Heilzame maren





HEILZAME MAREN

 

korte verhalen, gedichten, foto-art

 

Michiel Hanon

 

 

 

 

 

HEILZAME MAREN

Copyright 2023 Michiel Hanon Boeken

Auteur / foto-artist: Michiel Hanon

https://sites.google.com/view/michiel-hanon

michielmichiel2009@live.nl

 

Omslagontwerp: Michiel Hanon

 

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd door middel van druk, fotokopieën, geautomatiseerde gegevensbestanden of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 



INHOUD

 

 

DE HALSBAND    

DE JANUSKOP    

GEVANGEN    

EEN ANDER LEVEN    

UITKOMEN    

ONTGLIPTE HAVIKKEN

JULIANS GESCHENK

HEILZAME MAREN             



DE HALSBAND               

 

Amy, een ongehuwde vrouw van achter in de twintig, had op deze zomerse dag behoefte aan een wandeling in een rustige omgeving. Ze reed naar een park, niet ver van haar woning. Op een afgelegen plek, omringd door bomen, rustte ze uit op een bankje. Amy  droomde even weg, terwijl ze lekker in het zonnetje zat. Na enige tijd kwam er een andere vrouw aanlopen, zo te zien wat jonger dan zijzelf. Ze nam plaats naast Amy.

 

“Het is lekker weer hè”, zei de nieuwe bezoekster tegen Amy.

 

“Ja, dat is het zeker”.

 

“Vind je het leuk om hier te zijn?”, was de wat ongebruikelijke vraag van de onbekende vrouw.

 

“Ik kom hier anders nooit, maar ik had behoefte aan even alleen zijn”, was het antwoord.

 

“Ja, dat heb ik ook, ik ben even ontsnapt aan “mijn bewakers”. Zo noem ik ze altijd. Ik word er wel eens gek van. Ik wou dat ik zo vrij was als jij”.

 

“Wat is vrij? Ik ben de laatste tijd niet zo vrij, hoor”, reageerde Amy. “Maar hoezo die bewakers? Je bent toch geen moslimvrouw of ontsnapte gevangene?”.

 

“Sorry hoor, maar herken je mij dan niet? Je deed al zo gewoon naar mij”.

 

“Nee, ik ken je niet”, zei Amy.

 

“Leuk om dat uit te moeten leggen. Ik ben Sophie. Mijn vader is de Koning. Ik word geacht hem later op te volgen”.

 

“O, jee. Dat had ik niet gezien. Sorry, ik lees geen kranten, en kijk geen tv. Moet ik nu U zeggen?”

 

Sophie reageerde direct: “Nee, alsjeblieft niet. Dat hoor ik al genoeg. Ik maak niet zo vaak een praatje met een onbekende. Lekker even rustig zitten, hier. Dit park was vroeger niet voor publiek toegankelijk. Security weet dat ik hier ergens ben, en het is een rustig tijdstip. Ze zullen me zoeken, maar niet in paniek zijn. We kunnen nu even praten. Maar hoezo ben jij niet vrij in dit vrije en democratische land? Ik ben jaloers op je!”

 

Amy was snel bijgekomen van deze onverwachte informatie, en voelde zich al gauw vrij wat over haarzelf te vertellen: “Ik heb sinds enige tijd een nieuwe vriend. Ik was al snel helemaal verliefd op hem. Hij is lief en in bed kom ik nu niets meer tekort. Maar hij is ook jaloers en dominant. We hebben al meerdere keren botsingen gehad. Het kan heel fijn met hem zijn, maar hij is ook moeilijk. Hij wil steeds weten wat ik doe, met wie ik omga. Mijn vriend wil niet dat ik nog ga tennissen en zonder hem naar het zwembad ga, en hij controleert mijn telefoon als we samen zijn. Zijn rechtvaardiging om mij te mogen checken, is dat we “geen geheimen voor elkaar hebben”. Ik heb met hem gepraat, en gezegd dat ik mijn contacten met vriendinnen en familie moet kunnen hebben. Mijn ouders zien hem niet zitten. Ik ga nog maar weinig bij hen thuis langs. Mijn vriend heeft wel beloofd dat hij minder controlerend zal zijn, maar dat lukt niet echt. Er mankeert wel iets aan hem, maar toch denk ik dat het beter zal gaan. Ik wil hem niet kwijt, en later ook met hem gaan samenwonen”.

 

Sophie: “O, jee. Ik dacht dat alleen ik er even was uitgebroken. Maar jij kennelijk ook! Wat een verhaal. Ik wist niet dat mensen het elkaar zo moeilijk maakten”.

 

Amy luchtte haar hart verder: “Als ik bij hem thuis ben, lijkt het alsof ik vrijwillig wil verblijven in een kooi met tralies die in de huiskamer staat. De kooi moet dan op slot, anders voel ik me niet veilig. En alleen mijn vriend heeft de sleutel. Gekke gedachte, hè?


En soms lijkt het alsof  ik constant een lus door een detectiepoortje loop. Maar ik denk ook wel eens dat ik een soort onzichtbare enkelband draag, zo’n ding dat ze wel als alternatief voor gevangenisstraf opbinden. En die band wordt gecontroleerd door mijn vriend. Maar de controle van deze band gaat nog veel verder dan het maken van bewegingen. Mijn gesprekken en chats worden er ook mee gecheckt. En misschien wel al mijn gedachten, alle functies van het hoofd. Dan is het dus meer een halsband”.

 

Sophie had dit met verbazing aangehoord: “Ik snap niet dat jij dat allemaal toelaat, dat je je laat onderwerpen. Je lijkt me een intelligente vrouw die haar eigen wil bepaalt en haar eigen weg kan gaan. Je laat je toch niet door zo iemand isoleren van je omgeving? Je kunt met je vriendinnen niet eens doorspreken wat er in je omgaat en wat je moet doen. En besef, het is bekend dat jaloezie hardnekkig is. Daar zul je steeds mee moeten dealen, als je bij hem blijft”.

 

“Hij is natuurlijk bang voor de invloed van anderen op mij”, gaf Amy als verklaring. “Hij wil me niet verliezen. Het gekke is, dat is ook weer leuk! Een man moet jaloers zijn, dan geeft hij om jou. Maar dat is ook weer lastig. Ik weet dat mijn vriend van mij houdt, zoiets is mij lang niet overkomen. En hij zal me beschermen, hij zal op me passen. Het geeft me een gevoel van zekerheid. En het is fijn om te worden begeerd. Dat wil toch iedere vrouw”.

 

Sophie bleek niet overtuigd van deze redenering: “Ja, maar het is toch eigenlijk niets als je net als ik in een glazen kooi moet leven, als je in een gevangenis zonder tralies zit! Ik vraag me dan af, hebben vrouwen in het algemeen hier een dubbel gevoel over? Enerzijds willen zij emanciperen en vrij zijn, en anderzijds willen zij begeerd worden door, en zoeken zij bescherming bij een man? Is dit misschien een reden waarom veel mannen nog zo neerkijken op “het zwakke geslacht”? Houden vrouwen dit zo eigenlijk zelf in stand? Of is deze houding van hen misschien wel gewoon onderdeel van de natuur? Wil zij eigenlijk gedomineerd worden door het sterke mannetje, de leider op de apenrots?”.

 

En Sophie vervolgde: “Bij jou is onvrijheid niet opgelegd, je doet het vrijwillig. Maar je lijkt er aan verslaafd. Bij mij is het wél voorgeschreven en levenslang. Officieel heb ik een keuze. Ik kan afzien van de taak die een kroonprinses heeft. Ik kan weigeren mijn vader ooit als Koningin op te volgen. Maar ik ben van jongs af aan zo opgevoed. Ik weet niet beter, en heb nooit overwogen om ervan af te zien. Maar jij kunt je vrijheid weer terugkrijgen”.

 

En verder: “Ik wil je helpen. Jij kunt zoveel meer doen met je leven. We kunnen afspreken dat we allebei proberen toestemming te krijgen om elkaar via de app steun te bieden. We kunnen daarvoor in mijn geval mijn bewakers, en in jouw geval je vriend, voorstellen elkaar nog eens in hun aanwezigheid te ontmoeten. Dan kennen ze ons. Dan winnen we vertrouwen en kunnen we in het vervolg met elkaar communiceren. Dan zijn we niet zo geïsoleerd, en leidt het bij jou misschien vanzelf tot andere gedachten. En anders kunnen we onze apps na het verzenden van berichten toch direct wissen? Dan zijn deze niet meer te controleren. Dat is dan een soort compromis, indien je erbij blijft toe te staan dat jouw berichten worden nagekeken. Maar misschien wordt de roep om vrijheid bij jou vanzelf sterker, en werp je de halsband van je af. Iets dat mij helaas nooit zal lukken”.

 

Sophie verzuchtte nog: “Ik zou wel met je willen ruilen. Oké, ik hoef me nooit zorgen te maken om geld, en er zal mij niet gevraagd worden om wc’s schoon te maken. Maar vrijheid is toch het grootste goed dat er is. Dat zou mij meer waard zijn dan al die privileges”.

 

Na telefoonnummers te hebben uitgewisseld, namen de twee jonge vrouwen afscheid van elkaar. Maar al snel nadat beiden een kant waren opgelopen, zag Amy dat er iets verderop twee mannen aan kwamen snellen, die van de security zouden kunnen zijn.

 

Amy was blij dat ze een nieuwe vriendin had, die haar zou helpen haar weg te vinden. Maar even later begon ze te twijfelen. Was dit zojuist echt gebeurd, of was Sophie bij haar in een droom verschenen? Net toen Amy in haar adreslijst wilde kijken of er onder de S een telefoonnummer was toegevoegd, hoorde zij haar telefoon overgaan.

 

 


DE JANUSKOP      

 

In een trein zag een student bij het net wegrijden uit een station, dat er zich op het perron een paar mensen naar de reeds gesloten treindeuren haastten. Ze wilden nog instappen. De student trok impulsief aan de noodrem. Deze jongen kreeg daarvoor van de conducteur een boete van 400 euro. Een vrouw van in de veertig zag het gebeuren, haalde 400 euro uit haar tas, en gaf deze aan de student, die het geld vervolgens aan de conducteur overhandigde. De student vroeg haar verbouwereerd: “Waarom doet u dat?” De vrouw zei dat de student het uit zijn hart had gedaan. Dat was te waarderen. En een student heeft niet veel geld te besteden, zij had werk en kon het wel missen, vulde zij aan.

 

Zo’n goedgevigheid voor een vreemde is bijzonder te noemen. Maar waar ligt de grens dat het bijzonder wordt? Als de boete 50 euro was geweest, zou zo’n donatie dan ook bijzonder zijn te noemen? Het hangt natuurlijk van de draagkracht van de gever af, maar mensen die het geld kunnen missen doen in zo’n situatie over het algemeen niet zo’n gulle gift.

 

Schuin achter de vrouw in de trein zat een man van rond de pensioenleeftijd, die het gebeuren had aanschouwd. Deze man zag snel in dat hij misschien een voordeel kon gaan behalen. Hij vermoedde dat deze vrouw makkelijk te beïnvloeden was. De man bedacht dat hij een oude tante had, een bejaarde dame die wel wat hulp kon gebruiken. Hulp die hijzelf liever niet wilde geven. De vrouw had de student spontaan gered, dus mogelijk was deze vrouw zover te krijgen om ook een beetje voor zijn tante te zorgen. Het leek hem niet verstandig haar al in de trein aan te spreken, het incident met de student zou nog wel enige tijd in haar gedachten spelen.

 

De man wachtte daarom tot de vrouw bij een station uitstapte en hij volgde haar. Ze liep de stad in, het was ook zijn eigen woonplaats. De man zag de vrouw bij een kleine cadeauwinkel, niet ver buiten een winkelstraat, naar binnen gaan. De man stopte voor de etalage en probeerde te achterhalen wat er binnen gebeurde. Kennelijk werkte de vrouw in deze winkel, want ze ging al snel achter de toonbank staan. Na korte tijd vertrok een andere vrouw uit de zaak. Blijkbaar had zij in het winkeltje gestaan tot de vrouw uit de trein terug kwam. De man kreeg de indruk dat de vrouw uit de trein de eigenaresse van de winkel was.

 

De man dacht dus de vrouw goed te kunnen gebruiken, en besloot contact met haar te leggen door de volgende dag naar het winkeltje te gaan. Hij opende de winkeldeur. De vrouw uit de trein stond inderdaad achter de toonbank, het was duidelijk haar zaak. Ze had in de trein niet naar achteren gekeken, dus herkende zij de man niet. Als het hem uitkwam kon de man erg vriendelijk en voorkomend overkomen. Het kostte hem daarom weinig moeite met de vrouw aan te pappen. Hij deed alsof hij wat kwam kopen voor zijn oude tante. Dat was dan meteen aanleiding om wat over deze tante te vertellen. Zij heette Hella, en hijzelf stelde zich voor als Geert. De vrouw uit de winkel reageerde en zei Els te heten.

