ONUITWISBARE GEMISTEN
korte verhalen, foto-art
Michiel Hanon
ONUITWISBARE GEMISTEN
Copyright 2024 Michiel Hanon Boeken
Auteur / foto-artist: Michiel Hanon
https://sites.google.com/view/michiel-hanon
michielmichiel2009@live.nl
Omslagontwerp: Michiel Hanon
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd door middel van druk, fotokopieën, geautomatiseerde gegevensbestanden of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
INHOUD
ONUITWISBARE GEMISTEN
DE AFREKENING
DE LANGE TERUGWEG
DE VERRASSING
DE OPDRACHT
NU
DE COMPETITIE
ONUITWISBARE GEMISTEN
In de brandende zon van de woestijn belde een man van in de veertig met zijn mobiel naar het politiebureau van het dichtstbijzijnde dorp.
“Met Broekema, ik doe aangifte van een vermissing”.
De receptioniste verbond de man door met de enige op het bureau aanwezige politiemedewerkster, tevens rechercheur. Een vrouw van in de dertig.
“Met mevrouw Slot, U belt in verband met een vermissing?”.
“Ja, dat klopt, mijn vrouw is verdwenen. Ik was even weg. Ik denk dat ze is ontvoerd”.
“U heeft haar dus niet zien weggaan. Hoe lang is uw vrouw al weg?”.
“Ik denk toch zeker een paar uur. Ze is behoorlijk aantrekkelijk en er zwerven hier allerlei overvallers te paard rond. Ik ben bang dat haar iets is aangedaan”.
“Hier rijden mensen nog wel eens op een paard, maar van overvallers in dit onherbergzame gebied horen wij niet zo vaak. Uw vrouw is trouwens nog niet zo lang van huis. Mogelijk staat zij straks weer voor de deur”.
“Wij zijn niet thuis, mevrouw. Ik zie hier ook geen enkel huis om me heen. Wij kamperen midden in deze verlaten woestijn. Ik heb er nu al spijt van. Ik word gek van die hitte”.
“Oké, meneer Broekema, ik kom wel even bij u langs, dan kan ik de situatie beter beoordelen. Als u mij beschrijft waar uw tent staat, dan ben ik zo bij u”.
Niet veel later reed Slot in haar politiejeep naar de aangegeven locatie en ontwaarde zij een tweepersoons tentje “in the middle of nowhere”. Broekema liep haar al tegemoet, en de twee stelden zich aan elkaar voor.
“Kan het zijn dat ik u eerder in het restaurant van het dorp heb gezien? U bent ook nu niet in uniform?”, zei de man wat verbaasd.
“Ja, daar kom ik regelmatig. Nee, als ik snelheid controleer, ben ik wél in uniform, nu ben ik in de functie van rechercheur. Want er valt iets te rechercheren, begrijp ik. Ik kleed me trouwens het liefst in burger, en lekker luchtig. Het is hier al zo heet. Vindt u het wat?”.
“Uw outfit bedoelt u? Nou zeker! Ik kijk mijn ogen uit. Dat noem ik zeker luchtig gekleed. Mooi kort rokje ook. U daagt een man wel graag uit, geloof ik”.
“Dank u, ik krijg graag complimentjes. De paar mannen die hier in het dorp verblijven, kijken ook graag naar me. Helaas leggen ze nooit contact. Dat is wel frustrerend, en je moet als vrouw dus wel een beetje uitdagen. Maar de hormonen treden bij de heren niet in werking. Boring! Maar goed, daar gaat het nu even niet om. We hebben een gevalletje vermissing, zegt u”.
“Ja, klopt. Maar als mijn vrouw inderdaad is ontvoerd, kunnen wij samen misschien wat in het dorp gaan eten”.
“Laten we niet op de zaak vooruitlopen. Zo’n kanjer bent u nou ook weer niet. Een vermissing dus. Laat me eens denken, wat kan er allemaal aan de hand zijn?”.
De politievrouw dacht een ogenblik na.
“U zei dat uw vrouw aantrekkelijk is? Nog aantrekkelijker dan ik?”.
“Nou nee, Rita is mooi, maar zo mooi als u is ze niet, helaas”.
“Oké, dan heb ik een beeld. Heeft u een foto van haar?”.
“Nee, daar kan ik u hier niet aan helpen”.
Mevrouw Slot vond het maar een vreemde situatie. Was er wel een vermissing? Had Broekema zijn vrouw misschien vermoord? Of was zij maar een verzinsel, een fantasie? Omdat hij eigenlijk alleenstaand en eenzaam was? Ze wist dat de zon op mensen een vreemde uitwerking kon hebben. Ze waren deze hitte niet gewend. Was de man niet verward, had hij niet een zonnesteek? Of had hij een oogje op haar, en zocht hij zo contact? Hij kende haar tenslotte van het restaurant, en toen was ze ook nogal sexy gekleed.
Slot kwam er niet uit, en besloot een kijkje in de tent te nemen. De rechercheur zag dat er binnen inderdaad een tweede slaapplaats was. Ze keek verder rond, en verschoof de twee luchtbedden een beetje. Mevrouw Slot ontdekte een pistool onder één van de hoofdkussens.
“Aha, dat is interessant. Wat doet dit pistool in uw tent? U heeft hier een vergunning voor?”.
“Die ligt thuis. Ik heb dat pistool uit veiligheidsoverwegingen. Zoals ik al aangaf, er zwerven hier piraten en overvallers te paard rond”.
“Piraten zelfs, toe maar. Zijn het geen zeerovers?”.
“U neemt me niet serieus, mevrouw. Hier in de woestijn zijn geen zeerovers!”.
“Nee, dat weet ik ook wel! Nou ja. Ik heb het hier wel gezien. Ik ga nu terug naar het bureau. Ik heb kennis genomen van uw vermissing en hou een oogje in het zeil. Goedenmiddag”.
De rechercheur vertrok richting haar politiejeep, maar draaide na een aantal meters om, en liep terug naar de heer Broekema.
“Sorry, ik vertrouw het toch niet. Dat pistool in uw tent en een vaag verhaal van vermissing. Dit moet beter worden uitgezocht. U gaat mee naar het bureau”.
Zo geschiedde, de heer Broekema bood weinig weerstand. Mogelijk had hij wel behoefte aan wat schaduw. Slot sloot Broekema voorlopig op in de enige politiecel van het bureau.
Na een kop koffie besloot ze voor nader onderzoek terug te keren naar de tent. Toen de politievrouw daar aankwam, ontwaarde zij een vrouw die zich rond de tent ophield.
“Ik ben Slot, rechercheur van politie. Bent u Rita?”.
“Rita? Nee, die ben ik niet”.
“U bent niet de echtgenote van de heer Broekema?”.
“Nee, ik ben mevrouw van Breukelen, zijn therapeute. Is hij in de buurt? Ik zie hem nergens”.
“Dat kan kloppen, hij verblijft even een tijdje op het bureau. Uw cliënt belde mij met het verhaal dat zijn vrouw mogelijk was ontvoerd. Ik vond het vreemd. Maar zit het anders in elkaar?”.
“Inderdaad. Er is hier geen echtgenote, die is thuis. Broekema en ik zijn op outward bound. Een lastige cliënt, die Broekema. Hij heeft ernstige verlatingsangst. Deze is veroorzaakt doordat hij als klein kind jarenlang alleen in huis achter werd gelaten, omdat moeder in de winkel van het echtpaar moest helpen. Als hij nu van huis gaat, ketent hij zijn vrouw Rita met een lange ketting vast aan de verwarming. Zo bang is hij dat ze wegloopt of zich zal verkopen aan de buurman. Voor dat alles heb ik hem behandeld. Dit hier in de woestijn is een soort eindtest. De therapie is afgerond”.
“Oké, helder. En waar was u daarnet?”.
“Boodschappen doen. We willen vanavond bij de tent eten”.
Slot constateerde dat de therapeute bij Broekema in de tent sliep. Maar ook zij maakte op de rechercheur een wat verwarde indruk.
“Kunt u wat meer over uw cliënt vertellen? Is het gebruikelijk dat u samen met uw cliënt in een tentje in de woestijn verblijft?”.
“Ha, ha. Ik begrijp dat dit voor leken wat vreemd overkomt. U moet weten dat de heer Broekema ook moet leren om zijn handen van vrouwen af te houden. Hij wordt regelmatig van handtastelijkheid beschuldigd. Dit kamperen is de ultieme uitdaging om het effect van de therapie te testen. Daarom heb ik altijd ook een pistool bij me. In het dorp merkte ik echter dat ik het per ongeluk in de tent had laten liggen. Niet zo slim van mij”.
“Aha, dat pistool is van u! Ik trof dat wapen inderdaad in de tent aan. De heer Broekema gaf aan dat het van hem is?”.
“Lariekoek. Mocht hij willen. Ik ben blij dat u het heeft gevonden, en niet hij. God mag weten wat hij ermee had gedaan!”.
“Heeft u een vergunning?”.
“Natuurlijk heb ik een vergunning!”.
De politievrouw twijfelde aan het verhaal van de therapeute, maar achtte niet langer grond aanwezig voor het vasthouden van Broekema. Wat die twee daar ook in de woestijn uitspookten, er werd kennelijk niemand vermist. Ze besloot hem maar vrij te gaan laten, en nam afscheid van mevrouw Van Breukelen.
Toen Slot de heer Broekema op het bureau vertelde waarom hij weer werd vrijgelaten, keek hij de politievrouw vreemd aan, maar maakte hij zich daarna snel uit de voeten.
Slot was nu wel toe aan een maaltijd. Ze had honger gekregen. Maar ze bleef tijdens het eten piekeren over die twee toch wel rare snoeshanen die ze had ontmoet. Met name zat dat vuurwapen haar nog dwars. Waarom had ze dat niet meegenomen naar het bureau?
De politievrouw wilde dat pistool toch nog beter onderzoeken, en besloot nogmaals naar de tent te rijden. Op de plaats aangekomen waar deze zich bevond, bleken de tent en de kampeerders te zijn verdwenen. Onverrichter zake keerde mevrouw Slot daarom weer terug naar het bureau. Aldaar wachtte een man op haar die zich bij de receptioniste had gemeld. Hij stelde zich voor als Zeilstra.
“Ik ben op zoek naar een hier in de woestijn kamperend echtpaar, en ik hoorde van uw collega dat u met hen contact hebt. Ik kan ze echter niet vinden. Ze verblijven niet op de afgesproken plek”, begon de heer Zeilstra.
“Ik was inderdaad een duo dat hier aan het kamperen was aan het onderzoeken. Maar wie bent u nou weer?”.
“Ik ben de relatietherapeut van het echtpaar Broekema. Ze zouden hier gaan kamperen als laatste therapiesessie, en ik zou hen hier voor een eindgesprek komen bezoeken. Maar ik kan ze dus niet vinden”.
“Alweer een therapeut. Wat is hier allemaal gaande?”, verzuchtte mevrouw Slot. “Tijden lang gebeurt hier geen moer in de omgeving, en nu vliegen de hulpverleners me om de oren!”.
De rechercheur moest moeite doen om de uitspraken van Zeilstra te volgen, ze werd een beetje verblind door zijn aantrekkelijke uiterlijk. Hij was beslist een knappe dertiger. Vergeleken met hem waren die mannen in het dorp maar kwibussen. Dit was de man die ze altijd had gezocht. Wat een lichaam, wat een mooi gezicht! Hoe kon zij hem interesseren? Gelukkig had ze nog haar uitdagende kleding aan. Zou hij hier positief op reageren? Hem eerst maar een beetje aan het lijntje houden, bedacht ze als strategie.
“Wilt u koffie? Laten we de zaak rustig bespreken, het is nogal ingewikkeld”.
Ze vertelde Zeilstra wat ze tot nu toe had meegemaakt. Deze gaf haar op zijn beurt de nodige informatie over de twee kampeerders.
“De vrouw die u bij de tent zag, is niet de therapeute van Broekema. Zij is Rita, zijn echtgenote, en medecliënt van mij. Rita heeft als tiener moeten meemaken dat haar vader haar moeder heeft vermoord. Ze zegt nogal eens tegen haar man dat ze hem zal verlaten. Maar dit doet ze dan toch niet. Ze zou dit ook nooit kunnen. Maar ze is wél gauw jaloers.
“Het pistool dat u heeft aangetroffen is ook van Rita. Zij draagt dit altijd bij zich, maar had het nu kennelijk per ongeluk in de tent laten liggen. Haar verhaal is altijd dat ze ervaart dat Broekema haar geen moment uit het oog wil verliezen. Maar eigenlijk trekt haar dat enorm aan, ze is blij met zijn afhankelijkheid van haar. Op hetzelfde moment is ze ook weer doodsbang voor hem. Ze bedreigt de man daarom regelmatig met dat wapen. Erg gevaarlijk! Ik heb haar duidelijk aangegeven het ding weg te doen voordat ze op kampeertrip zouden gaan. Dat heeft ze dus kennelijk niet gedaan”.
En hij vervolgde: “De twee spelen altijd samen een soort spel. Je kunt het zien als een manier van leven of als een partnerprobleem van het echtpaar. In de therapie heb ik geprobeerd hen daarvan af te brengen. Jeugdtrauma’s duren voort gedurende iemands hele leven. Ze bepalen de partnerkeuze en beïnvloeden de relatie die zij met die partner hebben. Trauma’s worden daarin steeds “uitgespeeld”. De buitenwereld kan het niet altijd volgen.
“Dit kamperen was bedoeld als slot voor deze therapie, maar de behandeling lijkt nu mislukt. De leegte en verlatenheid van de woestijn, en daarbij nog de grote hitte, waren bedoeld als ultieme test voor beiden. Ze komen uit de stad, en zijn dit niet gewend. Dat was met opzet bedacht. Het zou een extra moeilijkheid zijn om hun strijd tegen eenzaamheid te beproeven. Maar het is mislukt”.
De politievrouw zag dat de therapeut nu bedroefd was.
“Vervelend om die therapie zo te zien stranden. Kom op, u heeft uw best gedaan. Het ligt niet aan u. Die twee mafkezen overleven het samen wel. Ze zijn deze manier van leven gewend, U gaf het al aan. Laat ze lekker verder spelen. Het lijkt me tijd voor wat ontspanning. Zullen we samen wat gaan eten in het dorp? Het restaurant hier is best goed, ik kom er vaak. Heeft u tijd, of wacht er thuis een mevrouw Zeilstra op u? Laten we het er even van nemen. Wat dacht u ervan?”.
Zeilstra was tijdens deze troostende woorden van Slot weer wat opgebeurd. Dit was weer zo’n dag, een dag waarin een aantal onuitwisbare gemisten bij mensen elkaar opvolgden. Niet alleen de heer en mevrouw Broekema waren beiden een belangrijk persoon kwijtgeraakt, ook de politievrouw miste duidelijk iemand. Zeilstra nam het maar zoals het was.
“Nou, laten we dat dan maar doen. Ik ben wel toe aan wat afleiding. U bent overigens al wel gekleed op een avondje uit. Zat uw diensttijd er net voor u op voor vandaag?”.
“Klopt! Vindt u het mooi zo? Rijdt u met mij mee in de jeep? Daar kun je heerlijk mee scheuren. We maken een extra rondje over de hoofdstraat”.
Het werd nog een gezellige avond met de nodige drank. Een avond die beiden niet graag hadden gemist. En de rechercheur vernam nooit meer iets van die twee aparte kampeerders.
DE AFREKENING
De man van in de vijftig had de dag tevoren ingecheckt in een hotel van de kustplaats van het warme land. Zijn kamer met balkon was gesitueerd op een hoge verdieping. Helaas bleek de airco kapot te zijn. Die nacht had hij het daarom extra warm gehad. De man had slecht geslapen, mede omdat hij had liggen piekeren over de dingen die de komende dag gepland stonden. Toen de ochtend eindelijk was aangebroken, stond hij met een onuitgeslapen gevoel in zijn lijf op. En het was nog erg vroeg.
Nadat hij zich had aangekleed, wilde de man met de hoteltelefoon de receptie bellen, omdat hij niet had geïnformeerd vanaf hoe laat beneden kon worden ontbeten. Maar de telefoon werkte niet, de lijn was dood. Hij baalde hiervan, en besloot dan maar naar beneden te lopen. Maar toen hij zijn kamer wilde verlaten, merkte hij dat de deur niet van het slot te krijgen was. Hoe kon dat nou weer?! Na enig peinzen probeerde hij de balkondeur. Deze kon wél worden geopend. De man liep het balkon op om te kijken of hij de kamer via de naastliggende ruimte kon verlaten. Dat bleek een onmogelijkheid. Zelfs een jonge klauteraar zou deze kamer niet levend kunnen bereiken. Bij aankomst had de man al gezien dat hij in een hoekkamer verbleef, de mogelijkheid zou sowieso beperkt zijn. Uiteindelijk begon hij maar om hulp te roepen.
Na enige tijd hoorde de man een vrouwelijke stem, welke kennelijk uit de kamer naast de zijne afkomstig was. Reageerde de vrouw op zijn geroep? Herkende hij deze stem niet als toebehorend aan een dame die hij de vorige avond in de lounge had gezien?
Blij dat hij met iemand contact had, riep hij haar toe: “Hallo daar, mevrouw. Hoort u mij? Ik zit hier vast in kamer 901. Mijn deur zit op slot en de telefoon werkt niet. Kunt u mij helpen? Wilt u iemand van de receptie halen om mij hier te bevrijden?”.
Terwijl hij deze zinnen riep, liep de man weer het balkon op, en onderzocht of hij misschien toch in de buurkamer naar binnen kon kijken. Maar dat lukte niet, de ruimtes versprongen, de kamers waren geschakeld. Hij kon niet om een muur heen kijken. Prima voor de privacy, maar nu even onhandig.
De vrouwelijke stem leek inderdaad het geroep van de man te hebben opgemerkt. De man hoorde de stem luid zeggen: “U zit opgesloten in uw kamer”.
“Ja, ik zit hier vast. Ik heb uw hulp nodig. Ik moet er uit, ik word bij mijn dochter verwacht”.
“Vincent is het toch?”, zei de stem nu duidelijk naar de man gericht. “Ja, Vincent, dat was gisteren. Gisteren zou je naar je dochter gaan. Maar deze dag is overgeslagen. Je hebt het feest waar je heen zou gaan daarom gemist”.
De man, die inderdaad Vincent heette, begreep niet wat hij hoorde. Hoe wist die vrouw zijn naam, en waar haalde zij deze informatie vandaan? En wat was dat voor een idioot verhaal, dat er een dag was overgeslagen? Die vrouw was gek! Hoe kon de dag van het feest al voorbij zijn? Hij had de wekker gezet, en kon nooit 24 uur te lang hebben geslapen. Al helemaal niet met die hitte. Wat de stem zei, achtte de man onmogelijk, maar hij negeerde alle onduidelijkheid daarover maar even.
“Mevrouw, ik begrijp u niet. Ik ben hier in het hotel om vandaag met familie een belangrijke en heugelijke dag van mijn dochter te vieren. Ik moet er snel heen. Helpt u mij alstublieft!”.
De buurvrouw leek echter geen aanstalten te maken om hulp te gaan halen. Onverstoorbaar antwoordde zij: “Het leek mij onwenselijk dat je bij dat feest aanwezig was. Ik heb de dag voorbij laten gaan. Het was dan wel de wil van je dochter dat je er bij was, Vincent, maar er zou veel worden verzwegen. Teveel”.
