Het werk van Marie Mensing was niet mogelijk geweest zonder de steun van haar generatiegenoten Line Liernur, Bora van Vloten en Cato Lubach. Hoewel zij in de schaduw van Marie Mensing bleven, blijken het alle drie bijzondere vrouwen te zijn geweest.
Line Liernur was de jongste in het grote gezin (negen broers en zussen) van ds Johan George Liernur en Jannetje Gezina Thieme. Haar grootouders hadden een juwelierswinkel in Den Haag, haar broer Hermann Carl Anton werd bekend met het Liernurstelsel voor het riool, een andere broer was kunstschilder. Line koos voor een opleiding tot onderwijzeres. Waarschijnlijk was zij eerst hoofd van een lagere school in Haarlem: '' .....de meisjes gingen naar die van juffrouw Liernur in de Zijlstraat, naast de smederij van Hoogenbirk ...''. Aan het einde van de 19e eeuw was Line Liernur werkzaam als hoofdonderwijzeres aan de Meisjesschool in Kampen. In 1903 ging zij met pensioen, waarop in 1905 de breuk met haar nicht Marie Mensing volgde. In 1915 woonde Line Liernur in Bloemendaal, waar op dat moment ook Marie verbleef. In 1918 overleed Line Liernur in Bloemendaal.
Bora van Vloten werd geboren in Zaltbommel als dochter van Willem Frederik Idus van Vloten en Adriana Isabella Van Voorden. Bora was bevriend met Marie Mensing en samen vestigden zij zich in Kampen. Bora was werkzaam als onderwijzeres en net als Marie woonde zij intern bij Line Liernur. Het was vooral Bora van Vloten die Marie hielp bij haar vele werkzaamheden voor vrouwenrechten, vakbond en SDAP. Kort na haar komst naar Kampen maakte Bora ''zich los van haar bourgoisfamilie''. Zij had een klein kapitaaltje tot haar beschikking, dat zij geheel gebruikte voor de SDAP. Bora vertelt hier zelf over in een brief uit 1908 aan het hoofdbestuur van de partij: '' .... en daar wilde men wel van profiteren, georganiseerden en ongeorganiseerden kwamen bij ziekte, verhuizing en zo al meer geld lenen, zonder ooit er aan te denken terug te geven''. Toen zij tot het inzicht kwam dat zij haar geld beter vast kon zetten bij een bank en dit ook nog meedeelde aan de afdeling Kampen, wilde men dit niet begrijpen.
Op 53-jarige leeftijd trouwde Bora in Kampen met de 17 jaar jongere Jan Dirk Schaftenaar. Jan Dirk was in Kampen geboren en van beroep beeldhouwer/decoratieschilder/huisschilder. Voor zijn werk verbleef hij in Den Haag, Lisse, Kampen, Belgie en opnieuw Kampen. Toen bekend werd dat Jan Dirk Schaftenaar socialist was, verloor hij zijn werk en moest hij veel onaangenaams slikken van zijn mede-arbeiders. Zij dachten nu te begrijpen waarom zij geen geld meer kregen van mevr. Van Vloten: Schaftenaar werd onderhouden! Het benepen karakter van de Kampenaren lag ook ten grondslag aan het besluit van Bora van Vloten en Dirk Jan Schaftenaar om in 1905 met elkaar te trouwen. Enkele jaren later verhuisde het echtpaar Schaftenaar-van Vloten naar Apeldoorn, dit op doktersadvies voor Jan Dirk. Daar overleed Bora in 1934, 82 jaar oud. Jan Dirk overleefde haar 23 jaar en stierf in 1957.
Jan Dirk Schaftenaar komt nog een keer op bijzondere wijze voor in de Kamper archieven. In 1908 overleed Johanna Catharina Frederika Muller, weduwe Lemker, op de leeftijd van 89 jaar. Zij overleefde haar man, burgemeester Frans Lemker (1776-1858), 50 jaar. Als gevolg van de hoge successierechten werd de inboedel van de kinderloze weduwe in 1908 door haar erfgenamen geveild. Jan Dirk kocht op de veiling een wandelstok, gemaakt uit de spiraalvormig gegroeide tak van een perenboom in de tuin van het eeuwenoude pand aan de Bovennieuwstraat (nu nr. 72). Jan Dirk bevestigde -waarschijnlijk kort na de aankoop- een handgeschreven kaartje aan de wandelstok met een tekst over de herkomst. Hoe deze wandelstok in het bezit is gekomen van het SNShistorischcentrum/FransWalkateArchief is niet meer te achterhalen.
Dokter Douwe Lubach, de vader van Cato, was vanaf 1868 tot 1897 Geneeskundig Inspecteur in Overijssel en Drenthe. Voor deze functie verhuisde het gezin van Haarlem naar Kampen. Kort daarop, in 1871, overleed een oudere zus van Cato op 16-jarige leeftijd. Douwe Lubach streed voor het belang van gymnastiekonderwijs als onderdeel van de opvoeding voor jongens en meisjes. Zijn doel was van gymnastiek, een onderwijsvak dat nog nauwelijks bestond en veel weerstanden opriep, een ''volkszaak'' te maken. Douwe Lubach was een beroemdheid in zijn tijd en zal in Kampen zeker contact hebben gehad met Frederik Franciscus Milatz, vanaf 1876 gymnastiek docent aan de HBS in Kampen en vader van Marie Milatz. Douwe Lubach overleed in 1902 in Kampen.
Cato woonde in 1908 in Groningen, waar zij actief was in de Vereniging Schoolmuseum Groningen. Samen met Geertruida Roemelingh runde zij vanaf 1908 uitgeverij firma G. Roemelingh & Co. Cato deed de financiele kant van het bedrijf. Uitgeverij Roemelingh & Co. legde zich toe op publicaties over vrouwenarbeid in de ruimste zin van het woord. De dames publiceerden niet alleen werk van vrouwen, maar ook werken over vrouwen geschreven door een man. Een van de eerste activiteiten van de uitgeverij was het inrichten van een boekenstand op een bijeenkomst van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht in Amsterdam, 1908. Daar ontmoetten zij Johanna W. A. Naber, de eerste geschiedschrijfster van de Nederlandse vrouwenbeweging. Verschillende boeken van Johanna W.A. Naber verschenen bij Roemelingh & Co.. Aan de activiteiten van de uitgeverij kwam in 1914 een einde, Cato was toen de zestig jaar ruim gepasseerd. Cato Lubach woonde in 1913 in het Den Haag, waar zij in 1942 overleed, 90 jaar oud.
bronnen:
. J.L. Tadema, Haarlemse herinneringen, erven F. Bohn-Haarlem 1937
. Marja Smolenaars, Gildezusters en andere vrouwen in het boekenvak, De Boekenwereld, jrg. 29, Nijmegen 2012-2013
. Els Kloek, 1001 Vrouwen/roemelingh
. https://www.dbnl.org/tekst/_boe022201301_01/_boe022201301_01.pdf
. Jaap Tuininga, Douwe Lubach, Canon Lo
. www.openarchieven.nl
. Kampenaandearbeid.nl
©cultuurZIEN, 2021