 

Geert wilde een cadeau voor de tante kopen omdat ze binnenkort jarig was. Ze werd al 83 jaar. Hij vroeg zich af waar hij haar mee kon verblijden. De man begon vervolgens een nogal zielig verhaal over Hella naar voren te brengen. Ze was zo’n lieve tante. De oude vrouw woonde nog zelfstandig, maar kon wel wat hulp gebruiken. En hijzelf deed zijn best, maar was niet steeds in de gelegenheid om haar die hulp te bieden. Hij werd ook al een dagje ouder. Verder had Hella maar weinig geld. Zij kon de deur niet alleen uit en ze voelde zich vaak eenzaam. Geert merkte al gauw dat met dit verhaal bij Els een gevoelige snaar werd geraakt, en hij vertelde nog wat meer over zijn tante. Ook waar ze woonde in deze stad.

 

De man was eigenlijk niet van plan om iets in het winkeltje kopen, maar hij dacht, toen hij daar aanwezig was, dat de vrouw dan misschien niet naar zijn tante zou gaan. Hij kocht daarom een Januskop van keramiek, die hij wel mooi vond. Els had dit beeld


ook als mogelijke keuze genoemd. Haar advies maakte het voor hem wel makkelijker, want veel interesse in de koopwaar van Els had hij niet. Geert begreep op dat moment wél dat hij Els niet expliciet moest vragen om bij Hella langs te gaan. Toen hij wat later het winkeltje verliet, moest Geert maar hopen dat zijn overtuigingskracht voldoende was geweest en zij daartoe over zou gaan, Bij thuiskomst gaf Geert het beeld een plaatsje in zijn eigen woonkamer, welke ruimte wel een beetje op een Winkel van Sinkel leek, want veel smaak had hij niet.

 

Geert was altijd een zondagskind geweest, een geluksvogel, en kreeg ook nu zijn zin. Els ging op een middag bij Hella langs. Ze vertelde dat zij van Geert het één en ander had gehoord. Ze vroeg zich af of ze de bejaarde vrouw ergens mee kon helpen. Hella begreep dat het vertrouwd was, en liet Els in haar kleine huiskamer binnen. Els keek rond, maar zag niet ergens een Januskop staan. Kennelijk was haar verjaardag nog aanstaande. Ze zei maar niets over het door haar neef aangeschafte cadeau. Hella maakte thee, en de twee raakten met elkaar in gesprek.

 

De oude vrouw wist niet dat Geert over haar had gesproken, maar praatte niet positief over haar neef. “Hij is voornamelijk met zichzelf bezig, heeft weinig empathisch gevoel. Hij is een opportunist, en heeft veel meer capaciteiten dan hij daadwerkelijk gebruikt. Dat is jammer”. Ze vertelde vroeger veel voor Geert te hebben gezorgd, en nu woonde ze alleen, en was hij nog de enige familie in de buurt. Geert kwam nooit langs en hij deed niets voor haar. Hij woonde alleen en zou inmiddels genoeg tijd hebben. Hella vertelde van Finse afkomst te zijn en ze had daar nog wat familie wonen. De oude vrouw gaf aan dat ze niets te kort kwam, hoewel ze het niet breed had. Haar vurige wens was om nog één keer haar geboortegrond in Finland te bezoeken. Maar haar neef had geen zin om met haar mee te gaan, en bood ook niet aan een reis daarheen te bekostigen. Hij had een goed pensioen en zou haar dit best kunnen aanbieden.

 

Els hoefde niet lang na te denken. Hoewel de twee elkaar nog maar net kenden, stelde ze voor samen naar Finland te reizen om de oude vrouw haar laatste bezoek aan haar geboorteland te verschaffen. Zij zou het wel regelen en ook alles betalen. Omdat Hella nog maar moeilijk kon lopen, zouden ze een rolstoel mee kunnen nemen. Hella wist niet wat zij hoorde. Hoe was het mogelijk dat iemand die ze nog maar net had ontmoet en geen familie of goede vriendin was, zoiets voorstelde? Els gaf echter direct aan dat zij het meende. Ze vond het niet meer dan normaal om voor haar medemens iets te doen. Ze zouden nu afscheid nemen, maar binnenkort konden de twee de details van de reis doorspreken. Els hield zich aan haar woord. De twee vrouwen leerden elkaar bij nieuwe bezoeken van Els beter kennen, en laatstgenoemde organiseerde een aantal weken na de eerste ontmoeting inderdaad de reis naar het Noorden.

