ALGEMEEN:
Straat: Beemdendijk
Oppervlakte:
Waterbevoorrading: Halfwegloop
Oudste vermelding: - Oprichtingsjaar: 1622
Terreinkenmerken: Weiland
Lambertcoördinaten: X: Y:
HISTORISCH:
Deze schans was bestemd voor de bewoners van de "aertganck" van Bokkenrode. Ze lag ter streke Dodenhoek/Vlessen, in de buurt van de het Gestels "beekske". Het perceel was lager gelegen, lag afgezonderd van de wegen en verscholen tussen struiken.
In 1622 werd een huurovereenkomst afgesloten tussen Peeter Truydens en zijn huisvrouw Anna Vanden Kerckhoven enerzijds en de "gemeyne ingesetene ende nabueren van Bockenrode" anderzijds. Een perceel genaamd het "venderhof" werd door de "gemeyne ingesetene ende nabueren van bockenrode" gehuurd om er een schans in te richten en dit zolang de huurders het nodig vonden. De huur ging in met Sint-Maarten (11 november) en bedroeg jaarlijks 7 rijnsgulden. De zavelmeesters van de "aertganck" zouden instaan voor de betaling. De huur kon door de zavelmeesters of de huurders te allen tijde worden opgezegd, maar dan moest nog wel drie jaar lang huur betaald worden. Na de opzegging van de huur behielden de huurders het recht om al wat ze op de schans gebouwd hadden, af te breken en mee te nemen. Ook de verhuurders dachten aan hun eigen veiligheid: op de schans moest een plaats worden voorbehouden voor hen en hun beesten. Bovendien mochten zij op ogenblikken dat de huurders de schans niet nodig hadden, de weide gebruiken voor hun profijt.
In 1634, twaalf jaar na het eerste akkoord, werd dit aangevuld en uitgediept. Was dit omdat er nieuwe eigenaars waren of uit noodzaak omdat de vorige voorwaarden niet werden nageleefd? Er werd uitdrukkelijk vermeld dat op het perceel hutten mochten getimmerd worden. Ter beveiliging mocht een ophaalbrug geïnstalleerd worden en de wallen rond de schans mochten verhoogd worden met russen uit de beemd. Al de mest die de dieren op het perceel achterlieten, mocht door de huurders worden meegenomen. Na het beëindigen van het contract hadden ze het recht om alles wat ze op de schans getimmerd hadden, af te breken. Hout was belangrijk en noodzakelijk in de huishoudens van onze voorouders. Daarom werd gestipuleerd dat, als er bij het verbreden van de grachten, elzehout moest uitgedaan worden, ze elders nieuw moesten planten. Bovendien werd elke "huysman" verplicht op de kanten van de schans twee wilgen te planten voor het profijt van de verhuurders. Tot slot beloofde de eigenaar Henrick Coymans uitdrukkelijk alle voorwaarden na te leven ook deze in verband met het afbreken van de timmerwerken, het gebruik van de weiden en het afhalen van de mest.
"Peeter Truijdens ende Anna Van den Kerckhoven syn huijsvrouwe‚ zijn veraccordeert mette gemeyne ingesetene ende nabueren van bockenrode een sekere jaarlijcxse hurínge vanden venderhoff gelegen ontrent de scheyffelbergen, so verre alst tselve omgraven ende gewatert is, om daer op een schansse te mogen beuwen, ende die te gebruycken ten gemeynen gebueren belìeve als sy des van doene hebben, ende dat gedurende soo lange alst den selven gebueren believen zal, midts daer voir jaerlycx betalende Seven Rinsgulden, daer aff dierste jaer ìnnegaen sal Sinter Mertensmisse naestcomende ende vervallen ten selven tyde over een jaar daer na‚ daar aff hij hen jaarlycx betalìnge sal mogen halden aende savelmeesters‚ behoudelyck nochtens als sy lieden de selve scansse nyet van doen en hebben, den verhuerder deweyde sal mogen gebruycken ende syn profyt mede doen. Dies is oock conditie dat de Savelmeesters ofte gemeyne nabueren de selve hueringe sullen mogen opseggen henne believen, ende alsdan affdoen alle tgeen sy lieden daer op sullen hebben gebout van hout oft yserwerck sonder iemans toeseggen behalve, dat peys is oft neyt‚ ende dat se de scransse neyt vandoen en hebben‚ evenwel de voirss huringe sullen moeten betalan drij jaeren lanck. Item sullen overende dese hueringe, op het pleynken neffens de grave‚ sende syde van de Scheyffelbergen henne wagenen mogen setten sonder te mísdoen‚ ende is den Verhuerder oock gereserveert plaetse om met syn beesten daer op te mogen vluchten alst noot is. Aldus gedaen den XII en September 1622 in presentie Jan Buyens‚ Jan Willen, Baudewyn Van Baelen‚ Peeter Peermans, Jan Luyten, Peter monen Schepenen van de Capelle.
In 1634 maken Henrìch coymans en Elisabeth Truyens, schoonzoon en dochter van Peeter Truydens een aanvullend akkoord.
”Boven dese voogaede Concitien syn die van Bockenrode alsnu noch naerder veraccordeert met Mr Henrieh coymans man van Elisabeth Truyens peetersdochter datte gemeyne nabueren dese scansse sullen mogen betìmmeren met boyen aft hutten‚ een optreckende brugge maeken indient hen beliefft, inden beempt russen mogen steken ter minste schaden over de wallen van de scransse te hoogen ist noot. Item alle mest mogen affhalen thender belieffen ende ten afschcenden alle tgene mogen afbreken dat se daer op getímmert hebben. Item de graven mogen wyen daerse tegen syn, maar indien sy lìeden int wyen eenyg elsen hout moeten uyt worpen, wederom planten. Item een ieder huysman sal gehouden syn, op de canten van de scansse, te planten oft setten twee loffelycke wilge pooten, ende volgende alle conditien soo voirgaende als dese soo hebben Peeter van de crane ende Dierick vreys Savalmeesters inden naem der gemeynten van Bockenrode, gelooft alle jaeren te betalen de voorgaande sevan Rinsgulden ende noch twee Rinsgulden sjaers. Item soo hebben die voirs Savelmeesters den voirss Mr Henrich voir syn huysvrouwe tot een vereeringe gechonken ende beyaelt thien pattegons eens sonder die ergens aen te cortten. Aldus gedaen ende gepasseert oft gestìpulesrt aen handen Wilbort Vos ende Sebastiaen van Croonenborch als Schepenen vanden Capittel van Lier binnen Meerhout opden... dach octobris 1634 ende was onderteeckent...“
Kaarten uit het Ancien Régime waarop deze schans is aangeduid, zijn onbestaande.
TOPONYMIE: het schansdekseken tot Bokkenrode, De Schansbemden, De Schanseussels
KARTOGRAFISCH: (Google+)
BIBLIOGRAFIE & INFO: