale doelmatigheid des levens, welks einddoel onbestembaar is, treedt de starre en eng begrensde doel-najagerij van de enkeling, wiens einddoel de handhaving van de eigen subjectiteit moet zijn en wel in een heel concrete vorm van het ik. Het karakter neemt in plaats van de zakelijke houding, de ik-zuchtige houding aan. In plaats van de voortgaande ontwikkeling van taak tot taak treedt het eigenzinnige vasthouden aan een levensvreemd doel, in plaats van het “sterf en wordt opnieuw” weerklinkt een “Ik ben, zoals ik ben”. In dienst van deze ik-zucht moeten de zakelijk ingerichte functies van lichaam en geest zich anders gaan instellen. Zij treden in dienst van een doel dat hen van huis uit vreemd is. Zij worden in finale zin omgeschakeld. De opname en de vertering van het voedsel, die zakelijkerwijs dienen voor de stofwisseling van het organisme, worden thans op ik-zuchtige wijze voor orgiën van fijnproeverij misbruikt. De sexueele functie treedt in dienst van de zucht naar jacht en roof. De intelligentie wordt gebruikt om listiger te zijn dan andere mensen, of om hen uit te buiten of om van hen bewondering af te dwingen. - Alles wat we gewoonlijk dierlijk gedrag noemen, blijkt bij nauwkeuriger toezien de ik-zuchtige omschakeling te zijn van zakelijke lichaamsfuncties. In beide gevallen echter, zowel bij de zakelijke als bij de ik-zuchtige instelling is het op een doel gericht zijn en het finale gedrag in tegenstelling met de causale afloop der dode gebeurtenissen gekenmerkt, dat van middel gewisseld kan worden. De egoïst, die zijn overwinning op de tegenstander niet met geweld kan bereiken, zou zich op vragen kunnen toeleggen en door het verwekken van medelijden toch nog tot het doel kunnen geraken. Op deze wijze laten zich vele tegenstrijdige karaktertrekken verklaren, zoals gierigheid en verkwisting, vriendelijkheid en grofheid, die zo dikwijls vlak naast elkaar bij dezelfde mens voorkomen. Er zijn verschillende middelen in dienst van een zelfde doel. Afhankelijk van de verschillende positie wordt het ene of het andere middel toegepast; meestal zonder dat de mens zich van zijn slimheid rekenschap kan geven.

En nog een andere eigenaardigheid van de menselijke ontwikkeling blijkt uit de theorie der finaliteit. Ieder doeleinde, voor zover het niet een verstard einddoel voorstelt, kan slechts weer een middel in dienst van hogere Doeleinden zijn. Daarom moet de onmogelijkheid een doel te bereiken voor de ik-zuchtige mens tot een catastrofe leiden, - want hij kan slechts óf dit persoonlijk einddoel nastreven, óf afzien van alle streven, - terwijl de zakelijk ingestelde mens door de onmogelijkheid het gestelde doel te bereiken zich slechts gedwongen ziet, een ander plan in de plaats van het eerste te zetten. Nieuwe en oude plannen onthullen zich dan als de middelen van een gemeenschappelijk en hoger hoofddoel, dat eerst door het mislukken bewust wordt. Wie naar wetenschappelijke ontwikkeling heeft gestreefd, en dit doel door zakelijke omstandigheden niet bereiken kan, zal als hij ik-zuchtig is, zijn leven als mislukt beschouwen. Als hij echter zakelijk is, zal een ander doel, b.v. van practische of politieke aard, in de plaats van zijn wetenschappelijke ambitie treden, en hij zal spoedig beseffen, dat hij zonder het te weten, ook dan in dienst van een hoger doel handelt, b.v. voor de afschaffing van sociale misstanden. Zowel de wetenschappelijke vorming als de politieke en practische werkzaamheid zullen tot de verwerkelijking van dit doel kunnen bijdragen.

Wat de inhoud der persoonlijke doeleinden zal zijn en hoe hun practische waarde is voor de opbouw der werkelijkheid, is niet alleen afhankelijk van de finaliteit van het subject, van zijn constante streven naar een bepaald doel, maar ook van de uiterlijke omstandigheden, van de practische moeilijkheden, die de wereld der objecten levert; dat wil dus zeggen van de dialectische verhouding tussen subject en object.