Terugblik
Op Jos Komen’s Kombuispraat Forum, “Radiohutten en wat er zo bij hoorde”, vond ik het verhaal van Ferry van Eeuwen over de Enigma Schlüssel-M en ook in een Rapport aan de Commissie van Onderzoek in Rotterdam het naspeuren van het gedrag van zes personeelsleden van Radio Holland tijdens de bezetting.
Ik ben betrokken geweest bij het onderzoek door een Commission of Enquiry naar het verlies van HMAS “Sydney II” door de Duitse raider “Kormoran” en zodoende ben ik in het bezit gekomen van documentatie over landverraad. Het gaat hier over geheime telegrammen codes, waarvan men vermoedt dat deze bekend waren aan de Duitse Kriegsmarine; hoe men aan die decodering kwam is nog niet definitief vastgesteld.
Eén van de theorieën is, dat deze code tabellen en andere geheime papieren door de Duitsers buitgemaakt werden op het Britse vrachtschip “Automedon” toen de raider “Atlantis” het schip op 11 november 1940 in beslag nam en tot zinken bracht.
Dit gaf mij een idee om over een gebeurtenis, waarbij spionage, intrige en geheime codes een echte rol speelden, een verhaal te schrijven.
Het verhaal gaat over de beschuldiging en veroordeling van een Nederlandse radiotelegrafist, die in Kobe, Japan op 18 juni 1941 onder verdachte omstandigheden deserteerde en contact maakte met het Duitse consulaat in Tokyo. Het is hoogst waarschijnlijk dat hij echter geen gegevens over geheime codes heeft losgelaten, wel vermoedt men dat de codes in Shanghai door het Duitse agentschap ontcijferd werden.
Het speelt zich af in het tijdvak 1937 – 1945.
· 8 november 1937 – Japan bezet Shanghai. Internationale handel en scheepvaart vanuit Shanghai gaan door
als normaal.
· 10 mei 1940 – Nederland verkaart de oorlog aan Duitsland en verbindt zich met de geallieerden.
· 22 juni 1941 – Duitsland valt de Soviet Unie aan.
· 19 november 1941 – HKZ “Kormoran” brengt HMAS “Sydney II” tot zinken.
· 7 december 1941 – Pearl Harbor. De VS en geallieerden verklaren Japan de oorlog.
· Februari – maart 1942 – Japan overvalt en bezet Nederlandsch-Indië.
· 1945 – Einde van de oorlog in de Stille Oceaan, Nederlandsch-Indische regering keert terug naar Indië.
Proces-Verbaal
Op 13 november 1941 werd door de Hoofdinspecteur van Politie bij de Politieke Inlichtingen Dienst te Semarang voor de Commissaris bij Den Dienst der Algemene Recherche geleid de persoon T.M. Thijssen, gewezen radiotelegrafist van het s.s. “Tjisalak”, die op 18 juni 1941 te Kobe onder verdachte omstandigheden van genoemd schip is gedeserteerd en op 31 oktober 1941 met hetzelfde schip van Shanghai naar Nederlandsch-Indië is teruggekeerd, waar hij op 12 november 1941 bij aankomst op de rede van Semarang werd gearresteerd.
Thijssen kreeg de gelegenheid om zijn originele relaas te veranderen uit angst voor de gevolgen opzettelijk een onjuist verhaal over zijn gedragen in Shanghai opgedist te hebben.
Het Proces-Verbaal was onder ede afgelegd, opgemaakt, getekend en gesloten door de Verbalisant op 27 oktober 1941.
Geheim
Uittreksel van een schrijven, gedateerd 5 december 1941, van de Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Ned.-Indië aan de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië.
