joffer Tengnagel
Uit de Kamper Courant van 13 februari 1856:
''In het laatst van de 15e eeuw, woonde te Kampen een gierige, onverdragelijke, twistzieke bejaarde Jonkvrouw uit het geslacht der Tengnagels, die met hare naaste betrekkingen in gedurige oneenigheid leefde, en slechts met een vertrouwde vrouwelijke dienstbode huisde, aan deze vermaakte zij bij testament een groot gedeelte van haar onroerende goederen van welker opbrengst aan haar een onbekrompen bestaan verzekerd werd, doch, onder het voorwaardelijk beding, dat deze beloofde na haren dood te zullen zorgen, dat alle kostbaarheden en schatten mede in de kist ter aarde besteld werden, en noch de familie, noch de geestelijkheid of de kerk, zich met haren schatten zouden kunnen verrijken. En om deze belofte te kunnen voldoen, vond de dienstmaagd zich bij het overlijden der jonkvrouw in de gelegenheid om alleen bij het lijk te waken. Na afloop der begrafenis, zochten de erfgenamen in den boedel te vergeefs naar alle aan hen bekende kostbaarheden en voorwerpen van groote waarde; en daar gedurende de ziekte, niemand bij de zieke was toegelaten geworden, dan een Minderbroeder die de geneeskunde beoefende, benevens de Priester, zoo werd de dienstbode beschuldigd van ontrouw; en genoodzaakt zich met eede van deze verdenking te zuiveren waarmede de erfgenamen zich moesten vergenoegen evenwel werden alle mogelijke onderzoekingen bewerkstelligs, om den schat meester te kunnen worden. Intusschen voelde de dienstbode zich niet gerust nadat zij bij eede hare onbekendheid had verzekerd, waarop zij haren biechtvaderverzocht: aan de erfgenamen aanteraden om het lijk te laten opgraven. Dit geschiedde, en hierbij ontdekte men, dat het lijk van de ingewanden was ontdaan en de bewuste schatten daarvoor in de plaats aanwezig waren. De verontwaardiging der erfgenamen over deze handelswijze zoowel als over het weigeren der biecht en de laatste genademiddelen der stervenden, kende geene grenzen en men besloot deze geschiedenis tot afschuw voor het nageslacht te bewaren, door de grafsteen, op welken de toestand van het lijk in verheven beeldwerk werd getoond, en om de listigheid der overledene aanschouwelijk te maken, werd het regter been als met een slang omslingerd daarbij voorgesteld. De besproken grafzerk is op dit moment niet in de Broederkerk terug te vinden''.
Grafzerk teruggevonden
In 2010 vonden er werkzaamheden plaats aan de zerkenvloer van de Broederkerk. Daarbij werden enkele grafstenen gelicht. Onder twee kleinere stenen kwam de enorme grafzerk uit het verhaal hierboven te voorschijn. Gezien de afbeelding is het een zerk uit de 15e eeuw. De sleuven zullen gediend hebben voor inlegwerk met steen of koper. In de vier hoeken waren de symbolen van de vier evangelisten afgebeeld. Er zijn nog delen van teksten in gotische letters aanwezig, maar deze geven niet voldoende informatie over de herkomst. De steen is zwaar afgesleten.
De familie Tengnagel was pas vanaf de 16e eeuw in Kampen aanwezig. De besproken grafsteen kan dus niet van een joffer Tengnagel zijn. In Kampen leefde in de 18e eeuw Johanna Margaretha Lemker van Breda, weduwe Wolter Herman baron Gansneb genoemd Tengnagel. De Tengnagels voerden tot twee maal toe een proces tegen haar. Het is niet onwaarschijnlijk dat de gefabuleerde geschiedenis over de grafsteen geïnspireerd werd door haar levensverhaal.
© cultuurZIEN, 2019bronnen:
cultuurZIEN, Van Bedelnap tot cultuurpaleis, Kampen 2004
Theo van Mierlo, mondelinge mededeling