De aanleiding
Op 25 juli 1518 zeilde schipper Goessen Block uit met zijn schip. Meevarenden waren o.a. de Kampenaren Jan Wachter, Swarte Jacob en Jan Westvelynck. In de Spaanse zee aangekomen werd Goessen ziek. Voor hij overleed vroeg hij aan zijn meevarende stadgenoten om aan zijn zus Heyle Wichman te zeggen dat zij met Thele, Goessens vrouw, en hun kinderen de nalatenschap moest verdelen. Thele en Heyle woonden lang bij elkaar in het zelfde huis aan de Oudestraat. Thele beneden en Heyle boven.
de hoofdrolspelers
Thele Block: was de weduwe van Goessen Block, samen hadden zij enkele kinderen.
Heyle Wichman: was een zus van Goessen en dus een schoonzus van Thele. Heyle was eerst getrouwd met Albert Rijnvisch, later met Gosen Vluysch.
Bathe Wichman: was de moeder van Goessen Block en de schoonmoeder van Thele. Zij overleed in 1519.
Swane Rijnvisch: was een schoonzus van Heyle en getrouwd met Peter van Wyringen. Zij huurden een huis van Thele Block.
De ruzie
Al vrij snel na het overlijden van Goessen ontstond er ruzie tussen de schoonzussen. Het begon met het stelen van een bed door Heyle Wichman en haar dienstmeid Geertruyt Henricks op de avond voor Driekoningen (6 januari). Thele Block zat op dat moment met wat vrienden in de keuken. Heyle Wichman en haar dienstmeid waren al op de terugweg en op de trap van het voorhuis, voordat men in de keuken bemerkte wat er gaande was. Thele gooide van boven een pantoffel naar Heyle. Daarna pakte zij Heyle een kussen af om zich te verdedigen. In de mangelkamer aangekomen vroeg Heyle aan Thele of zij geen bier had.
Hase Baers en Catharijne van Eems vertelden dat Heyle Wichman een sleutel had van het huis van Thele Block en daar regelmatig naar binnen ging. Een maand geleden haalde Heyle haar neefje, de zoon van Thele en Goessen Block, uit het huis om mee te spelen. Toen Heyle het kind ongeveer twee uur later weer thuis bracht, was de deur gesloten. Heyle hield het kind daarom bij zich.
Niet veel later sloeg Thele Block Swane Rijnvisch zo hard dat Swane's neus en mond bloedden. Hille, de weduwe van de hoornblazer, zag hoe Thele op de trap de doek van het hoofd van Swane trok. Toen Swane buiten kwam zag Hille dat bij Swane het vel van de neus was gekrabd. Er werd ook gescholden door Thele, die Swane Rijnvisch uitmaakte voor ''papenhoer'' en zei ''dat zij het op het rekenbord zou laten schrijven''. Verder probeerde Thele de geldbuidel van haar schoonmoeder Bathe Wichman af te pakken. Thele wilde dat haar schoonmoeder bij haar kwam wonen, terwijl Bathe liever bij haar dochter Heyle bleef wonen.
eerste rechtzaak, 1519
Op 7 februari 1519 kwam de zaak voor de rechtbank. Opvarenden Jan Wachter en Jan Westvelynck, aangevuld met Albert Coenynck en Jan Droochscherer, werden aangesteld om te interveniëren in het conflict over de kinderen en nagelaten goederen van Goessen Block. In het huis van Gysbert van Leuwen kwamen zij tot een uitspraak: Heyle Wichman zou de kinderen van Goessen bij zich nemen. Zij kreeg ook de goederen, renten e.d. van Goessen om te gebruiken voor het onderhoud van de kinderen, tot zij meerderjarig waren. Als voogden over de kinderen werden Otto Stegeman en Jan Rijnvisch aangesteld, die naar Thele's huis gingen om de goederen op te halen. Thele beloofde onder ede om hun een goede erfscheiding (boedelscheiding) te doen.
