Een pendelautomaat met 'slechts' een tweetal positie melders, daar zijn toch best wel veel routes voor te verzinnen. Op deze bladzijde principes voor routes schematisch weergegeven, gebruik makend van de mogelijkheden van PenDel.
"Heen en weer"
Beide melders instellen op keren.
Loc rijdt van het ene station naar het andere station, wacht daar een willekeurige periode, keert en rijdt weer terug.
"Ovaal"
Beide melders instellen op niet keren.
Loc rijdt van het enen station naar het andere station, stopt, wacht een willekeurige periode en rijdt weer verder naar het eerste station.
"Heen en weer, met tussenstop"
Melder 1 instellen op keren, Melder 2 op niet keren.
Bij gebruik van 'actieve' sensoren als Hallsensor of IR reflectie sensor de uitgangen van de sensoren, aangesloten op melder 1, via een diode (IN4148) verbinden naar de gezamenlijke melder ingang 1. Anode(lange pootje) aan de sensor uitgang, cathodes aan de Melder ingang.
Loc rijdt van linker station naar het midden station. Stopt daar en wacht een willekeurige periode. Rijdt daarna door naar het station an de andere kant. Stopt, wacht een periode, keert en rijdt terug naar het middelste station. Stopt, wacht en rijdt weer verder naar het linker 'begin' station. En cyclus begint weer van voor af aan.
"Heen en weer, tussenstop wisselend spoor"
Melder 1 instellen op keren. Twee sensoren via de diodes aansluiten en plaatsen bij linker en rechter station.
Melder 2, instellen op niet keren. Twee sensoren bij de tussenstations via diodes aansluiten op de melder 2 ingang.
In de route twee vast ingestelde wissels, links op afslaan, rechts op rechtdoor.
Loc rijdt van linker station, via de wissel naar bovenste station, stopt, wacht en rijdt weer verder naar het rechter station. Stopt, wacht, keert en rijdt via de wissel naar het onderste midden station. Stopt, wacht en rijdt weer terug naar het linker station.
Vanzelfsprekend moet beide wissels open gereden kunnen worden.
3 kopstations, 1 tussenstation.
Beide melders instellen op keren, sensoren bij de stations via diodes aansluiten op de melders.
Melders met een diode aansluiten op de M1 en M2 connector, anders maken de twee uitgangen van aan elkaar verbonden sensoren sluiting met elkaar.
Wissel linksonder vast instellen op rechtdoor, wissel rechts instellen op afslaan. Wissel linksboven wordt bediend door de treinenloop, hiervoor de twee sensoren W. Linker zet de wissel afslaand, rechter zet de wissel rechtuit.
Loc begint linksonder. Rijdt naar station 2 links. Passeert daarbij wissel sensor-rechts, zet wissel linksboven rechtuit. Stopt in het station, wacht, keert en rijdt via het bovenste spoor terug, stopt NIET in station 2 midden, dit is hetzelfde station als waar de loc uit is vertrokken, via de wissel, passeert de wissel sensor die de wissel nu afslaand zet. Bereikt het station 1 boven. Stopt, wacht, keert en rijdt over de wissel naar station 2 in het midden. Stopt, wacht, keert en rijdt terug via de wissel naar station links onder. Daarom is de cyclus voltooid.
Ook hier moeten alle wissels open gereden kunnen worden.
Route 6 maakt gebruik van 6 wissels die op twee plaatsen gelijktijdig worden omgelegd.
Op iedere melder aansluiting 4 melders.(vergeet de diodes niet)
Loc rijdt alle sporen zigzaggend naar beneden en daarna weer zigzaggend naar boven.