De Zande

Ijsselarm De Hank bij De Zande en tegenover Wilsum.

Ook in buurtschap De Zande was het een driemanschap dat te hulp schoot. Zij gebruikten een schietschouw, een klein vaartuigje met lage boorden en ijzers aan de onderzijde, zodat het 's winters als slede dienst kon doen.

Gerrit Jansen van Keulen (1739-1826)

Toen herbergier Gerrit Jansen van Keulen midden in de nacht hulpgeschreeuw hoorde, bleek geen van zijn gasten bereidt om mee te gaan. Pas enkele huizen verder vond hij zijn maten.

Gerrit Jansen van Keulen werd in 1793 geboren als zoon van Jan Jansen van Keulen en Elisabeth Wichers Neuteboom. Zijn vader boerde vanaf 1795 op het goed ''De Hof van Spoolde'' in buurtschap De Schelle (gemeente Zwollekerspel). In 1815 trouwde Gerrit met Machteld (Margje) Lammerts Horst uit Hattem en vestigden zij zich als kasteleinsechtpaar in De Zande. Tussen 1816 en 1826 kreeg het stel zes kinderen. In 1826 verdronk Gerrit Jansen van Keulen in de Hank, de Ijsselarm bij De Zande.

Zijn weduwe Margje hertrouwde in 1827 met de tien jaar jongere Richard Everards Burgemeister, een broodbakker. Samen kregen zij nog een dochter en een zoon. De geboorte-aangifte van de zoon werd mede gedaan door Gerrits Flips Ruitenberg, een van de geredden in 1825. De herberg bij de Koelucht werd later verkocht als Bakkerij en Tapperij.

Jan Jacobs van de Wolde (1761-1846)

Gerrit Jansen van Keulen vond twee oudere buurtgenoten bereid om mee te gaan in de schietschouw. De eerste was Jan Jacobs van de Wolde, in 1825 56 jaar oud. Jan Jacobs van de Wolde was landbouwer. Hij trouwde op latere leeftijd met Hilligje Harms Weijenberg. Hun oudste kind, dochtertje Petertje, overleed in maart 1825, pas vier jaar oud. Hun oudste zoon, Harm en gedoopt in 1823, trouwde met Fennigjen van Keulen. Fennigjen was het vijfde kind en de jongste dochter van Gerrit van Keulen en Margje van der Horst.

Gijsbert Gerrits Hup (1768 - 1839)

Te gast bij Jan Jacobs van de Wolde was die nacht van 4 februari 1825 Gijsbert Gerrits Hup. Een jongere collega van Jan Jacobs. Beide heren worden genoemd als pachters van land van de erfgenamen van Lubbert Franks in een acte van 1816. Ook Gijsbert ging mee in de schietschouw.

''Voor hun onbaatzuchtig heldenmoed'' ontvangen alle drie op 15 november 1825 in de Muziekzaal in Kampen (voorganger Stadsgehoorzaal) een medaille van de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen.