misdaadDrie personen zouden in de polder, in de omgeving van Pijnacker hebben gejaagd en staan daarom op 9 januari 1935 in Delft terecht. Het jagende drietal, woonachtig te Pijnacker, was in gezelschap van een hond. Dit laatste werd verteld door een tuinder, die het driemanschap heeft gezien en als getuige wordt gehoord. Hij had de hond achter een haas zien aandraven. Ook heeft hij horen schieten. Kantonrechter: „Ze", wie is dat? Getuige: “Ja, kijk eens, dat weet ik niet”. Eén van de verdachten geeft toe, dat op een haas was geschoten. De loswerkman J. heeft de jagende mensen eveneens in de polder zien lopen. Zij liepen in een land met spruitkool. Kantonrechter: “Mochten ze daar jagen?” Getuige: “Welnee”. De ambtenaar van het O.M. acht de getuigenverklaringen zodanig, dat de tenlastelegging overtuigend en wettig bewezen is. Zij, de verdachten, hebben gejaagd, zonder daartoe gerechtigd te zijn. Hij vraagt voor elk f 8 subs. 4 dagen. Verdachte 1vindt het een hele hoop centen. No. 2 zegt, dat hij niet veel met de zaak te maken heeft. No. 3 verklaart, dat hij steeds de hond heeft vastgehouden. Vonnis: elk f 5 subs. 5 dagen [Delftsche Courant 9 januari 1935, blz. 2]
De landbouwersknecht H. van E. uit Pijnacker staat op 10 januari 1935 terecht wegens diefstal van geld ten nadele van zijn vader en zijn broer. Verdachte had met zekere van E., een afspraak gemaakt, om gezamenlijk naar België te gaan, om aldaar werk te zoeken, doch er was geen geld. Zodoende vatte hij het plan op, om thuis geld te stelen en hij wist een bedrag van f 120 machtig te worden, toebehorend aan zijn vader, terwijl hij ook uit een geldkistje, inhoudende een bedrag van f 1160, eigendom van zijn broer, een bedrag van f 46,50 wegnam. De rest begroef hij in het kistje onder de grond op een weiland in Delfgauw. Verdachte bekende de feiten. Het O.M. eiste tegen hem, die reeds eerder werd veroordeeld, 1½ jaar gevangenisstraf. Daarna stond terecht bovengenoemde W. H. P. van E. terzake van medeplichtigheid aan diefstal. In diens zaak werd de vorige verdachte als getuige gehoord, die aanvankelijk weigerde een verklaring onder ede af te leggen, doch tenslotte toch de belofte aflegde. Getuige, wiens verklaringen afweken, van hetgeen hij vroeger, tegenover de rechter-commissaris had verklaard, gaf op de hem gestelde vragen een aantal ontwijkende antwoorden. Hij gaf evenwel toe, aan de verdachte een bankbiljet van f 10 te hebben gegeven. De twee vrienden zijn naar Rotterdam gegaan, waar zij grof geld verteerden en enige inkopen deden. Verdachte zei, de f 10 van zijn vriend in bewaring te hebben genomen. Hij ontkende dat hij te Rotterdam nogmaals f 10 gekregen had. Ook ontkende hij gezien te hebben, dat getuige een geldkistje heeft begraven. De griffier las de vroeger door verdachte afgelegde verklaringen voor, waaruit het tegendeel bleek. Te Rotterdam werd het tweetal door de politie aangehouden. Het O.M. zei, dat, alhoewel verdachte zich van de domme houdt, uit de feiten blijkt, dat hij wist, en moest begrijpen, dat het geld van diefstal afkomstig is. Tegen deze verdachte luidde de eis 8 maanden gevangenisstraf [Bredasche Courant 11 januari 1935, blz. 6]. Op 24 januari 1935 wordt gemeld ten aanzien van de arbeider H. van E. uit Pijnacker, die terecht heeft gestaan wegens diefstal van geld, ten nadele van zijn vader en zijn broer, dat de rechtbank een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte heeft gelast. De tuinarbeider W.H.P. van E., die van de vorige verdachte een gedeelte van het ontvreemde geld als beloning heeft aangenomen, is ter zake van heling, veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf [De Avondpost 24 januari 1935, blz. 9]
Op 9 en 16 januari 1935 worden in Delft veroordeeld L.S. uit Pijnacker tot een boete van f 15 subs 5 dagen en H van W. tot een boete van f 5 subs 5 dagen, beiden wegens overtreding van de Jachtwet. J.v.d.B. uit Pijnacker is veroordeeld tot f 3 subs 1 dag wegens overtreding van de Politieverordening Delft. Wegens overtreding van de Leerplichtwet krijgt A.S. een boete van f 1 subs 1 dag. W. van B. is veroordeeld tot een boete van f 4 subs 1 dag wegens overtreding van de Vleeskeuringswet [Delftsche Courant 21 januari 1935, blz. 2].
Tijdens een avonddienst in de R.K. kerk op 20 januari 1935 heeft zich in deze kerk en omgeving, een verdacht persoon opgehouden. Op een vraag wat deze moest, kreeg men ten antwoord, dat hij de kerk van binnen wenste te bezichtigen. Na zijn vertrek miste men van enkele rijwielen een lantaarn en belastingplaatje [Delftsche Courant 21 januari 1935, blz. 8].
Een tweetal mannen A.R. en J.T. staan in januari 1935 terecht voor de Haagse politierechter. Ze hebben in oktober 1934 in Pijnacker tezamen een viszegen gestolen. Beiden bekenden. Daar beide verdachten reeds meermalen met de gevangenis hebben kennisgemaakt, zag de officier van justitie, jhr. mr. Van Asch van Wijck, geen aanleiding een voorwaardelijke gevangenisstraf te vragen, hoewel het rapport van de reclassering dit adviseerde. Spreker vorderde 2 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk.. Mr. van den Boom heeft deze keer beiden nog een voorwaardelijke straf opgelegd, namelijk 2 maanden met 3 jaar proeftijd [Delftsche Courant 1 februari 1935, blz. 2]
Op 13 februari 1935 wordt L.F.J. v.d. P. uit Pijnacker door de kantonrechter in Delft veroordeeld tot een boete van f 6,50 subsidiair 1 dag hechtenis wegens het stoken van vuur in de nabijheid van een gebouw [Delftsche Courant 16 februari 1935, blz. 2]
Op 20 februari 1935 worden J. van W. en H.W.H. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 3 subsidiair 2 dagen hechtenis wegens overtreding van de Motor-en Rijwielwet [Delftsche Courant 23 februari 1935, blz. 9]
Op 27 februari 1935 wordt G. v..d. K uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 15 subs. 5 dagen wegens straatschenderij. J.V. uit Pijnacker krijgt voor dat feit een berisping [Delftsche Courant 2 maart 1935,, blz. 1]
Op 8 maart 1935 wordt gemeld dat J. van L., uit Pijnacker, in een café te Delft de caféhouder met een geopend zakmes heeft bedreigd, hem toevoegende, dat hij de caféhouder „hardstikke dood" zou steken, daar de caféhouder weigerde, verdachte sterke drank te schenken. Van L. verklaarde, zich niets van het feit te herinneren. Jhr. mr. van Asch van Wijck wilde bij zijn eis rekening houden met de omstandigheid, dat verdachte zich niet meer aan alcohol te buiten gaat. Hij heeft zich aangesloten bij een geheelonthoudersvereniging. Ook had verdachte een blanco strafregister. Spreker vorderde 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en ondertoezichtstelling van de R.K. Reclasseringsvereniging. Mr. v. d. Boom heeft verdachte veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met 3 jaar proeftijd [Delftsche Courant 8 maart 1935, blz. 3]
Op 8 maart 1935 wordt gemeld dat de werkloze tuinarbeider G.W. te Pijnacker op 24 december 1934 te Pijnacker een sloot langs de woning had leeggebaggerd. De huisbaas en tuinder de V. vond dit gevaarlijk voor de omgeving en ,,verzocht” verdachte er mee op te houden. Een paar dagen later heeft verdachte deze man met een stok een klap in het gezicht gegeven, waarvan deze veel pijn heeft ondervonden. Volgens verdachte heeft de ander op zeer onhebbelijke wijze verdachte bejegend. De mishandeling kwam zo ernstig aan dat de man bewusteloos neerviel. De officier eiste een gevangenisstraf voorwaardelijk van 2 maanden met 3 jaar proeftijd en f 10 boete subs. 10 dagen hechtenis. De politierechter heeft de zaak uitgesteld om een onderzoek naar verdachte’s persoon te doen instellen [Delftsche Courant 8 maart 1935, blz. 3; Delftsche Courant 19 maart 1935, blz. 8]
Op 6 maart 1935 wordt P. V. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 12 subs 6 dagen wegens overtreding van de Crisis-Zuivelwet. N.L. van B. uit Pijnacker krijgt een boete van f 20 subs 10 dagen wegens overtreding van de Drinkwaterverordening Pijnacker. Tenslotte krijgt T.R. uit Pijnacker een boete van f 3 subs 2 dagen wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 9 maart 1935, blz. 11]
Op 13 maart 1935 worden J.L. en J.M.M. van W., beiden uit Pijnacker, ieder veroordeeld tot een boete van f 10 subs 5 dagen wegens overtreding van de Drinkwaterverordening Pijnacker [Delftsche Courant 16 maart 1935, blz. 7]
Op 14 maart 1935 wordt gemeld dat G. van H, een monteur uit Pijnacker, op de Zuiderstraat te Delft het verkeer in gevaar heeft gebracht. Een autohandelaar uit De Lier, die uit het Achterom kwam, verklaart heel langzaam en met richtingaanwijzer uit de Zuiderstraat te zijn opgereden. Hij heeft zijn auto toen daar geparkeerd aan de linkerkant van de weg met zijn wielen tegen het trottoir. Verdachte kwam nader en stopte vlak achter getuige’s auto. Toen gaf hij opeens vol gas en raakte de auto van verdachte. ,,Dan moet je maar niet midden op de weg gaan staan", riep verdachte. De kantonrechter begrijpt niet dat het verdachte niet gelukt is getuige's auto te vermijden. Verdachte schrijft dit toe aan de smalheid van de weg. Hij beweert, dat hij nog 2½ meter. achteruit is gereden om goed langs getuige's auto te kunnen rijden. Een volgende getuige sprak dit tegen. Ook verklaart hij, dat het onjuist is hetgeen de aangeredene beweert, dat verdachte vol gas langs de auto van de getuigee reed. Hij deed het kalmpjes aan, maar raakte toch de stilstaande auto. Het O.M. acht verdachte schuldig. Eis ƒ 20,- subs. 10 dagen en toezegging van een civiele vordering van f 4,- (bijkloppen van het rechtervoorspatbord). Vonnis conform de eis. [Delftsche Courant 14 maart 1935, blz. 2]
In de nacht van zaterdag op zondag 17 maart 1935 is een gedeelte van de bewoners van de Oude Leede opgeschrikt door een schot dat werd afgeschoten uit een jachtgeweer. Het doel bleek de hond van de poelier M. te betreffen, hetwelk ook gelukte. Echter ging ook een gedeelte van de hagelkorrels tegen en door de ruiten van de naastwonende H., wiens vrouw juist in die kamer was met haar baby. Hoewel hevig geschrokken en ontsteld, is zij niet geraakt. Van de dader, was geen spoor te ontdekken. De politie heeft de zaak in onderzoek [Delftsche Courant 19 maart 1935, blz. 8]
In de afgelopen nacht 20 maart 1935 werden in het Noordeinde bij de heer v.d. L. een paar biggen gestolen [Delftsche Courant 20 maart 1935, blz. 8]
Op 20 maart 1935 wordt P.A. K. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 3 subs 2 dagen wegens overtreding van de Motor-en Rijwielwet [Delftsche Courant 23 maart 1935, blz.11]
Op 27 maart 1935 wordt in Delft Th.G.M. V. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 10 subs 5 dagen wegens overtreding van de Landbouw-Crisiswet [Delftsche Courant 30 maart 1935, blz. 10]
Op 4 april 1935 wordt gemeld dat het Openbaar Ministerie, waargenomen door jhr. mr. van Asch van Wijck, tegen een grondwerker en een loswerkman, beiden uit Delft, ieder 12 maanden gevangenisstraf geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met ondertoezichtstelling. De heren hadden zich te verantwoorden wegens diefstal van konijnen uit een schuur in Delft en wegens diefstal van kippen in Pijnacker. De verdachten hebben eerder meerdere van dergelijke diefstallen gepleegd [Delftsche Courant 4 april 1935, blz. 3].
Op 4 april 1935 werd de voerman J. v.d. B. uit Pijnacker door de Haagse rechter vrijgesproken van diefstal [Haagsche Courant 4 april 1935, blz. 16].
Op 6 april 1935 wordt P.K. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van twee maal f 3 subs twee maal 2 dagen [Delftsche Courant 6 april 1935, blz. 7]
Op 1 mei 1935 wordt gemeld dat aan een veehouder en melkkoper te Pijnacker is tenlastegelegd dat hij een bus melk ter aflevering in voorraad heeft gehad, waarvan het vriespunt was 0.51 gr., terwijl een hoeveelheid water was toegevoegd. Mr. M.G.J. Bevers, de raadsman van verdachte zegt, dat de melk diende om zelf te karnen, waarvoor verdachte vergunning heeft. O.M.: Hoe komt er dan water bij? Verdediger: Omdat er gekarnd moest worden. O.M.: Nou, dat lijkt erg onwaarschijnlijk. Kantonrechter: Ik lust geen karnemelk, dus ik kan er niet over meespreken. De zaak wordt aangehouden [Delftsche Courant 1 mei 1935, blz. 2]. Op 8 mei 1935 wordt de zaak betreffende de verwaterde melk voortgezet. Mr. M.G.J. Bevers, raadsman van verdachte verklaart, evenals een week geleden, dat de bedoelde melk niet voor verkoop aanwezig was, doch om te karnen. De heer Onrust, de ambtenaar bij het controlebureau te Den Haag die het proces-verbaal heeft opgemaakt, vertelt, dat de melk gewoon verdund was met water. Het was geen karnemelk en ook niet verzuurd. O.M.: Hebt u nog monsters genomen uit andere bussen. Getuige: Neen. O.M.: En hebt u gevraagd of het consumptiemelk was? Getuige: Jawel. O.M.: Stonden er nog meer bussen met melk? Getuige: Dat weet ik heus niet. Getuige was te woord gestaan door de vrouw van verdachte. Kantonrechter: Stond een opschrift op de bus? Gct.: Neen. Mr. Bevers legt er nogmaals de nadruk op, dat de bedoelde melk bestemd was om karnemelk te worden. Kantonrechter: Acht u dat mogelijk? Getuige mompelt iets onverstaanbaars; hij schijnt geen antwoord te weten. Op verzoek van de verdediger wordt de zaak nogmaals aangehouden en wel drie