onheilZaterdagmiddag 2 januari 1932 is een vrachtauto uit Berkel aan de Zuidweg door de zachte berm te water geraakt. De chauffeur haalde te veel uit voor een wielrijder, die aan de verkeerde kant van de weg reed. Hierdoor raakte de wagen vast in de zachte berm. Door ineens veel gas te geven, wist de bestuurder de wagen er echter weer uit te halen. Te plotseling kwam de wagen weer los, zodat de bestuurder de macht over het stuur kwijt raakte en aan de andere zijde van de smalle weg rechtuit het water in reed. Met behulp van een kraanwagen werd de wagen weer op het droge gebracht [Delftsche Courant 5 januari 1932, blz. 2]
Gisteren 6 januari 1932 heeft een hevige storm gewoed in Rotterdam, waardoor lantaarnpalen, antennes, schoorstenen en uithangborden tegen de grond geslingerd werden. Tevens had deze storm tengevolge dat om 8.30 uur een voedingsdraad van de elektrische bovenleiding op het baanvak Rotterdam-Den Haag via Pijnacker gebroken is op het moment dat een elektrische trein, die om 8.15 uur van het Hofplein vertrok, ter hoogte van de Vijverhofstraat reed. Het sleepstuk van de beugel werd daardoor afgerukt en een gedeelte van de bovenleiding kwam zonder stroom te staan. Het treinverkeer kwam in beide richtingen tot stilstand [De Grondwet 7 januari 1932, blz. 1].
Op 12 januari 1932 wordt gemeld dat terwijl de heer van L. op weg was om zijn zieke vrouw te bezoeken, hij het ongeluk had tegen een hond op te rijden. Bij zijn val liep hij een ernstige armfractuur op en moest zich onder doktersbehandeling stellen [Delftsche Courant 12 januari 1932, blz. 2].
Vrijdagmiddag 15 januari 1932 waren vier Delftse jongens, genaamd A. Philips, L. Haring, H.J. Piket en J.F. Gloudemans, naar Den Haag gegaan met de bedoeling, om daar een auto weg te nemen om een toertje te gaan maken. Voor het gemeenteziekenhuis stond een tweepersoonsauto, nr. 5974, eigendom van dr. L. uit Den Haag. De jongens reden met deze auto naar Delft en zetten hem neer op de Nieuwe Laan. ’s Avonds omstreeks 19.00 uur is het viertal, waarbij zich nog voegden de 16-jarige J.A. Kroon en de 14-jarige G. Rijgersberg, weer met de auto gaan rijden; drie in de cabine en drie in de achterbak. Eerst werd gereden naar Pijnacker en terug de weg op naar Rotterdam. Daar werd gekeerd en toen over Delft gereden naar Wateringen. Op de Nieuwe weg keerden zij andermaal en reden terug. Ter hoogte van het café de Draak was de weg zeer glad en omdat met grote snelheid werd gereden, is de auto bij een bocht van de weg met volle vaart over de kop geslagen en in een sloot gereden. De jongens Kroon en Rijgersberg wisten uit de achterbak van de auto te komen en schreeuwden om hulp. Zij waren geheel overstuur en zijn de polder ingevlucht; omstreeks 22.30 uur kwamen zij doornat thuis. De bezoekers van het café boden direct hulp en het mocht hun gelukken één van de vier jongens die in de cabine zaten -later was namelijk nog één van de jongens in de cabine gaan zt itten- de 16-jarige A. Philips levend uit het water te halen. De anderen, de 18-jarige L. Haring, de 17-jarige J. F. Gloudemans en de 16-jarige H.J. Piket, waren reeds overleden. Dr. Niks uit Rijswijk, die spoedig ter plaatse kwam, kon slechts de dood vaststellen. De vier eerstgenoemde jongens hadden j.l. donderdag al een auto van een landbouwer uit Pijnacker van de Oude Langendijk te Delft weggenomen en zijn daarmee de hele dag uit rijden geweest [Nieuwe Hoornsche Courant 18 januari 1932, blz. 3]
Op 21 januari 1932 wordt gemeld dat de hulppostkantoren te Nootdorp en Pijnacker en op de post-stations te Delfgauw en Schipluiden bestaat voor het publiek gelegenheid, kosteloos gelden te storten ten behoeve van het Nationaal Crisis Comité. Ook de tot deze post-inrichtingen behorende bestellers, voor zover belast met de aanneming van aangetekende stukken, postwissels enz. nemen bedoelde giften kosteloos van het publiek in ontvangst. Voor alle ontvangen bedragen worden ontvangstbewijzen afgegeven [Delftsche Courant 21 januari 1932, blz. 8],
Tengevolge van de gladheid van de weg is op de Oostsingel te Delft in de nacht van zondag 24 januari 1932 een auto, bestuurd door de heer de V. uit Pijnacker, tegen een boom langs de weg gebotst. De bestuurder kreeg een hoofdwond. De zwaar beschadigde auto is door de firma de Graaf met behulp van een kraanwagen weggesleept [De Dordrechtsche Courant 25 januari 1932, blz. 2; Delftsche Courant 25 januari 1932, blz. 1]
Zondagnacht 24 januari 1932 is er brand uitgebroken in de schuur van den tuinder C. Weerheim, aan de Oude Lede. Omstreeks 00.30 uur ontdekte men de brand, direct werd de brandweer telefonisch gewaarschuwd, die reeds spoedig op de plaats des onheils arriveerde. Ook werd direct de brandweer te Pijnacker gewaarschuwd, die echter om 2.30 uur kwam aanrukken, en toen geen dienst meer behoefde te doen. Met een straal op de waterleiding en de handspuit werd het vuur, dat zich ernstig liet aanzien, bestreden, wat echter niet kon verhoeden, dat de gehele schuur, waar juist een grote voorraad stro en hooi opgeborgen was, tevens een koe, geheel in vlammen op ging. De autogarage die zich naast de schuur bevond, verbrandde gedeeltelijk. De auto kon er echter nog worden uitgereden. Verder bekwamen enkele kasten schade door het springen van ruiten. De schade is aanzienlijk. Omtrent de oorzaak tast men nog in het duister [Delftsche Courant 26 januari 1932, blz. 7].
Woensdagmiddag 3 februari 1932 heeft aan de Delfgauwseweg un Delfgauw een ernstig ongeluk plaats gehad, dat echter enkel met -ondertussen aanzienlijke- materiële schade is afgelopen. Het grote draaiorgel van de heer Tegelaar kwam van Pijnacker, toen ter hoogte waar men thans de grote iepebomen aan het rooien is, men, terwijl het instrument voorbij kwam rijden, probeerde een boom omver te trekken. Waarschijnlijk heeft deze reeds losser gestaan dan men vermoedde. Plotseling kwam het gevaarte naar beneden, boven op het draaiorgel, dat hierdoor letterlijk in tweeën gesplitst en totaal vernield werd [Delftsche Courant 4 februari 1932, blz. 8].
Hedenmorgen 4 februari 1932 had op den Delfgauwseweg in Delfgauw ter hoogte van café „De Wetering" een autobotsing plaats. Hoewel beide bestuurders het gevaar zagen aankomen, kon een aanrijding niet meer vermeden worden. Eén van de auto's, een luxe bestelwagen, bekwam ernstige materiële schade [Delftsche Courant 4 februari 1932, blz. 8].
Gisteravond 4 februari 1932 kwam een auto, van Pijnacker komende, vanwege onbekendheid met de weg in de Delfgauwsevaart terecht. De inzittende personen wisten zichzelf te redden en werden door de heer T. van der Vliet van droge kleren voorzien [Delftsche Courant 5 februari 1932, blz. 10].
Op zondagavond 7 februari 1932 vond een auto-ongeval plaats op de hoek van de Kanaalweg en de Rotterdamse rijweg te Overschie. Daarbij werd de heer S. v.d. B. uit Rotterdam vrij ernstig gewond, Op dat punt reden namelijk twee auto’s, de een uit de richting Overschie en bestuurd door de heer I. L. M. uit Rotterdam, de ander uit de richting Rotterdam en bestuurd door de heer B. uit Pijnacker, door tot nog toe onverklaarbaar misverstand in volle vaart tegen elkaar. De heer S. v.d. B., die naast de heer I. L. M. uit Rotterdam zat, vloog door de voorruit en liep daardoor ernstige verwondingen op. De politie uit Overschie, alsmede Dr. Bremer, werden gewaarschuwd, waarna de gewonde eerste hulp werd verleend. Later is hij met een andere auto naar Rotterdam vervoerd. De zwaar beschadigde wagen werd door een kraanwagen weggesleept. De andere auto liep slechts weinig schade op [De Standaard 8 februari 1932, blz. 6].
Zaterdagmiddag 13 februari 1932 reed de 10-jarige van W. in een bijt, die daar gehakt was door een eendenhouder aan de Oude I.ede. Omstanders wisten de drenkeling op het droge te brengen, en hem van droge kleren te voorzien. Dat het ijs op vele plaatsen nog onbetrouwbaar was, hebben tal van liefhebbers en liefhebsters van de schaatssport ondervonden. Verscheidene personen zakten door het ijs, doch kwamen allen met de schrik en een nat pak vrij, zodat gelukkig geen slachtoffers te betreuren waren [Delftsche Courant 16 februari 1932, blz. 2]
Donderdagavond 3 maart 1932 is het 4-jarig zoontje van de heer Weerheim boven van een hoge ladder afgevallen, welke ladder in gebruik was bij een in aanbouw zijnde schuur. Met een gapende hoofdwond werd de knaap opgenomen, waarna geneeskundige hulp werd verleend [Delftsche Courant 5 maart 1932, blz. 2]
Zondagmiddag 6 maart 1932 omstreeks 15.00 uur is, vermoedelijk door het spelen met vuur door kinderen, brand ontstaan in een complex van drie arbeiderswoningen aan de Kerkweg in Pijnacker. De brandweer bestrijdt met twee stralen op de waterleidingen en twee stralen op de motorspuit het hevige vuur, doch ze kan niet verhinderen. dat de woningen, die eigendom zijn van de heer C. van Winden, tot de grond toe afbranden. Twee van de drie woningen worden bewoond. Een gedeelte van de inboedel kan worden gered. Met veel moeite kan de brandweer de openbare school, die grenst aan de woningen, behouden [Arnhemsche Courant 7 maart 1932, blz. 10; De Dordrechtsche Courant 7 maart 1932, blz. 8]
Zondagmiddag 6 maart 1932 rond 14.00 uur is er brand uitgebroken in één van de woningen deel uitmakend van het complex bestaande uit een drietal oude huisjes aan het Achterom. Terwijl de ouders afwezig waren ontstond de brand, vermoedelijk veroorzaakt door een brandend petroleumstel. In het brandend huis bevonden zich een drietal kinderen door de ouders te bed gelegd. Gelukkig ontdekten enkele omwonenden de brand. Door een buurvrouw werden de kinderen uit het brandend huis gehaald en in veiligheid gebracht. Een gedeelte van het huisraad, waarvan reeds een gedeelte door het vuur was aangetast, kon worden gered. Het huis, bewoond door S., werd tijdig ontruimd, terwijl het huis grenzend aan de Openbare School niet meer bewoond was. De brandweer die spoedig ter plaatse aanwezig was, nam met kracht het blussingswerk ter hand, door middel van de motorspuit en een slang op de waterleiding. Zij bepaalde haar werk tot het nathouden van de muren en de kamers. Het dak, dat uit riet bestond, werd echter een prooi van de vlammen. Van de zijde van het publiek bestond er grote belangstelling. Het publiek werd echter door de gemeenteveldwachters en de Rijksveldwachter op behoorlijke afstand gehouden, zodat het blussingswerk ordelijk verliep [Delftsche Courant 7 maart 1932, blz. 8]. In de ene woning woont de niet verzekerde van der H. in de andere B. [De Telegraaf 7 maart 1932, blz. 7; Rotterdamsch Nieuwsblad 7 maart 1932, blz. 22]
Op 8 maart 1932 wordt gemeld dat het lijk van de ongeveer 6 weken geleden zo jammerlijk verdronken Jan Vonk uit Delfgauw gisteren werd gevonden in een verregaande staat van ontbinding. Door de rentekaart, die nog op het lijk aanwezig was, werd dit herkend [Delftsche Courant 8 maart 1932, blz. 8]
Donderdagmorgen 10 maart 1932 heeft een ernstige aanrijding plaats gehad aan de Rotterdamweg ter hoogte van de Zwethbrug. De winkelier van der Kooy reed met zijn auto vanaf Delft. Toen hij een zijweg in wilde rijden, kwam eveneens een vrachtauto vanaf Delft in snelle vaart aanrijden. De chauffeur merkte de uitstaande richtingaanwijzer niet op, met het gevolg, dat hij in volle vaart op de luxe auto reed. Persoonlijke ongelukken vonden niet plaats. De materiële schade, die aanzienlijk was, werd onderling geregeld [Delftsche Courant 11 maart 1932, blz. 10]
Donderdagmiddag 17 maart 1932 is de tuindersknecht J. Schoenmaker, terwijl hij zich per fiets naar zijn werk begaf, bij het oversteken op de Pijnackerseweg, door een luxe auto aangereden. Alhoewel het ongeval zich eerst ernstig liet aanzien, bleek later bij geneeskundig onderzoek, dat hij er met enkele ontvellingen en inwendige kneuzingen aan het been was afgekomen. De fiets was gedeeltelijk vernield. De oorzaak is aan onoplettendheid en geen signalen geven, te wijten [Delftsche Courant 19 maart 1932, blz. 7].
In de middag van 6 april 1932 breekt een felle brand uit in de boerenwoning van de landbouwer G. de Reede te Delfgauw, gemeente Pijnacker. Door de krachtige wind breidt het vuur zich snel uit. Weldra slaan de vlammen uit het dak. De motorspuit van Pijnacker, die vrij spoedig ter plaatse is, geeft met twee stralen water. Men roept ook de hulp in van de Delftse politie en brandweer, die met een grote motorspuit, onder leiding van de commandant U. van der Zee, assistentie verleent met een drietal stralen. Na ongeveer een half uur is men de brand meester. Uitgebrand zijn de bovenverdieping en een gedeelte van het benedenhuis. De aanzienlijke schade, geraamd op f 5000, wordt door de verzekering gedekt. Door de gunstige windrichting konden de achter het huis liggende veestallen behouden blijven [De Dordrechtsche Courant 7 april 1932, blz. 6]
Op 7 april 1932 wordt gemeld dat aan de Oude Leede een tweetal reizende kooplui onenigheid kregen over een artikel dat één van deze marskramers de ander geleverd had en welks deugdelijkheid door de koper van dit artikel in twijfel werd getrokken. De twist liep zo hoog, dat hij een eind paal, dat in het tuindersvak nader wordt aangeduid als mattenpaal, greep en zijn leverancier, die hem elastiek had geleverd te lijf ging, maar deze, hoewel niet groot van postuur, pakte zijn tegenstander eveneens aan, waarna hij hem op vakkundige wijze tegen de wereld werkte. Een flinke aframmeling volgde en de aanvallende elastiek-handelaar moest hem beloven voortaan met rust te laten, waarmee deze vechtpartij, die nogal de belangstelling van de omwonende bevolking had, was afgelopen zonder veel bloedvergieten [Delftsche Courant 7 april 1932, blz. 2].
Op vrijdagavond 15 april 1932 is de zoon van den kruidenier Van der Kooij met zijn auto te water geraakt. Doordat er een voorwerp boven op een bloemmand viel, beging de bestuurder de onvoorzichtigheid om even om te zien, waardoor hij de controle over het stuur verloor en in de kant terecht kwam, waarna de wagen omkantelde en op de zijkant in een vrij diepe sloot terecht kwam. De bestuurder wist door één van de portieren zich te redden en kwam met enige ontvellingen vrij. De auto werd met behulp van een kraanwagen op het droge gebracht [Delftsche Courant 18 april 1932, blz. 7]
Op 30 juni 1932 wordt gemeld dat bij de tuinder v. d. K. aan de Oude Leede met de lorrie een ongeluk is gebeurd, dat naar omstandigheden nog heel goed is afgelopen. Een broer van v. d. K. reed met grote snelheid van een dijk af en kwam onder de in volle vaart rijdende lorrie terecht. Hoewel hij nog een eind werd meegesleurd, eer dat de lorrie tot stilstand kwam, kwam hij er met enige armwonden van af [Delftsche Courant 30 juni 1932, blz. 2]
Gistermorgen 4 juli 1932 geraakte de veilingschipper F. Kemp, terwijl hij net op weg was naar de groenteveiling, te water. Op eigen kracht wist hij zich weer op het droge te werken, zoodat hij met een nat pak en de schrik vrij kwam [Delftsche Courant 5 juli 1932, blz. 7].
Gistermorgen 6 juli 1932 reed een grote auto van de houthandel Stolk & Zn. naast de weg in de smalle berm in de bocht Zuidweg-Korte Kerkweg. De grote vrachtauto, bestaande uit tractor met aanhangwagen, was daarin geraakt, doordat de chauffeur de bocht te scherp nam. Daartoe gedwongen door een dame die per rijwiel van de tegenovergestelde richting kwam. De tractor stond reeds op de Korte Kerkweg, terwijl de aanhangwagen nog op de Zuidweg stond. Het verkeer was geruime tijd gestremd en moest geleid worden over de Overgauwseweg. ‘s Middags heeft men de wagen op het rechte pad gebracht [Delftsche Courant 7 juli 1932, blz. 7]
Vrijdagavond 8 juli 1932 geraakte het zoontje van de tuinder P. v. Dijk spelende onder de lorrie. Ernstig aan het hoofd verwond, en met een gekneusd been werd de kleine onder de lorrie vandaan gehaald, waarna het onder doktersbehandeling gesteld werd [Delftsche Courant 11 juli 1932, blz. 8].
Vrijdagavond 8 juli 1932 reed het dochtertje van de heer Rensen in de bocht langs de Zuidweg. Het meisje dat op een herenfiets reed, kwam zodanig in het frame verward, dat zij met moeite door een drietal voorbijgangers kon worden gered [Delftsche Courant 11 juli 1932, blz. 8].
Maandagmorgen 11 juli 1932 kwam de monteur Stolk bij het passeren van een rails te vallen, toen hij vanaf Pijnacker met een motorfiets naar zijn werk ging in de Oude Leede, Met een ernstig gekneusde voet kwam hij er nog betrekkelijk goed af. [Delftsche Courant 12 juli 1932, blz. 4]
De heer P. Bade uit Delfgauw die maandagavond 11 juli 1932 een bad nam bij het Zwanenkamp kwam bij het duiken met het hoofd terecht in een scherp stuk glas en verwondde zich ernstig. De heer van Vliet, die het eerste verband legde, kon de bloeding niet stelpen. De patiënt werd verder door dr. van der Horst behandeld [Delftsche Courant 12 juli 1932, blz. 4]
Hedenmiddag 12 juli 1932, omstreeks 12.00 uur, geraakte op de Gasthuislaan de melkauto van de heer Van Vliet uit Pijnacker in de gracht. Terwijl de chauffeur bij een klant stond te praten is de wagen, waarschijnlijk door het losraken van de remmen in beweging gekomen, met het vermelde gevolg. Persoonlijke ongelukken hadden niet plaats. De kannen en flessen konden spoedig op het droge worden gebracht [Delftsche Courant 12 juli 1932, blz. 2].
Woensdagmiddag 13 juli 1932 heeft de expediteur W. Thoen, met het afhakken der bladeren van bloemkool, zich in de hand gehakt. Het ongeluk is te wijten aan onhandigheid van een schipper, die bij het aanwerpen der bloemkool een exemplaar op het mes van T. wierp, met het gevolg dat het mes in de verkeerde richting hakte. Ernstig bloedend en met een diepe wond moest hij zich onder geneeskundige behandeling stellen [Delftsche Courant 15 juli 1932, blz. 11]
Woensdagavond 20 juli 1932 heeft één van de feestgangers de heer K. bij het uit de luchtschommel stappen, een misstap begaan en ernstig zijn voet gekneusd [Delftsche Courant 22 juli 1932, blz. 7]
Woensdagmiddag 20 juli 1932 heeft men tengevolge van hooibroei, de hooiberg van de landbouwer A. J. van der. Kooy gepeild. Daar de temperatuur van dien aard was, dat er gevaar voor brand bestond, besloot men het hooi er uit te werken. De brandspuit werd in de onmiddellijke omgeving gereed gehouden, deze heeft echter geen dienst behoeven te doen. Wel ontdekte men vuur, doch men wist dit met behulp van natte kleden in den beginne te smoren. Tijdens het wegdragen van het hooi ontstond er tijdens het vervoer brand, echter zonder ernstige gevolgen [Delftsche Courant 22 juli 1932, blz. 7].
Zaterdagavond 23 juli 1932 heeft een boerenknecht, de V., werkzaam op de Ackersdijk, bij het zwemmen in de Schie op een stuk glas getrapt en daarbij zeer ernstig zijn voet verwond, zodat hij zich onder geneeskundige behandeling moest stellen [Delftsche Courant 27 juli 1932, blz. 3].
Op 27 juli 1932 wordt gemeld dat doordat één van de speelmakkers van het dochtertje van de heer V., wonende aan de Oude Leede, op de schouders van het meisje was gaan zitten, brak zij een sleutelbeen [Delftsche Courant 27 juli 1932, blz. 3].
Op 27 juli 1932 wordt gemeld dat één dezer dagen ‘s avonds een landloper met een verdacht uiterlijk bij verschillende bewoners van de Oude Leede om drinken liep te vragen. De man had nogal dorst, daar hij zich tot verschillende bewoners met hetzelfde verzoek richtte. Nadat hem door een landbouwer geweigerd was om in de hooiberg te slapen, betrok hij in de nabijheid een mattenschuur. De bewoners waren blijkbaar niet erg op 's mans aanwezigheid gesteld, waarop zij telefonisch de politie verzochten, deze persoon weg te halen, 's Avonds om 23.00 uur heeft men hem per gemeente-auto naar een andere verblijfplaats gebracht [Delftsche Courant 27 juli 1932, blz. 3].
Op de Pijnackerseweg nabij Delfgauw kwam op 5 augustus 1932 een tweetal wielrijders in botsing. Het ongeluk was te wijten aan het feit, dat één van de wielrijders in plaats van vooruit op te letten, achter zich iemand groette, met het gevolg, dat hij in volle vaart tegen de fiets opreed en het voorwiel in elkander reed. De schade werd vergoed [Delftsche Courant 6 augustus 1932, blz. 7]
Donderdagavond 4 augustus 1932 werden de bewoners van de Emmastraat opgeschrikt door zware rookwolken, die zich boven deze straat en omgeving samenpakten en aan een ernstige brand deden geloven. Echter, één van de bewoners van de Stationsstraat wilde zijn tuin bevrijden van overtollig gras en vuil en had dit geheel verdroog in brand gestoken. Het koste deze man een proces-verbaal [Delftsche Courant 6 augustus 1932, blz. 7].
Vrijdagmiddag 12 augustus 1932 is over het dorp en omgeving een windhoos getrokken. De plotseling opstekende wind voerde veel stof van de droge landwegen met zich, alsmede zand van de in aanleg zijnde rijksweg, zodat het enige ogenblikken wel op een zandstorm leek. Bij enkele tuinders moesten de ramen het ontgelden, hoewel de schade van niet ernstige aard was. Aan het Zuideinde van Delfgauw werd een juffrouw die van Rijswijk af kwam fietsen door de plots opkomende sterke wind verrast en met fiets en al in het water geworpen. Omwonenden wisten haar te redden en voorzagen haar tevens van droge kleren. [Delftsche Courant 13 augustus 1932, blz. 2].
Vrijdag 12 augustus 1932 bemerkte de groentehandelaar Groenheide uit de van de Burgstraat bij zijn thuiskomst met de groentewagen dat hij een zak aardappelen miste. Vermoedelijk heeft hij deze verloren tussen Delft en Pijnacker [Delftsche Courant 13 augustus 1932, blz. 2].
Op 17 augustus 1932 wordt gemeld dat bij het te scherp nemen van een bocht bij het oprijden van een brug, de melkexpediteur v. d. K. tegen één van de kettingen aan van de ophaalbrug reed, waardoor deze gedeeltelijk vernield werden [Delftsche Courant 17 augustus 1932, blz. 6]
Op 17 augustus 1932 wordt gemeld dat men bij het beleien van de toren van de Nederlands Hervormde Kerk met enige tegenslag te kampen heeft, doordat vrijdagmiddag met de windhoos een groot gedeelte van de opnieuw aangebrachte leien, door de krachtige wind weer van hun plaats zijn gewaaid [Delftsche Courant 17 augustus 1932, blz. 6]
Toen gistermiddag 19 augustus 1932 A.L., in dienst bij de heer de V., in het Noordeinde een kar met mest naar het land wilde brengen, schrok het paard van de melkauto van de heer Vonk, en sprong te water. De voerman wist er tijdig af te springen, doch de kar werd met grote moeite op 't droge gebracht. De inhoud ging verloren. [Delftsche Courant 20 augustus 1932, blz. 7].
Op 20 augustus 1932 wordt gemeld dat de melkwagen van mej. de wed. De Br. door het schrikken van het paard van de dijk is gerold in de Bieslandse Polder. Wonder boven wonder beperkte het geval zich tot materiële schade [Delftsche Courant 20 augustus 1932, blz. 7].
Naar wij op 20 augustus 1932 vernemen, draagt het ongeluk van de veekoopman Kostering uit Pijnacker een ernstig karakter. Dinsdagmiddag kwam hij van de markt in Rotterdam met de auto. Als gewoonlijk staan er enige jongens bij de hekken gereed om deze voor de voorbijgangers te ontsluiten. Als gewoonlijk krijgen deze kinderen voor hun moeite een paar centen. Ook de heer K. zou vanuit de auto rijdend de kinderen wat geven, en had daarbij het ongeluk met zijn arm tegen een paal te komen, waardoor een gedeelte van de arm, ter hoogte van de pols dermate werd gekwetst, dat de arm als het ware vermorzeld werd. K. wordt momenteel te Delft in Bethel verpleegd. Waarschijnlijk zal hij zijn arm moeten missen [Delftsche Courant 20 augustus 1932, blz. 7].
Zaterdagavond 20 augustus 1932 heeft de heer Amersfoort, bij het zwemmen in de veilinghaven, het ongeluk gehad in een stuk van een bierfles te trappen, waarbij hij zeer ernstig zijn voet verwondde. Hij moest naar Bethel worden vervoerd om de wond te hechten [Delftsche Courant 24 augustus 1932, blz. 2].
Woensdagmiddag 24 augustus 1932 is in de garage van de heer Slootweg brand uitgebroken. De brand is ontstaan doordat men een auto, die gerepareerd was, nog even wilde laten proefdraaien, waarbij waarschijnlijk kortsluiting is ontstaan. Met behulp van zand en zakken heeft men de brand direct kunnen blussen. De materiële schade is tot een minimum beperkt gebleven. De in brand geraakte auto heeft alleen zandschade opgelopen. De motor moet daarom opnieuw uit elkander worden genomen [Delftsche Courant 27 augustus 1932, blz. 7].
Op 5 september 1932 wordt gemeld dat op de Oude Leedeweg een tweetal wielrijders met kracht tegen elkander op zijn gereden, doordat één van de wielrijders een verkeerde manoeuvre maakte. Eén van de slachtoffers bekwam ontvellingen aan zijn handen [Delftsche Courant 5 september 1932, blz. 8].
Op 6 september 1932 wordt gemeld dat een bediende van de weduwe Stolk te Pijnacker met een wagen bespannen door een paard reed op de Oude Weg, richting Nootdorp. Plotseling schrok het paard, liep achteruit en duwde de wagen met koopwaren aan de kant, die door het vele water zacht was geworden en de wagen kantelde zijwaarts het water in. De koetsier wist bijtijds van de bok te springen en het paard op het droge te houden. Zijn hele koopwaar zoals zeep, soda enz. ging hierbij te water. Met vereende krachten van toegeschoten hulp heeft men nog getracht zoveel mogelijk te redden. Met een kapotte boom van zijn wagen en een verlies van ongeveer honderd gulden aan koopwaar vervolgde de jongen weer zijn weg [Delftsche Courant 6 september 1932, blz. 7]
Zaterdagavond 3 september 1932 kwam het 3-jarig zoontje van de heer S. aan de Stationsstraat van een aanrecht te vallen op een kan. Met een ernstige wond en hevig bloedend heeft men hem direct onder geneeskundige behandeling moeten stellen [Delftsche Courant 6 september 1932, blz. 8]
Op 22 september 1932 wordt gemeld dat één van de vrachtwagens die materiaal aanvoeren voor de te vernieuwen weg Noordeinde van Berkel vanaf de Katwijkse buurt, is aan de Klapwijkseweg, te water geraakt en omgekanteld. Persoonlijke ongelukken hadden niet plaats [Delftsche Courant 22 september 1932, blz. 2]
Op 28 september 1932 wordt gemeld dat bij mej. de wed. G. uit Delfgauw een begin van binnenbrand is ontstaan. De heer Krul uit Pijnacker, die de rookwolken uit de ramen zag slaan verschafte zich toegang tot de woning,waar de bewoonster niet thuis was, Zo wist men het gevaar te bezweren [Delftsche Courant 28 september 1932, blz. 7].
Dinsdagmorgen 11 oktober 1932 brak in Delfgauw een as van de vrachtauto van de heer L. B., welke met zand beladen het dorp passeerde. De wagen bleef op de straat, het zand bleef ook grotendeels behouden. Het verkeer werd niet gestremd [Delftsche Courant 12 oktober 1932, blz. 2].
Op 15 oktober 1932 wordt gemeld dat bij het passeren van een grote houtauto heeft een vrachtauto die materiaal aanvoerde voor de weg Noordeinde van Berkel, doordat eerstgenoemde wagen nadat de andere vrachtauto hem reeds op de helft gepasseerd was, plotseling weer naar het midden van de Pijnackerseweg reed, om een aanrijding te voorkomen, zijn auto op het rijwielpad moeten rijden. Daar echter dit rijwielpad op zulk een zware last niet was berekend, zakte de zwaar beladen auto al spoedig tot aan zijn assen in het zand, na eerst nog enkele meters het rijwielpad geheel vernield te hebben [Delftsche Courant 15 oktober 1932, blz.3]..
Gistermorgen 18 oktober 1932, ongeveer om 11.00 uur kwam de heer H.M. Stolk met zijn Ford vrachtwagen de polderweg bij het Verlaat afrijden om zich in de richting Delft te begeven. Doordat zijn rechtse portierruit gebroken was en hij hiervoor een zak had gehangen, bemerkte hij niet, dat op datzelfde ogenblik dat hij de hoofdweg op zou draaien, dat van de richting Delft een met zand beladen vrachtwagen kwam aanrijden. Om een aanrijding te voorkomen zwenkte de chauffeur van laatstgenoemde wagen, toebehorend aan L. Zijderhand uit Moerkapelle, zijn stuur om en trachtte op deze wijze de brug naar de Overgauwseweg op te draaien. Dit gelukte hem echter niet en hij kwam met tamelijk flinke vaart tegen de leuning van de brug terecht. De schade aan de wagen van Zijderhand is aanzienlijk, terwijl Stolk geen schade opliep. De verzekering dekt de schade [Delftsche Courant 19 oktober 1932, blz. 7].
Op de Pijnackerseweg heeft zaterdagavond 22 oktober 1932 een aanrijding tussen een auto en twee wielrijders plaatsgehad. Doordat zijn lichten gedoofd waren, reed van K. uit Pijnacker op een tweetal wielrijders in, die in de richting Delft reden. Met totaal beschadigde fietsen, een hoofdwond en enkele schrammen kwam men er nog betrekkelijk goed af. Waren deze wielrijders op het rijwielpad gaan rijden, dat er toch alleen ten gerieve van de wielrijders is, had een dergelijk ongeval niet plaats kunnen hebben. Dr. W. v. d. Horst verleende geneeskundige hulp, waarna hij de slachtoffers per auto naar Delft gebracht heeft [Delftsche Courant 24 oktober 1932, blz. 7]
Op 24 oktober 1932 wordt gemeld dat doordat een wielrijder, op de straatweg Zoetermeer-Delft ter hoogte van de Katwijksebuurt de onvoorzichtigheid beging om plotseling de weg over te steken, geraakte een vrachtauto te water. De chauffeur wilde een aanrijding voorkomen en week uit naar het rijwielpad, met het gevolg dat hij de macht over zijn stuur verloor, met bovengemeld gevolg. Persoonlijke ongelukken kwamen echter niet voor [Delftsche Courant 24 oktober 1932, blz. 7]
Zaterdagmorgen 5 november 1932 had de bankwerker De Graaf, werkzaam bij de firma Lamboo, het ongeluk met zijn hand tussen de zaagmachine te komen. De ongelukkige werden 3 vingers afgezaagd. Hij werd direct naar een ziekenhuis te Delft overgebracht [Delftsche Courant 7 november 1932, blz. 6].
Zondagmiddag 6 november 1932 geraakte het-zoontje van de heer D. v. d. K. met fiets en al te water. Hij wilde over een plank rijden die naast de sloot lag, kwam er echter naast te rijden, verloor zijn evenwicht en kwam in de moddersloot terecht, wat de reinheid van zijn zondags pakje nu juist niet bevorderde. Verder kwam hij met de schrik vrij [Delftsche Courant 7 november 1932, blz. 6].
Dinsdag 15 november 1932 geraakte het paard en wagen, toebehorende aan de heer Kühne, aan de Oude Leede te water, doordat, het paard in een onbewaakt ogenblik er vandoor ging en op eigen gelegenheid zijn weg wilde vervolgen, bij welke poging het dier echter het rechte spoor bijster raakte met het gemeld gevolg. Met vereende krachten zijn daarna paard en wagen op het droge gebracht [Delftsche Courant 17 november 1932, blz. 2].
Maandagavond 5 december 1932 kwam een jongen, die op zijn fiets Sint Nicolaas-surprises bezorgde, in Pijnacker te vallen. Het ongeval was te wijten aan de bagagedrager, die hij voor op zijn fiets had staan, en die in de spaken van zijn voorwiel terecht kwam, met het bovenvermelde gevolg. Hoewel hij zich inwendig bezeerd had, kon hij op eigen kracht zijn weg vervolgen [Delftsche Courant 7 december 1932, blz. 7].
Op 8 december 1932 wordt gemeld dat door de gladheid van de weg in Delfgauw het paard, gespannen voor een groentewagen komende uit de Oude Leede, bij het afrijden van de brug kwam te vallen. Door vereende krachten wist men de wagen op de begane grond te houden en het paard, dat zich niet ernstig had bezeerd, op de been te helpen [Delftsche Courant 8 december 1932, blz. 4].
Gisteravond 16 december 1932 omstreeks 21.00 uur is te Pijnacker een auto-ongeluk gebeurd dat nog goed is afgelopen. Op die tijd is een uit Rotterdam komende wagen van een autoverhuurder F. van der Hoeven uit Pijnacker, waarschijnlijk door de mist misleid, bij de Oude Leede in het water gereden. Van de achterin zittenden, waaronder drie kleine kinderen, allen van de familie Harteveld, wist één persoon zichzelf te redden door uit de auto te klimmen. Gelukkig kwamen op het hulpgeroep van alle kanten mensen toeschieten, die er in mochten slagen alle inzittenden op de wal te brengen. Tijdens de reddingspogingen is de auto nog eenmaal omgeslagen, waardoor de laatste inzittende het bewustzijn verloor. Hij kon echter eveneens nog gered worden. Vanochtend is de zwaar beschadigde wagen gelicht [Delftsche Courant 17 december 1932, blz. 3]
Zaterdag 17 december 1932 is een motorrijder, de heer B.O. uit Delft, in Pijnacker met zijn motorfiets in volle vaart komen te vallen, doordat de ketting van het motorrijwiel afliep. Met een zeer ernstige hoofdwond is hij opgenomen en onder geneeskundige behandeling gesteld [Delftsche Courant 20 december 1932, blz. 7]