Vanaf het begin van de 16e eeuw treffen we de familie van Breda in Kampen aan. In 1502 werd Johan van Breda (ca. 1480-1540) aangesteld als klerk op het raadhuis, in 1507 volgde zijn aanstelling tot stadssecretaris. Bijna twee eeuwen lang en gedurende vier generaties werden leden uit de geleerde familie Van Breda stadssecretaris van Kampen. De reeks eindigde met Rutger van Breda.
Rutger van Breda (1628-1693)
Rutger van Breda was een zoon van stadsecretaris Johan van Breda († 1649) en Margarita Waleus († 1665). Na het overlijden van zijn vader werd Rutger aangesteld als stadssecretaris. Hij werd alom geroemd om zijn bekwaamheid, trouw en ijver in al zijn functies.
Rutger trouwde in 1653 in Middelburg met Johanna Aymery, dochter van ds. Jacobus Aymery en Maria de Casselles. Twee dochters bereikten de volwassen leeftijd: Margaretha Maria en Anna. Rutger groeide waarschijnlijk op in een representatief stadspaleis met traptoren aan de Burgwal (nu nr. 86). Later woonde Rutger van Breda met vrouw en kinderen aan de Oudestraat (nr 41), vlakbij de Bredesteeg, waar de stal stond.
Zoals gebruikelijk investeerde Rutger van Breda zijn geld in aankopen van onroerend goed: land en huizen. Meest opvallend zijn de belangen van Rutger van Breda (1/3 part) in de afgebrande herberg De Narrecappe in Wezep, gelegen tegenover Ijsselvlijt. Hoewel het huidige landgoed Ijsselvliet Rutgers kleinzoon Joan Beeldsnijder Steenbergen noemt als oorspronkelijke stichter en eigenaar, lijken de banden met dit terrein ouder te zijn.
Rampjaar 1672
Samen met Johan Gansneb gnd. Tengnagel en Henrick Stuurman regelde Rutger van Breda op 13 juni 1672 de voorwaarden voor overgave van de stad Kampen. Een dag later trok het Franse bezettingsleger o.l.v. Graaf De Gacé Kampen binnen en begon de terreur.
Oudste dochter Margaretha Maria was in 1671 getrouwd met burgemeester Anthony Beeldsnijder Steenbergen. Zij zag in december 1673 zowel haar man als haar vader door het Franse bezettingsleger naar Arnhem afgevoerd worden.
Brieven naar en van Arnhem
Net als vader Rutger waren ook dochters Margaretha Maria en Anna vaardig met de pen. In het stadsarchief Kampen worden enkele brieven bewaard, die zij tijdens de gijzeling schreven aan hun vader.
Na de gijzeling
In 1675 werd Rutger van Breda door Willem III, prins van Oranje, benoemd tot griffier van Overijssel. De stad Kampen verleende hem de titel honorair stadssecretaris. Tot zijn dood in 1693 bleef hij werkzaam in beide functies.
't Collegie
De Franse troepen hadden voor hun vertrek niet alleen de vesting Kampen onklaar gemaakt, maar ook vernielingen aangericht in de Statenzaal aan de Nieuwe Markt. In 1675 vond de aanbesteding plaats van het ''vermaecken en opmaecken van 't Collegie'', de herbouw van de Statenzaal. De Staten van Overijssel gaven een subsidie van 1300 Carolusguldens. Ook Rutger van Breda, griffier van Overijssel en honorair stadssecretaris van Kampen, doneerde 386 Carolusguldens.
Rutger van Breda overleed op 64 jarige leeftijd en werd begraven in de Bovenkerk. Naar aanleiding van zijn overlijden schreef J. Norel het lofdicht ''Den Ijssel in Rou''. In gezwollen taal wordt daarin de voortreffelijkheid van de overledene bezongen.
©cultuurZIEN 2022