weken [Delftsche Courant 8 mei 1935, blz. 2] Op 29 mei 1935 wordt de zitting over de waterige melk voortgezet. Thans wordt gehoord als getuige de echtgenote van verdachte.Zij bekent dat er water in de bus met melk zat. De melk moest n.l. gekarnd worden, doch was nog niet gezuurd toen de controleur kwam. Kantonrechter: “Er is bij u al eens meer iets bemerkt, hè?” Getuige: “Ja”. Getuige zegt dan verder dat ze woensdagochtend om 8 uur water bij de melk had gedaan, terwijl ze vrijdag daarop pas zou kunnen gaan karnen. Verdediger: “Was de voor verkoop bestemde melk al het huis uit toen de controleur kwam? De getuige knikt van ja. De controleur de heer O. vertelt dat hij 's ochtends om half negen bij verdachte is geweest. Kantonrechter: “Is het mogelijk dat er twee dagen vóór er gekarnd wordt water bij gedaan wordt?” Getuige: “Neen, dat niet. Wel wordt er soms vlak voor het karnen water bij gedaan om de melk op temperatuur te brengen”. Kantonrechter: “Toen u kwam is er toen gezegd dat de melk bestemd was om te karnen”. Getuige: “Neen”. De ambtenaar van het O.M, acht bewezen dat de bedoelde melk voor consumptie en voor karnen bestemd was, Spreker acht verdachte schuldig en vraagt f 80,-, subs 40 dagen. De verdediger meent dat niet bewezen kan worden dat de melk voor verkoop bestemd was. De controleur heeft een monster genomen, zonder naar de bestemming van de melk te vragen. Het is zeker dat er bij verdachte regelmatig wordt gekarnd en de bedoelde melk is inderdaad enige dagen later gekamd. Pleiter vraagt dan ook vrijspraak, eventueel uiterste clementie. De ambtenaar van het O.M. persisteert bij zijn genomen requisitoir. De verdedigr dringt nogmaals op vrijspraak of clementie aan. En wordt de man iets ten laste gelegd, dat de vrouw eventueel gedaan zou hebben. De kantonrechter vonnist met f 30,—, subs. 15 dagen [Delftsche Courant 29 mei 1935, blz. 1]
De politierechter heeft W. W. te Pijnacker op 3 mei 1935 veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met drie jaar proeftijd. De man heeft van onbeheerd staande rijwielen belastingplaatjes gestolen. De eis luidde vier maanden voorwaardelijk [Delftsche Courant 3 mei 1935, blz. 3]
Op 8 mei 1935 wordt R.S. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 3 subs twee dagen wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 13 mei 1935, blz. 2]
Op 5 juni 1935 wordt W.B. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 2 subs 2 dagen wegens overtreding van de Leerplichtwet. A.N. v.d. H. en J.B. beiden uit Pijnacker tot een boete van f 8 subs 4 dagen wegens overtreding van de Visserijwet [Delftsche Courant 8 juni 1935, blz. 3]
Op 19 juni 1935 wordt C.A.J. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 4 subs 2 dagen wegens overtreding van de Arbeidswet. M.J.O. uit Pijnacker een boete van f 5 subs 2 dagen wegens overtreding van de Motor-en Rijwielwet. Voor overtreding van dezelfde wet kreeg A. van V. een boete van f 30 subs 20 dagen [Delftsche Courant 22 juni 1935, blz. 2].
Op 26 juni 1935 wordt P.B. uit Pijnacker veroordeeld tot f 40 subs 20 dagen wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 1 juli 1935, blz. 2]
In de nacht van 28 juni 1935 zijn uit de weide van de heer Van Vliet in de Oude Leede te Pijnacker twaalf koeien gestolen. Twee koeien, waarvan één in een sloot was geraakt, zijn achtergebleven [ Rotterdamsch Nieuwsblad 28 juni 1935, blz. 24]. Betreffende de diefstal van twaalf koeien uit een weiland aan het Zuideinde bij de Oude Leede te Pijnacker wordt op 30 juni 1935 gemeld, dat alles er op wees, dat de beesten met één of meer vrachtauto’s waren weggevoerd. Daar het gisteren veemarkt in Leiden was, werd de Leidse politie gewaarschuwd. De benadeelde Van Vliet vertelde aan de politie, met welke mensen hij zaken deed en van welke aard deze relaties waren. Naar aanleiding van deze mededelingen stelde men te Nootdorp bij de slager Van V. een onderzoek in. Het bleek, dat hij de koeien had weggevoerd, hierbij geholpen door een eigenaar van een vrachtauto. Van V. werd opgesloten in het arrestantenlokaal te Pijnacker. De koeien werden in beslag genomen. De gemeentepolitie van Pijnacker had zich inmiddels met den Officier van Justitie te ’s Gravenhage in verbinding gesteld, die van mening bleek, dat het hier een civiele aangelegenheid gold. De slager Van V. uit Nootdorp werd daarop uit het voorarrest ontslagen [Rotterdamsch Nieuwsblad 30 juni 1935, blz. 11]
Op 3 juli 1935 worden wegens overtreding van de Jachtwet veroordeeld A. v.d. H en J.B. tot ieder een boete van f 40 subs 20 dagen. C. v.d. V. wordt wegens overtreding van de Leerplichtwet veroordeeld tot een boete van f 3 subs 2 dagen [Delftsche Courant 6 juli 1935, blz. 2]
Op 10 juli 1935 worden J.W. R en L.C. van B., beiden uit Pijnacker, ieder veroordeeld tot een boete van f 5 subs. 2 dagen wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 13 juli 1935, blz. 1]
Op 24 juli 1935 heeft de Delftse kantonrechter zitting. Mr. Bevers treedt als gemachtigde op van een verdachte uit Pijnacker, ene C.J. M., die verstek laat gaan. Hij heeft ongemerkte boter in voorraad gehad. Er zijn twee getuigen gedagvaard. Een controleur van de Crisiszuivelwet uit Den Haag A. P. K. wordt als eerste getuige gehoord. Getuige vertelt dat verdachte boter mag inleggen, maar niet in de hoeveelheid, die werd aangetroffen. De houding van verdachte en zijn dochter wordt door getuige gelaakt. De dochter wilde hem zelfs met een pook te lijf gaan en beiden hebben hem uitgescholden alsof hij “tot het schuim van den aardbodem" behoorde. Verdachte zelf maakte toen zijn verlangen kenbaar de controleur de hersenen in te slaan. De ambtenaar van het O.M. vraagt of de controleur al meer verdachtes bedrijf heeft geïnspecteerd. De controleur zegt dat hij enige malen op dit bedrijf heeft geïnspecteerd. Eenmaal heeft hij verdachte gewaarschuwd. Zijn houding was steeds onbehoorlijk. Als getuige à décharge wordt mej. A.M. gehoord uit Pijnacker, dochter van verdachte. De juffrouw weet heel weinig te vertellen. Zij ontkent de controleur met een pook bedreigd te hebben. De ambtenaar vindt het feit ernstig en wil een strenge straf. Eis: f 200 subs. 100 dagen hechtenis met verbeurdverklaring van de in beslag genomen boter. Mr. Bevers gelooft niet dat verdachte heeft willen knoeien. Alles was verantwoord in de boeken. Formeel was de zaak niet helemaal in orde, materieel wel. Spreker dringt op clementie aan. De ambtenaar repliceert en persisteert bij zijn eis. Mr. Bevers dupliceert. Vonnis: f 60 subs. 20 dagen hechtenis, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen boter [Delftsche Courant 24 juli 1935, blz. 2]. J. van B. krijgt op die dag een boete van f 2,50 subs een dag wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 27 juli 1935, blz. 2]
Op 7 augustus 1935 wordt J. van V. veroordeeld tot een boete van f 15 subs 5 dagen en f 5 subs 2 dagen en verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen boter wegens overtreding van de Crisis-Zuivelwet [Delftsche Courant 10 augustus 1935, blz. 11]
De raad komt op 3 september 1935 bijeen. Tijdens de rondvraag vraagt de heer J v. d. Leeuw om meer toezicht uit te oefenen in de Stationsstraat en de Emmastraat, daar hier veel ongerechtigheden gebeuren [Delftsche Courant 5 september 1935, blz. 3]
Op 11 september 1935 wordt A. V. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 20 subs 10 dagen wegens overtreding van de Vleeswarenwet. C.J. B. uit Pijnacker tot een boete van f 25 subs 10 dagen wegens overtreding van het Broodbesluit. Wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet krijgt J.G. van D. een boete van f 15 subs 7 dagen en J.M. v.d. B. een boete van f 2,50 subs 2 dagen [Delftsche Courant 16 september 1935, blz. 3]
Iemand uit Pijnacker is op 9 oktober 1935 ten laste gelegd, dat hij op een voor het verkeer afgesloten weg in die gemeente, met een paard bespannen wagen heeft gereden. De ambtenaar van het O.M. acht de overtreding wettig en overtuigend bewezen en vraagt oplegging van een boete van ƒ 3, subs. 1 dag. De raadsman van de verdachte, mr. De Gidts, merkt op, dat zijn cliënt op de bedoelde weg een uitweg heeft. Wanneer hij met een kar met melk uit het land komt, heeft hij volgens koopakte het recht van de weg gebruik te maken. Zulks kan hem daarom niet zonder meer verboden worden. Voorts doet pleiter een beroep op art 3 van het Rijkswegenreglement. In de Staatscourant, waarin de afsluiting van de weg wordt bekend gemaakt, wordt niet gerept van het feit, dat het sluiten geschied is “in het belang van doelmatig en veilig gebruik" van de weg. Verder staat er in de dagvaarding, dat de weg gesloten was, doch volgens de Staatscourant werd de hoofdbaan gesloten verklaard. Op grond van deze redenen dringt pleiter aan op ontslag van rechtsvervolging, zijnde het bewezen verklaarde geen strafbaar feit. De kantonrechter verklaart de dagvaarding nietig. In een tweede, soortgelijke zaak, waarin mr. De Gidts ook als raadsman optreedt, wordt de dagvaarding eveneens nietig verklaard [Delftsche Courant 10 oktober 1935, blz. 8]
Op 9 oktober 1935 wordt A.J.F.R. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 8 subs 4 dagen en verbeurdverklaring van de vistuigen wegens overtreding van de Visserijwet [Delftsche Courant 12 oktober 1935, blz. 9]
Op 16 oktober 1935 wordt C.J.L. uit Delfgauw veroordeeld tot een boete van f 5 subs 3 dagen. J.P.Z. en J.F.W.V. ieder tot een boete van f 8 subsidiair 4 dagen. Allen wegens overtreding van de Motor-en Rijwielwet. Wegens overtreding van het Rijkswegenreglement krijgt P.G. uit Pijnacker een boete van f 2 subs 2 dagen [Delftsche Courant 19 oktober 1935, blz. 11]
Op 23 oktober 1935 wordt S.J.K. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 10 subs 3 dagen en één van f 5 subs 2 dagen wegens overtreding van de Crisis-zuivelwet. A.K. uit Pijnacker krijgt een boete van f 5 subs 2 dagen wegens overtreding van de Politieverordening Delft [Delftsche Courant 28 oktober 1935, blz. 2]
