Johanna Margaretha Lemker van Breda

1685-1738

Hierboven: wapen van de familie Tengnagel op een rouwbord in de St. Nicolaas- of Bovenkerk

In het koor van de Bovenkerk liggen twee vrijwel identieke grafstenen. Onder een van deze stenen ligt Johanna Margaretha Lemker van Breda, weduwe van Herman Wolter Baron Gansneb genaamd Tengnagel.

Afkomst Johanna Margaretha

Zoals haar dubbele achternaam laat zien, stamde Johanna Margaretha Lemker van Breda uit twee aanzienlijke Kamper families. Johanna Margaretha was een dochter van Caspar Hendrik Lemker (1656 - 1707), sinds 1681 lid van de Kamper raad. In 1693 volgde hij zijn schoonvader Rutger van Breda op als griffier van de Staten van Overijssel. De moeder van Johanna Margaretha was Margaretha Maria van Breda. Johanna Margaretha had zeven broers en zussen, waarvan er drie jong overleden, en een halfbroer en -zus uit het eerste huwelijk van haar moeder.

Huwelijk Johanna Margaretha

In 1705 trouwde Johanna Margaretha met Wolter Herman Gansneb genaamd Tengnagel (1676 - 1715). Waarschijnlijk woonde het echtpaar met hun kinderen in Oudestraat 97, een huis afkomstig uit het bezit van Wolters moeder Adriana Sibilla Sloet. Vanaf 1706 was Wolter Herman raadslid. Tussen 1711 en 1716 overleden vier van de kinderen en ook Wolter Herman. Bij testament had Wolter Herman bepaald dat als hij overleed vóór zijn vrouw en als al hun kinderen als minderjarigen zouden overlijden vóór hun moeder, Johanna Margaretha alle meubels, linnen, wol, koper, tin, goud, zilver, contant geld en alle verschenen renten en landpachten in eigendom zou krijgen; obligaties uitgezonderd. In de laatste bepaling in Wolter Hermans testament stond, dat als zijn vrouw hem en hun kinderen zou overleven, zij zijn erfgename zou zijn, echter onder de last van fideï-commis ten behoeve van zijn naaste familie. Zij mocht zelf bepalen welke familieleden van haar man zij zou begunstigen.

weduwe Tengnagel

Bij het overlijden van Wolter Herman was Johanna Margaretha slechts 30 jaar oud. Toch is zij nooit hertrouwd. Met zoon Reinier Lodewijk en dochter Adriana Sibilla bleef zij wonen in het huis aan de Oudestraat. Johanna Margaretha en Adriana Sibilla borduurden beiden een tafelblad in de borduursteek ''petit point". Alleen het tafeltje van Adriana Sibilla is bewaard gebleven en bevindt zich nu in de collectie van het Stedelijk Museum Kampen. Het draagt de in initialen A.S.G.G.T. (Adriana Sibilla Gansneb genoemd Tengnagel) en het jaartal 1727. In juli 1730 overleed Adriana Sibilla, in september gevolgd door haar broer Reinier Lodewijk. Johanna Margaretha bleef alleen achter.

detail tafelblad in petit point, geborduurd door Adriana Sibilla Gansneb genaamd Tengnagel, 1727

Proces door de Tengnagels

Tussen 1726 en 1734 verkocht Johanna Margaretha regelmatig huizen: in 1726 een huis op de Vloeddijk, in 1733 een huis in de Nieuwstraat op de hoek van de Botervatsteeg, in 1734 een huis Achter het Vleeshuis (nu Botermarkt) en een huis op de hoek van de Ekstersteeg (nu Burgwalstraat). Deze verkopen leidden tot een proces met de Tengnagels. Uit ca. 1737/38 is een repliek bewaard gebleven waarin twee neven (zonen van een broer van Wolter Herman) bezwaar maken tegen deze verkopen uit het bezit van de Tengnagels, omdat deze onder fideï-commis stonden. Ook verwijten zij Johanna Margaretha de teloorgang van het erf en goed De Swanenpol aan de Spijkersboersweg en het verwaarlozen van andere landelijke bezittingen in Kamperveen. Bladzijden lang gaan de aantijgingen tegen Johanna Margaretha door. Volgens de neven Tengnagel heeft de weduwe niet alleen een onverzoenlijke haat tegen hen, maar ook tegen hun nakomelingen.

Johanna Margaretha kreeg van de Hoge Bank de opdracht om voor Pasen met een dupliek te komen. Waarschijnlijk is het hier niet meer van gekomen. In de loop van 1738 bleek zij ziek te zijn en maakte in oktober voor de vierde en laatste maal een testament op. Net als in haar eerste testament (1731) neemt Johanna Margaretha in dit testament de bepaling op dat vóór haar nalatenschap mag worden verdeeld, er in de Bovenkerk een fraai graf met grafmonument voor haar moet worden gemaakt. Hierin moeten de stoffelijk overschotten van haar, haar man en haar twee kinderen worden bijgezet. Een ontwerp voor dat monument is in haar boedel te vinden. Nadat het graf gesloten is, mag het nooit meer worden geopend. Johanna Margaretha overleed op 29 oktober 1738 en werd op 4 november begraven in de Bovenkerk.

Aanvechten testament door de Tengnagels

Johanna Margaretha mocht zelf leden uit de familie Tengnagel aanwijzen als erfgenamen van de bezittingen van haar man. Dat werden familieleden van moederszijde, de familie Sloet. De neven Tengnagel kregen niets. Daarin hebben zij niet berust. Op 28 januari 1739 dienden zij bij het Kamper gerecht een eis in om te worden erkend als erfgenamen van Wolter Herman Gansneb genaamd Tengnagel. Het vervolg is niet bekend, maar gezien de testamenten van Wolter Herman en Johanna Margaretha heeft de rechtbank de erfenis aan de familie Sloet toegewezen.

Grafsteen in Bovenkerk

In het koor van de Bovenkerk ligt een fraaie grafzerk met alleen de naam Johanna Margaretha Lemker van Breda. Er naast ligt een vrijwel identieke grafsteen met de namen Pieter Harmen Verhoef en Johanna Geertruijt Sophia Ellents. De laatste overleed in 1783 en was een dochter van de zus van Johanna Margaretha. Er is dus geen sprake van een grafkelder met fraai grafmonument voor Johanna Margaretha, haar man en twee volwassen kinderen.

© cultuurZIEN, 2019

bron:

  • Kees Schilder, Johanna Margaretha Lemker van Breda, 1685-1738, K.A. 2002