Inleiding
Het begrip elektriciteit kreeg in het begin van de 19de eeuw gestalte door toedoen van o.a. de geleerden Volta, Ampère, Ohm, Léclanché, Örsted, Hertz en Faraday. De Italiaan Volta gaf zijn naam aan de eenheid van spanning, de volt; de Fransman Ampère aan de eenheid van stroom, de ampère en de Duitser Ohm ontdekte het vaste verband tussen stroom, spanning en weerstand (ohm), vastgelegd in de Wet van Ohm (I = V/R). Léclanché ontwierp een elektrisch element, dat de grondslag was voor de tegenwoordige batterij. De fysicus Faraday gaf zijn naam aan de eenheid van capaciteit, de farad. Örsted toonde de relatie aan tussen magnetisme en elektriciteit. Heinrich Rudolph Hertz toonde het bestaan aan van Maxwell’s golfbewegingen en gaf zodoende zijn naam aan de verdeling van de frequenties, de herz (Hz).
De Amerikaanse portretschilder Samuel B. Morse bedacht in 1832 tijdens de overtocht van Europa naar Noord-Amerika het morse-alfabet, dat bedoeld was als communicatiemiddel voor de lange afstand waarmee tekens d.m.v. elektriciteit werden verstuurd. Met een seinsleutel werd elektrische stroom tussen twee kantoren in het ritme van morsetekens aan-/uitgezet. Een ontvangmachine reageerde mee met dit schakelen en schreef automatisch de punten en strepen op een smalle meelopende papierstrook, die op een spoel gewikkeld was. In 1845 werd de eerste openbare telegraaflijn tussen Baltimore en Washington door Morse geopend.
Morse ontwierp een alfabet, dat geschikt is voor:
26 letters, 12 leestekens, nl. - = : , . ? / “ + ‘ ( ), 10 cijfers en de tekens
“begin -.-.- “einde .-.-. “wacht even” .-... “vergissing” ........
De letters die het meest werden gebruikt, werden bewust kort gekozen en de minder vaak gebruikte letters werden lang, waardoor men redelijk snel een bericht kon verzenden.
In de praktijk kun je met morse gemiddeld 25 woorden per minuut (ofwel 125 tekens) overbrengen. De seinsnelheid wordt aangepast aan de kwaliteit van de verbinding en de capaciteit van de collega aan de andere kant. Er werden afkortingen verzonnen om een lang verhaal kort te maken en veel van deze afkortingen werden daarna officieel gebruikt, zoals:
CQ = algem. oproep aan alle stations ETA = geschatte tijd van aankomst
WX = weerbericht SLT = radiobrieftelegram
SVC = diensttelegram COL = collationneer (of Ik collationneer)
RPT = herhaal (of ik herhaal) CFM = bevestig (of Ik bevestig)
NIL = ik heb u niets te seinen BN = alles tussen ..... en .......
AA = alles na .... AB = alles voor .... WA = woord na .... WB = woord voor ....
Drieletterige Q-codes werden ontworpen om zinnen mee af te korten.
QRA ............... = mijn station heet ............
QTP ………… = ik loop de haven ........... binnen
QRK 5 ……… = de neembaarheid van uw tekens is uitstekend
QTC 3 ….…… = ik heb 3 telegrammen voor u
QSW 8391 ...... = ik ga seinen op 8391 kHz
QRZ ? ............. = door wie word ik geroepen ?
QRX 1630 ...... = ik zal u om 1630 GMT weer roepen
QSP ? ............. = wilt u kosteloos voor mij overnemen ?
In 1895 lukte het Marconi in Bologna om elektromagnetische golven (radio) op te wekken en over de grond draadloos morsetekens over te brengen. Dit lukte hem met behulp van een vonkenbrug van Righi, een grote inductiespoel en een aangepaste Branly coherer.
De eerste radioverbinding overbrugde 2 km van Marconi naar zijn broer bij een primitieve ontvanger.
Hij kreeg met deze uitvinding in zijn geboorteland echter weinig gehoor, waarna hij naar Engeland vertrok. Hier ontdekte hij, dat je niet alleen elektromagnetische grondgolven opwekte, maar ook golven door de ruimte. Hij bemerkte dat als de golflengte werd veranderd, de te overbruggen afstand werd beïnvloed. In 1889 seinde hij draadloos over Het Kanaal en op 12 december 1901 werd een afstand van meer dan 2000 zeemijlen overbrugd door het zenden van de letter S in morse (3 punten) van het Engelse Poldhu in Cornwall naar Signal Hill bij St. Johns op New Foundland. In 1899 werd de Duitse Blauwe-Wimpeljager “Kaiser Wilhelm der Große” als eerste schip uitgerust met radio in de langegolf en middengolf. Een jaar later volgde het lichtschip Borkum. Binnen tien jaar werden ook de korte golven ontdekt.
In 1904 werd het PTT-kuststation Scheveningen Haven (later Scheveningen Radio) opgericht. Hierna volgden snel Norddeich Radio in Duitsland, Lapanne Radio (later Oostende Radio) in België, New York Radio in de U.S.A., Portishead Radio in de U.K. en St. Lys Radio in Frankrijk.
Internationaal werd het een en ander geregeld:
De golflengte 600 meter (500 kHz) werd (en is nog steeds) de nood- en oproepfrequentie. De radio omroepband begint bij 540 kHz; het radioverkeer van de scheepvaart vindt plaats tussen de 405 en 535 kHz.
Het eerste noodsein was CQD (seek you, distress), maar aangezien CQ een erg veel gebruikte algemene oproep was, voldeed dit niet. Het moest een sein worden, dat zou opvallen tussen alle andere morsetekens; het werden dus de letters S, O en S aan elkaar geseind (...---...). Onofficieel werd hieraan de betekenis Save Our Souls gegeven.
Maritieme frequenties werden ook toegewezen in de lange golven en de korte golven (4, 6, 8, 12, 16 en 22 mHz (later ook 25 mHz).
Aan scheepsstations werden de volgende eisen gesteld:
Het radiostation moet zo veilig mogelijk in het bovenste deel van het schip zijn gelegen. De voorgeschreven reservekrachtbron (accu’s) voor de installatie dient zo hoog en zo veilig mogelijk te zijn opgesteld. Er moet een doeltreffende verbinding zijn tussen het radiostation en de brug (spreekbuis of onafhankelijke telefoon- verbinding. Er dient een betrouwbaar uurwerk aanwezig te zijn dat Greenwich Mean Time (GMT) moet aangeven. Op de wijzerplaat moeten de voor radiotelegrafie en –telefonie geldende stilteperioden zijn aangegeven. Het radiostation moet van een betrouwbare, van de normale verlichting onafhankelijke noodverlichting zijn voorzien. Gereedschappen en de nodige reserves aan buizen, transistoren en zekeringen dienen aanwezig te zijn. Een geheel voor onmiddellijke ophanging geschikte, complete reserve antenne moet aanwezig zijn. In de directe omgeving van de installatie moet een brandblusapparaat aanwezig zijn met een inhoud van ten hoogste 2 kg niet geleidende blusstof (droogpoeder of koolzuursneeuw CO2). Voor de bediening van het radiostation moet iemand aan boord zijn in het bezit van het Rijkscertificaat van bekwaamheid als radiotelegrafist de tweede (of eerste) klasse.
Toen de “Titanic” in 1912 ’s nachts verging, gebruikte de marconist op de 500 kHz het oude èn het nieuwe noodsein:
CQD SOS from MGY = we have struck iceberg sinking fast come to our assistance position lat 41.46N lon 50.14W=MGY
Weinig schepen hoorden het. Op het op 18 mijl verwijderde vrachtschip “Californian” zag men wel vuurpeilen, maar er werd geen aktie ondernomen, omdat men dacht dat er een feest gaande was op het grote schip. De marconist had het tegendeel kunnen aantonen, maar hij was vrij en sliep op dat tijdstip. Als gevolg hiervan volgde er toen een wachtregeling voor marconisten.
Gedurende de dag werd er vier maal twee uur radiowacht gehouden, afgewisseld door twee uur vrije tijd. Daar er op deze manier 's nachts niet werd uitgeluisterd op de noodfrequentie, ontwierp men een ontvanger die reageert op een door een in nood verkerend schip uitgezonden alarmsignaal (8 strepen van 4 seconden met een onderlinge tussenruimte van 1 seconde).
De ontvanger activeert dan drie alarmbellen; één op de brug, één in het radiostation en één boven het bed van de marconist. Het is dan zaak zo snel mogelijk in het radiostation te komen om het lawaai af te zetten en uit te luisteren op de noodfrequentie. Was het een noodgeval op te grote afstand om op enigerlei wijze hulp te bieden, dan ging men onverrichterzake en uit zijn humeur weer naar bed. De vraag of er al dan niet te hulp geschoten wordt bij een noodgeval is afhankelijk van de afstand, of er zich (voldoende) andere schepen dichter in de buurt van het noodgeval bevinden en de tijd dat het schip er over zal doen om het in nood verkerend schip te bereiken. Dit alles ter beoordeling van de gezagvoerder, die van elke ontwikkeling op de hoogte wordt gehouden en aan de hand daarvan besluit eventueel koers te zetten naar de positie van het in nood verkerend schip.
Vooruitlopend op het hoofdstuk “De opleiding” zou ik de oud-radiotelegrafist en oud-directeur van Radio-Holland J. Grootes willen aanhalen, hetgeen hij schetst in deel I van de door hem geschreven Leerboeken der Voorschriften wat betreft een beknopte samenvatting van noodverkeer:
De gezagvoerder geeft de radiotelegrafist opdracht alles te doen wat nodig is om hulp te verkrijgen, zodra hij de toestand aanwezig acht, welke hem daartoe het recht geeft, m.a.w. wanneer zijn schip(luchtvaartuig of ander middel van vervoer) in ernstig en ogenblikkelijk dreigend gevaar verkeert en onmiddellijke hulp nodig is. De radiotelegrafist begint dan als regel met de uitzending van het alarmsein. (Hij zal dit alleen dàn nalaten wanneer de gezagvoerder hem heeft medegedeeld, dat daarvoor geen tijd meer is.)
Laten de omstandigheden zulks toe, dan wacht hij 2 minuten alvorens de noodoproep uit te zenden. In dit geval seint hij in deze 2 minuten, onmiddellijk aansluitend aan het alarmsein, drie maal het noodsein. Laten de omstandigheden het niet toe, dan seint hij onmiddellijk na het alarmsein de noodoproep uit. (Waarop geen reçu wordt gegeven.)
Hierna zendt hij zo spoedig mogelijk, d.w.z. zodra hij van de brug de nodige gegevens heeft verkregen, het nood-b e r i c h t uit. Hiervan wordt reçu gegeven en wel onmiddellijk door de stations, die zonder enige twijfel in de nabijheid zijn, terwijl stations, die zonder enige twijfel niet in de nabijheid zijn eerst aan gunstiger gelegen stations gelegenheid geven voor de verzending van het reçu.
De radiotelegrafist van het in nood verkerend station geeft deze reçu’s onmiddellijk door aan zijn gezagvoerder. Weliswaar heeft de gezagvoerder aan deze gegevens niet veel, maar hij is dan althans gerustgesteld, dat er een aantal schepen in de nabijheid is. De radiotelegrafisten, die reçu gaven, deden dit op eigen gezag en hadden hun gezagvoerder van het noodgeval in kennis gesteld. Voorts schrijven ze het gehele noodverkeer volledig in het radiodagboek.
De gezagvoerders maken dan het bericht op ter aanvulling van het reçu en zodra de gezagvoerder van het in noodverkerend schip hiervan kennis heeft genomen, kan hij er toe overgaan één of meerdere schepen, die hem daartoe het meest geschikt voorkomen, op te vorderen. Horen de gezagvoerders van hun radiotelegrafisten, dat de opgevorderde schepen aan de opvordering gevolg hebben gegeven of achten deze zich op grond van enige andere bepaling van het Internationaal Verdrag ter Beveiliging van Mensenlevens op Zee ontheven van de verplichting de in nood verkerende personen te hulp te komen, dan nemen zij de gewone route naar de haven van bestemming weer op. Het werk van de radiotelegrafist is hiermede n i e t geëindigd. Zijn bemoeïngen met het noodgeval zijn eerst afgelopen wanneer hij het bericht ontvangt, dat het einde van het noodverkeer aankondigt. Van alle telegrammen, die tot het noodverkeer behoren, begint de oproep èn de ambtelijke inleiding met het noodsein.
Enkele bij noodverkeer gebruikte afkortingen:
QUF – ik heb een noodsein ontvangen van ............ (roepnaam station in nood)
QUM – het noodverkeer is geëindigd
QUI? - branden uw navigatielichten?
QUN? – de schepen in mijn onmiddellijke nabijheid (of in de nabijheid van ......breedte,
...... lengte) worden verzocht hun positie, WARE route en snelheid op te geven
QUR2? – werden de overlevenden door een reddingssloep opgenomen?
QUS? – heeft u overlevenden of wrakstukken bemerkt, zo ja, op welke plaats?
QUT? – is de plaats van het ongeval aangegeven?
0=0=0=0=0=0=0=0=0=0=0=0=0=0=0
Een (gerelayeerd) noodbericht uitgezonden door Land's End Radio/GLD naar aanleiding van een waar gebeurd noodgeval in de uitgang van Het Kanaal, pal zuid van Land’s End.
ddd sos sos ddd de gld gld = from henriettab/ovrh on 2182 khz at 0420 gmt begins mayday 13 crew members onboard heavy list my posn is 49.10n 05.30w I am in sinking condition immediate help necessary stop I am trying to attract attention of french warship nearby me = gld 140420z + col 2182 13 49.10n 05.30w+ gld
ddd sos betekent dat het zendend station (GLD) niet zelf in nood verkeert, maar het noodbericht van het in nood verkerend station heruitzendt.
Land's End Radio/GLD heeft te 0420 GMT op de 2182 KHz een noodbericht onderschept van het Deense schip Henrietta B/OVRH met de volgende inhoud:
MAYDAY (radiotelefonisch noodsignaal) 13 bemanningsleden aan boord, maak zware slagzij in positie 49.10 Noord 005.30 West het schip is zinkende onmiddellijke assistentie vereist ik probeer de aandacht te trekken van een frans oorlogsschip in mijn nabijheid. Land's End Radio eindigt met de datum/tijdgroep en collationeert de cijfergroepen.
Met deze uitzending van GLD werd bereikt, dat het op de telefonie-noodfrequentie (2182 KHz) uitgezonden noodbericht óók door grotere schepen werd ontvangen, die op de telegrafie-noodfrequentie (500 KHz) 24 uur per dag uitluisteren, al dan niet gedeeltelijk d.m.v. het automatisch alarmtoestel.
Personen die aan de basis stonden van de tegenwoordige communicatie
De door de Wet van Ohm voor eeuwig onlosmakelijk aan elkaar verbonden personen