De man vroeg de onbekende nu hoe zij dit allemaal wist. En hoe zij heette. Deze gaf daarop geen antwoord, maar gaf wél aan nog veel meer te weten. De stem vervolgde: “Ik vertelde je al dat het voor mij duidelijk is dat je dochter haar vader er inderdaad graag bij wilde hebben. Ze verzon daarom een smoes om haar huwelijk in jouw nieuwe verblijfsland te vieren, dat weet je. Ze zou willen trouwen in een romantische omgeving, ver weg. Jullie kozen voor een mooie en toeristische kustplaats. Hier dus”.
Vincent merkte dat dit allemaal klopte. Voor hem was dit reden geweest om vanaf zijn woning een eind door het land te reizen, en om dit hotel in de kustplaats te boeken.
“Je dochter heeft het verleden van haar vader altijd verzwegen, dat weet je ook. Ze trouwt nu met een leuke man uit haar eigen land. Hij komt uit een goede familie, zijn ouders waren juist helden in de oorlog. Het zou extra pijnlijk voor je dochter worden, indien zou worden ontdekt dat zij zo’n foute vader heeft”.
Vincent werd steeds meer overmeesterd door een opgejaagd gevoel, en hij kreeg het ook steeds warmer. Hierbij kon meespelen dat de zon inmiddels was opgekomen, en de airco nog steeds geen teken van leven gaf. Had hij misschien last van een paniekaanval? Waar ging dit allemaal naar toe?
“Ik ben niet fout geweest in de oorlog. Ik heb in het verleden niets verkeerds gedaan! Het waren allemaal leugens over mij. De mensen waren jaloers op mijn zakelijk succes en op mijn bezittingen”.
“Vincent, je ben naar het buitenland vertrokken vanwege je foute verleden”, merkte de stem koeltjes op.
“Ik ging na de bevrijding voor zaken naar het buitenland, en vond het hier een fijn klimaat. Ik ben gebleven en heb hier een nieuwe zaak opgebouwd. Ik werd in mijn vaderland ten onrechte vervolgd. Ik had indertijd het beste voor met mijn land”.
“En dan is er nog je ex-vrouw, Jeanine”, ging de stem onverstoorbaar verder. “Zij is kort na de bevrijding van je gescheiden, vanwege die foute ideeën van jou in de oorlog”.
De stem sneed nu een voor Vincent erg gevoelig punt aan. Het ging om de vrouw van wie hij heel veel had gehouden, van wie hij nog steeds hield. Hij miste haar erg. De man wist dat zelfs zij hem niet van zijn standpunten over de bezetter af had kunnen brengen. Hij was doof geweest voor haar argumenten. Het viel hem nog steeds zwaar dat hij haar met zijn ideeën over de bezetting en de scheiding daarna zo ongelukkig had gemaakt. Want Vincent besefte sinds het einde van de oorlog wel degelijk dat hij de verkeerde keuzes had gemaakt. Maar hij had dat nooit openlijk toegegeven. Hij was niet alleen het land ontvlucht, hij was ook de confrontatie met anderen uit de weggegaan. Zelfs die met zijn geliefde vrouw.
“Jeanine wilde in de jaren na de bevrijding eigenlijk niet zwijgen, maar heeft dit wel gedaan omwille van jullie dochter”, vervolgde de stem. “En je dochter wilde dat haar moeder ook bij het huwelijk aanwezig was, maar Jeanine wilde jou niet meer onder ogen komen”.
“Ik weet niet of Jeanine naar het feest komt. Ik vraag me dit al een tijdje af”, zei Vincent vertwijfeld.
“Je praat nog steeds alsof het feest van je dochter nog staat te gebeuren. Het is al geweest, Vincent”.
Het drong nu toch wel tot Vincent door dat de bruiloft inmiddels voorbij was. En dat hij het feest dus had gemist. De man legde zich neer bij het idee dat de stem kennelijk van alles op de hoogte was, en kon bepalen dat hij in zijn hotelkamer gevangen zat.
“Is Jeanine nog naar het feest gekomen? Vertel het me, dat is erg belangrijk voor mij. En ben ik niet al genoeg gestraft, nu met die verloren dag? Laat me vrij!”.
“Je was meer dan een meeloper met de bezetter in de oorlog, Vincent. Je was een oorlogsmisdadiger. Je bent na de bevrijding gevlucht, ver weg, naar dit warme land. Om vervolging te voorkomen”.
De man vroeg nu bijna smekend: “Hoe kon ik bij de overname van de macht weten wat er later zou gebeuren? Ik ben ook maar een mens! Wat wil je nu nog van mij? Het is nu jaren later!”.
“Je hebt al een paar jaar een nieuwe vriendin uit het land waar je nu verblijft. Je hebt haar nooit over je verleden verteld. Je hebt haar ook niet gezegd dat je dochter in deze kustplaats ging trouwen. Je wilde niet dat ze er bij zou zijn. Ik wil om te beginnen dat je haar alles gaat vertellen. Je moet nu in je hotelkamer een uitgebreide brief aan haar schrijven. Er ligt papier in het bureaulaatje. En daarna onder de deur doorschuiven”.
“Dat doe ik niet! Ze zal dan van me afgaan, ik weet het zeker!”.
De stem hield aan, maar Vincent was niet tot het maken van een schriftelijke verklaring te bewegen.
“En dan nog iets”, ging de stem verder. “Ik wil je nog even schetsen hoe op het feest werd gereageerd toen bleek dat je daar niet zou komen opdagen. Je ex is toch gekomen, en heeft uiteindelijk ter plaatse de waarheid over jou openbaar gemaakt. Uit wraak, omdat je niet was verschenen. Ze vond dat wel heel slap van je, Vincent. Je dochter is daarna huilend weggelopen. Het bruiloftsfeest werd vervolgens opgeschort”.
Vincent liet de laatste woorden van de stem enige tijd op zich inwerken. Hij besefte nu des te meer dat hij op verschillende punten fout was geweest. Met name ook dat hij de confrontatie met de feiten uit het verleden uit de weg was gegaan. Hij had er bij zijn omgeving eerlijk voor uit moeten komen.
De man overdacht: “Achteraf gezien was ik fout in die oorlog. Er zijn slachtoffers van de oorlog, maar ik ben al lang ook slachtoffer van mijn geweten. Ja, ik heb tenminste een geweten, dat kan niet van ieder die fout was worden gezegd. Er is voor mij geen remedie of uitzicht op herstel. Ik blijf gekweld worden door schuldgevoel. De mensen weten niet dat ik het land ook heb verlaten omdat ik hen niet meer onder ogen durf te komen”.
Hij besefte dat zijn geweten die ochtend een stem had gekregen, en deze stem zou het hem zijn verdere leven zuur gaan maken. De stem die – het kwartje was bij hem inmiddels gevallen - vervormd klonk, maar nu door hem werd herkend. Het was de stem van degene die hem heel goed kende, die hij heel goed kende. De belichaming van zijn geweten, zijn schuldgevoel, dat jarenlang min of meer onbewust in hem had gezeten, en dat hem van binnen geleidelijk kapot had gemaakt.
Vincent vroeg zich verder nog af of hij die ochtend misschien een burn-out of een paniekaanval had gehad. Of dat hij een tijdelijke staat van verwardheid had doorgemaakt. Had hij het uiteindelijk niet aangedurfd om naar het feest te gaan? Was hij een slappeling, en had hij op het laatste moment afgehaakt?
Vincent liep naar het balkon en ging dwars op de rand van het hek ervan zitten. Hij keek in de diepte. De man zag geen andere oplossing meer.
Maar moet een verhaal met het hierna te verwachten gevolg eindigen? Moet er geen waarde worden toegekend aan “het tenminste hebben van een geweten”, zoals Vincent zelf al aangaf? Moet zo iemand niet nog een kans krijgen?
Op dat moment hoorde Vincent vanuit zijn hotelkamer het gebel van de huistelefoon. Deze functionerende kennelijk weer. De man kreeg een oproep.
DE LANGE TERUGWEG
Vanuit een volgestouwd geheugen loopt herinnering een lange weg terug. Langs steden, dorpen, weilanden, woestijnen, maar ook door diepe bossen, langs gevaarlijke ravijnen. Rivieren en beken worden overgestoken, bergpassen beklommen. Men ziet familie, oude bekenden. Het geheel in een kleurrijk schouwspel.
Ik ga op pad voor de lange rit. Gaandeweg raak ik vermoeid van alle indrukken, komt alles mij steeds minder bekend voor, en kan ik dingen tenslotte nog maar vaag voor de geest halen. Ik verbaas mij er over dat ik hier ooit eerder was.
Na lange tijd stop ik ergens onderweg, en ga trots voor mijn eerste autootje staan. Ik poseer voor een fotograaf, een goede vriend van mij, hier nog een jonge Adonis. “Verder op de weg, na het ontwikkelen en afdrukken van mijn filmrolletje”, zegt hij, “zul je het resultaat gaan zien”.
Ik vervolg met een steeds eenzamer gevoel mijn route, tot ik een lange tunnel bereik en vervolgens passeer, waarachter land verschijnt dat ik nooit eerder met eigen ogen in kleur aanschouwde.
Het aantal auto’s, waarvan de modellen steeds vreemder zijn gevormd, is onderweg gestadig afgenomen. Nu allemaal zwart gespoten, met grote spatborden, en voorzien van wielen met wel erg dunne bandjes.
De mensen hier zijn ook raar gekleed, volgens een wel heel andere mode, en zij dragen vaak uniforme hoeden en petten. Maar mannen, vrouwen en kinderen ogen wél onmiskenbaar menselijk, hebben dezelfde gedragingen en trekken als wij.
Ik rust wat uit in deze mij vreemde omgeving, en bespeur een jonge vrouw. Ze komt aanrijden, parkeert haar automobiel langs de kant van de stille weg, en stapt uit. Zij krijgt bekijks, het is een bijzonderheid, een hele luxe! Is dit haar eerste bolide? Ze lijkt het goed te hebben, een gelukkige vrouw.
De dame zegt op weg te zijn naar een spannende ontmoeting met een leuke jongeman. Zij vraagt of ik een foto van haar wil maken, en overhandigt mij een prachtige camera. Een afdruk uit dit toestel zal ik veel verder op de weg wel gaan tegenkomen. Op mijn verzoek neemt zij plaats op de voorbumper van haar automobiel. Ik kijk door de lens, druk af, en hoor een klik.
Ik ervaar ook een klik met haar, alsof wij samen een speciale band zullen krijgen. Helaas kan ik nu maar even komen kijken. Voor dit moment op de lange weg ben ik niet voorbestemd.
DE VERRASSING
Bernhard, een gescheiden man van middelbare leeftijd, kreeg van zijn vriend Dick - sinds diens emigratie naar Italië, jaren geleden - als vaste gewoonte ieder jaar een cadeau, een aanvulling op zijn verzameling Muranoglas. Dick wist altijd goed wat er bij Bernhard nog aan zijn collectie ontbrak. Hij dacht zijn vriend wat dat betreft goed te kennen. Als het tijdstip van ontvangst aanbrak, was er voor Bernhard geen sprake van een verrassing, maar hij was wél steeds benieuwd welk voorwerp in de kartonnen doos zou zitten. En het was altijd een welkom cadeau.
Het moment en de wijze van ontvangst van het cadeau verliepen volgens vast gebruik. Een bevriende leeftijdgenoot van Dick, Evert, nam het glas voor hem mee uit Italië, nadat hij Dick daar had opgezocht. Ook dit bezoek vond jaarlijks steeds op hetzelfde moment plaats. Deze Evert woonde al meerdere jaren in Frankrijk. Als Evert, ook weer volgens vaste traditie, voor familiebezoek in de buurt van Bernhard was, kwam hij hem de Murano zelf thuis overhandigen. Maar Evert kwam echter nooit binnen, Bernhard kende deze man maar matig.
Op zeker moment ontving Bernhard op de bekende wijze een gewenst exemplaar glas, maar hij zag al snel dat het niet echt was. Het was van een waardeloze kwaliteit. Bernhard wist natuurlijk als geen ander hoe echt van onecht Murano kon worden onderscheiden. De echtheid kan onder andere worden herkend aan een handtekening van een meester glasmaker, aan een fabriekslabel.
Bernhard durfde er bij Dick niet om te vragen, het was tenslotte een gift. Hij vergewiste zich er echter wél van dat zijn vriend niet was overleden, en klaarblijkelijk was hij ook niet doodziek. Bernhard piekerde er lange tijd over of er de laatste maanden iets was gebeurd dat de ander boos kon hebben gemaakt, maar hij kon zich niets herinneren wat hun relatie verstoord zou kunnen hebben. Ook was het niets voor Dick om een grap met namaakglas uit te halen. Hij besefte dat Dick teveel verstand van Muranoglas had, om over het hoofd te hebben gezien dat het door hem aangeschafte voorwerp namaak was. Of was Dick toch even op een moment van onoplettendheid om de tuin geleid? Bernhard twijfelde nog lang, maar ging er uiteindelijk van uit dat er opzet van Dick in het spel was.
Het was ook weer een vast gebruik dat Dick Bernhard eens per jaar, steeds op hetzelfde moment, in zijn oude vaderland kwam bezoeken. De activiteiten die dan werden ondernomen waren steeds gelijk. De twee speelden steevast drie spelletjes schaak, en Bernhard serveerde voor het diner een zelfgemaakt gerecht, waarvan hij wist dat Dick dat erg lekker vond. Dit als tegenprestatie voor het jaarlijkse cadeau van Dick. De sfeer tijdens deze bezoeken was altijd prima. Bernhard kon goed omgaan met de stokpaardjes van Dick, en hij zette er zijn eigen gespreksonderwerpen tegenover.
Bij het eerstvolgende bezoek van Dick aan Bernhard na de ontvangst en ontdekking van het geschonken namaakglas, liet Bernhard nog steeds niets van zijn ongenoegen daarover merken. De jaarlijkse activiteiten werden uitgevoerd, en ook de sfeer probeerde Bernhard als vanouds goed te houden. Dit keer echter verpestte Bernhard expres de maaltijd waar Dick zich weer op had verheugd, zonder hier zelf iets over te zeggen. Dick merkte dit direct op, en dacht er het zijne van. Maar hij durfde er niet over te beginnen. Hij kon niet geloven dat de uitstekende kok die Bernhard was zo’n fout had kunnen maken. Hij kon er geen mogelijke oorzaak voor aanwijzen, en besloot er maar niet te lang bij stil te staan. Aan het eind van het bezoek namen de twee als altijd op prettige wijze afscheid van elkaar.
Zoals gezegd, hadden ook Dick en Evert volgens vaste, jarenlange gewoonte contacten met elkaar. Evert reisde op steeds hetzelfde moment vanuit Frankrijk naar Italië, om Dick daar thuis te bezoeken. Een avondje naar de opera stond daarbij altijd op het programma.
Maar er was iets dat al enige tijd aan Evert knaagde. Het begon hem steeds meer op te vallen dat Dick hem eigenlijk tekort deed, dat zijn vriend te weinig aandacht had voor zijn grote hobby, Franse wijnen en champagne. Dick was ermee bekend dat deze hobby Evert dagelijks bezighield, dat deze erg belangrijk voor hem was, maar hij vroeg er nooit naar. Evert wilde er wel rekening mee houden dat Dick nou niet een echte wijnliefhebber was, maar zijn vriend kon er toch tenminste wel eens navraag naar doen, vond hij. Al was het alleen maar uit beleefdheid! Het ging Evert steeds meer opvallen dat Dick beter kon praten dan luisteren. En dan steevast over zijn stokpaardjes, over zaken die hem bezighielden, de politieke situatie in de wereld en zijn rozentuin.
Naarmate de tijd verstreek en het vaker in zijn gedachten kwam, werd een sluimerende teleurstelling van Evert hierover een steeds grotere irritatie. Hij vroeg zich af hoe hij Dick duidelijk zou kunnen maken dat hij behoefte had aan enige terechte aandacht voor zijn hobby. Als hij deze dringende wens zelf bij zijn vriend zou moeten benoemen, zou Dick het als een opdracht gaan ervaren, als een stukje huiswerk. Dan zou het zijn doel voorbijschieten. Ook wilde Evert niet steeds zelf over zijn wijnen beginnen, de aandacht moest van Dick uitgaan. Evert ervoer dit dus als een dilemma.
Evert wilde zijn kritiek aan Dick toch op één of andere manier duidelijk maken. Hij verwisselde daarom na zijn laatste bezoek aan Dick het cadeau dat hij van hem meekreeg om aan Bernhard te geven, van een echt naar een door hemzelf aangeschaft nagemaakt exemplaar. Dit om Dick daarvan de schuld in de schoenen te schuiven. Hij wist dat Bernhard de vervalsing snel zou ontdekken, en verwachtte dat de twee een stevige ruzie zouden krijgen. Hij zou er zeker via Dick het één en ander van gaan vernemen.
Maar dat laatste gebeurde niet. Evert hoorde er van Dick niets over. Dit intrigeerde hem mateloos. Hadden de twee er over gepeinsd en gesproken, of was het verzwegen? Evert hield het een half jaar vol, maar kon uiteindelijk niet meer met deze onzekerheid omgaan. Hij deed uit wanhoop wederom een niet-gewoonte daad. Via de post zond Evert op een moment tussen hun jaarlijkse ontmoetingen een fles Dom Pérignon als cadeau aan Dick, maar dan weer een nepversie. Om hiermee Dick onuitgesproken op het spoor te zetten van zijn eerdere handeling.
Omdat dit tegen de tradities van de twee inging, viel het Dick direct op dat het onverwachte cadeau vals was, ook al was hij zeker geen wijnkenner. Dick maakte zijn ontdekking echter dit keer wél kenbaar aan Evert. Deze bevestigde de opzet naar Dick, en gaf daarbij ook aan waarom hij dit had gedaan. Al snel bedacht Bernhard zelf – wat kennelijk de bedoeling van Evert was geweest - dat Evert zoiets eerder kon hebben uitgehaald bij het cadeau aan Bernhard. Ook dit beaamde Evert bij navraag.
De oorzaak van de nepversie van het Muranoglas was nu duidelijk. Bernhard was door toedoen van Evert op het verkeerde been gezet. Wie zou hebben bedacht dat de transporteur het cadeau zou hebben vervangen?
De vriendschap tussen Dick en Evert bekoelde daarna, ondanks het feit dat nu een onderliggende kritiek van Evert naar Dick was uitgesproken, welke uiteindelijk ook door Dick als terecht werd gezien. Als Dick in het vervolg wat meer aandacht zou hebben gegeven aan waar Evert behoefte aan had, dan had hun vriendschap verbeterd, verdiept kunnen zijn. Maar Dick kon er niet overheen stappen dat Evert misleidende handelingen had verricht. Ook al begreep hij nu de achtergrond ervan.
De vriendschap tussen Dick en Bernhard werd na dit gebeuren herbevestigd, omdat Dick aan Bernhard zijn ervaringen met Evert overbracht. Bernhard omschreef daarna de reactie die hij had gehad op de ontvangst van het namaakcadeau. Hij moest toegeven dat hij beter navraag bij Dick had kunnen doen, dat hij het bespreekbaar had moeten maken. Zijn latere ondoelmatige reactie met de verpeste maaltijd werd hem door Dick vergeven. De verstoring van de goede gewoonte werd op deze wijze in voldoende mate uitgepraat. Beiden zagen in dat zij “slachtoffer” van Evert waren geworden.
