Tessenderlo

In Tessenderlo waren allicht 4 (of 5) schansen:

Reiterschans

Schans van Hulst (en Schoonhees)

Engsbergse schans

Schans van Schoot

Gerhagen schans (deze site heeft het voorkomen van een schans, maar is nergens als dusdanig vermeld, en hoorde slechts bij een eerder kleine buurtschap??)

Bovendien was er in de buurt van de Engsbergenschans het Asdonk-domein. Gezien het schansachtige voorkomen van de (tuin-)site wordt dit hier ter zijde mee opgenomen: Asdonk

De abdij van Averbode kreeg in 1135 Tessenderlo als eerste parochie in bezit. Vanaf toen tot 1834, bijna zeven eeuwen lang, zouden norbertijnen van Averbode pastoor in Tessenderlo zijn. De abdij moest voor huisvesting van de parochiegeestelijkheid zorgen en bouwde in 1664 de pastorij, nu dekenij.

De abdij van Averbode had naast het patronaatsrecht ook het recht om tienden, een kerkelijke belasting, te innen. De landbouwers waren aanvankelijk verplicht het tiende deel van de oogst af te staan voor onderhoud van kerk, pastoor en pastorij. Er waren diverse tiendenschuren inTessenderlo die al werden vermeld eind veertiende eeuw. In 1489 werd de schuur van het Centrum neergebrand door plunderende troepen en kort nadien heropgebouwd. Ondertussen werd ze geklasseerd, maar is dringend aan restauratie toe.

De gemeentenaam is misschien afgeleid van de samentrekking van Taxandria (de Kempen in de Romeinse tijd) en het Latijnse locus of plaats. Recentere etymologen houden het bij "de hoogte van de Taxandriërs" of "(de open plaats in) het bos van de Taxandriërs".

Op 26.08.1622 werd door de Prinsbisschop toestemming verleend om een schans op te richten.

Ferdinand bij Gods genaede Ertsbischop tot Ceulen des Heyligen Roomsehen

Rijcx deur Italien, Ertscancellier ende Ceurvorst en Bischop tot Luyck, Hildesheim, Munster, Paterborne, Coadiuteur tot Berchtesgaden, Administrateur tot Stavelot, Palsgrave bij Rhijn, Hertoch in Oever ende Neder Beyeren; Westphalen, Engeren ende Bouillon, Marcgrave tot Franctumont, Grave tot Loon, Loringne, Horne, Echt. Allen den gheenen die dese sullen sien oft hoeren lesen, saluyt. Wij hebben ontfangen d'oytmoedige supplicatie van onse lieve ende beminde die gemeene ingeseetenen ons dorps Tessenderloe inhoudende dat alsoe zij gelegen sijn ende renende aen het landt ende steden van Brabant, ende onderworpen veele, jae daegelicxe passagien ende repassagien, logeringe ende uuyteringe der soldaeten, ende dat om llet belach der stadt van Bergen op Zoom zij noch meerder schaeden zijn verwachtende, ende soo geduerende het bestandt oft treve, hunne vlucht plaetsen ende schansen sijn te nyet gegaen, zîj gevonden hebben seekere plaetsen seer bequaeme om aldaer te maecken schansen oft sterckten dienende tot hunne conservatie ende verseekerheyt hunner beesten ende meubelen, ons oytmoedelick biddende om oerloff ende consent die selve op te richten; doen te weeten dat ernstelick geleth op hun verseuck, ende daerop gehoert d'advies van onsen rentmeester in het quartier voers. ende dat alles streckt tot verseekerheyt ende defensie onser armer ondersaeten, hebben hun gegunt, gegeven ende geconsenteert, gunnen, geven ende consenteren mits desen oerloff ende consent die versochte schansen op te richten daer sij die selve alder bequaemste, sullen vinden, om in- die selve in tijd van noode hunne persoonen, beesten ende meubelen te salveren ende vluchten, behoudens dat sulcx geschiede sonder ymandts particuliere interest. Ordonnerende ende bevelende allen ende eenygelick van OAse officieren gerichtsluyden ende ondersaeten die voers. supplianten onse ondersaeten van Tessenderloe van dese onse gratie, oerloff ende concessie te laeten vrijelicken ende vredelick te genieten, sonder hun te doen oft laeten geschieden eenich beleth, hinder oft obstaeckel, want ons alsoe gelieft ende ernstiger wille is. Gegeven in onse stadt Luyck desen XXVI Augusti XVlc ende tweentwintich.

(get.) Bloquerye

Bij zijne Hoocheyt in haeren Secreten Raede

In 1624 werden de reglementen voor drie schansen in Tessenderlo gepubliceerd: Schoonhees-Hulst, Baal-De Reydt en Schoot.

  • Kaart: Overzichtsbeeld uit de Atlas der Buurtwegen (1842-1846). De omgrachte entiteiten zijn duidelijk weergegeven: ten nood-westen van het centrum de Reiterschans, in het centrum de pastorie, rechts de schans(en) van Hulst.
  • Kaart: Uittreksel uit de Atlas der Buurtwegen (ca. 1845) met detailweergave van de Norbertijnenpastorie in het centrum. De omgrachting is nog duidelijk aanwezig.
  • Foto: foto van de pastorie, nu dekenij in haar huidige toestand.
  • De omgrachting is volledig verdwenen.

