Accenten:
– de rol van de academie en de salon
– hang naar het verleden; aandacht voor eigen (nationale) identiteit; historieschilderkunst
– vlucht in het exotische, escapisme, oriëntalisme
– de romantiek: verhevigd gevoel; kracht van de natuur
– idealisme versus realisme: verheerlijking versus harde werkelijkheid; en plein air schilderen
Invalshoeken:
– gevoel tegenover rede
– kunst moet authentiek en origineel zijn
– kunst moet van zijn tijd zijn
– l’art pour l’art; bohémien
– herwaardering van het ambacht (middeleeuwen)
– oriëntalisme en exotisme (Japan)
– de rol van de academie (opleiding en waardering)
– opdrachtgever: de vrije markt, de staat koopt kunst
– het ontstaan van musea
– wereldtentoonstellingen
Wetenschap en techniek:
– invloed van kleurtheorie op schilderkunst (divisionisme)
– invloed van de industriële revolutie op de kunst
– fotografie in relatie tot schilderkunst
– (industriële)architectuur: nieuwe constructiemethodes, prefab, gietijzer en glas, architect versus ingenieur