misdaadOp 3 januari 1938 wordt gemeld dat C.N. uit Pijnacker op 29 december 1938 is veroordeeld tot een boete van f 30 subs 20 dagen wegens overtreding van het Melkbesluit. J.C. van D. uit Pijnacker kreeg een boete van f 2 subs 1 dag wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 3 januari 1938, blz. 2]
Drie in Delft wonende jongelui moeten op 5 januari 1938 terecht staan wegens het vissen in een verboden water in de gemeente Pijnacker. De veldwachter E.S. uit Pijnacker wordt als getuige gehoord en vertelt, dat hij de jongens heeft aangetroffen, toen zij aan het vissen waren in de tochtsloot van Van Mullem. De getuige Van M. is tuindersknecht en „zo af en toe politieman". Hij heeft de verdachten ook zien vissen en hen voortdurend in de gaten gehouden. Zij visten in het zgn. kanaal. O.M.: En de veldwachter zei: in de tocht van Van Mullem. Getuige: Die ligt iets verder, maar zij komen op elkaar uit. Kantonrechter tot getuige S: Hoe heet het water nu, waarin door de verdachten werd gevist? Getuige: Volgens mij wordt het in de volksmond de tochtsloot van Van Mullem genoemd. De ambtenaar van het O.M. meent, dat de bewoners van de streek de benamingen „kanaal" en „tocht van Van Mullem" verwarren, doch dat neemt niet weg, dat de tenlastelegging als bewezen kan worden beschouwd. Spreker eist tegen elk van de verdachten twee maal ƒ 5,- subs. 3 dagen. Aangezien blijkt dat de financiële omstandigheden van de verdachten niet erg rooskleurig zijn, legt de kantonrechter aan ieder twee boetes op van ƒ 2,50 subs. 3 dagen. [Delftsche Courant 5 januari 1938, blz. 2]
Op 5 januari 1938 wordt A.N. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 40 subs 20 dagen wegens overtreding van het Melkbesluit [Delftsche Courant 10 januari 1938, blz. 1]
Maandagmorgen 10 januari 1938 werd bij de rijkspolitie te Pijnacker aangifte gedaan van het feit, dat kleine jongens doosjes sigaretten ronddeelden. De rijksveldwachter stelde een onderzoek in en het bleek, dat de sigaretten van diefstal afkomstig waren. De veldwachter was spoedig enige verdachten op het spoor. Het waren jongens van negen tot elf jaar. De jongens werden van de verschillende scholen gehaald en in verhoor genomen. De een na de ander viel door de mand. Bij de heer L. V. hadden ze om een leeg sigarenkistje gevraagd. Daar de bediende het kistje van achter moest halen, wat de jongens wisten, konden zij gemakkelijk hun slag slaan. In de sigarenzaak van de weduwe Van Atten vroeg één van de jongens een potlood van 2 cent. Het vertrek, waaruit de vrouw het potlood moest halen, was met een glazen deur van de winkel gescheiden. Een handlanger van de jongens ging voor deze deur staan, zodat ook hier de toonbank kon worden geplunderd. Dergelijke diefstallen blijken reeds gedurende een week te zijn gepleegd, zodat een flinke hoeveelheid sigaretten, sigaren en chocolade buit werd gemaakt. De jongens rookten niet zo stevig, dat zij alles zelf konden gebruiken en zij besloten daarom een uitdeling te houden, waardoor de zaak ruchtbaar werd [Rotterdamsch Nieuwsblad 11 januari 1938, blz. 20].
Op 12 januari 1938 wordt bericht dat door de politie proces-verbaal is opgemaakt tegen een viertal personen die na zonsondergang zonder achterlicht reden. Tegen de slager B.H. is proces-verbaal opgemaakt wegens het doden van een varken zonder daarbij een schietmasker te gebruiken [Delftsche Courant 12 januari 1938, blz. 8]
Op 12 januari 1938 wordt bericht dat een in Pijnacker wonende melkverkoper en veehouder ten laste is gelegd, dat hij in Delft een hoeveelheid melk heeft doen vervoeren, waarin zich een te grote dosis water bevond. De verdachte deelt mede, dat de melk vervoerd werd door van S., die voor eigen rekening handelt, doch onder de naam van de verdachte. De melk, die verdachte van zijn vee wint, verkoopt hij, volgens contract, aan de „Heza" te Rijswijk en van deze maatschappij koopt hij terug wat voor de verkoop in de stad nodig is. Van die teruggekochte melk gaat een deel naar van S. Kantonrechter: Een beetje vreemde verhouding, hoor. Na een nadere uiteenzetting door de verdachte merkt de ambtenaar van het O.M. op: Dat is knoeierij. En u loopt nu tegen de lamp, omdat van S. water bij de melk heeft gedaan. Kantonrechter: Heeft u tevoren niet het water erbij gedaan? Verdachte: Neen, edelachtbare. De raadsman van de verdachte, mr. M. G. J. Bevers, verzoekt de zaak aan te houden, teneinde van S. als getuige op te roepen. De kantonrechter besluit de zaak een week aan te houden Delftsche Courant 12 januari 1938, blz. 2].
Op 19 januari 1938 wordt gemeld dat door de politie van Pijnacker bij een drietal caféhouders de speelautomaten in beslag genomen zijn wegens overtreding van de Loterijwet [Delftsche Courant 19 januari 1938, blz. 8].
Op 19 januari 1938 wordt J. W. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van ƒ 2 subs. 1 dag. en één van ƒ 3 subs. 2 dagen. wegens meerdere overtredingen van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 22 januari 1938, blz. 2]
Op 21 januari 1938 wordt gemeld dat de gemeentepolitie een zestal jongens heeft opgebracht wegens baldadigheid. Tegen drie hiervan werd, wegens het vernielen van ruiten, proces-verbaal opgemaakt. Namens de Woningbouwvereniging “Pijnacker" heeft haar opzichter bij de burgemeester een klacht ingediend. De bewoners van de huizen van die vereniging aan de Stationsstraat en Emmastraat ondervinden grote hinder van troepen opgeschoten jongens, die hen en het in die straten passerende publiek herhaaldelijk in ernstige mate lastig vallen [Delftsche Courant 21 januari 1938, blz.10] .
Op 28 januari 1938 wordt bevestigd het vonnis van de Rotterdamse kantonrechter tegen de 30-jarige tuindersknecht P. van W. te Pijnacker wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Rotterdamsch Nieuwsblad 28 januari 1938, blz. 15]
Op 1 februari 1938 geeft de kantonrechter zitting. Tegen een niet verschenen verdachte getuigt de haringventer V. uit Pijnacker. De verdachte zou in die gemeente met een bespannen voertuig onvoorzichtig hebben gereden en een aanrijding hebben veroorzaakt. Volgens de getuige hield de verdachte niet rechts en plotseling reed hij de carrier van getuige aan. Kantonrechter: Is er over de schade gesproken? Getuige: Ja, maar daar wilde hij niet aan. Kantonrechter: Had je veel schade? Getuige: Ja, ƒ6,95 aan de carrier en verder aan vis. Kantonrechter: Hoeveel? Er wordt berekend, hoeveel de schade aan de vis kan bedragen, doch tenslotte vindt de kantonrechter het beter, dat de getuige een aparte actie begint. Het O.M. vraagt ƒ 5,- subs. 3 dagen, waarmee de kantonrechter akkoord gaat [Delftsche Courant 2 februari 1938, blz. 3]
Op 16 februari 1938 wordt Th. L. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van ƒ 2 subs. 1 dag wegens overtreding van de Verordening op de tapperijen; L.G. v. d. B. uit Pijnacker krijgt een boete van 2 maal ƒ 2.50 subs. 4 dagen wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 21 februari 1938, blz. 7].
Een 25-jarige fruithandelaar uit Pijnacker, H.M. S., staat op 22 februari 1938 terecht omdat hij appelen verkocht zonder in het bezit te zijn van een erkenningskaart van de Nederlandse groenten en fruit-centrale. Kantonrechter: Hoe schrijf je Pijnakker? Met ck? Verdachte: Ja. Kantonrechter: Dat dacht ik wel. En zo is dus Pijnakker, niettegenstaande de pas gewijzigde schrijfwijze, weer Pijnacker met ck geworden, wat echter niet zo’n heel erg groot verschil is. De verdachte had een paar dagen na het proces-verbaal zijn erkenning al en daarom vraagt het O.M. ƒ 0.50 subs. één dag waarmee de kantonrechter het eens is [Delftsche Courant 23 februari 1938, blz. 2]
Op 25 maart 1938 wordt het vonnis van de kantonrechter te Schiedam tegen de 29-jarige L. van H. uit Pijnacker door de rechtbank bevestigd. H. heeft de Motor- en Rijwielwet overtreden. [De Dordrechtse Courant 26 maart 1938, blz. 13]
In Pijnacker wordt begin maart 1938 hotelhouder van Schie opgelicht door een 33-jarige man. Even later logeert in Bussum een zekere K., die goed in zijn geld schijnt te zitten en met royale hand trakteert. Hij verteert voor een dertig gulden, maar toen hij vanmorgen een wandeling ging maken had hij nog niet betaald. Hij zou terugkeren en dan zou immers alles kunnen worden afgerekend. Zijn gedrag had echter in het hotel de aandacht getrokken en men ging daar op het politiebureau eens over praten. De waarnemend commissaris, de heer De Vries, zond hem onmiddellijk de motorpolitie achterna en men trof de man aan op de Rijksweg, waar hij pogingen deed om mee te rijden in een passerende auto. Op het bureau bleek dat de burgemeester van Pijnacker zijn opsporing had verzocht wegens oplichting. Er komt vast te staan dat deze man, een zekere K. uit Groningen, enige hoteliers en anderen heeft benadeeld en een oude bekende van de justitie is, die reeds enige vonnissen wegens verduistering en oplichting heeft ondergaan. De man is naar Pijnacker gebracht en daar in arrest gesteld. Op onverklaarbare wijze is de arrestant van de politie te Pijnacker op 7 maart 1938 uit zijn cel ontvlucht, 's Avonds is hij in Voorburg weer gegrepen en opnieuw opgesloten in dezelfde ruimte, waaruit hij enige uren tevoren had weten te ontsnappen. Hoe de man dat is gelukt is een raadsel. De autoriteiten begrijpen er niets van en nemen als enige mogelijkheid aan, dat de man geholpen is. Pijnacker beschikt over een huisje aan de Noordweg, waarvan een deel voor het opbergen van brandweermaterieel wordt gebruikt en een ander deel als cel is ingericht. Dit gebouwtje staat los van andere huizen. De arrestant, die hierin wordt opgesloten, is dus wel eenzaam. Van tijd tot tijd komt men zich ervan overtuigen, of alles in orde is. Met stevige grendels is het huisje gesloten. Niettemin bleek bij de inspectie dat de vogel gevlogen was [De Dordrechtse Courant 10 maart 1938, blz. 2; De Gooi-en Eemlander 4 maart 1938, blz. 6; Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche Courant 5 maart 1938, blz. 10; Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant 10 maart 1938, blz. 9]
Op 2 maart 1938 wordt J.C.G. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 2 subs 1 dag wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 5 maart 1938, blz. 11]
Door de gemeentepolitie van Pijnacker is op 6 maart 1938 tegen K. wonende te Delft proces-verbaal opgemaakt, wegens overtreding van artikel 1 van de Zondagswet. K. is één van de velen, die op zondag in de volkstuintjes langs de Rijksweg Den Haag-Rotterdam aan de arbeid zijn. Na reeds eerder te zijn gewaarschuwd, is hem een bekeuring aangezegd, teneinde zo mogelijk een rechterlijke uitspraak te verkrijgen [De Standaard 8 maart 1938, blz. 2]
Op 16 maart 1938 wordt wegens overtreding van de Spoorwegwet veroordeeld J.M. G. uit Pijnacker tot een boete van f 3,- subs. 2 dagen; wegens overtreding van de Ongevallenwet krijgt W. S. uit Pijnacker een boete van ƒ 7,50 subs. 4 dagen wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet ontvangt J. G. van D uit Pijnacker een boete ƒ 10,— subs. 8 dagen [Delftsche Courant 21 maart 1938, blz. 8]
Een 29-jarige werkman, wonende te Zoetermeer, zou met behulp van een lange hond een haas bemachtigd en gedood hebben, zonder daartoe vergunning te hebben. Daarom staat hij op 30 maart 1938 terecht. De verdachte weet bij zijn verhoor nergens op te antwoorden. „Ik durf het niet te zeggen" is steeds het antwoord van de man, waarop de kantonrechter opmerkt: Ik zie liever stropers voor me, die er rond voor uitkomen als ze eenmaal in de val zijn gelopen. . De kantonrechter stelt dan de vraag hoe het met die dode haas eigenlijk zat. Verdachte: Och, ik vind zo nu en dan weleens een dood haasje in de polder. Kantonrechter: Je bent een rasstroper, is 't niet? Verdachte: Als ik geen werk heb, dan moet ik stropen. Eerste getuige is J.A. van B, wonende te Pijnacker. Hij heeft een man met een dunne hond in de polder zien lopen, maar weet niet of die persoon de verdachte was. De hond zat een aangeschoten haas achterna en even later stak de verdachte de haas onder zijn jas. De volgende getuige is Chr.W. S, eveneens woonachtig te Pijnacker. Hij heeft ook een man in de polder zien lopen, maar kan al evenmin verklaren of dat de verdachte was. Hij vermoedt echter wel dat hij het geweest is. De ambtenaar van het O.M. merkt op, dat de verdachte een haas geschoten heeft en dat hij dat indertijd tegenover de veldwachter heeft bekend. Spreker vordert twee boetes van ƒ 20,- subs. 10 dagen hechtenis, omdat hij het jagen met een hond een gemene manier van jagen vindt. De kantonrechter veroordeelt hem tot ƒ 25,- subs. 10 dagen, wegens het bemachtigen van een haas [Delftsche Courant 30 maart 1938, blz. 2].
Op 7 april 1938 wordt gemeld dat J.K. uit Groningen zich in het dorp heeft uitgegeven voor vertegenwoordiger van de Hollandse Maatschappij van Landbouw. Hij heeft allerlei melkgerei verkocht en heeft geprobeerd daarvoor een vooruitbetaling te krijgen. Hij wordt gearresteerd en komt in een Pijnackerse cel terecht. Hij ontsnapt vervolgens daaruit. In IJsselmonde loopt hij tenslotte tegen de lamp als hij dezelfde truc probeert. Hij wordt opnieuw opgesloten in Pijnacker [Het Vaderland 09-04-1938, blz. 7; De Dordrechtse Courant 9 april 1938, blz. 13; De Maasbode 7 april 1938, blz. 12]
Op 6 april 1938 wordt J.C.G. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 25 subs 15 dagen wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 9 april 1938, blz. 11]
Op 27 april 1938 wordt A.C.H. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van ƒ 5,- subs. 3 dagen wegens overtreding van de Drinkwaterverordening; J.L. uit Pijnacker tot twee maal ƒ 5,- subs. 6 dagen; A.T. uit Pijnacker tot een boete van ƒ 5,- subs. 3 dagen; J. L. uit Pijnacker tot een boete van ƒ 7.50 subs. 3 dagen [Delftsche Courant 2 mei 1938, blz. 1].
Zaterdagmorgen 7 mei 1937, omstreeks 4.00 uur, kwam een tot nu toe onbekend persoon bij de heer A. v. d. Klei, in de Katwijksebuurt vragen hoe laat het was. Enige tijd later kwam v. d. K. tot de ontdekking dat een zo goed als nieuw damesrijwiel uit de schuur verdwenen was. De heer J. van Schaik, door de heer v. d. Klei op de diefstal opmerkzaam gemaakt, is de onbekende op een motorrijwiel achterna gegaan en mocht het genoegen smaken hem te grijpen en de damesfiets te ontrukken. De dief, die een herenrijwiel bereed, wist te ontkomen. Zoals later bleek is het herenrijwiel vermoedelijk in Zoetermeer gestolen. De politie heeft de zaak in onderzoek [Delftsche Courant 9 mei 1938, blz. 8].
Op 9 mei 1938 hield de kantonrechter zitting. Er was een mestschipper, die met zijn schuit door een brug in Pijnacker moest. De brug bood echter niet voldoende ruimte. Daarom vroeg hij de eigenaar, de veehouder v.d. S. uit Pijnacker, 'n „spaantje" van de brug af te mogen hakken. Dit werd toegestaan en geschiedde. Toen kwam verdachte J.A. v. d. B., die vond dat de mest te lang uitbleef. Hij hoorde, dat de schipper mocht hakken en ging duchtig aan het werk. Toen dan ook de eigenaar terugkwam, vond hij een deerlijk verminkte brug; 9 palen waren flink afgekapt (wel 16 cm!). Verdachte zei er hiervan twee te hebben behandeld. Maar 't meest bleek de mestschipper te hebben verricht. De politierechter gaf bij het vergoeden van de schade en reiskosten een flink standje aan v.d. S., daar deze een civiele vordering instelde, zijn zaak gratis behandeld kreeg als strafzaak en dan nog met zijn vrouw samen een flink bedrag als getuigegeld vroeg, hoewel zij geen werkelijke schade geleden hadden. De zaak werd aangehouden tot 30 mei 1938, daar de politierechter de schipper van W. nog wenste te horen [Delftsche Courant 9 mei 1938, blz. 2]. Het bleek, dat de schade begroot was op 36 gulden. De officier eiste tegen de tuinder een geldboete van 25 gulden, waarvan de rechter 10 gulden of 10 dagen maakte; bovendien wees hij de civiele vordering van de eigenaar van de brug, groot 8 gulden, toe. Daarna stond terecht de mestschipper, die in de eerste zaak als getuige gehoord was. Hij had 7 van de 9 palen vernield, '"k Had permissie", was zijn verdediging, doch de rechter was het hiermee niet eens. De officier eiste een geldboete van 10 gulden. Het vonnis luidde 3 gulden boete of 3 dagen hechtenis en toewijzing van de civiele vordering van 28 gulden aan de eigenaar [Delftsche Courant 31 mei 1938, blz. 8].
Op 18 mei 1938 wordt W.A.S. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 2 subs 1 week tuchthuis wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 21 mei 1938, blz. 8]
Op 30 mei 1938 stond terecht de jongeman, die een dienstmeisje uit Rijswijk in de Trekvaart onder Pijnacker zou hebben geworpen. De zaak was de vorige keer aangehouden, daar de officier de dagvaarding wenste te wijzigen. De verdachte hield bij hoog en bij laag vol, dat getuige per ongeluk in het water was gevallen. Zij zou óf tegen hem, óf tegen een paaltje aangereden zijn. Uit de verklaringen van getuige was niet veel wijs te worden, terwijl die van verdachte in het geheel niet onaannemelijk klonken. De officier van justitie zei in zijn requisitoir, dat het een liefhebberij van verdachte was, mensen uit het water te halen; reeds vijf keer is dit geschied. Wellicht, dat hij er ter wille van zijn statistiek weer de behoefte voelde. Misschien zaten ook amoureuse intenties voor. Hij eiste een boete van 20 gulden subs. 20 dagen hechtenis De politierechter achtte het ten laste gelegde niet bewezen. Hij sprak dan ook verdachte vrij, met de uitleg, dat vrijspraak niet betekende, dat het niet gedaan is, doch alleen, dat de rechter het niet bewezen acht. Mocht het dus mogelijk zijn, dat verdachte het toch gedaan heeft, dan werd hem de raad gegeven in het vervolg zich beter te gedragen [Delftsche Courant 31 mei 1938, blz. 8]
De 30-jarige J. K., koopman in zeisen, moest zich op 2 juni 1938 wegens oplichting voor de rechtbank in Den Haag verantwoorden. Wanneer hij wat gedronken had, scheen zich een grote fantasie van hem meester te maken. De handel in zeisen die hij dreef, groeide dan ook uit tot een enorme zaak in landbouwwerktuigen, waarmee hij in tal van plaatsen demonstraties gaf. Ter inleiding van deze demonstraties trakteerde hij de boeren uit de omtrek op rondjes, waarbij zelfs champagne geschonken werd. De volgende dag evenwel vertrok hij weer zonder betaling van de rekening van de hotelhouder, bij wie hij zijn intrek genomen had. Hij had dit spelletje al in verschillende plaatsen van ons land uitgehaald en zo was ook een hotelhouder te Pijnacker het slachtoffer van de fantasieën van verdachte geworden. De officier van justitie, jhr. mr. van Asch van Wijck noemde verdachte een onverbeterlijk oplichter, waarmee niets te beginnen was en vorderde twee jaar gevangenisstraf. Uitspraak 16 juni 1938 [Haagsche Courant 2 juni 1938, blz. 14].
Op 1 juni 1938 krijgt M.C.M. S uit Pijnacker een boete van tweemaal ƒ 1.- subs. 2 dagen; J.J. K. uit Pijnacker, tweemaal ƒ1.50 subs. 2 dagen; J. v. d. L. uit Pijnacker, tweemaal ƒ 2.50 subs. 4 dagen, allen wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet. [Delftsche Courant 4 juni 1938, blz. 10]
De kantonrechter heeft op 7 juni 1938 zitting. Een melkhandelaar, wonende te Pijnacker, heeft één van zijn knechtjes, een jongen van 12 jaar, met een bakfiets bussen melk laten vervoeren. Dat mocht niet en daarom staat hij thans terecht. Kantonrechter: Je weet, dat een jongen van 12 jaar geen carrier mag besturen. Je bent er als eens eerder voor veroordeeld. Verdachte: Dat was niet precies hetzelfde. Kantonrechter: Je vat de zaken een beetje te luchtig op. Het O.M. vraagt ƒ 7,50, subs. 5 dagen, waarmee de kantonrechter akkoord gaat [Delftsche Courant 8 juni 1938, blz. 2]
Op 10 juni 1938 heeft de Zutphense politie proces-verbaal opgemaakt tegen V. uit Pijnacker, die zijn auto op het rijwielpad van de weg naar Warnsveld had geplaatst, waardoor het verkeer voor wielrijders werd belemmerd [Zutphensche Courant 10 juni 1938, blz. 1]
Op 8 juni 1938 wordt J. E uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van ƒ 2.-, subs. 1 dag; W. van W. en A.H. M. beiden uit Pijnacker worden veroordeeld tot een boete van ieder ƒ 3.- subs. 2 dagen. Allen wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 13 juni 1938, blz. 2].
Een motorrijder wonende in Delft zette zaterdagavond 11 juni 1938 zijn motorrijwiel omdat er iets aan haperde tegen de muur van een pand aan de Noordweg. Toen hij zondagmorgen zijn motor ging ophalen bleek dat het zadel gestolen was. Hij heeft hiervan aangifte gedaan bij de politie die een onderzoek instelt [Delftsche Courant 13 juni 1938, blz. 6].
Zondagavond 12 juni 1938 om 24.00 uur werd een zekere G. wonende in Berkel door de politie van Pijnacker aangemaand om door te lopen. Toen hier niet met de nodige spoed aan werd voldaan werd hij een handje geholpen door de gemeenteveldwachter, geassisteerd door de Rijksveldwachter. Voor die hulp bleek G. niet dankbaar te zijn want hij beledigde de veldwachters, zodat zij hem onder verzet hebben ingesloten [Delftsche Courant 13 juni 1938, blz. 6].
Op 15 juni 1938 wordt J. A. v. d. B. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van ƒ 8,- subs. 2 weken tuchthuis en teruggave van het geweer wegens overtreding van de Jachtwet [Delftsche Courant 18 juni 1938, blz. 2]
Een groentekoopman uit Pijnacker is, toen hij op de Brasserskade in de richting Delft fietste, door een zwerver mishandeld. Daarvoor moest deze zwerver zich op 11 juli 1938 voor de Haagse politierechter verantwoorden, doch daar hij niet verschenen was, werd verstek tegen hem verleend. De groentekoopman verklaarde, dat hij op de Brasserskade een bus groenten van de fiets liet vallen. Hij stapte af en toen hij de bus opraapte, kwam uit een zijweg een zwerver, die hem een paar klappen gaf met de raad het maar gauw aan de politie te gaan vertellen. Dit deed de koopman natuurlijk ogenblikkelijk. De tweede getuige was een tuinder uit Pijnacker, die het hele geval gezien had. De zwerver, die daar met een handkar stond, sloeg het slachtoffer wel drie keer. Bij het vooronderzoek had verdachte ontkend, dat hij de koopman had geslagen, doch gezien de getuigenverklaringen en zijn strafblad, waarop 19 veroordelingen prijken en zijn zucht tot drankmisbruik, werd aan deze ontkenning niet veel waarde gehecht. De eis luidde 3 maanden gevangenisstraf en het vonnis werd 1 maand [Delftsche Courant 11 juli 1938, blz. 2].
Een tuinder, uit Berkel en Rodenrijs staat op 12 juli 1938 voor twee overtredingen terecht. Hij heeft te lang in een café te Pijnacker gezeten en tegenover de veldwachter een valse naam opgegeven. Kantonrechter: Geheugenzwakte, die valse naam? Verdachte: Ik weet het niet. Kantonrechter: Moet je mee oppassen. Je bent nog zo jong. Het O.M. vraagt ƒ 2 subs. 1 dag en 10 subs. 6 dagen. Vonnis: conform de eis. Een vriend van de vorige verdachte heeft dezelfde overtreding begaan en hij zal dan ook dezelfde boete moeten betalen [Delftsche Courant 13 juli 1938, blz. 2]
Op 13 juli 1938 staan terecht wegens overtreding van de "Verordening op de tapperijen Pijnacker" A.H.M. uit Pijnacker en C.V. uit Pijnacker. Ze krijgen ieder een boete van ƒ 1 subs. 1 dag [Delftsche Courant 16 juli 1938, blz. 10]
Op 27 juli 1938 wordt gemeld dat tegen een in Pijnacker wonende persoon proces-verbaal is opgemaakt omdat hij al jarenlang aan de ambtenaren van het stempelbureau voor werklozenzorg in Pijnacker niet zijn op rente uitstaand kapitaal had opgegeven, waardoor hij tal van jaren onrechtmatig steuntrekkende was. Het op die manier onrechtmatig verkregen geld beloopt in de honderden guldens. Weer eens een waarschuwing voor andere werklozen om geen inkomsten te verzwijgen, daar de ambtenaren van de steunverlening er alle moeite voor doen om dergelijke praktijken te achterhalen [Delftsche Courant 27 juli 1938, blz. 3]
Op 5 augustus 1938 wordt gemeld dat een vijftal werklozen, die de gewoonte hadden om tegen het huis van de heer P. Kas in Delfgauw te leunen, werden nadat zij ettelijke malen door de veldwachter waren gewaarschuwd, geverbaliseerd [Delftsche Courant 5 augustus 1938, blz. 7]
Op 3 augustus 1938 wordt A.L. uit Pijnacker wegens openbare dronkenschap veroordeeld tot een boete van f 5 subs 3 dagen en L.R.V. uit Pijnacker tot tweemaal een boete van f 1,50 subs 4 dagen [Delftsche Courant 6 augustus 1938, blz. 2]
Op 10 augustus 1938 wordt P.J.L. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 5 subs 3 dagen wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 13 augustus 1938, blz. 11]
Een 21-jarige loswerkman, wonende te Pijnacker, kwam gisteren, zondag 14 augustus 1938, zoals zo veel mensen van buiten, „naar de stad" en bezocht enkele Delftse café's. Hij dronk in de loop van de dag echter wat te veel -waarin hij dus, gelukkig, een uitzondering vormde op zijn medemensen van buiten- zodat hij tenslotte dronken op straat liep. Een agent van politie zag hem zo waggelen en greep hem in de kraag om hem naar het bureau over te brengen. Dit stond de drinkebroer echter niet aan en hij begon te slaan en te schoppen en vernielde het rijwiel en de sabel van de politieman. Maar de agent liet zich niet op de kop zitten en bracht de woesteling tenslotte op het bureau, waar hij werd ingesloten. Nu zal hij zich niet alleen voor dronkenschap, doch ook terzake van het verzet hebben te verantwoorden [Delftsche Courant 15 augustus 1938, blz. 2]
Op 17 augustus 1938 wordt F.R.W. uit Pijnacker wegens openbare dronkenschap veroordeeld tot een boete ƒ 15 subs 10 dagen [Delftsche Courant 20 augustus 1938, blz. 11]
Op dinsdag 23 augustus 1938 wordt gemeld dat bij de heer J. Wijs aan de Noordweg maandag op klaarlichte dag eenn poging tot inbraak is gedaan. Men heeft eerst getracht door het ruitje van de voordeur in te slaan binnen te komen, doch daar de deur op het nachtslot zat, de familie Wijs is namelijk op vakantie, mislukte het hierdoor naar binnen te komen. Daarna is geprobeerd aan de achterzijde binnen te komen, hetgeen gelukt is. Of er iets vermist wordt konden wij niet te weten komen, daar, zoals wij reeds meldden de familie Wijs met vakantie is. De politie stelt een onderzoek in [Delftsche Courant 23 augustus 1938, blz. 8].
Toen de heer J. de Jong te Delfgauw E255 op 26 augustus 1938 van zijn vakantie terugkeerde, bemerkte hij dat men tijdens zijn afwezigheid een poging tot inbraak had gedaan. De deur was zwaar beschadigd, doch men is niet binnen geweest, blijkbaar is men gestoord. Het valt de laatste tijd op dat in onze gemeente veel pogingen tot inbraken zijn gepleegd, juist wanneer de bewoners niet thuis waren. Oppassen is dus de boodschap.[Delftsche Courant 27 augustus 1938, blz. 10]
Op 24 augustus 1938 wordt L. R. uit Pijnacker wegens overtreding van de Arbeidswet veroordeeld tot een boete van ƒ 7,50 subs. 4 dagen ]Delftsche Courant 27 augustus 1938, blz. 11].
Een ijscoventer moet op 8 september 1938 terechtstaan, omdat hij met zijn karretje langs de Nieuwe Rijksweg, onder de gemeente Pijnacker, heeft gestaan. De verdachte is zelf niet ter zitting verschenen. Als getuige wordt gehoord de veldwachter v. d. B. uit Pijnacker. Hij heeft de verdachte omstreeks vijftig minuten langs de weg zien staan. Het O.M. vraagt ƒ 5 subs 5 dagen; de kantonrechter maakt ervan, ƒ 3 subs 3 dagen [Delftsche Courant 8 september 1938, blz. 2]
Op 7 september 1938 wordt wegens overtreding van de Leerplichtwet L.J.K. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van ƒ 5 subs. 5 dagen. Wegens openbare dronkenschap krijgt A.H. M. uit Pijnacker een boete van ƒ8 subs. 5 dagen [Delftsche Courant 13 september 1938, blz. 10]
Op 15 september 1938 wordt A. L. de B., koopman te Pijnacker, in Rotterdam veroordeeld tot een geldboete van ƒ 30 subsidiair 10 dagen hechtenis, omdat hij niet op de eerste aanmaning van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie heeft bekend willen maken wie de bestuurder was van de zich in zijn eigendom bevindende auto, met welke auto op 21 januari 1938 op het Beursplein een wielrijder was aangereden [Rotterdamsch Nieuwsblad 15 september 1938, blz. 17]
De 32-jarige schilder P.J.L. uit Pijnacker was, hoewel niet in het bezit van een rijbewijs, in de middag van 15 juli 1938 op een kort tevoren door hem gekocht motorrijwiel uit rijden gegaan. Op de duozitting had hij een passagier meegenomen. Met een flinke vaart ging hij er vandoor. Deze was zo groot, dat hij een bocht in de weg niet kon nemen. Hij reed met zijn motorrijwiel eerst tegen een kinderwagen op en botste vervolgens tegen een muur. Beide berijders sloegen tegen de grond. De duorijder, een klerk ten kantore der registratie te P., kreeg een hersenschudding, waardoor hij geruime tijd zijn beroepsbezigheden niet kon verrichten. Het O.M., waargenomen door jhr. mr. van Asch van Wijck, noemde de roekeloosheid van verdachte meer dan schandelijk. De gevolgen hadden nog veel erger kunnen zijn. Waar verdachte blijk heeft gegeven van volkomen gemis aan verantwoordelijkheidsgevoel eiste hij, na verhoor van getuigen, drie maanden gevangenisstraf met vernietiging van het in beslag genomen motorrijwiel. Uitspraak 29 september 1938 [Haagsche Courant 15 september 1938, blz. 17]. De rechtbank veroordeelt L. tot een hechtenisstraf van veertien dagen met ontzegging van de bevoegdheid om een motorrijtuig te besturen voor de tijd van één jaar [Haagsche Courant 29 september 1938, blz. 15]
Zaterdagmiddag 24 september 1938 omstreeks 14.00 uur reed de loco-burgemeester de heer B. Noorland met zijn auto op de Pijnackerseweg in de richting van Pijnacker. Voor hem reed een vrachtauto van de fa. Post & Huurman uit Zoetermeer, bestuurd door de heer P. Op alle mogelijke manieren trachtte de heer Noorland langs de voor hem rijdende vrachtauto te komen, dooh op signalen werd niet gelet. Wel trachtte de heer P., door zig-zag te rijden, zijn achtervolger tegen te houden, doch bij een verbreding van de weg slaagde de heer Noorland er in de vrachtauto te passeren. Voor het gemeentehuis aangekomen zette de heer Noorland zijn auto dwars over de weg en belette zodoende zijn plaaggeest de doortocht. Hij maakte zich bekend en veldwachter Sikkema maakte procesverbaal op. De heer P. had buiten de waard gerekend, of in dit geval buiten de loco-burgemeester. [Delftsche Courant 27 september 1938, blz. 7]
Een 64-jarige landarbeider uit Pijnacker had op het hem door een steunorgaan toegestuurd biljet ingevuld, dat hij geen bezittingen had. Later bleek dat hij een vordering van 3000 gulden had uitstaan. Zijn verklaring leverde dus valsheid in geschrifte op, waarvoor hij op 3 oktober 1938 voor de Haagse politierechter terecht stond. Verdachte erkende het feit Ook erkende hij, dat de schuldenaar hem een rente betaald had, hoewel hij op een ander biljet had verklaard, dat de inkomsten van het gezin nihil waren. Dit leverde eveneens valsheid in geschrifte op. Volgens de ambtenaren van de steun had verdachte ongeveer 1000 gulden onrechtmatig steun getrokken. Nog nooit was hij met de strafrechter in aanraking geweest. De officier zei in zijn requisitoir dat dit een tamelijk ernstig geval was. De bedragen zijn bij steunfraude meestal niet zo hoog, doch in verband met het gunstig verleden en den leeftijd van verdachte eiste hij een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden met een proeftijd van 3 jaar. Het vonnis luidde conform de eis [Delftsche Courant 3 oktober 1938, blz. 4]
Op 5 oktober 1938 veroordeelt de kantonrechter wegens overtreding van de Arbeidswet J.W. van S. en J.F. van S. beiden te Pijnacker: ieder tot tweemaal ƒ10 boete subs. 5 dagen. Wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet wordt B.J.P. S. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van tweemaal ƒ 2 subs. 2 weken tuchthuis; J.H.G. N. uit Pijnacker tot een boete van ƒ2,50 subs. 2 dagen en P.A. H. uit Pijnacker tot ƒ 3 subs. 2 dagen [Delftsche Courant 8 oktober 1938 blz. 2]
Op 12 oktober 1938 wordt wegens overtreding van de Politieverordening Zoetermeer H.M. S. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van ƒ 1 subs. 1 dag [Delftsche Courant 18 oktober 1938, blz. 2]
Op 19 oktober 1938 wordt gemeld dat een ambtenaar van de keuringsdienst van waren in de Oude Leede bij F. W. een geslacht varken in beslag heeft genomen waarvoor geen aangifte was gedaan [Delftsche Courant 19 oktober 1938, blz. 10].
Op 19 oktober 1938 worden wegens overtreding van de Politieverordening Pijnacker N. B. en N. K. beiden uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van ieder ƒ 1,50 subs. 1 dag Vanwege openbare dronkenschap kreeg G. v. d. K. uit Pijnacker een boete van ƒ 5 subs. 3 dagen [Delftsche Courant 25 oktober 1938, blz. 2]
Een koopman uit Pijnacker heeft op 13 september 1938, rijdende met een motor, een aanrijding veroorzaakt op de Nieuwe Langendijk, nabij de Koepoortbrug. Verdachte deelt mee, dat hij zoveel mogelijk rechts hield. Geheel rechts kon hij niet rijden, omdat hij een langs de weg stilstaande auto moest passeren. Voor hem reed een auto, waarvan de bestuurder opeens naar links zwenkte. Verdachte kon een aanrijding niet voorkomen. Kantonrechter op 8 november 1938: Zag u dan geen uitgestoken richtingaanwijzer? Verdachte: Ja, maar toen was het te laat. Kantonrechter: U bent met uw motor gevallen, is 't niet? Verdachte: Nee, ik niet. Maar m'n schoonzuster, die op de duo zat, werd er door de auto a.h.w, afgehaakt en brak een been. Kantonrechter: Als u beter rechts had gehouden dan zou er niets gebeurd zijn. De tuinarbeider E.K.,uit Delft, wordt als getuige gehoord. Hij. kan niet verklaren of de automobilist, die voor de verdachte reed, al of niet een richtingaanwijzer had uitgestoken. De 29-jarige fabrieksarbeider E. V. ut Delft heeft gezien, dat de automobilist vlak bij de bocht de richtingaanwijzer uitstak en op hetzelfde ogenblik naar links boog, de Oosterstraat in. De 21-jarige in Delft wonende chauffeur heeft de auto bestuurd. Hij deelt mee, dat hij op tijd zijn richtingaanwijzer heeft uitgestoken. De getuige V., opnieuw gehoord, verklaart pertinent, dat de richtingaanwijzer eerst in de bocht werd uitgestoken. De ambtenaar van het O.M. merkt op, dat deze zaak eerst bij de Officier van Justitie in handen was gesteld, doch om verschillende redenen door deze aan hem werd gegeven. Spreker meent, dat uit de verklaring van getuige V. mag worden afgeleid, dat de chauffeur H. de richtingaanwijzer laat heeft uitgestoken, doch niet te laat, aangezien de auto zeer langzaam reed. De verdachte heeft echter fouten gemaakt, met het bekende ernstige gevolg. Spreker eist daarom ƒ 20.- subs. 10 dagen. De kantonrechter vonnist met ƒ 15,- subs. 10 dagen [Delftsche Courant 9 november 1938, blz. 2]
Bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage is aan P.J. L. te Delfgauw de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig met ingang van 14 oktober 1938 voor de tijd van één jaar ontnomen [Delftsche Courant 10 november 1938, blz. 8]
Bij de weduwe V. in de Katwijksche Buurt is woensdagavond 9 november 1938 om ongeveer 17.00 uur een rijwiel ontvreemd. Reeds mocht veldwachter Sikkema er in slagen de dader in Rotterdam aan te houden en het rijwiel in beslag te nemen. De schuldige werd in Pijnacker ingesloten [Delftsche Courant 14 november 1938, blz. 3].
Zaterdagavond 8 november 1938 heeft iemand tussen Schiebroek en Pijnacker een straatklinker door een ruit van de elektrische trein geworpen. Mej. G. uit Pijnacker, die achter het raam had plaatsgenomen, werd door de glassplinters verwond. Naar de dader wordt een onderzoek ingesteld [Delftsche Courant 15 november 1938, blz. 8].
Op 9 november 1938 veroordeelt de kantonrechter L. R. uit Pijnacker tot een boete van ƒ 10 subs. 6 dagen wegens overtreding van de Arbeidswet. Wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet krijgt W.H. J. uit Pijnacker een boete van ƒ 15 subs. 10 dagen [Delftsche Courant 14 november 1938, blz. 5]
Op 15 november 1938 wordt bericht dat P.J. L. uit Pijnacker, die enige maanden geleden nabij het Mophuis met grote vaart met zijn motorrijwiel tegen een kinderwagen van de heer van W. opbotste, is veroordeeld tot 14 dagen hechtenis en het ontzeggen van het recht om een motorrijtuig te besturen voor de tijd van 1 jaar. Nader was gebleken dat L. niet in het bezit was van een rijbewijs en een vreemde motor bereed. De kinderen kwamen wonder boven wonder zonder letsel ervan af [Delftsche Courant 15 november 1938, blz. 8].
Op 16 november 1938 wordt gemeld dat de laatste tijd in Pijnacker steeds meer van die kleine diefstallen voor die gewoonlijk het kenmerk van „de donkere dagen voor Kerstmis" zijn. Kippen en konijnen zijn de meest geliefde kluifjes voor deze dieven. Ook thans doen zij weer van zich horen. Bij de landbouwer D. in de Katwijksebuurt hebben zij kans gezien om een aantal kippen te stelen. Tevens is een rijwiel gestolen bij de heer van H. aan de Klapwijkseweg. Naar beide gevallen wordt een onderzoek ingesteld [Delftsche Courant 16 november 1938, blz. 8]
Op 16 november 1938 wordt wegens overtreding van de Arbeidswet A.Th. v. d. H. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 5 subs 5 dagen [Delftsche Courant 21 november 1938, blz. 8]
Op 25 november 1938 wordt bericht dat een zekere M. uit Den Haag kans heeft gezien om Maatschappelijk Hulpbetoon en de Gereformeerde Diaconie voor resp. ƒ 10,- en ƒ 2,50 op te lichten. De man gaf voor dat hij sedert enige tijd in Delfgauw woonde en thans werkloos was. Met verschillende fraaie praatjes is bij er in geslaagd bovenbedoelde bedragen los te krijgen. De gemeentepolitie van Pijnacker is het gelukt de man in Monster aan te houden en in Pijnacker in te sluiten. Dat M. over veel fantasie beschikt blijkt uit het feit, dat hij in de gemeenten Monster, Schipluiden, Zoetermeer en Leidschendam kans heeft gezien diverse instellingen op te lichten. Hedenmorgen zal de man aan den officier van Justitie te 's-Gravenhage overgeleverd worden [Delftsche Courant 25 november 1938, blz. 7]
Op 25 november 1938 wordt bericht dat enige weken geleden een rijwieldiefstal bij de weduwe V. in de Katwijksche Buurt is gemeld. Bij nader onderzoek is gebleken dat de dief, een zekere E., nog meer op zijn kerfstok heeft. Ook in september 1937 heeft hij een rijwiel ontvreemd, waarvoor thans eveneens proces-verbaal is opgemaakt [Delftsche Courant 25 november 1938, blz. 7]
Op 23 november 1938 wordt wegens het over een anders grond lopen N. M. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van ƒ 5.- subs. 3 dagen. P.C. L. uit Pijnacker wordt veroordeeld tot ƒ 2.- subs. 1 dag wegens overtreding van de Motor-en Rijwielwet [Delftsche Courant 29 november 1938, blz. 2]
Op 30 november 1938 wordt H.C. van M. veroordeeld tot een boete van f 3 subs 2 dagen wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 5 december 1938, blz. 8]
Een 18-jarige fabrieksarbeider uit Delft zou in Pijnacker als wielrijder een aanrijding hebben veroorzaakt. De jongen staat op 14 december 1938 terecht en zegt, dat hij een langs de weg stilstaande fietser niet zag en er plotseling bovenop reed. Als getuige wordt gehoord de 29-jarige banketbakker R. uit Den Haag. Hij stond, volgens zijn verklaringen, op het rijwielpad te kijken naar een defecte auto, toen hij door de verdachte werd aangereden. Zijn fiets werd tengevolge daarvan beschadigd. De reparatie kostte maar liefst ƒ 8,70 en dit bedrag wil de getuige nu vergoed hebben. Als getuige de beschadigde onderdelen heeft opgesomd, vraagt de kantonrechter of hij zijn vordering niet wat zou minderen. De getuige is daartoe direct bereid en wil er ƒ 5,-van maken. De ambtenaar van het O.M. merkt op, dat de knaap na de aanrijding een onhebbelijke toon heeft aangeslagen. Spreker eisct f 4 subs. 4 dagen en toewijzing van de civiele vordering. De kantonrechter gaat hiermee akkoord en wijst de civiele vordering toe tot een bedrag van ƒ 5,- [Delftsche Courant 14 december 1938, blz. 3]
Op 14 december 1938 wordt wegens overtreding van de Leerplichtwet M. v. d. T. te Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 2 subs 1 dag [Delftsche Courant 19 december 1938, blz. 12]
Bij de gemeentepolitie is op 17 december 1938 een klacht binnengekomen over een Delftse jongeman, die de gewoonte heeft om enkele jongelui van kleiner postuur uit deze gemeente herhaaldelijk op een pak rammel te trakteren. De politie stelt een onderzoek in.Van de volkstuintjes achter de Emmastr. werden herhaaldelijk groenten ontvreemd. De gemeentepolitie stelde een onderzoek in en slaagde er in de dader op te sporen. En... bij de gehouden controle op achterlichten zijn door de gemeente en rijkspolitie een zestal ingezetenen geverbaliseerd. [Delftsche Courant 17 december 1938, blz. 11].
Op 17 september 1938 wordt gemeld dat van het terrein bij het in aanbouw zijnde stempellokaal enige rollen asfaltpapier zijn ontvreemd. De gemeentepolitie is de dader op spoor [Delftsche Courant 17 december 1938, blz. 11]. De diefstal van een 4-tal rollen asfalt is wel heel vlug opgelost. Reeds vrijdagavond wist de gemeentepolitie de hand op de dader te leggen. Het was de 20-jarige R., die reeds eerder voorwaardelijk veroordeeld is. Hij is ingesloten en zal vandaag voor de Officier van Justitie worden geleid [Delftsche Courant 19 december 1938, blz. 8]
Op 21 december 1938 wordt A.N. uit Pijnacker wegens overtreding van de Politieverordening Nootdorp veroordeeld tot een boete van f 3 subs 2 dagen.Wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet krijgt K.M. B. uit Pijnacker een boete van f 2 subs 1 dag en T. K. uit Pijnacker een boete van tweemaal f 2 subs 4 dagen [Delftsche Courant 27 december 1938, blz. 2]
Op 29 december 1938 wordt bericht dat door de officier van justitie bij de rechtbank te Den Haag is tegen de bekende rijwieldief v. d. E., die op 10 november 1938 door de politie van Pijnacker aangehouden werd voor het ontvreemden van enige rijwielen, 1 jaar en 3 maanden gevangenisstraf geëist [Delftsche Courant 29 december 1938, blz. 8]
Woensdagmiddag 28 december 1938 werd nog voor het kantongerecht in Deft behandeld de overtreding, destijds begaan door twee gebroeders, wonende hier ter stede. Zij zouden te Delfgauw in een schuur aan een koe die gestorven was, slachthandelingen hebben verricht, dat ‘s nachts werd ontdekt door de Rijks- en gemeenteveldwachter. De koe, waaraan de slachthandelingen waren verricht, werd in beslag genomen. Een deskundig onderzoek wees uit, dat het dier niet voor consumptie geschikt was. De huid werd echter bewaard. Ook al het slagersgereedschap, dat ter plaatse in de schuur werd aangetroffen, werd in beslag genomen. Voor het kantongerecht verklaarde één van de verdachten, dat hij zelf de gestorven koe de hals had afgesneden, nadat deze gestorven was. Zijn broer verklaarde, dat hij van niets wist. Hij had echter wel een slager uit Delft meegebracht om het dier af te slachten, doch zijn plan was geweest dit in Delft in het keurlokaal te laten doen. Dat dit in de nacht geschiedde vindt hij niets buitengewoons. M.C. R., Rijksveldwachter te Pijnacker, werd als getuige gehoord, alsmede de slager, die destijds ook ter plaatse was, zekere B. uit Delft. Er was wel over gepraat, om de koe ergens anders heen te vervoeren dan naar Delft, maar een besluit werd niet genomen, daar toen alreeds de politie ten tonele verscheen. Uit het verhoor van de Rijksveldwachter bleek dat de koeien van verdachten kort te voren lijdend waren geweest aan mond- en klauwzeer. Het O.M., requisitoir nemende, achtte het ten laste gelegde bewezen. De ene verdachte had zonder enige vergunning slachthandelingen aan een slachtdier verricht, de andere, de eigenaar van de koe, had het dier in voorraad gehad, anders dan in afwachting van een keuring. Spreker eiste tegen elk van de verdachten een geldboete van ƒ 30,- subs. 15 dagen hechtenis, benevens vernieling van de in beslag genomen koeienhuid en teruggave van de slagersgereedschappen, die in eigendom toebehoren aan de slager B. De verdediger, het woord verkrijgende, achtte het ten laste gelegde niet bewezen, daar slachthandelingen aan een gestorven dier geen slachthandelingen zouden zijn ingevolge de Vleeskeuringswet, en concludeerde tot vrijspraak. Het O.M., replicerende, merkte op dat slachthandelingen aan een gestorven dier wel degelijk slachten zou zijn volgens de Vleeskeuringswet, hetgeen nader door hem werd uiteengezet. De kantonrechter achtte één van de verdachten wel degelijk schuldig aan het slachten zonder vergunning door de koe de hals door te snijden en veroordeelde hem conform de eis. Omtrent het ten laste gelegde tegen de andere verdachte zal hij over acht dagen schriftelijk vonnis wijzen [Delftsche Courant 31 december 1938, blz. 2]
Op 28 december 1938 wordt J.W. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 4 subs 2 dagen en Th.G.m.V. uut Pijnacker tot een boete van f 3 subs 2 dagen wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 31 december 1938, blz. 18]