“De door Thijssen, voornoemd, afgelegde verklaringen, waarvoor ik in het bijzonder moge verwijzen naar product A (blauw) hetgeen door hem zelf op schrift is gesteld, hebben mij aanleiding gegeven betrokkene, die voorlopig bij de derde politiesectie alhier is aangehouden, te interneeren (Ngawi), waartoe ik op 1 dezer telegrafisch de nodige maatregelen heb getroffen. Ik moge opmerken, dat over Thijssen mede handelt het schrijven van den Consul-generaal der Nederlanden te Shanghay aan Uwe Excellentie van 5 November 1941 no. 4939/652, waarvan ik een doordruk heb ontvangen.
Den Commandant der Zeemacht heb ik ter zake ingelicht.”
Theodoor Marie Thijssen
Thijssen werd op 2 juni 1919 in Coevorden geboren. Hij kwam in dienst bij Radio-Holland en monsterde aan als radiotelegrafist op het s.s. “Tjisalak”, een schip van de Java China Japan Lijn. Op 17 juni 1941 liep het s.s. "Tsjisalak" de haven van Kobe binnen. Post uit Nederland werd bezorgd aan boord door de JCJL vertegenwoordiger; Thijssen ontving een brief van zijn ouders in Den Haag in antwoord op een brief die hij de vorige, zijn eerste, reis op de "Tsjisalak" geschreven had. Nederland was bezet door het Duitse leger en in de brief van zijn ouders werd hem medegedeeld, dat zijn broer getekend had voor de SS en dat zij het vermoeden hadden dat hij toen ergens aan de Pools-Russische grens lag. Zijn vader schreef over de toestand thuis, welke nu niet rooskleurig was; hij verdiende ƒ 135,- per maand, 12 kinderen waren nog thuis en levensmiddelen waren duur en moeilijk te verkrijgen. Verder schreef hij dat het beter zou gaan, als hij thuis was geweest en dat zijn moeder erg nerveus was en ook verlangde hem weer thuis te hebben, waar hij ook hoorde. Sinds november 1939 had zij hem niet meer gezien en slechts weinig brieven ontvangen, sinds mei 1940 was er slechts contact geweest door middel van één brief. Voor Thijssen was het een eigenaardige toestand; hij aan de geallieerde zijde en varen voor geallieerde belangen, terwijl zijn broer in het Duitse leger zat.
Eind februari had Thijssen zich nog opgegeven als vrijwilliger voor de Koninklijke Nederlandse Marine in Engeland naar aanleiding van de Marine oproepen in de Indische bladen, waarbij radiotelegrafisten-mitrailleurschutters werden opgeroepen bij de Vliegdienst aldaar. Hij zou direct weg kunnen daar hij de bevoegdheid als luchtvaart radiotelegrafist reeds had. Het ging toen niet door aangezien Radio-Holland hem geen ontslag wilde verlenen.
In de brief drong zijn vader er verder op aan dat hij via Siberië naar Nederland zou terugkomen en daar kwam werken om de toestand dragelijk te maken en bovendien hiermee in de huishoudkosten bij te dragen. Het geld voor deze terugreis en de kosten van een eventueel oponthoud zouden hem ter beschikking worden gesteld op het Duitse gezantschap in Tokyo, dat tevens voor een visum etc. zou zorgen. Zou de vader niets meer van hem horen en zou Thijssen niet thuis komen dan zou er verder niet meer over de kwestie gepraat worden. In dat geval wenste de vader hem geluk met zijn huwelijk met zijn meisje in Soerabaja en feliciteerde hem ook nog met zijn verloving aldaar. Volgens Thijssen getuigde de inhoud van de brief een sterke pro-Nazi gezindheid, welke hij niet had verwacht en wat hem wel enigszins neerslachtig maakte.
Zijn eerste reactie op deze brief was naar kapitein Van Nuys te gaan en eens te informeren of hij zijn ouders niet op geldelijke manier kon ondersteunen, want hij had geen zin om terug te keren naar het bezette Holland.
