04. barcodes
04. barcodes
Ik sta in een uitgerekte rij mensen te wachten voor de winkel. Iedereen houdt keurig anderhalve meter afstand. We schuiven langzaam op. Telkens als er klant buiten komt mag er een nieuwe binnen. De Marokkaanse security guard regelt het verkeer. In de winkel moet het snel gaan. Je krijgt twintig minuten om je boodschappen te vinden. Buiten is veel tijd. Het is één van de eerste mooie dagen. De straten liggen er verlaten bij. Ik sta liever hier dan aan de kassa. De vrouw voor me draagt een mondmasker. Het ziet er heel dramatisch uit. Nu nog wat spannende muziek en we zitten in een rampenfilm. Achter me hoor ik twee mensen mopperen. ‘Op straat help het helemaal niet,’ hoor ik ze zeggen. ‘... nu hebben dokters en verpleegsters geen mondmaskers, schandalig,’ zegt de andere verwijtend. Het is zo’n super goed FFP2 masker met een ingebouwde filter. Misschien is ze wel een verpleegster of is ze ziek en wil ze zeker niemand besmetten. De minister van volksgezondheid zegt dat een masker dragen op straat geen nut heeft. Ze wil zeker zijn dat de schaarse maskers naar ziekenhuizen en hulpverleners gaan. Waar ligt de lijn tussen liegen en strategisch communiceren? Het zou me niet verbazen als we over een paar weken allemaal met mondmaskers rondlopen. Als de school weer open gaat worden ze waarschijnlijk verplicht. Kan je geschiedenis geven met een mondmasker? Een kind op een fietsje zigzagt door de wachtende rij mensen en overtreedt zo alle afstandsregels. Het zorgt voor nieuw gemopper achter me. Dit mag ook niet. Eén van de richtlijnen is dat je alleen moet gaan winkelen. Maar wat als je kind te klein is om alleen thuis te blijven? Ik probeer niet te snel te oordelen. Echt ‘slechte’ mensen zijn zeldzaam. Zou er iemand rondlopen die doelbewust anderen wil besmetten. Dat is iets voor een filmscenario. Het lijkt wel alsof mensen moeilijker nuance zien. Het virus maakt iedereen bang.
In de winkel duw ik een leeg karretje voor me uit. Mijn twintig minuten zijn ingegaan. Ik sta te wachten om een komkommer te pakken tot een oude mevrouw heel traag haar zakje tomaten gevuld heeft. ‘Sneller, dit gaat van mijn tijd af.’ Olijfolie, pasta en bloem zijn uitverkocht. De lege winkelrekken maken indruk. Dit heb ik nog nooit meegemaakt. Het zijn beelden uit een oorlog. Mensen hebben toch gehamsterd. Ondanks alle interviews met ministers die geruststellend naast overdadige stocks rijst en toiletpapier gingen staan. Het is een vicieuze cirkel. Door het lege rek raken je in paniek en koop je extra boodschappen waardoor er nog meer lege rekken zijn en nog meer mensen in paniek raken en dus nog meer kopen en er nog meer lege rekken ontstaan. Er is veel kritiek op dit hamstergedrag. Mensen beschuldigen elkaar van een gebrek aan solidariteit. Het is gewoon Darwin. Je moet weer naar de steppe van Afrika. Voorouders die eten opzij hielden hadden een voordeel en zo is die eigenschap doorgegeven.
Lege winkelrekken verraden hoe rationeel een supermarkt eigenlijk is. Dat ze normaal gevuld zijn betekent dat het aanbod precies is afgestemd op de vraag. Dit verondersteld een enorme boekhouding maar het is waarschijnlijk een computer. Die scant barcodes op producten en telt het openklappen van het hekje aan de ingang. Ons gedrag wordt nauwkeurig in kaart gebracht. De informatie wordt gebruikt om de stromen pindakaas, frisdrank en appels, humus en sojasaus precies af te stellen. Het systeem weet precies welke producten er in de winkel liggen, hoeveel mensen er hun boodschappen doen, wie er in deze buurt woont en wat ze lekker vinden. Aan de vele slaatjes en producten in kleine hoeveelheden kan je zien dat er hier veel alleenstaanden wonen. Slim, toch? Het voorkomt overschotten die we anders moeten weggooien. Ik probeer me het productieproces van mijn slaatje voor te stellen. In een grote fabriekshal stromen tomaatjes, olijven, komkommer, selder naar een bakje. Plasticje erover en klaar. Een paar weken geleden, toen de schoolmachine nog aanstond heb ik met leerlingen naar de documentaire ‘Our Daily Bread’ gekeken. Ik heb laten zien hoe we door industriële revoluties en lopende banden in een heel gestructureerde wereld zijn gaan leven. Onze maatschappij is zelf een machine geworden. Wat was er eerst, kip of het ei? Hebben we die machines gecreëerd omdat wij steeds rationeler gingen denken of gingen we rationeler denken door al die machines? Waarschijnlijk heeft het elkaar allebei tegelijkertijd beïnvloed. Iets meer rationaliteit heeft gezorgd voor meer machines wat weer voor meer rationaliteit zorgde en dus nog meer machines. Je snap waar dit naar toe gaat. Is het nog oké vandaag? De mens heeft de neiging om zichzelf overenthousiast voorbij te rennen.
De wereld is vandaag fundamenteel anders dan in het verleden. We leven niet meer ‘echt’ vroeger wel. Ik heb dit gevoeld toen ik op reis was in Latijns Amerika. Je maakt reisplannen maar wanneer je aankomt merk je dat de bus misschien niet rijd omdat de moeder van de buschauffeur erg ziek is. Dan pas besef je in wat voor gestructureerde wereld je leeft. Het is een soort computerspel, van verkeerslichten en zebrapaden en google maps, en supermarkten. Probeer in La Paz maar eens een straat over te steken. Daar moet je zelf nadenken en goed opletten. Hier sta je te wachten en begin te lopen wanneer er een lampje gaat branden. We geven ons helemaal over aan dit systeem. Voor de vrijheid die we zo verliezen krijgen we veiligheid terug. Onze wereld is rustig en voorspelbaar. Je weet min of meer wat er straks met je zal gebeuren.
We zijn ons leven gaan beschouwen als een lopende band. Je gaat van de kleuterklas naar de lagere school en zo naar de middelbare school en daarna studeren en daarna werken en daarna kinderen of nee eerst naar bank voor een lening voor je huis. Het was de Duitse filosoof Martin Heidegger al opgevallen dat alles een nieuwe vorm van ‘zijn’ gekregen heeft. Door de moderne technologie zijn we instaat om alles steeds beter te regelen. Alles wordt een bestand, keurig bestelbaar en controleerbaar. Data is heel belangrijk. Alles krijgt een nummer en wordt gescand. Als je online een pakketjes besteld dan kan je bestelling traceren, volgen waar het is. Dat doen we ook met mensen. In welke stadium van het productie proces bevind jij je momenteel? Zit je op school, ben je getrouwd, woon je in een woonzorgcentrum? Zie je de machine? De samenleving heeft altijd structuur gehad. Mensen organiseerden hun leven rond religie, overgangsrituelen en verhalen. Vroeger vertrok dat vanuit de natuur. Vandaag zijn afhankelijk van technologie en machines. Zij bepalen het tempo bepalen en wat we wel en niet doen. En dat komt door de industriële revolutie. ‘Is dit een probleem?’ ‘Tja… het heeft voor en nadelen. Aan jou om te beslissen.’
Als het systeem goed draait merk je niet dat het er is. Het is zoals water voor vissen. Je zit er zelf helemaal in. Dat de olijfolie op is lijkt triviaal. Maar er zit heel wat achter. Het coronavirus verstoort het anders zo geruisloze en efficiënte systeem. De buurt heeft meer olijfolie gekocht. Het is een emotionele en evolutionaire reactie op de gebeurtenissen. Ik snap het wel. Weet jij wat er in de komende weken en maanden allemaal gaat er gebeuren? Olijfolie is zoiets dat je maar beter in huis hebt. De lopende band ging te traag om aan de plots stijgende vraag te voldoen en daarom is het rek leeg. Dat zal niet lang duren. Aanpassingen zijn waarschijnlijk al gebeurd. De Computer heeft de instructie gekregen om de stroom van olijfolie te versnellen. Het duurt even voor de extra flessen van de band rollen. Ik verwacht in de toekomst geen hapering meer. Waarschijnlijk wordt de mogelijkheid van een pandemie mee opgenomen in de berekeningen. De winkel past zich aan. Kijk maar, op enkele dagen tijd is het hele winkel proces omgetoverd. We schuiven buiten aan, komen één voor één binnen en wandel keurig over het pad dat met plakband wordt aangegeven. Het systeem zegt me waar ik mag staan en lopen. Zie je wat ik bedoel? Het is een spel geworden, niet meer echt. Waarschijnlijk wordt er in Peru of Bolivië een stuk meer geïmproviseerd en genegeerd. Vrijheid versus veiligheid weet je wel. ‘Ik mag je kortingskaart niet aannemen’ zegt het kassameisje. Het klinkt verwijtend. Alsof ik er haar gezondheid bewust mee in gevaar wil brengen. Ze draagt blauwe plastic handschoenen. Zucht, laat maar.