Kessenich

In Kessenich waren er twee schansen: De Borgitterschans en de Schans in het Vijverbroek.

Na de val van het West-Romeinse Rijk kwam in het centrum van Kessenich een mottekasteel. Van de mottetoren op de ca. 10 meter hoge kunstmatige heuvel zijn ruïnes overgebleven, op het neerhof staat de huidige Sint-Martinuskerk. De mottetoren bood bescherming tegen de plundertochten van de Vikingen, die zelfs Maastricht, Tongeren en Aken hebben bereikt via de Maas, en tegen de talloze overstromingen van de Maas in de middeleeuwen. Er was ook een grote invloed van het nabije Abdijvorstendom Thorn en de abdij van Aldeneik.

Vanaf de twaalfde eeuw zetelden de graven van Kessenich in de motteburcht en sloegen er munt. Ook buiten haar grenzen was Kessenich bekend. In 1155 zette graaf Arnold van Kessenich zijn zegel op een charter van Loon. En de bul van Paus Lucius III van 19 november 1181 luidt: ...Ecclesiam et cellam in Stockheim, mansum in Kessenich.... De rijksheerlijkheid Kessenich strekte zich uit over een gebied waartoe ook Hunsel en Geistingen behoorden. Het grensde aan de heerlijkheden Thorn en Neeritter. Deze drie heerlijkheden, vereeuwigd als het wandelgebied de Drie Eygen, waren omgeven door het graafschap Loon (later opgegaan in het prinsbisdom Luik) en hertogdom Gelre.

Tegen het einde van de 14e eeuw breidde Kessenich haar grondgebied verder uit met de heerlijkheid Bronshorn. Dit gebied lag achter Neeritter en had zich afgescheiden van het graafschap Horn. Die vereniging kwam tot stand door het huwelijk van Joanna van Schoonvorst, de erfdochter van Kessenich met Jan II van Bronshorn en Reifferscheid. Zijn zoon Arnold II van Bronshorn huwde in 1429 met Elisabeth van Heinsberg, de natuurlijke dochter van Jan van Loon, Heinsberg, Gulik en Leeuwenberg en daarna een gravin van Solms.

In de 17de eeuw werd de verenigde heerlijkheid Kessenich-Bronshorn weer gesplitst en verdeeld onder de twee dochters van Guido van Malsen en Joanna van Kessenich (beiden zijn begraven te Kessenich). Via Maria van Malsen, die abdis in de abdij van Susteren was, ging Kessenich over naar haar zwager Walrave van Waes (22 april 1645). In 1699 herenigde Frans-Jacob van Waes beide gebieden.

In 1546 bestond reeds de schuttersgilde Sint Martinus Kessenich

Jan van Waes, drossaard van Horne, bouwde begin 16e eeuw de voorganger van het huidige voornamelijk 18e eeuwse kasteel van Borgitter ("Witte Kasteeltje") aan de Itterbeek. Dit staat net buiten Neeritter op Belgisch grondgebied. Het neerhof van dit kasteel was dienstig als schans.

In Kessenich waren er twee schansen: De Borgitterschans en de Schans in het Vijverbroek. Gezien de eerste eigenlijk onderdeel was van een kasteel wordt zij niet mee gerekend als boerenschans. Maar er is ook voor een korte tijd een militaire schans geweest.

  • Satellietbeeld : Het Houbenhof is rood omcirkeld, gelegen tegenover het Nederlandse Stevensweert. In 1633 werden hier door de Spanjaarden uitgebreide militaire vestingwerken uitgevoerd ter verdediging. Hierbij werd ook een bruggenhoofd gebouwd aan de overzijde van de Maas op Belgisch grondgebied. In 1639 wordt echter al beslist om dit verdedigingswerk te slopen. Het ging hier om een militaire schans eerder dan een buurtschans voor de lokale bevolking.
  • Kaart: Stevensweert voorgesteld op een figuratieve kaart van Johan Blaeu uit 1649 uit Novum ac magnum theatrum urbium Belgicae liberae ac foederatae.
  • Raymond Driessen, Emundt van Oeteren, Canonick tot Thorn, Leven langs de Maas in de 16°-17° eeuw: een tijdsbeeld, Paesen, Opglabbeek, 2009.