De kapitein wist het niet zeker maar dacht dat het misschien wel zou gaan, omdat ook de employees aldaar en in Shanghai pakjes naar Nederland konden zenden. Hij sprak met Thijssen af om de volgende morgen samen naar de Nederlandse consul te gaan om met hem de zaak te bespreken en dat hij Thijssen zou waarschuwen als het Maatschappij bootje er was om de wal op te gaan. Die avond, tijdens een jubileumfeestje voor hoofdmachinist De Greeuw, hoorde Thijssen van één van de heren van het JCJL kantoor, dat het sturen van geld beslist onmogelijk was en dat de consul het zeker niet zou toestaan. Alhoewel Thijssen een goede verstandhouding met zijn ouders had en veel van hen hield, had hij geen zin om naar Holland te gaan, maar als de consul niets anders zou willen toestaan, dan zou hij het toch willen doen ter wille van zijn ouders.
De volgende morgen vergat de kapitein Thijssen te waarschuwen en was zonder hem al met het bootje vertrokken. Volgens Thijssen was dat de eigenlijke oorzaak van zijn desertie, daar hij toen op de gedachte kwam om toch maar naar Holland terug te gaan. Als de kapitein hem niet meenam, dan zou er ook wel niet veel hoop zijn dat de consul één of andere hulpverlening zou toestaan. Hij vroeg de stuurman toen om hem enkele Yen’s te leen onder voorwendsel de kapitein met een ander bootje achterna te willen gaan. Hij kreeg het geld en ging terug naar zijn hut om zijn telegrafisten certificaten te halen om zich daarmee bij de Duitse consul te kunnen identificeren als T.M. Thijssen, marconist van het s.s. “Tjisalak” en inlichtingen te vragen aangaande het geschrevene in de brief van zijn ouders in Holland.
In het consulaat werd hij naar een zekere heer Huber gebracht, die hem verzocht zijn zaak met hem te behandelen. Nadat Thijssen hem verteld had wat er in de brief stond over zijn broer en hetgeen zijn vader geschreven had over zijn terugreis, waarbij men hem in Tokyo verder zou helpen, stelde H. zich vervolgens in verbinding met Tokyo.
Thijssen moest ’s middags terugkomen om nog met de consul te spreken, waarna hij hem direct naar Tokyo zou sturen. De consul gaf Thijssen een overhemd, das en een donker sportjasje, daar zijn uniformjas te veel zou opvallen. Er werd naar de Duitse consul te Osaka getelefoneerd en verzocht aldaar een treinkaartje voor de nachttrein naar Tokyo te kopen. Hij kreeg ook een brief mee voor de consul in Tokyo waarvan hem de inhoud niet werd medegedeeld. Toen werd hem een Japanse bediende van het Duitse consulaat meegegeven die voor zijn reis naar de consul in Osaka zou zorgen. Deze bediende kocht op het station in Kobe twee treinkaartjes voor Osaka. In Osaka aangekomen moest Thijssen met de consul naar het station, waar hij van een Japanner, waarschijnlijk iemand van het consulaat in Osaka, een treinkaartje naar Tokyo en een perronkaartje in ontvangst nam en die hem daarna naar de gereedstaande trein bracht.
Tokyo
In Tokyo werd Thijssen ondervraagd op de Duitse ambassade door de marineattaché over zijn achtergrond, zijn werk in Nederlandsch-Indië en zijn politieke kennis over dat land. Hem werd ook gevraagd naar de Nederlandse schepen in de havens daar, lijndiensten, dienstregelingen, lading, enz., alsmede naar de door de Nederlandsch-Indische regering in beslag genomen Duitse schepen en zijn kennis van de militaire defensie van Nederlandsch-Indië. Thijssen’s antwoord was dat hij daar niets van wist.
De ambassade boekte hem in een hotel, gaf hem wat geld en vertelde hem dat de ambassade zijn reispapieren om naar Nederland terug te keren zou regelen. Zoals gepland zou Thijssen door Rusland reizen via de Trans-Siberian railroad, maar toen op 22 juni 1941 de oorlog tussen Duitsland en Rusland uitbrak ging dit plan niet door en adviseerden de Duitsers hem te wachten tot het eind van de oorlog, dat volgens hen niet langer dan twee maanden op zich zou laten wachten.