Dick bracht nu zelf het jaarlijkse cadeau langs bij Bernhard, op het vaste moment dat hij bij zijn vriend op bezoek kwam. Er werd als vanouds schaak gespeeld en Dick genoot ook weer van de geweldige kookkunst van Bernhard. Het enige dat was veranderd, was een kleine bijstelling van hun oude gewoonte. Maar het drong niet tot de twee vrienden door dat hun relatie door deze ervaring uiteindelijk was verrijkt.
***
Evert had door zijn handelen – in dit geval omdat hij zich miskent voelde - de gewone gang van zaken tussen Bernhard, Dick en hemzelf doorbroken. Het was onzeker of het daarna duidelijk zou worden wat er precies was gebeurd, Evert had ook zijn negatieve gedrag voor zich kunnen houden. Hij zou de vriendschap tussen Bernhard en Dick kapotgemaakt kunnen hebben.
Evert heeft door zijn handelen invloed gehad op gedrag dat door gewenning tot stand komt, op door mensen gebezigde gebruiken en tradities, waaronder binnen vriendschappen van hemzelf en die van anderen. Hij kan daarom als manipulator worden beschouwd in een wereld die wordt geleid door gewoontes, een wereld die draait om meer van hetzelfde. Gewoontes geven de mens houvast, hij voelt zich er veilig bij. Het volgen van de bekende weg kost de mens weinig inspanning, en hij weet waar hij aan toe is. Hij hoeft geen tegenvallers te verwachten.
Of is – meer algemeen – de rol van Evert te zien als een abstractie, een bepaalde gebeurtenis in iemands leven, namelijk het onverwachte. Een verstoring van “de gewone gang van zaken”, iets dat afwijkt van zijn gewoonte, iets waar de mens niet op bedacht is. Deze kracht kan vriendschappen verstoren, of erger. Hij kan soms te werk gaan als een ronddolende duivel, die overal in mensenlevens schade aanricht. Het kwaad, dat altijd op de loer ligt.
Maar een dergelijke manipulatie kan ook een verdieping opleveren, een verbeterde versie van iemands leefwijze, welke bij het volgen van de veilige weg niet zou hebben plaatsgevonden.
Voor Bernhard, Dick en Evert zou dit een nieuwe manier van met elkaar omgaan kunnen betekenen. De mannen konden zich realiseren dat afwijking van de gewoonte een nieuwe ervaring oplevert, en daarom ook een pluspunt in iemands leven. Of dat daadwerkelijk gebeurt, zal van de beleving en de omstandigheden afhangen, zoals blijkt uit hun verhaal.
DE OPDRACHT
De bekende fabriek van kwaliteitsbestek “Levaar” ging over enige tijd een jubileum vieren. De directie van het familiebedrijf had bepaald dat een boekje met een speciaal voor deze gelegenheid geschreven verhaal aan het personeel cadeau gedaan moest worden. Het hoofd Personeel en Organisatie, Wim Gerritsen, tevens onderdirecteur van deze firma, kreeg de opdracht daarvoor een schrijver te benaderen.
Gerritsen nam contact op met Geert Huisman, een redelijk bekende auteur. Hij was bereid het boekje te schrijven. De onderdirecteur gaf aan dat het een fantasieverhaal moest worden, waarin het bestek van de firma een rol zou spelen. Na de nodige overleggen tussen deze twee, werd het verhaal geschreven, en het boekje gedrukt als jubileumgeschenk. Het werd op een speciale jubileumdag aan het personeel cadeau gedaan.
In hoofdlijnen was de inhoud van het verhaal als volgt. Er vindt in een uitstekend restaurant met het beste bestek, Levaar bestek, een reüniediner van een topkok-opleiding plaats. Het is een “walking dinner”. Er wordt niet aan tafel bediend, en ieder kan zelf van de uitstekende gerechten opscheppen. Een vrouwelijke kok moet op een bepaald moment even weg, de stand van de maan is dan gunstig. Zij gelooft in bovennatuurlijke krachten. Als de maan een bepaalde stand heeft, kan zij via meditatie een telepathische kracht oproepen. Ze moet deze meditatie blijven herhalen, op zeker moment zal deze kracht sterk genoeg zijn. Ze wil dat een ook bij het diner aanwezige beroemde collega haar zal aannemen als rechterhand in zijn toprestaurant. Daar mediteert ze steeds voor, de vrouw is al enige tijd met dit ritueel bezig.
Een andere, mannelijke collega, deze avond ook bij het diner aanwezig, is dit ter ore gekomen, en vermoedt dat de vrouw teveel invloed heeft op de topkok. Hij heeft dezelfde ambitie, en houdt de vrouw tijdens het diner nauwlettend in de gaten. Als ze de ruimte verlaat, volgt de man haar naar het toilet, waar ze zich voor de meditatie wil afzonderen. Daar vermoordt hij de vrouw met het beste mes van de firma. Op het mes staat een teken gegraveerd.
Het teken is van een stam in Afrika. De stam pleegt bij jacht op dieren op hun wapen aan te geven dat dit het beste wapen is dat er is. Het meest scherp, het meest doeltreffend. De stam wil op deze wijze aangeven dat het als een voorrecht kan worden beschouwd om met dit wapen te worden omgebracht. De dader heeft dit teken tevoren op het mes geplaatst om een andere collega verdacht te maken. Deze andere collega, die avond niet aanwezig, brengt deze gewoonte van de Afrikaanse stam nog wel eens naar buiten.
In het verhaal valt deze dader door de mand, omdat door een ander wordt gezien dat ook hij even uit de groep verdwijnt. De beschuldigde andere collega heeft daarenboven voor die avond een doeltreffend alibi. De dader wordt dus ontmaskerd. Het verhaal loopt goed af.
Enkele dagen na de jubileumdag voor het personeel vond er ook nog een jubileumdiner voor leden van de familie van de firma plaats, met uiteraard hun eigen merk bestek op tafel. Thuis in de villa van de pater familias, de huidige directeur van de firma. Het diner was door een ingehuurde topkok en cateringpersoneel gemaakt en geserveerd. De aanwezige dochter van de directeur moest op een bepaald moment tijdens het diner even weg. De vrouw geloofde in bovennatuurlijke krachten. Als de maan een bepaalde stand had, dacht zij via meditatie een telepathische kracht te kunnen oproepen. Ze wilde dat haar toekomstige ex-man een hartaanval zou krijgen en sterven. De scheiding van de twee was al enige tijd gaande, maar dat verliep bepaald niet vlekkeloos, er was sprake van een echte vechtscheiding.
De vrouw was ervan overtuigd dat ze deze meditatie daarvoor moest blijven herhalen. Op zeker moment zou deze kracht sterk genoeg zijn, en zou de man sterven. Toen ze zich ook deze avond daarvoor op het geschikte tijdstip wilde afzonderen, excuseerden de anderen haar. Ze werd vervolgens tijdens haar meditatie door iemand vermoord met het beste mes van de firma. Op het mes stond een teken gegraveerd.
Uiteraard stelde de politie direct een onderzoek in. Aangezien de moord tijdens een jubileumdiner plaatsvond, duurde het niet lang voordat het oog op het jubileumboek viel. De politie bestudeerde het verhaal en zag een verband tussen dit verhaal en de gepleegde moord. Was hier een copycat aan het werk geweest?
De politie arresteerde na korte tijd Geert Huisman, de schrijver van het verhaal. Er was tenslotte een duidelijke gelijkenis tussen zijn verhaal en de moord. Het in het verhaal omschreven teken op het mes kwam overeen met het teken op het echte moordmes. Natuurlijk hadden inmiddels ook anderen het verhaal kunnen lezen, maar er waren redenen waarom de verdenking zich op de auteur richtte. Er was voor Huisman een motief om de moord te plegen. Hij was de aanstaande ex van de vrouw. De schrijver had na zijn benadering om het jubileumverhaal te schrijven niet aangegeven dat hij toevallig iemand van de familie heel goed kende, dat hij er nog deel van uitmaakte. Dat had hij best kunnen hebben verzwegen om niet verdacht te worden.
De schrijver had dus een relatie met het slachtoffer. En Geert Huisman had het verhaal bedacht, het was mogelijk allemaal naar zijn hoofd gestegen. Al zijn wrok tegen deze vrouw kon bij het schrijven weer naar boven zijn gekomen. Zo zeer, dat hij haar uiteindelijk uit de weg wilde ruimen.
Hier kwam nog bij dat het bij de verhoren van Huisman duidelijk werd, dat de schrijver ook in meditatie en telepathie geloofde. Hij en zijn “ex” hadden elkaar eerder op een cursus daarvoor leren kennen, waarna de relatie tussen de twee ontstond. De schrijver wist bij zijn uitnodiging om het boekje te schrijven mogelijk niet van de huidige meditatie van zijn toekomstige ex, maar hij hoorde dit in ieder geval wél later van de onderdirecteur, bij hun besprekingen over het te schrijven verhaal.
Huisman moest in dat geval hebben bedacht dat zijn aanstaande ex-vrouw ook wel zo te werk zou kunnen gaan. Dat zij hem “aan het doodmediteren zou zijn”. Het kon dus zijn dat hij de illusie had gekregen dat hij zijn leven moest redden door haar zelf te vermoorden, omdat zij het op hem had gemunt. De politie overwoog om Huisman een psychologisch-psychiatrisch onderzoek te laten ondergaan.
Geert Huisman ontkende iets met de moord te maken te hebben, en trachtte de verdenking van zijn persoon af te halen. De auteur gaf toe dat hij na zijn benadering voor zich had gehouden dat hij een band had met iemand van de familie. Maar hij dacht dat dit in dit geval niet relevant was. Huisman moest toegeven dat bij hem tijdens het ontstaan van het verhaal het idee was opgekomen om van zijn vervelende echtgenote af te komen, op de wijze die hij in het verhaal zou beschrijven. Maar meer dan een gedachte was het nooit geweest. En toen Gerritsen wat later de wens uitsprak dat hij onder een pseudoniem het boekje zou uitbrengen, was dit probleem in zijn ogen ook opgelost. Het verhaal zou door een zekere Jan Veenman zijn geschreven.
Verder bracht de schrijver naar voren dat de onderdirecteur hem beetje bij beetje het te schrijven verhaal had voorgekauwd, en dat Wim Gerritsen had geprobeerd hem zo op het idee van de moord te brengen. Het was voor Huisman achteraf duidelijk geworden dat de onderdirecteur hem hiermee een loer wilde draaien.
De auteur recapituleerde vervolgens voor de politie hoe het verhaal, vanaf het moment dat de onderdirecteur contact met hem had opgenomen, in werkelijkheid tot stand was gekomen.
Gerritsen had eerst gevraagd om een fantasieverhaal met daarin het bestek van de firma Levaar te schrijven. Geert Huisman had toen voorgesteld om er een reüniediner van een topkok-opleiding in een restaurant met het bestek van hun merk van te maken. De onderdirecteur had dit prima gevonden, maar er moest iets spannends gebeuren, iets met één van de messen van de firma.
De schrijver had vervolgens gezegd: “Een soort thriller?”. “Juist”, had Gerritsen gezegd, “Er moet een moord worden gepleegd. Er moet liefst ook iets mystieks gebeuren. Een bovennatuurlijke kracht moet invloed op de loop van het verhaal hebben”. De auteur had daarop gereageerd: “Dat zou ik niet zo bedacht hebben. Maar als u dat wilt, kan zoiets er in worden gevlochten”.
De onderdirecteur had nog meer aanwijzingen voor het verhaal gegeven: “De vrouwelijke kok moet op een bepaald moment even weg. Ze gelooft in bovennatuurlijke krachten. Als de maan een bepaalde stand heeft, kan zij via meditatie een telepathische kracht oproepen. Ze moet deze meditatie op het juiste tijdstip blijven herhalen, op zeker moment zal deze kracht sterk genoeg zijn”.
En hij voegde eraan toe: “De vrouw wil dat de ook bij het diner aanwezige beroemde collega haar zal aannemen als rechterhand in zijn toprestaurant. Daar mediteert ze steeds voor”. En vervolgens: “Een andere collega, een man, ook daar aanwezig, is dit ter ore gekomen. Hij vermoedt dat de vrouw teveel invloed heeft op de topkok. Hij heeft dezelfde ambitie, en volgt haar naar het toilet, waar ze zich wil afzonderen om te mediteren. Ja, dat is mooi. Daar vermoordt hij haar met het beste mes van de firma“.
Huisman had even gewacht met een reactie, maar nu kon hij zelf ook iets bijzonders aan het te schrijven verhaal toevoegen, een gang van zaken die hij onlangs ergens had gelezen. Nu kon hij dit gegeven kopiëren: “Op het mes staat een teken gegraveerd. Dat maakt het nog mysterieuzer. Het teken is van een stam in Afrika, die op hun wapen bij jacht op dieren aangeeft dat dit het beste wapen is dat er is. Het meest scherp, het meest doeltreffend, en dat het als een voorrecht kan worden beschouwd om met dit wapen te worden omgebracht”.
De onderdirecteur dacht even na en reageerde: “Dat maakt het verhaal zeker origineel. De directie zal hier blij mee zijn. De dader had dit teken op het mes geplaatst om een andere collega verdacht te maken. Deze collega, die op de betreffende avond niet aanwezig is, brengt deze gewoonte van de Afrikaanse stam nog wel eens naar buiten”.
Wim Gerritsen daarna enthousiast: “Juist, zo doen we het”.
De schrijver rondde af: “De moord wordt daarna gepleegd. De dader valt echter toch door de mand, omdat door een ander wordt gezien dat de man de ruimte verlaat. De beschuldigde collega heeft een doeltreffend alibi. De slechterik wordt dus ontmaskerd. Eind goed, al goed”.
Nadat de auteur de werkelijke gang van zaken bij de totstandkoming van het verhaal had beschreven, stelde hij nog dat de onderdirecteur hem op de avond van de moord naar de villa had gelokt, om hem verdacht te maken. Hij zou daar voor de familiepresentatie van het boek moeten komen. Wat vreemd was, want een ieder had het boek al eerder ontvangen en kunnen lezen. De schrijver bracht bij de politie ook nog naar voren dat hij gelukkig een alibi had. De tuinman van de familie kreeg net bij zijn aankomst bij de villa een ongelukje met een stuk gereedschap. De schrijver werd opgehouden, omdat hij de man terzijde stond. De tuinman was zijn alibi. Dit bleek te kloppen.
Huisman had na alles wat er was gebeurd de overtuiging gekregen dat Gerritsen betrokken was bij de moord, en bracht zijn gedachten over bij de politie. De politie ondervroeg daarna ook de onderdirecteur. Deze verdedigde zich, en probeerde de wijze waarop het verhaal volgens de auteur tot stand was gekomen, te weerleggen. Maar, hoewel het daarbij het woord van de één tegenover dat van de ander was, kwam Gerritsen onzeker en nogal ongeloofwaardig over. Er ontstond twijfel bij de politie over het daderschap. De verdenking verschoof in de periode daarna langzaam van schrijver naar opdrachtgever. Als de onderdirecteur de daad had gepleegd, had hij de schrijver met zijn verhaalwensen naar de door hem geplande plaats van moord willen leiden.
De politie was er nog niet uit. Wie van de twee had de moord gepleegd? Wie ging uiteindelijk wie of wat kopiëren?! Gelukkig voor Huisman merkte de schrijver nog bij de politie op dat hij aantekeningen van de gesprekken met Wim Gerritsen had gemaakt, en dat daarbij stond vermeld van wie van de twee een voorstel voor aanvulling van het verhaal afkomstig was. De auteur gaf aan waar de politie deze aantekeningen op zijn laptop kon vinden. Het bleek dat de aantekeningen overeenkwamen met hetgeen hij aan de rechercheurs had verteld. De politie zag dit als een begin van bewijs van de onschuld van Huisman, en besloot vervolgens de onderdirecteur verder te ondervragen. De vastgehouden schrijver werd vooralsnog vrijgelaten, en voorlopig ook niet psychologisch-psychiatrisch onderzocht.
Bij confrontatie met de aantekeningen van Huisman, stelde Gerritsen dat deze door de auteur al eerder gefalsificeerd waren. Maar dit kwam bij de politie nogal ongeloofwaardig over. Het volgende kwam nog naar voren. De onderdirecteur wilde zelf directeur worden, de oude directeur en pater familias zou spoedig met pensioen gaan. Gerritsen zag aankomen dat de dochter van de directeur, het slachtoffer van de moord, die functie zou overnemen. Wim Gerritsen had een onuitgesproken hekel aan die vrouw gekregen, en hij vond dat hij zelf de aangewezen persoon voor deze baan was.
Omdat de onderdirecteur niet tot de familie behoorde, en ook nog niet zo lang bij de firma werkzaam, kende Huisman deze man niet. Maar Gerritsen kende de schrijver wél van de verhalen binnen de familie. Er werd slecht over hem gesproken, ieder wist van de moeilijk lopende scheiding. Men vond dat de vrouw er zwaar onder gebukt ging. En dat was de schuld van haar echtgenoot, Geert Huisman.
Volgens onderzoek van de politie klopte het dus dat de onderdirecteur in feite het verhaal had gedicteerd, althans de grote lijnen ervan. Details mochten door de schrijver worden ingevuld. Gerritsen wilde ook dat Huisman zou schrijven onder een pseudoniem, een andere naam. Duidelijk werd dat dit van belang was om te doen of Gerritsen de te selecteren schrijver niet kende, althans niet als partner van de vrouw. De lezer mocht niet weten waarom deze auteur voor de opdracht was gevraagd. De relatie van hem met het slachtoffer moest onbekend blijven.
Verder kwam nog iets naar voren. Voor de bewuste avond had de onderdirecteur het tijdstip van de stand van de maan berekend, zodat hij wist wanneer de vrouw zich ging afzonderen. Hij wist dat ze daarvoor naar het tuinhuis van de villa zou gaan, want dat gebruikte ze daarvoor vaker. Daar werd inderdaad de moord gepleegd.
De onderdirecteur wist natuurlijk van dit komend diner. Hij had zich een alibi verschaft, maar dit alibi bleek niet te handhaven. Juist hierin was Wim Huisman nogal slordig geweest. En de onderdirecteur had het teken op het mes geplaatst om een ander verdacht te maken, zoals in het verhaal. Maar wie die ander was, was onduidelijk, en die ander werd ook nooit gevonden. Een doortrapte moordenaar zou hier meer aandacht aan hebben gegeven.
De politie bracht de gedachtegang van de onderdirecteur stukje bij beetje in kaart. Gerritsen moest ervoor zorgen dat de schrijver voldoende reden had om zijn toekomstige ex te doden. De auteur moest informatie van de onderdirecteur ontvangen, maar toch niet teveel argwaan krijgen. Gerritsen kon erop vertrouwen dat Huisman bij het inwilligen van de ideeën van de onderdirecteur verder zou gaan dan hij eigenlijk zou willen, dat hij zijn schrijfvrijheid wel flink aan de kant zou zetten, omdat hij deze snabbel wel erg graag wilde hebben. Huisman kon het geld goed gebruiken, hij was een broodschrijver.
Uiteindelijk bekende Gerritsen de moord, maar hij probeerde de schrijver er later bij zijn rechtszaak nog als kwade genius, als medepleger, dan wel als medeplichtige bij te slepen. Ze hadden het volgens hem toch samen bedacht. Zonder de auteur had de onderdirecteur de moord zo niet kunnen plegen, was zijn stelling. De Rechtbank ging hier niet op in.
