Accenten:
– contrareformatie als reactie op de reformatie
– burgerlijke cultuur in Nederland; burgerij als opdrachtgever – hofcultuur (paleizen, villa’s en tuinen)
Invalshoeken:
– kunst ter lering en vermaak (verborgen symboliek)
– kunst moet imponeren: virtuositeit (trompe l'oeil), dynamiek, het theatrale
– kunst als vervolmaking van de natuur (tuinen van Versailles) – kunst als uitdrukking van de absolute macht
– classicisme: klassieke schoonheid, reizen naar Italië (het oude Rome als voorbeeld)
–de vrije markt, het ontstaan van genres in de kunst
– de Kerk als opdrachtgever
– vorst (Lodewijk XIV) en adel als opdrachtgevers
– handel met Het Oosten: VOC (Chinees porselein, Delfts aardewerk)
Wetenschap en techniek:
– empirisch onderzoek, camera obscura, anamorfosen,
– verzamelingen, rariteitenkabinet