Shanghai
Tijdens de tweede helft van juli kreeg Thijssen genoeg van het wachten in Tokyo en vroeg de ambassade overplaatsing naar Shanghai aan, waarvoor hij toestemming kreeg.
Direct na aankomst in Shanghai nam hij in zijn hotel contact op met een Duitse spion, Mandt genaamd.
Mandt vroeg hem of hij voor de Duitsers wilde werken om Nederlandse persberichten te vertalen, Thijssen weigerde eerst, maar veranderde van gedachten toen zijn geld begon op te raken. Ook aan de oorlog kwam voorlopig nog geen einde en zelfs als dat wèl het geval zou zijn, zou het lang duren voordat de vernielde spoorweg in Rusland weer gerepareerd was.
Dat bracht hem op het idee om eens naar Columbia Road 144 te gaan om te kijken wat hij daar kon doen. Op 3 of 4 september ging hij daar naar toe en werd ontvangen door ene heer Siefken, de baas van het bureau. Siefken had vier mensen onder zich, die dan weer de verschillende takken van de spionagedienst bestuurden.
Toen Thijssen aan Siefken vertelde wie hij was, belde deze Mandt op, die een kwartier later verscheen, waarna Thijssen reeds de volgende dag kon beginnen met het opvangen en vertalen van de N.I. pers, die om 12:50 GMT (20:20 Javatijd) werd uitgezonden door Malabar Radio (PLY). Verder ontving en vertaalde hij ook Manilla, San Francisco en Sydney, als deze te horen waren.
In het gebouw aan de Columbia Road was het buraeu van de Duitse militaire inlichtingen dienst gevestigd, vermomd als radio-ontvangststation. Thijssen kwam snel te weten dat de andere mensen die daar werkten (speciaal een groep Italianen) belast waren met het verzamelen van inlichtingen over het scheepvaartverkeer in de Stille Oceaan. Thijssen beschreef uitgebreid in zijn relaas in het Proces-Verbaal in Batavia dat Shanghai een echt centrum van experts was en van alles van doen had met het internationale scheepvaartverkeer in de Stille Oceaan, inclusief een gedetailleerde kennis van de geheime codes die gebruikt werden in het radio verkeer. Op een zeker moment, toen de Italianen er niet waren, bemerkte Thijssen dat ze ook terdege kennis hadden van de codes in gebruik bij de Nederlandse marine en koopvaardij en ontdekte hij alsnog een aantal gecodeerde en ongecodeerde telegrammen.
Terug naar Semarang met de "Tjisalak"
Door een gelukkig toeval ontmoette hij op 31 oktober op straat in Shanghai de heer De Greeuw, hoofdmachinist van zijn vroegere schip “Tjisalak”. Deze vertelde hem hoe Thijssen’s zaak na zijn desertie in Nederlandsch-Indië ervoor stond. De Greeuw vertelde hem onder andere dat men hem had verdacht van het overbrengen van de PAAB-code aan de vijand. Het kon Thijssen niet schelen wat hem te wachten stond; hij was allang blij misschien weer naar Nederlandsch-Indië te kunnen terugkeren. Wat de PAAB-code betrof kon hij in ieder geval bewijzen dat hij deze nooit in handen had gehad of voldoende had ingezien om de code te kunnen weten. Hiervoor kon hij ook nog verschillende getuigen aanvoeren o.a. kapitein Van Nuys, die de PAAB-telegrammen decodeerde met behulp van hoofdmachinist De Greeuw en zelfs een paar keer met de hulp van een passagier, die van Medan kwam en op weg was naar Japan.
Er waren ook twee passagiers aan boord geweest, waarvan er één, de heer Zwetsloot, in Soerabaja de toegang tot Nederlandsch-Indië was geweigerd. Zwetsloot was echter al in Shanghai van boord gegaan. De andere passagier, waarvan Thijssen zich de naam niet kan herinneren, had al eens de codeletters omgezet met behulp van de decodeertabel en een liniaal. Die man heeft dus wel de code in handen gehad.
Wat Thijssen van de vertaling van de telegrammen wist, wist hij doordat hij de roepnamen van de betrokken schepen in zijn roepletterlijst moest opzoeken en hetgeen hem ter ore was gekomen, kwam doordat de kapitein heel normaal de inhoud van de telegrammen oplas waar anderen bijstonden. Het briefje dat in zijn hut gevonden was en waaruit bleek dat hij ongeveer de vertaling van de telegrammen wist, was om deze tekst te kunnen onthouden waardoor hij meende zelf de codering te kunnen ontcijferen.
Dit naar aanleiding van een boek uit de salonbibliotheek van de “Tjisalak”, dat Thijssen juist had gelezen omtrent codes, nl. “The American Black Chamber”, geschreven door captain O. Yardley.
Thijssen verklaarde in zijn relaas dat het aanbeveling zou verdienen dit boek te lezen alvorens zijn zaak te behandelen, zodat men zich zou kunnen inleven in zijn toestand toentertijd en zodoende begrijpen waarom hij de vertaling van de PAAB telegrammen had opgeschreven. Hij verklaarde verder dat hij nog geen poging gedaan had om te proberen te decoderen voordat hij op 18 juni verdween, daar het laatste telegram pas de 16e juni was ontvangen. Bovendien wist hij nog niet welk boek gebruikt werd bij het decoderen van het telegram.
De consequentie
Thijssen werd op 5 december 1941 veroordeeld en geïnterneerd in het Ngawi kamp, een kamp dat een gevangenis was voor personen met pro-Nazi gezindheid en voor leden van de NSB in Nederlandsch-Indië. Er werden tegen hem geen verdere aanklachten ingediend of vervolgingen ingesteld vanwege zijn desertie en mogelijke samenwerking met de vijand.
In januari 1942 evacueerde de Nederlandsch-Indische regering alle gedetineerden, die als onbetrouwbaar beschouwd werden, per schip naar Suriname. Thijssen en anderen bleven achter om later “bevrijd” te worden door de Japanners.
Gedurende de bezetting werkte Thijssen als radiotelegrafist voor het Japanse Persbureau DOMEI in Soerabaja en werd later overgeplaatst naar het Biliton kamp op Java, waar hij op het Japanse ontvangststation van het Overseas Broadcast Station, gelijksoortig werk deed (luisteren naar en reporteren van vreemde – geallieerde – radio uitzendingen).
Alhoewel in het begin zijn kampgenoten, speciaal degenen die meededen aan sabotage, achterdochtig waren over zijn trouw en zijn verblijf in het Ngawi kamp, bleek Thijssen (volgens getuigenissen van een aantal mensen na de oorlog) een zeer actieve, soms té vurig, voorstander van de sabotage pogingen in het kamp te zijn.
Direct na de oorlog was Thijssen werkzaam als radiotelegrafist op de vliegvelden van Kemajoran en Tjilitan en zat later ook in het leger. In verband hiermede en omdat hij geïnterneerd was geweest in het Ngawi kamp, waren er verscheidene nasporingen gedaan naar zijn staat van dienst vóór en na de oorlog. Gedurende dit onderzoek werd een aantal mensen, die ook betrokken geweest waren in de vóóroorlogse nasporing betreffende Thijssen’s desertie, opnieuw verhoord.
De algemene conclusie van dit onderzoek was dat:
a) politieke motieven geen rol speelden in de desertie van Thijssen in 1941. Dat het hoofdzakelijk een onbezonnen daad was van een jonge man, die bezorgd was over het welzijn van familie thuis in Nederland en dat het een resultaat was van een misverstand tussen de kapitein van het schip en Thijssen.
b) het naoorlogse onderzoek naar zijn connecties met de Duitsers heeft niet tot een gerechtelijke vervolging geleid en ofschoon Thijssen geïnterneerd werd als “mogelijk staatsgevaarlijk”, kwamen er geen feiten aan het licht tijdens dit onderzoek om deze veronderstelling te ondersteunen.
c) de getuigenissen van zijn werk gedurende de oorlog toonden geen werkelijke redenen om aan te nemen dat Thijssen ontrouw was en een pro-Duits en pro-Japans standpunt had. Integendeel, zijn gedrag in het Biliton kamp toonde aan dat hij actief deelnam aan een aantal sabotage pogingen.
Conclusie
Het kan niet met zekerheid gezegd worden dat Thijssen Nederlandse Marine codes aan de Duitsers doorgaf. Hij heeft het zelf ontkend en er zijn tekenen dat hij de waarheid verteld heeft. Een ding is zeker, de veronderstelling dat hij de codes aan de Duitsers verkocht zou hebben na zijn desertie is vals. Als hij echt van plan was geweest dit te doen, zou hij zeker zijn “codebook” en notities niet in zijn hut hebben laten rondslingeren waar deze gevonden konden worden (en ook gevonden werden) door de officiële onderzoekers.
Bovendien, de omstandigheden waaronder hij deserteerde doet vermoeden dat zijn beslissing op het ogenblik zelf gemaakt werd en niet het resultaat was van een zorgvuldig voorbereid plan. Watt belangrijk is, is dat Thijssen’s relaas over het Bureau Inlichtingen Dienst te Shanghai voeding geeft aan de veronderstelling dat de marine codes die gebruikt werden door de Duitse raider “Kormoran” die HMAS “Sydney II” tot zinken bracht, feitelijk en klaarblijkelijk van dit Bureau kwamen. Zijn uitgebreide beschrijving van het werk door de Italianen op dat Bureau en in het bijzonder zijn vermelding dat zij toegang tot de Nederlandse codes en er tevens een uitvoerige kennis van hadden, toont dat aan. Het is zeer waarschijnlijk dat, zonder er zelf bij betrokken te zijn geweest, Thijssen in feite ter plaatse was, toen de Italianen de Nederlandse code kraakten, die gebruikt werd tijdens de aanval op HMAS “Sydney II”.
Naschrift
Wat er met Thijssen verder gebeurd is, weet ik niet. Is hij in Indonesië gebleven of is hij naar het buitenland geëmigreerd? Het is zeker dat hij niet naar Nederland teruggekeerd is. Van gegevens die ik ontvangen heb weet ik, dat er bij Radio-Holland een vóóroorlogse personeelsmap van Thyssen (Thijssen) bestaat.
In die map zit zijn personeelskaart waarop als laatste aantekening staat:
"T. heeft op 18-06-1941 in het buitenland de dienstbetrekking met R-H om onbekende redenen eenzijdig verbroken."
Verder daarover geen enkele bijzonderheid. (Vergeet niet dat die aantekening in de oorlog is gemaakt).
Verder in de map een brief van zijn vader gedateerd april 1943 waarin deze R-H vraagt of er nog nadere informatie is over het lot van zijn zoon.
R-H antwoordt, dat er daarover niets meer bekend is. Na de oorlog heeft T. zich niet meer bij R-H gemeld.
Hij heeft op geen enkele manier weer contact met R-H opgenomen. Uiteindelijk heeft R-H in 1946 besloten om zijn tegoed aan gage van de “Tjisalak” reis aan z'n vader over te maken.
Meer is er over hem in het archief niet te vinden.
Zeker is dus, dat hij na de oorlog niet meer bij R-H gevaren heeft. Radio-Holland wist dus ook niet, dat Thijssen na de oorlog nog in Indonesië gewerkt heeft.
John Papenhuyzen
Sydney
4 juni 1990
Referenties:
1) Batavia-Centrum 5 december 1941, Vo. + 2351/TU Bijl: 4
2) Ex Post Facto Investigation Report on behalf of C.o.I. into the loss of HMAS “Sydney II”
3) Java lijn personeelskaart
Erkenning:
1) Met dank aan Arie van de Ruit voor zijn hulp bij het corrigeren van mijn Nederlandse taal.