N. uit Pijnacker wordt op 30 oktober 1935 ten laste gelegd, dat hij een uitweg had op de provinciale weg te Pijnacker zonder daartoe vergunning te hebben. Een opzichter van Provinciale Staten had daarom proces-verbaal opgemaakt en getuigt nu voor de kantonrechter hoe de vork in den steel zat. De kantonrechter merkt al aanstonds op, dat het een principiële kwestie is en dat alles heel eenvoudig is. De verdachte heeft wel het recht van een uitweg volgens de koopakte, doch behoort geheel los van de koopakte een aanvraag in te dienen bij Gedeputeerde Staten. Dit heeft hij niet gedaan, waardoor proces-verbaal volgde, maar, zo merkte de kantonrechter op, de man heeft reeds een vergunning volgens de koopakte. Een administrateur bij de Provinciale Griffie zet duidelijk uiteen dat er een vergunning aangevraagd moet worden, anders zou het een warboel worden en zou er geen controle op uit te oefenen zijn. De ambtenaar merkt op, dat er wel een concept moet zijn en verklaart verdachte schuldig, doch zonder oplegging van straf. De verdediger van verdachte is zeer kort omdat hij zich volkomen kan aansluiten bij hetgeen de kantonrechter naar voren gebracht heeft. De kantonrechter spreekt verdachte vrij [Delftsche Courant 31 oktober 1935, blz. 2]
Op 6 november 1935 worden wegens overtreding van de Visserijwet veroordeeld: A.D. uit Pijnacker tot een boete van 2 maal f 2 subs. 2 maal 1 dag; J. van V. uit Pijnacker tot een boete van 2 maal f 2 subs 2 maal 1 dag; P. van D. uit Pijnacker tot een boete van 2 maal f 2 subs 2 maal 1 dag en verbeurdverklaring van het vistuig [Delftsche Courant 9 november 1935, blz. 11].
Op 13 november 1935 wordt G.G. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 3 subs 2 dagen wegens overtreding van de Motor- en Rijwielwet [Delftsche Courant 16 november 1935, blz. 10]
Op 27 november 1935 wordt wegens het rijden zonder licht, van H. uit Pijnacker veroordeeld tot ƒ 3 of 1 dag hechtenis. Van H. had bovendien zonder rood achterlicht gereden [Delftsche Courant 27 november 1935, blz. 2]
Op 11 december 1935 staat een loswerkman uit Delft terecht. Hij is al eens eerder voor het hekje geweest, omdat hij met een sleephengel heeft gevist zonder een akte daarvoor te bezitten. Een en ander geschiedde in de Klapwijksevaart in Pijnacker, die is gepacht door de Haagse Hengelaarsvereniging. Een opzichter van de Visserijwet wordt als getuige-deskundige gehoord. De verdachte zegt, dat hij geen sleephengel heeft gebruikt en heeft geaasd met een worm. De deskundige verklaart, dat, indien deze bewering juist is, moeilijk gezegd kan worden dat verdachte van een sleephengel gebruik maakte. Kantonrechter: Maar dan had de verdachte nog geen vergunning. Verdachte: Het is er een vrij verkeerswater. Dagelijks gaan er grote schepen langs. De ambtenaar van het O.M. vraagt vrijspraak wegens de eerste tenlastelegging en ontslag van rechtsvervolging voor de tweede. De kantonrechter gaat daarmee akkoord en vordert tevens teruggave van de in beslag genomen hengel. “Daar heb ik nou zo lang op gewacht”, zegt verdachte [Delftsche Courant 11 december 1935, blz. 1].
Op 11 december 1935 wordt een koopman uit Pijnacker veroordeeld tot vier boeten van f 0,50 subs. 4 maal 1 dag hechtenis met verbeurdverklaring van de gewichten omdat enkele van zijn gewichten niet van het vereiste merk voorzien waren [Delftsche Courant 11 december 1935, blz. 1].
Op 11 december 1935 wordt A. v.d. S. uit Pijnacker veroordeeld tot een boete van f 10 subs 5 dagen wegens openbare dronkenschap [Delftsche Courant 14 december 1935, blz. 11]
Een tuindersknecht uit Pijnacker werd, omdat hij zonder vergunning met de fuik gevist had in de Kooywetering aldaar, op 18 december 1935 door de kantonrechter veroordeeld tot f 20 boete subs. 5 dagen hechtenis [Delftsche Courant 18 december 1935, blz. 2]