Nog wat later tijdens de zitting voerde Gerritsen nog aan dat er sprake was van een schulduitsluitingsgrond, door naar voren te brengen dat hij zich had laten inspireren door de speelfilm: “Goedaardigheid verleid”. Het idee van de moord zou daar aan zijn ontleend, hij zou er zelfs door behekst zijn geworden, gehersenspoeld. Het zou zijn eigen wil geheel hebben verlamd. De onderdirecteur werd daarom nog aan een psychologisch-psychiatrisch onderzoek onderworpen. Maar Gerritsen werd daarbij volledig toerekeningsvatbaar verklaard.
De onderdirecteur had zich niet gerealiseerd dat hij de hoeveelheid verdachten in feite had beperkt tot twee, waaronder hijzelf. De creatieveling en de copycat? Of de combinatie van de twee. Dat maakte het voor de politie wel weer gemakkelijker. Hij had in feite hoog spel gespeeld, kennelijk teveel vertrouwd op de genialiteit van zijn plan, en op zijn alibi. Maar daar had Gerritsen zich dus danig in vergist.
Tijdens de rechtszitting kwamen nog het verband en het onderscheid tussen creatieveling en copycat naar voren. Was de uiteindelijke dader een echte creatieveling? Wilde hij zo de door hem al volledig geplande moord de schrijver in de schoenen schuiven? Hiervoor pleit dat deze auteur door hem was gekozen, omdat hij één of meer motieven voor de moord zou hebben. Om te beginnen zijn slechte relatie met het slachtoffer, zijn echtgenote. Het hele idee en het plan van dit jubileumcadeau kon vanaf het begin hierop zijn gebaseerd. De politie vernam nog van de directie van Levaar dat het hoofd P. en O. op dit cadeau had aangestuurd.
Of was Wim Gerritsen daarnaast ook een copycat? Had hij een meer of minder uitgewerkt voorbeeld van een ander nodig om een familielid van het bedrijf uit de weg te kunnen ruimen? Feit was dat bepaalde ideeën van Huisman in het moordplan waren verwerkt.
De schrijver – ook naar deze zelf had toegegeven - was bijna de echte copycat geworden, of Gerritsen nu een echte creatieveling was of niet. Bij hem kwam tijdens de totstandkoming van het verhaal het idee om echt een moord te plegen wel degelijk op.
Was het mogelijk geweest dat de onderdirecteur de schrijver via suggestie tot uitvoering van de daad had gebracht? Kon iemand zo sterk geloven in de macht van de suggestie? De in dit soort meditatie en telepathie gelovende Geert Huisman was er wél de persoon voor geweest.
Liggen creativiteit en kopieergedrag misschien dicht bij elkaar, zoals de emoties lachen en huilen? En kunnen zij – in dezelfde persoon of in meerderen - mogelijk niet zonder elkaar?
Voor de strafbaarheid maakt het in het algemeen geen verschil of iemand een misdrijf heeft bedacht of als copycat optreedt. De focus ligt op de gepleegde handelingen en de intentie daarachter. Hoewel de bron van inspiratie voor het misdrijf meestal geen directe rol speelt bij de vraag of iemand strafbaar is, kan het wel van invloed zijn op de strafmaat. Een rechter kan bijvoorbeeld oordelen dat een misdrijf dat op originele wijze is bedacht, mogelijk meer planning en voorbereiding vergde dan een misdrijf dat slechts is gekopieerd. Maar dit hangt sterk af van de specifieke omstandigheden van de zaak.
NU
Nu even lucht, nu even rust, even niets te moeten. Veilig thuis wat aanrommelen, alles bij de hand, een natje en een droogje. Even geen belevenissen, verrassingen, nieuwe avonturen. Het is nu goed zo, geen onzekere afspraken vandaag en morgen. Geen verplichtingen waar je tegenaan zit te hikken.
Geen pijn in het oude lijf, alles voelt momenteel even oké. Nu is het goed genoeg om je goed te voelen, en tevreden te zijn met wat je hebt en wie je bent. Alleen beseffen welke de belangrijke zaken zijn, en de lichtheid van het bestaan ervaren.
***
Ik ben veilig thuis, heb alles bij de hand, een natje en een droogje. Maar, zo overdenk ik op dit moment, ons leefgebied buiten het huis is, zonder dat wij daarvan doordrongen zijn, ook echt niet zo groot. Het leven van een mens speelt zich af in een ommuurd parkbos. We lopen rondjes, eerst met onze ouders, later met anderen of alleen, en ontmoeten anderen die ook rondjes lopen.
Er zijn verschillende paden, er is variatie. Maar deze is niet onbeperkt, na verloop van tijd ken je de trajecten. Bekenden van elkaar kunnen op bankjes bijpraten, over anderen en dingen om hen heen.
Bomen, heesters en struiken groeien, worden periodiek gesnoeid. Paden worden vrijgemaakt, borders van tijd tot tijd gemaaid. Zon in de zomer maakt een verblijf aantrekkelijk, maar er is dan ook behoefte aan koelte. En bij regen laten veel lopers het afweten. In de winter zijn de bomen kaal, gaan we in onszelf gekeerd langs de harde paden. Alles heeft zijn levenscyclus, en de seizoenen wisselen elkaar eeuwig af.
We vinden dat we groots leven, dat we in ons bestaan kunnen bogen op een ruime variatie in tijd en plaats. Maar eigenlijk blijft alles zich afspelen binnen de grenzen van het parkbos. Overzichtelijk en voor ons bekend, en dat vinden we uiteindelijk het meest fijn. Het reservaat van de onbekende heerser.
***
Men stelt een oudere wel eens voor als een mens volgeladen met allerlei levenservaringen, mooie en minder mooie. Maar, zo bekijk ik het momenteel, men zou het toch ook om kunnen draaien.
Zich voortbewegend in het aan een eeuwige cyclus van seizoenen onderworpen parkbos, zou men de jongere kunnen zien als iemand die de last van het ouder worden met zich meedraagt, ook al gebeurt dat zonder dit te beseffen. Vele leuke dingen komen er nog aan, maar ook alle narigheid die hoort bij het ouder worden. Dit is een zware belading, waar je veel kracht voor moet hebben. En de tijd gaat maar zo traag als je jong bent. Je moet je nog zo lang voortbewegen in dit parkbos.
Naarmate je veroudert, wordt de duur van deze belasting korter. En daarmee de zwaarte ervan. Tevens “krimpt” de tijd ook nog eens. Deze lijkt achteraf als een raket te zijn gegaan. Voor de oudere, die graag wat rust op een bankje in het parkbos, is het “Leve de lichtheid van het bestaan”!
***
Veilig thuis, de zorgen komen wel weer later, nu even niet te ver vooruitkijken. We zijn sterfelijk. Ik sta niet boven het leven, kan het niet overstijgen. Niets is meer vanzelfsprekend als je badkamer een medicijnkast is geworden. Maar ik zal de wegens mijn leeftijd verleende verzachting van mijn last weten te waarderen.
Ongetwijfeld ben ik ook eens aan de beurt. Ik zal het meemaken. Dat kan niet anders, we zijn allen slechts passanten. Maar het gebeurt uiteindelijk ongemerkt. Zoals bij haar, die vandaag stilletjes uit het leven is verdwenen. Mettertijd zal ik, daar buiten zittend op mijn favoriete bankje, deze lieve vriendin wat langer gedenken.
DE COMPETITIE
Sergio, een man van tweeënvijftig jaar oud, deed voor een uit te voeren toneelstuk mee aan een competitie van scenarioschrijvers. Wie was de beste schrijver? Het was Sergio duidelijk dat producent Remmert, die in dit geval de keuze van de inhoud van het stuk zou gaan maken, bij de deelnemers het onderste uit kan probeerde te halen. De opdrachtgever zou zelf de belangrijkste thema-aanwijzingen geven. Remmert had met name een schrijver nodig voor het uitwerken en opschrijven van het stuk, en voor de dialogen. Daarnaast was naamsbekendheid van de scenarioschrijver een must. Sergio vroeg meermalen naar wie de andere deelnemers van de competitie waren, maar daarover wilde de producent geen informatie geven.
Tijdens de eerste individuele bespreking gaf Remmert aan dat hij een stuk wilde over een “vader – zoon problematiek”. Voor de hoofdpersoon moest dit een trauma zijn geworden. Sergio wilde eigenlijk niet over dit onderwerp schrijven, maar hij was broodschrijver, en deed het toch maar. Na enige tijd gaf de schrijver de producent een aantal voorstellen waar het stuk om zou kunnen draaien. Hij kwam tot het volgende:
“De zoon voelt zich niet begrepen door zijn vader. Elke poging om zijn gevoelens of gedachten te delen, eindigt in miscommunicatie of ruzie. De vader lijkt niet geïnteresseerd te zijn in de gevoelens van de zoon of begrijpt simpelweg niet wat zijn zoon nodig heeft. En / of de vader heeft hoge verwachtingen die de zoon niet kan of wil waarmaken. Dit leidt tot voortdurende teleurstelling en frustratie van beide kanten. De zoon voelt de druk om aan de verwachtingen te voldoen, maar worstelt met het gevoel nooit goed genoeg te zijn. En / of de zoon voelt dat zijn vader hem constant aan het meten is aan zijn eigen prestaties of die van anderen. Er is een constante ondertoon van rivaliteit, alsof de vader niet de rol van ouder, maar die van concurrent inneemt. En / of de zoon draagt wrok mee over bepaalde gebeurtenissen uit het verleden, waarbij hij zijn vader een verwijt maakt. Dit kan gaan over een scheiding, een verlies, of een moment waarop de vader de zoon in de steek liet”.
