Neerpelt

Neerpelt was een vrij vroeg bewoonde site en wordt samen met Overpelt, aanvankelijk Pelta (van het middel-nederlands pael of poel) genoemd. De eerste vermeldingen gaan terug tot de 9de eeuw. Pas in 1218 komt voor het eerst het voorvoegsel "Neer" voor.

Neerpelt behoorde aanvankelijk waarschijnlijk tot het domein van de abdij van Sint-Truiden. Later maakte het grootste gedeelte van Neerpelt deel uit van het vorstelijk domein van de graven van Loon en de prins-bisschoppen van Luik.

Samen met Overpelt, Kaulille en Kleine-Brogel vormde ze de heerlijkheid Pelt. Op bestuurlijk-fiscaal gebied was de gemeente ingedeeld in vier heerwagens of kwartieren met elk een jaarlijks verkozen burgemeester: Broeseinde, Boseinde- met het dorp, Grote Heide en Herent.

In 1587 werd reeds een schans vernoemd te Neerpelt.