HOOFDSTUK 2: LEVEN VOOR, IN EN MET KUNST
2.1. Kunstenaarschap inleiding en ‘superhelden’
Leesvragen bij syllabus examenthema Kunst en leven - vwo, pp. 82-95.
KUNSTENAARSCHAP INLEIDING
1. Dit hoofdstuk gaat over het beroep van kunstenaar. In de tekst staat dat “het beroep van kunstenaar onvergelijkbaar is met welk ander beroep ook”. Wat maakt de kunstenaar zo ‘onvergelijkbaar’?
2. “Leven als kunst, kunst als leven” is het motto van de internetpagina van Anton Heyboer. Leg aan de hand van een voorbeeld uit waarom dit goed past bij deze kunstenaar.
3. Welke vier ‘mythen’/modellen van kunstenaarschap onderscheidt Camiel van Winkel? Noem per mythe het ontstaansmoment en een kenmerk.
REPRESENTATIE: KUNSTENAARS ALS ‘SUPERHELDEN’
4. In 1550 verschijnt een boek, dat vandaag de dag wordt gezien als de eerste kunsthistorische publicatie in Europa. Wie is de auteur van dit boek en hoe heet het? Geef ook een korte omschrijving van wat er in dit boek te lezen is.
5. Bekijk afbeelding 72. Leg uit wat je hieruit af kunt leiden over het belang dat aan kunstenaarsnamen wordt gehecht.
6. Geef aan wat een ‘biopic’ is.
7. In kunstenaarsbiografieën wordt het vaak niet zo nauw genomen met de werkelijkheid. Door de keuze voor bepaalde anekdotes of het aandikken of zelfs verzinnen ervan wordt de nadruk op het bijzondere van de kunstenaar gelegd; hij (of minder vaak: zij) is geen gewoon mens, maar een superheld.
Geef een voorbeeld van een soort anekdote die in veel kunstenaarsbiografieën voorkomt.
MICHELANGELO
8. Michelangelo di Lodovico Buonarroti Simoni, kortweg: Michelangelo, is een van de bekendste kunstenaars aller tijden. In Vasari’s boek De levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten (1550) neemt hij een voorname plaats in.
Geef:
· het geboorte- en sterfjaar van Michelangelo,
· de titel en de beeldende discipline van ten minste twee van zijn kunstwerken,
· en benoem de kunsthistorische periode waartoe hij behoort.
9. Vat samen hoe Vasari in zijn boek schrijft over de David van Michelangelo.
10. Geef twee voorbeelden van elementen uit het leven van Michelangelo die Vasari in zijn boek gebruikt om de kunstenaar neer te zetten als een ‘mens van goddelijke oorsprong, die leefde voor zijn kunst’.
REPRESENTATIE: KUNSTENAARS ALS BOHEMIENS
11. Geef kenmerken van de kunstenaar als ‘bohemien’, zoals dit begrip in de negentiende eeuw (tijdens de romantiek) gebruikt wordt. Leg daarna uit waarom deze stereotypering aansluit bij de romantiek.
12. Op afbeelding 80 zie je Bonjour Monsieur Courbet van Gustave Courbet uit 1854. Dit is een afbeelding (zelfportret) van een reizende bohemien. De verbeelding van de bohemien rechts verschilt van die van de bourgeoisie figuren links. Leg aan de hand een aspect van de voorstelling uit hoe je dat verschil kunt herkennen.
VINCENT VAN GOGH
13. In de eerste helft van de negentiende eeuw ontstond een nieuw type ‘kunstenaarsheld’. Leg uit waarom Vincent van Gogh een goed voorbeeld van zo’n ‘kunstenaarsheld’ is.
14. Vincent van Gogh schilderde meerdere zelfportretten waarop de verbonden verwonding aan zijn oor te zien is. Leg uit hoe Vincent van Gogh met schilderijen als Zelfportret met afgesneden oor (1899) (afbeelding 82) (postuum) bijdraagt aan het beeld van ‘kunstenaarsheld’.
15. Noem nog twee voorbeelden van hoe er na Van Goghs dood de nadruk gelegd is op de tragische aspecten van zijn leven.
STARCHITECT FRANK GEHRY
16. Leg uit wat het ‘Bilbao-effect’ inhoudt.
17. Zoals vele bekende persoonlijkheden, was in 2005 ook starchitect Frank Gehry te zien in een aflevering van The Simpsons (afbeelding 87). Waarom is het opmerkelijk te noemen dat Frank Gehry meewerkte aan een aflevering van The Simpsons, waarin hij een rol speelde? Betrek afbeelding 87 in je antwoord.