1000-1400
Accenten:
– kerken en kloosters in Frankrijk, romaans en gotiek
– Christelijke iconografie (in beeldhouwkunst, glas in lood en schilderkunst)
– Ontwikkelingen in de schilderkunst, (altaarstukken, fresco’s en miniaturen)
– Opkomst van steden als Florence en Siena
– Theoretische traktaten over architectuur
– Groei van economie en complexere organisatie van de maatschappij
Invalshoeken:
Kunst en wereldbeeld:
– centrale positie van het geloof en de macht van de kerk
– Visies op geschiedenis: Bijbel staat centraal: 'begin en eind bekend'.
– Bijvoorbeeld: schepping; zondeval; geboorte, leven, sterven en opstanding van Christus; laatste oordeel
Visies op kunst:
– schoonheid als openbaring van het goddelijke; licht, kleur en glans (Suger); geometrische orde
– voor en tegen het gebruik van beelden, abt Suger tegenover Bernard van Clairveaux
– werken binnen de traditie (in plaats van originaliteit)
Kunstenaar en opdrachtgever, politieke en economische macht:
– macht van kerk en adel, feodale stelsel
– de Kerk als opdrachtgever
– de kunstenaar als ambachtsman; Gilden
– opkomst van de burgerij in Italië
Intercultureel:
– contacten met het Nabije Oosten, handel en pelgrimstochten; kruistochten en Reconquista
– Arabische kunst, het Alhambra en de moskee van Cordoba
Wetenschap en techniek:
– geloof als uitgangspunt voor wetenschap (lichttheorie en iconografische programma’s)
– samenhang van kennis, geschiedenis en moraal en geloof (encyclopedisch geheel); scholastiek
– kloosters als centra van kennis; manuscripten – bouwkunst: skeletbouw, glas in lood