De producent complimenteerde de schrijver met zijn ideeën, en gaf aan dat Remmert hier zelf een selectie uit zou mogen maken. Maar hij zei ook dat er nog iets ontbrak, namelijk een competitie tussen twee broers. Er moest een rivaliteit in zitten van de hoofdpersoon met zijn broer, die door zijn vader altijd als beter werd gezien. De producent gaf aan dat andere kandidaten hiervoor gezichtspunten naar voren hadden gebracht, en hij wilde dat Sergio hieruit ook het één en ander in zijn versie zou opnemen. De producent kwam daarover met het volgende naar voren:
“De hoofdpersoon voelt voortdurend dat zijn broer wordt voorgetrokken. Hij vergelijkt zichzelf constant met zijn broer, die volgens hem altijd in een beter daglicht staat. Het gevoel van minderwaardigheid groeit, omdat de vader zijn broer lijkt te prijzen voor zijn prestaties, terwijl hij zelf nooit dezelfde waardering krijgt, zelfs als hij goed presteert. En / of de hoofdpersoon ontwikkelt een laag zelfbeeld, met gevoelens van ontoereikendheid en onzekerheid over zijn waarde binnen het gezin. Dit kan hem ook buiten het gezin beïnvloeden, zoals in vriendschappen of romantische relaties. Er kunnen ook andere mentale of emotionele problemen ontstaan, zoals woede, depressie of een gevoel van isolement”.
Sergio nam kennis van deze wensen tot aanvulling van het stuk, en begreep dat hij met grote tegenzin aan dit dringende verzoek gevolg zou moeten geven. Hij overdacht dat, als hij dit allemaal van tevoren had geweten, hij niet aan deze competitie had meegedaan.
Nu de producent met deze nadere omschrijving van de opdracht was gekomen, vroeg Sergio zich af of zijn eigen broer, die toevallig ook scenarioschrijver was, ook in de race zat. De producent wilde ook nu hierover geen nadere informatie geven. Hij weigerde nogmaals te vertellen wie eveneens aan de competitie deelnamen. Remmert benadrukte dat hij nog geen voorkeur voor een bepaalde schrijver had. Maar Sergio was er steeds meer van overtuigd dat zijn eigen broer hem de gunning van deze opdracht zou kosten. De producent zou de inbreng van zijn broer vast beter vinden!
Sergio stelde desondanks een eerste concept van het toneelstuk op. Dit werd met de producent doorgesproken, en daarna nog door Sergio bijgesteld tot tweede concept. Er volgden van de producent nog wat aanwijzingen, waarschijnlijk opgedaan uit de concepten van anderen.
Bij de scenarioschrijver ging het hele idee van het toneelstuk een beetje voor de ogen draaien. Het onderwerp benauwde hem in behoorlijke mate. Hij kreeg uiteindelijk het idee dat zijn eigen vader inmiddels had gehoord van de onderhavige opdracht, en een sterke invloed had verkregen op de komende keuze van de producent. Sergio wist niet hoe zijn vader te werk ging, maar de schrijver besefte heel goed dat hij het altijd op één of andere wijze voor elkaar kreeg, om - mogelijk via zijn broer dan wel zelf rechtstreeks bij de producent – bij de keuze zijn wil op te leggen. Zijn broer moest van de vader winnen, Sergio wist het zeker!
Er volgde nog een laatste bijstellingsronde. Daarna overhandigde Sergio zijn definitieve versie van het verhaal aan Remmert. In hoofdlijnen kwam het stuk hierop neer:
“Zoon Emile voelt voortdurend dat zijn broer wordt voorgetrokken door zijn vader. Het gevoel van minderwaardigheid groeit, omdat de vader zijn broer prijst voor zijn prestaties, terwijl hij zelf nooit dezelfde waardering krijgt, zelfs als hij goed presteert. De vader geeft de broer vaker complimenten, toont meer genegenheid of steunt hem zichtbaar meer. Emile ontwikkelt een laag zelfbeeld, met gevoelens van ontoereikendheid en onzekerheid. Er ontstaan bij hem ook andere mentale en emotionele problemen, zoals woede, depressie en een gevoel van isolement.
“Emile voelt zich niet begrepen door zijn vader. Elke poging om zijn gevoelens of gedachten te delen, eindigt in miscommunicatie of ruzie. De vader is niet geïnteresseerd in zijn gevoelens en begrijpt simpelweg niet wat Emile nodig heeft. Emile mist de steun van zijn vader in belangrijke momenten van zijn leven, zoals tijdens schoolprestaties, sportevenementen of persoonlijke worstelingen. Dit gebrek aan erkenning of aanmoediging leidt tot gevoelens van minderwaardigheid en verbittering”.
Korte tijd later was het moment aangebroken dat de producent bekend zou maken wie de winnaar was. Met angst en beven wachtte de schrijver tot de secretaresse hem voor de verlossende uitslag de kamer van de producent zou binnenroepen. Waren die andere aanwezigen in de wachtkamer zijn concurrenten? Sergio zag zijn broer of vader er niet bij zitten.
Remmert liet Sergio naar binnen roepen. In zijn kamer aangekomen verontschuldigde de cognitief gedragstherapeut zich. Hij werd helaas lang opgehouden in het verkeer. Sergio ging op de aangeboden stoel zitten, en de psycholoog begon. Hij zei na de eerste oriëntatiefase van hun contact een resumé te willen geven van wat hij over de situatie van Sergio te weten was gekomen, alvorens met de echte behandeling te zullen starten. De therapeut gaf aan:
“U hebt in uw ogen in uw jeugd een slechte relatie met uw vader gehad. Dit terwijl volgens u uw vader uw anderhalf jaar jongere broer Emile altijd voortrok en bewonderde. Hierdoor heeft u ook altijd moeite gehad met concurrentie bij vrienden, uw baan, eigenlijk met alles. U durfde, en durft nog steeds nooit de strijd met anderen aan te gaan, denkt altijd te gaan verliezen, omdat u daar bang voor bent. Er waren en zijn gevoelens van minderwaardigheid”.
De psycholoog vervolgde: “Uw broer is een bekende en succesvolle schrijver, en uzelf bent leraar Nederlands. U heeft naar mij aangegeven dat u Emile niets kwalijk neemt, maar uw vader wél. U vertelde dat u wel eens blij bent dat u als onbekende leraar een vast inkomen hebt. U hoorde uw broer wel eens klagen over zijn wisselende verdiensten, en over de noodzaak om soms snabbels aan te nemen, of mee te moeten doen aan competities. Daar heeft u zelf dus geen last van, hetgeen uw, naar uw zeggen, mindere positie ten opzichte van uw succesvolle broer wel wat relativeert.
“U bent leraar en hebt veel gelezen. U vertelde mij dat bekende boeken in de literatuur, als met name ‘De avonden’ door Gerard Reve, maar ook ‘Knielen op een bed violen’ door Jan Siebelink, ‘Het boek van mijn vader’ door Ursul de Geer, en ‘Bij nader inzien’ door J.J. Voskuil veel indruk op u hebben gemaakt, omdat daarin een vader – zoon problematiek speelt. Maar ook zijn boeken als ‘Het leven is vurrukkulluk’ door Remco Campert, en ‘Het behouden huis’ door Willem Frederik Hermans altijd een grote steun voor u geweest, omdat in deze werken minderwaardigheidsgevoelens een persoon op verschillende manieren hebben beïnvloed”.
Remmert ging verder: “Uw vader, hoogleraar Nederlandse taal en letterkunde, is al een tijdje overleden, en met Emile heeft u een redelijk contact, hoewel u elkaar niet vaak ziet. Uw moeder, wat zwak maar wel liefdevol voor beide kinderen, was in uw jeugd vaak afwezig. Zij is enkele jaren na uw vader overleden”.
De therapeut rondde zijn resumé af: “U komt nu naar mij als cognitief gedragstherapeut om beter met deze herinneringen om te gaan, en om zelfverzekerder, assertiever te worden”.
Sergio bevestigde de juistheid van deze samenvatting. Hij wilde nog aangeven wat hij zojuist in de wachtkamer had ervaren. Hij merkte dat hij toen daar in een soort herleving zat. Sergio beschreef de psycholoog vervolgens welke gedachten er toen in hem omgingen.
Nadat de leraar zijn verhaal had gedaan, vroeg de psycholoog of er misschien een bijzondere aanleiding voor deze herleving was geweest. Sergio dacht even na, en gaf aan dat dit volgens hem het geval was. Het overkwam hem, omdat hij toch wel lang moest wachten. Het deed Sergio terugdenken aan de meerdere keren dat hij vroeger ook moest wachten op zijn vader, die met zijn broer op pad was. Zijn vader nam Emile regelmatig mee naar een debatingclub of schaakclub, want zijn vader vond dat hij zijn talenten daar kon ontwikkelen. Sergio werd dan vaak alleen thuis gelaten.
“Dat is een begrijpelijk verschijnsel”, zei de therapeut. “Laten we verdergaan met deze sessie. Ik wil vandaag focussen op iets wat ik bijzonder vind. U heeft eerder bij mij aangegeven dat u nooit aan uw vader heeft gevraagd waarom hij uw broer zo voortrok. Ook op latere leeftijd, en zelfs op zijn sterfbed, heeft u het bij hem niet aangekaart. Ik vraag mij af waarom dat nooit is gebeurd”.
“U zou alleen nog met Emile kunnen gaan praten, om meer over het verleden te weten te komen”, vervolgde Remmert. “Of dat verstandig is, wil ik samen met u onderzoeken. De vraag is of het u altijd aan assertiviteit heeft ontbroken, of dat deze problematiek misschien louter onderdeel is van uw eigen belevenis, van disfunctionele of irrationele gedachten, die u mogelijk eigenlijk niet eens wil loslaten.
“Ik wil nergens op vooruitlopen, maar bij een depressieve stoornis komen vaak een laag zelfbeeld en gevoelens van waardeloosheid of minderwaardigheid voor. Ik wil in dit stadium ook een sociale angststoornis, een vermijdende persoonlijkheid of perfectionisme aan uw zijde niet als problematiek uitsluiten. Laten we snel beginnen. Maar eerst, wilt u koffie?”.