INLEIDING: KUNST EN LEVEN
Er is niet één kunstgeschiedenis, er zijn vele 'kunstgeschiedenissen'.
Het ene verhaal richt zich op de opeenvolging van Europese stijlen, van vroeg-christelijk via renaissance en barok naar impressionisme en de vele twintigste-eeuwse ‘ismes’.
Het andere beschrijft de ontwikkeling van bepaalde types kunstwerken, bijvoorbeeld het zelfportret of de grafsculptuur. Steeds meer beschrijvingen kijken verder dan Europa en het Amerikaanse noordelijke halfrond, zij streven naar wereldkunstgeschiedenis.
Maar er zijn ook kunstgeschiedenissen die zich juist concentreren op de ontwikkeling van de kunst in één land, één regio of zelfs één stad.
Sommige kunstgeschiedenissen beschouwen kunst als een zelfstandig fenomeen, met een eigen ontwikkeling.
Andere kunstgeschiedenissen leggen nadruk op de relatie tussen kunst en historische gebeurtenissen.
Sommige kunstgeschiedenissen behandelen ook architectuur en toegepaste kunst, andere laten dat buiten beschouwing.
Voor deze website (syllabus) Beeldende Vakken is gekozen voor een kunstgeschiedenis waarin het leven van de kunstenaar centraal staat .
Met ‘kunstenaar’ bedoelen we in deze website (syllabus) zowel beeldend kunstenaar, als ontwerper, als architect.
Het leven van de kunstenaar wordt in deze website (syllabus) vanaf twee kanten belicht: de beroepsmatige kant en de persoonlijke kant.
DE VERSCHILLENDE HOOFDSTUKKEN
Hoofdstuk 1,
LEVEN VAN KUNST
· Het beroepsmatige leven van de kunstenaar aan de orde.
In dit eerste hoofdstuk staat de vraag centraal hoe de kunstenaar aan geld komt.
· Daarbij komen ook de organisatie van het atelier en de sociaaleconomische positie van de kunstenaar aan de orde.
· Omdat de beroepspraktijk van kunstenaars van land tot land en zelfs van regio tot regio sterk kan verschillen, beperkt deze tekst zich geografisch tot de Lage Landen, met de nadruk op de Nederlanden/Nederland.
Hoofdstuk 2
LEVEN VOOR-IN-MET KUNST
Is gericht op de persoonlijke kant van het leven van de kunstenaar en heet .Anders dan bij andere beroepen is de persoon van de kunstenaar in hoge mate verweven met het beroep.
Kunstenaars ervaren dat zelf zo, maar ook het grote publiek kijkt zo tegen hen aan: kunstenaars zijn toch een beetje anders dan anderen, en sommigen worden zelfs beschouwd als een soort superhelden, denk aan Michelangelo of Vincent van Gogh.
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar kunstenaars bij wie de verstrengeling tussen kunst en persoonlijk leven bijzonder sterk is.
Daarbij kan gedacht worden aan de volgende verstrengelingen tussen leven en kunst:
· De wijze waarop kunstenaars en hun leven worden gepresenteerd door anderen (representatie) en door zichzelf (presentatie).
· Het kunstwerk als uitdrukking van het leven van de kunstenaar.
· Het leven van de kunstenaar als kunstwerk .
· De leefomgeving van de kunstenaar als kunstwerk.
·
Hoofdstuk 3
Het heeft een ander karakter dan de eerste twee hoofdstukken.
Bij het verklaren van kunst kunnen verschillende benaderingen gehanteerd worden. Heel lang waren kunsthistorici en kunstbeschouwers vooral geïnteresseerd in de makers van de kunstwerken.
Hun benadering was biografisch. De biografische benadering heeft veel kritiek gehad, omdat er vaak te makkelijk van uit werd gegaan dat kunst een weerspiegeling is van het leven van de maker.
Toch is er de laatste tijd een hernieuwde waardering voor de biografische benadering, omdat die op kleine schaal inzicht geeft in de historische omstandigheden waarin de kunst tot stand is gekomen. Ook in deze syllabus speelt de biografische benadering een belangrijke rol: het uitgangspunt is immers de relatie tussen werk en leven van de kunstenaar.
In hoofdstuk 3 komen de volgende benaderingen aanbod:
de biografische benadering,
iconologische methode van Erwin Panofsky
verschillende postmoderne benaderingen