Peter Sticker en Jan Wachter werden door beide partijen gekozen als intermediairs in zake het conflict over de helft van de nagelaten goederen van Goessen, die aan Thele toekwamen. Twee dagen later, op 9 februari, kwamen zij tot een uitspraak: Thele mocht alle huisraad en roerende goederen houden die nu nog in haar huis stonden en een jaarlijkse rente van 1 herenpond. Daarnaast kreeg Thele 20 goudgulden van Heyle, de ene helft met Pasen en de andere helft met Midwinter. Alle huizen binnen en buiten Kampen zouden nooit aan Thele of haar familie toekomen, ook niet aan haar kinderen geboren uit een volgend huwelijk. Thele kon alleen de goederen erven die de kinderen van haar met Goessen toebedeeld kregen. Tot slot werd besloten dat Thele tot Pasen vrij in het huis kon blijven en ook de huur van het bovenhuis zou beuren. Met Pasen moest zij het huis verlaten. Heyle zou de kinderen houden totdat de voogden over hen een besluit namen. Cornelys Joestsz en Albert Seylmaecker waren getuigen van de ''moetsoen'' (overeenkomst) en aanwezig bij de uitspraak.
De ruzie was hiermee nog niet beëindigd. In september 1519 schold Thele Block Heyle Wichman opnieuw uit voor papenhoer en zei ''wat mag meneers vrouwe menen?''
In 1520 woonden Peter van Wyringen en zijn vrouw Swane Rijnvisch in een huis van Thele Block. Op 3 augustus werd bij Heyle Wichman in huis uitgerekend of de te betalen huishuur over de afgelopen jaren helemaal door Peter was voldaan. Op enkele stuivers na bleek dit te kloppen. Heyle Wichman was inmiddels weduwe en hertrouwde in 1521 met Gosen Vluys.
tweede rechtzaak, 1520
Opnieuw kwam er een schikking over de nagelaten goederen van wijlen Goessen Block. Dit keer waren Maes Maesz. en Claes Doedensz de intermediairs. Thele en haar kinderen kregen de helft van het huis en erf aan de Oudestraat, afkomstig van Heyle Wichmans ouders. Heyle woonde op dat moment in het huis en hield de andere helft in eigendom. Thele en haar kinderen kregen ook de helft van vier huisjes in de Heylensteeg (Bregittenstraat), waarvan Heyle Wichman de andere helft bezat. Omdat Heyle Wichman reparaties en timmerwerk aan de huisjes had betaald en de uitvaart van haar moeder Bathe en andere schulden, had zij recht op een huis, erf en hof met een ''kamertje'' (een eenkamerwoning voor de verhuur) in de Heylensteeg. Heyle behield ook alle pacht en rente uit de huizen tot nu toe. Verder moest Heyle f 9 goudgulden en 3 stuiver betalen voor de kinderen, waarvan binnen een maand de eerste f 4 goudgulden en 3 stuiver.
En dan volgt nog een opmerkelijke aantekening in de kantlijn: Jutte, de vrouw van Geert Kluppel, meldt dat Heyle f 5 heeft betaald voor het onderhoud van het kind. Heyle zorgde dus niet zelf voor het kind, maar had dit uitbesteed aan Jutte Kluppel. Jutte Kluppel was een dochter van klokkengieter Geert van Wou sr.
Ondanks deze tweede, definitieve uitspraak bleef de ruzie tussen Thele en Heyle doorsudderen. Jan Daemsz., de stadsbottelier, was er bij toen Heyle in mei 1522 naar Thele ging om bepaalde brieven te verkrijgen, waar Heyle recht op meende te hebben. Thele weigerde haar toegang tot het huis. Als Heyle binnen zou komen, dan zou Thele haar slaan. Hierna ontstond er een woordenwisseling, waarin Thele en Heyle elkaar voor van alles uitmaakten. Met Pasen 1523 werd het huis door Thele ontruimt, waarna Heyle een tijdje het gehele huis bewoonde.
Vanaf Pasen 1524 woonde Greete de Wilde in het bovenhuis. Greete sprak Heyle Wichmans gerechtelijk aan om de ruiten en goten van het huis te dichten, zodat zij niet nat werd. De burgemeester bepaalde dat Greete dat mocht laten doen en het bedrag inhouden op de huur.
bronnen:
. Getuigenissen en gichten, RAK nrs. 9, 10, 11