Accenten:
– na de WOII de Verenigde Staten in de voorhoede
– herwaardering Europa in de kunst vanaf de jaren zeventig
– modern en postmodern
– vervagen van grenzen (tussen kunstdisciplines, hoge en lage cultuur, kunst en werkelijkheid)
Invalshoeken:
– invloed van de massamedia, massacultuur en consumptiemaatschappij op de kunst
– de moderne visie: het onderzoek naar de eigen discipline (fundament, concept, l'art pour l'art)
– de postmoderne visie: loslaten van oude esthetische waarden (authenticiteit, originaliteit en uniciteit); citeren, kopiëren, schijnwerkelijkheid
– de kunstenaar voert het werk niet alléén uit, participatie van het publiek
– engagement, activistische kunst
– de vrije markt, overheid, de verzamelaar
– de kunstenaar als ondernemer, manager, entertainer (sterstatus)
– globalisering en invloed van de niet-westerse kunst op de westerse kunst,
Wetenschap en techniek:
– reproductie, digitalisering
– invloed van nieuwe media (tv, video, computer) in de kunst