No. 1 Seveninger Huis

De boerderij lag naast de gemeenteweide op Seveningen en de pachter had als extra taak toe te zien op het vee van de stadsboeren daar. Bij storm of ander ongemak moest hij de stadsboeren helpen hun vee in veiligheid te brengen. Ook was er op het land van erf no. 1 een ''schutkampje'', een weide waar vee uit de stadsweiden kon worden afgezonderd, bijv. bij ziekte. Deze verplichting duurde tot 1920. Als tegenprestatie mocht de pachter van no. 1 zes pinken op de gemeenteweide laten grazen.

Bij het Seveninger huis hoorde een zgn. Stadkamer, een aanbouw dwars op het huis aan de zijde van het Noorddiep. Hier verzamelde men zich tijdens het in- en uitscharen van het vee van de stadsboeren. Ook werden hier de keurveulens gekeurd. Iedere stadspachter moest tijdens de pachtperiode van tien jaar een veulen aan de stad afstaan. Om makkelijk van en naar het erf te komen hadden stadsbestuurders en stedelijke ambtenaren een schouw tot hun beschikking. Vanaf Brunnepe voer men via het Noorddiep naar de Stadkamer.

Voordat de school bij de kerk werd geopend, diende de Stadkamer als school. Onder de Stadkamer bevindt zich een kelder met kruisgewelf. De Stadkamer zelf behoord tot de oudste bouwdelen op het Kampereiland en dateert uit de 16e eeuw of eerder. Tegenwoordig maakt de stadkamer onderdeel uit van het bedrijfsgedeelte van no. 1, het huidige erf 58.