1945 - 1990
Accenten:
– Na Wereldoorlog II de Verenigde Staten in de voorhoede
– Herwaardering Europa in de kunst vanaf de jaren zeventig
– modern en postmodern
– vervagen van grenzen (disciplines, hoge-lage cultuur, kunst en werkelijkheid)
Invalshoeken:
Kunst en wereldbeeld:
– reactie op Wereldoorlog II; begin en einde van de koude oorlog
– democratisering, individualisering en globalisering
– massamedia en massaconsumptie
– moderne en postmoderne visies (geschiedenis fragmentarisch; opgeven van vooruitgangsidee; einde van grote ideologieën)
– grote verscheidenheid in levensbeschouwingen (existentialisme, hippies, relativisme, cynisme, 'no illusion' (punk), hedonisme, nieuwe vormen van spiritualiteit)
Visies op kunst:
– de moderne visie: onderzoek naar de grondslagen van de eigen discipline
– de postmoderne visie, loslaten van oude esthetische waarden (authenticiteit, originaliteit en uniciteit); veelheid van betekenissen door citaten en fragmenten; media en (schijn)werkelijkheid (Baudrillard)
– verleggen van de grenzen van de kunst, het vervagen van grenzen tussen de kunstdisciplines
– conceptuele kunst
– De kunstenaar voert het werk niet alléén uit, de rol van de omgeving en democratisering van de kunst (performance en community-art)
Kunstenaar en opdrachtgever, politieke en economische macht:
– vrije markt, overheid, de verzamelaar
– invloed van de handel (kunstbeurzen en veilingen), overheid (subsidies, aankoopbeleid musea en internationale evenementen (biënnales en Documenta)
– de kunstenaar als ondernemer, manager en entertainer
Intercultureel:
– globalisering en invloed van de niet-westerse kunst op de westerse kunst
– postkolonialisme; een mix van verschillende culturele invloeden in het kunstwerk (hybriditeit)
Wetenschap en techniek:
– reproductie
– audiovisuele media