14. schuld
14. schuld
Ik lig op de vloer en kijk naar de vochtplekjes op het witte plafond. Er raced een ambulance door de straat. Ze brengt corona-patiënten naar een futuristische wereld waar mensen in schorten en maskers rondlopen en machines door buisjes lucht in longen blazen. De ambulances kunnen nu lekker doorrijden. Antwerpen is een spookstad. De zon valt door het open raam naar binnen. Dit is week zes, denk ik. Mijn boekenkasten toornen als wolkenkrabbers boven me uit. ‘Ingenieurs van de ziel’ van Frank Westerman. ‘Daar sta je.’ Op de derde plank, tweede boek links. Ik gebruik het voor lessen over de Russische revolutie. Op hetzelfde schap staat ‘Montaillou’ van Emanuel Ladurie, ‘Honderd jaar eenzaamheid’ van Gabriel Garcia Marquez en ‘Underworld’ van Don Delillo en wow ‘De ontdekking van de hemel’ van Harry Mulisch. Dat heb ik gelezen toen ik afstudeerde van de middelbare school en naar de universiteit ging. Als mijn boekenkast een wolkenkrabber is dan zijn boeken appartementen. Sommige van deze werelden heb ik recent nog bezocht, andere lang geleden. Je gaat naar binnen en je bent in een Middeleeuws dorp in de Pyreneeën, of op Cuba tijdens de revolutie in 1959. ‘De grote beschavingsoorlog’ van Robert Fisk speelt zich af in het Midden Oosten. Een verdieping lager staat ‘De Pest’ van Albert Camus. In een Algerijns dorpje breekt de pest uit. Toch zijn er mensen die ontkennen wat er gaat gebeuren. Ik zat nog op school toen ik dit las. Nu maak ik het zelf mee. Het lijkt wel alsof we vandaag in een verhaal leven.
Mijn claustrofobie en eenzaamheid zijn redelijk onder controle. Ik heb vanmorgen veel geschreven. Soms lukt het. Woorden en zinnen willen nooit rustig en netjes op het papier gaan staan. Schrijven is een gruwelijk proces van duizelingwekkende hoogtes en diepe dalen, waarin je jezelf al te vaak waardeloos voelt. Wat dat betreft lijkt het op studeren. Ik herinner me de frustrerende en schitterende strijd aan een bureau vol geschiedenisboeken op kot in Brussel. Tegen dat je eindelijk wat greep krijgt op de cursus ben je wel honderd keer gestopt en opnieuw begonnen. Ach, als dat het ergste is.
Ik zag gisteravond huilende verpleegsters lijkenzakken dichtritsen in een reportage van Pano. Ze hadden nog geen afscheid genomen of daar stierf al de volgende bejaarde. Mijn grootste probleem is een beetje eenzaamheid en waanzin. Dat valt mee, toch? Ik voel me wel wat schuldig. Mijn advies om te vertragen en meer bewustzijn toe te laten was goed bedoeld maar misschien wat verwend. Leg het maar eens uit aan die verpleegsters. Ik word niet elke ochtend op een Covidafdeling in een beschermend pak gehesen voor de volgende vijf uur. Wie ben ik om mensen een preek te geven over de Matrix en dat we niet meer vrij zijn. Hoe je de stillegging van ons land ziet wordt bepaald door je situatie. In veel gezinnen moeten ouders thuiswerken en tegelijkertijd de kinderen helpen met hun schoolwerk. ‘Ik heb geen tijd om dromerig op de grond te liggen en nostalgisch boeken te herontdekken’, hoor ik ze zeggen. Sorry, ik heb makkelijk praten, maar eigenlijk zou je dat wel beter doen. Neem kinderen mee op ontdekkingstocht in je boekenkast. Ga met ze tekenen, wandelen, bouwen en koken of doe samen helemaal niets. Het is even leerrijk als het huiswerk dat leerkrachten doorsturen. Ik begrijp dat rekeningen betaald dienen te worden en dat er mensen zijn die moeten kiezen voor hun werk in plaats van te spelen met hun kinderen. Dat is pijnlijk. Laten we hier als maatschappij in investeren. Het is voor iedereen beter. Maar er zijn vandaag best veel mensen die heus niet verhongeren als de race een beetje vertraagd. Laten we een onderscheid maken tussen degene voor wie het water aan de lippen staat en anderen die ook wel rondkomen met iets minder. Het gaat een moeilijk discussie worden. Iedereen voelt dit anders aan.
We zijn gewend aan onze dingen. Yuval Noah Harari noemt het in ‘Sapiens’ de luxevalkuil. Luxe wordt al snel noodzaak wat weer nieuwe verplichtingen met zich meebrengt. We willen altijd maar betere nestjes bouwen. We wonen graag in indrukwekkend huizen vol spullen. Geoffrey Miller gebruikt in zijn boek ‘Spent. Sex, Evolution and the Secrets of Consumerism’, de term ‘demonstratieve consumptie’. Die nieuwe iPhone, handtas, schoenen en dure auto’s koop je vooral om gezien te worden. Het is niet anders dan een prehistorische jager die extra veertjes en botjes aan zijn speer bind. Kijk ik ben sterk en succesvol. Maak kindjes met mij’. Anyway… ik dwaal af. Heb je al die spullen nodig? Nee, we worden gegijzeld door verlangens en biologie. Nu alle winkels gesloten zijn zullen we ons op een andere manier moeten onderscheiden. Je kan altijd uitpakken met de vele boeken die je gelezen hebt of een verhaal schrijven. Op het tweede schap, rechts staat een boek dat ik gebruik in mijn lessen aan het zesde jaar. ‘Tijd van Onbehagen’ is geschreven door de Nederlandse filosoof Ad Verbrugge. Het laatste essay gaat over de Matrix. Het is een onzichtbaar netwerk dat ons van buitenaf met prikkels voedt; films, muziek, kledingmerken, festivals, reizen. Het coronavirus heeft er nu de stekker uitgetrokken. Ik sta op en pak het boek van het schap en leg het op mijn bureau. In deze essays kan je heerlijk verdwalen.