Om het belang van goede afspraken te benadrukken, zeker in woelige tijden waarin het onbezonnen gedrag van een enkeling zware gevolgen kon hebben voor de ganse gemeenschap wordt hier een voorbeeld van schansreglement overgenomen. Het betreffen ordinatieën uit Tessenderlo.

Uit “Tessenderlo vroeger en nu "- Broeder Max.

Punt 1

Op elk der schansen zal een kapitein gekozen worden die zelf vrij is van wacht. Hij moet alle weken, eens of tweemaal zo de nood dit eist, 's morgens of 's avonds op de schans komen. De wacht, de brug, de vestingswal moet hij inspecteren. Ook naar de wapens moet zijn aandacht gaan. Zij die een geweer hebben moeten voorzien zijn van een half pond poeder en twaalf - convenabele loyen cogels - zoniet ! een boete van 21 stuivers, waarvan de helft gaat naar de officier, de andere naar de schans en haar onderhoud. Zij die niets anders hebben dan een stok als wapen, zullen de

wacht optrekken met - een onstraffelijken stock - voorzien van een ijzeren pin, dit op dezelfde boete.

Punt 2

Korporalen of rotmeesters zullen hun rotgezellen bij het aflossen van de wacht vergezellen en zorg dragen dat deze goed gedaan wordt. Zo iemand daarbij nalatig is: zelfde boete. Zijzelf zijn echter ontslagen van de wacht op te trekken. Mocht de kapitein één of ander verzuim van de rotmeesters ongestraft laten, dan zal hijzelf beboet worden door de officier voor 2 gulden 2 stuivers.

Punt 3

Alle rotgezellen opgeroepen, 't zij door hun respectievelijke kapitein of rotmeester, 't zij door publicatie in der kercken, 't zij door mondeling verzoek, moeten daaraan onmiddellijk gehoor geven en compareren voor het optrekken van de wacht of

voor werk of reparatie aan de schans op boete van 30 stuivers. Spreekt iemand de kapitein of rotmeester - qualijck toe – of - injurieerde of dreychde men - dan loopt men 2 gulden 2 stuivers op. Slaat of kwetst iemand een superieur, dan zal hij door

de schout gestraft worden. Komt iemand aan zijn opdracht te kort inzake wacht of weigert iemand deel te nemen aan schanswerk, dan zal hij onmiddellijk door de kapitein worden verwezen van de schans. Slechts na verlof van de heer en van de schansgezellen zal hij opnieuw toegang krijgen tot de schans. Loopt iemand een uitsluiting op, dan moet zijn "timmer" binnen de veertien dagen worden afgebroken en weggevoerd.

Punt 4

Iedereen is afhankelijk van de schans van zijn gehucht, tenzij in het geval van heirkracht. Mocht een vreemde zijn heil zoeken op een schans waar hij niet thuishoort, dan zal hij de wacht optrekken en werken net als de andere schansenaars en onderworpen zijn aan alle schansvoorschriften, zonder daarentegen iets te mogen inbrengen.

Punt 5

Slaapt iemand tijdens zijn wachturen of verlaat hij zijn post; dan zal de rotmeester hem beboeten met 3 gulden. Een tweede maal in gebreke bevonden, zal hij het dubbel betalen. Gebeurt het een derde maal, dan wordt hij van de schans verwezen en verbeurt zijn plaats. Het is echter zo, dat iemand een plaatsvervanger mag aanstellen voor een bepaalde opdracht of karwei.

Punt 6

Klimt iemand - buiten geval van nood - over de vest, 't zij man, vrouw of kind : 25 gulden boetegeld. Neemt iemand – dieffelijck – iets mee van de schans, dan verbeurt hij zijn schansplaats en loopt bovendien een straf op naar verhouding van de diefstal.

Punt 7

Niemand zal zonder kaarslantaarn of lamp mogen gaan in hut of stal, zo deze niet - gesolderd zijn -. Maakt iemand vuur bij nacht, of gaat hij zonder lantaarn over de straat: 3 goudgulden boete. Mocht iemands "timmer" door eigen nalatigheid vuur vatten, dan zal hij voor eeuwig zijn schansplaats verbeuren en mochten daardoor andere "timmeringhen" in de vlammen opgaan, dan zal hij aan allen die schade leden 100 goudpenningen uitkeren.

Punt 8

Indien iemand - op zijne mede - gesellen geweer trock of iemand een wonde heeft toegebracht, zo zal hij ter verantwoording geroepen worden voor de heer. Geschillen tussen een schansgezel en zijn nabuur worden door kapitein of rotmeester beslecht. Daarvoor dient geen beroep gedaan, noch op geestelijk, noch op wereldlijk gerecht.

Punt 9

Staat iemand zijn schansplaats af, dan zal hem in ruil 5 gulden Brabants worden uitgekeerd : hij mag zijn "timmer" afbreken entot eigen gebruik te nutte maken.

Punt 10

Heeft iemand een plaats op de schans en verhuist hij naar een ander gehucht of dorp, dan mag hij vrij over zijn "timmer" beschikken.

Punt 11

De officier mag geen geld innen zonder verlof van kapitein en rotmeesters.

Punt 12

Iemand slaat op de vlucht en laat have en goed in de steek: wordt op dit - desolaet goet - iemand betrapt op diefstal: 21 stuivers boete.

Punt 13

Krijgen een aantal gemeentenaeren soldaten op logies, dan betalen de anderen 4 stuivers, om mede de logieskosten te dekken.