sadasat

sadasat. Bestaand-niet-bestaand. sadgoeroe. Echte leraar om te volgen. sadhaka. Spirituele aspirant. sadhana. Spirituele discipline of oefening; eigen inspanning. Sahadeva. Een van de Pandava-broers. Zie Mahabharatha. sakshatkara. Goddelijke spirituele ervaring of visie; directe ervaring van de Heer. Sakthi. Grote universele kracht, goddelijke energie, kracht. Maha betekent Groot, dus Mahasakthi is grote sakthi. Sakthi. Vrouwelijke gemalin van Siva. sama. Controle van de zintuigen, vrede, gelijkmoedigheid, rust. Samadhi. Letterlijk: totale absorptie. De staat van superbewustzijn die resulteert in vereniging met of opname in de ultieme realiteit, het Atma; perfecte gelijkmoedigheid. De staat die het lichaam, de geest en het intellect overstijgt. In die bewustzijnsstaat verdwijnen de objectieve wereld en het ego en wordt de Werkelijkheid waargenomen of ermee gecommuniceerd, in totale vrede en gelukzaligheid. Wanneer mensen in deze staat hun eenheid met God beseffen, wordt dit nirvikalpa samadhi genoemd. samsara. Werelds leven; leven van de individuele ziel door herhaalde geboorten en sterfgevallen. Bevrijding betekent bevrijd worden uit deze cyclus. sam-yoga. Unie. sankalpa. Wil, oplossing. Sankara. Ook Sankaracharya. Gevierd filosoof, leermeester van de non-dualistische Vedanta. Versloeg alle religieuze tegenstanders in debatten in heel India. sankhya. Een van de zes leidende systemen van de spirituele Vedische filosofie, toegeschreven aan de wijze Kapila. Het voornaamste doel ervan is de emancipatie van de ziel uit de banden van het wereldse bestaan. santhi. Vrede, gelijkmoedigheid, sereniteit, kalmte. sanyasi. Vervalst. sanyasin. Verzakend, bedelmonnik. Sarathi. Wagenmenner. Sastra's. De hindoegeschriften die de leringen van de wijzen bevatten. De Veda’s, de Upanishads, de ithihasa’s (epen), de Purana’s, de Smrithis (gedragscodes), enz. vormen de Sastra’s van de hindoes. Ze leren ons hoe we verstandig en goed kunnen leven met alle tederheid en zorg van de Moeder. sat. Bestaan, zijn, goed, echt. sat-chit-ananda. Bestaan-kennis-gelukzaligheid, of zijn-bewustzijn-gelukzaligheid. satwa. Een van de drie guna's (kwaliteiten en karakters) van maya of prakriti. Het is de kwaliteit van zuiverheid, helderheid, vrede en harmonie. Het leidt tot kennis. De mens wordt aangespoord om thamas te overwinnen door rajas en rajas door sathwa en uiteindelijk verder te gaan dan sathwa zelf om bevrijding te bereiken. satwisch. Bijvoeglijke naamwoordvorm van sathwa; sereen, puur, goed, evenwichtig. satya. Waarheid. Shatrughna. Sumitra's zoon, tweelingbroer van Lakshmana en broer van Rama. De naam betekent ‘doder van vijanden’. sayujya. Unie, fusie met het Goddelijke. seva. Onbaatzuchtige dienstverlening; dienst aan anderen terwijl we proberen de God in hen te dienen. sishya. Leerling, student, discipel. Sita. Vrouw van Rama; opgevoed door koning Janaka die haar in een doos in de aarde vond. Ook een zijrivier van de Ganga, die westwaarts stroomt. Shiva. De vernietiger, de derde van de hindoe-drie-eenheid: Brahma (de schepper), Vishnu (de instandhouder) en Siva (de vernietiger). Smarana. Het gedenken van de naam van de Heer. sraddha. Geloof. sthira. Stabiel, stevig, vast, permanent. sthula. Grof, materieel, oppervlakkig. subha. Goed, mooi, veelbelovend. suddha. Zuiver. Sugriva. Apenkoning, broer van Vali; met zijn apenleger onder leiding van Hanuman, hielp hij Rama bij het verslaan van Ravana. sukshma. Subtiel. Sumitra. Tweede vrouw van Dasharatha en moeder van Lakshmana en Shatrughna. sushi. Diepe slaaptoestand. swa-bhava. Essentiële natuur, essentie, realiteit, waarheid. swa-rupa. Vorm, essentiële aard, ware aard van het Zijn, belichaming.