 

Het was met de trip naar Finland allemaal goed verlopen, en Hella was Els daarvoor erg dankbaar. Maar ook Els was heel blij deze mooie en interessante reis naar dat verre land te hebben gemaakt, en Hella te hebben leren kennen. De vrouwen hadden ook in Finland familie van de oudere vrouw bezocht, en ook Els had daar een warme ontvangst gekregen. Els overdacht dat Geert – zonder bewust haar iets te gunnen - toch voor zijn tante iets moois had geregeld, maar eigenlijk ook voor haarzelf. Zij beoordeelde dat als iets goeds van hem.

 

Na terugkomst had Geert helaas geen contact met Hella of Els opgenomen, om te vragen hoe de reis was verlopen. Maar Els bleef wél contact met Hella houden, en verzorgde haar vanaf de terugkomst waar nodig. Niet lang daarna ging het echter slechter met Hella, en alles wees er op dat zij niet lang meer had te leven. Voor Els was dit aanleiding om haar hulp aan de oude vrouw te intensiveren. Ze bleef voor de zekerheid nu ook maar voorlopig bij Hella slapen. Els begreep dat het van belang was om samen met haar een levenstestament op te stellen. Jammer genoeg bleek Geert niet bereid hierbij aanwezig te zijn. Els noteerde dat Hella gecremeerd wilde worden, en ze stelde ook samen met haar een adresboek op van de wat verder weg wonende vrienden, bekenden en familie. Personen die gewaarschuwd moesten worden als het zover was.

 

Een paar weken nadat Els in feite bij haar was ingetrokken, en niet lang na het tot stand komen van haar “laatste wensen”, overleed Hella. Els berichtte daarna alle genoteerde contacten. Er kwamen meerdere mensen op de uitvaart en Els betaalde alle kosten. Zij had de overleden vrouw zelf ook nog mooi opgemaakt. Geert kon nog net opbrengen op de uitvaart aanwezig te zijn. Het kostte hem veel moeite, verkondigde hij naar Els, maar het was hem mentaal gelukt. Zij kon merken dat hij dit erg sterk van zichzelf vond.

 

Toen Els later met Geert in contact trad, was hij de urn niet van het crematorium gaan ophalen. Geert klaagde erover dat hij dat geestelijk niet aankon. De urn kwam dus bij Els terecht. De as werd enige tijd later door haar op een nieuwe reis naar Finland meegenomen en daar uitgestrooid. Hella had dit in het levenstestament als wens laten noteren, maar ze had er nog wel bij gezegd dat Els dat niet op zich moest nemen. Ze had al zoveel voor haar gedaan!

 

Els was dus voor een tweede keer naar Finland gereisd. Ze was eerder al erg onder de indruk gekomen van dit prachtige “Land van duizend meren”. Het geheel van bossen en meren, maar ook van oude dorpjes, kwam op haar in een samenspel van licht en donker vaak magisch over. En in werkelijkheid zijn er veel meer dan duizend meren! Els had wederom de familie van Hella bezocht, daar klikte het nog steeds erg goed mee. Samen met hen werd de as uit de urn van Hella over haar geboortegrond uitgestrooid. Els bleef nog enkele dagen bij hen logeren, en ze werd in die periode meegenomen op uitstapjes door de prachtige omgeving.

 

Els vatte het plan op wat later nog een derde keer naar dit land op reis te gaan. Ze wilde hiervoor ook de vriendin uitnodigen die op de winkel paste als zijzelf andere activiteiten had. Als dank daarvoor, en ook omdat deze vriendin maar weinig geld had. De winkel kon wel een weekje dicht. En zo geschiedde. In de loop der tijd wisten overigens vele, via Hella ontmoette personen het enigszins afgelegen winkeltje te vinden. Veelal ouderen, die vergezeld door kind of mantelzorger bij Els een kijkje kwamen nemen. De zaken liepen mede daarom goed. Els had bijgevolg een wat ruimer budget om de reis met de vriendin te bekostigen.

 

Els was, zoals gezegd, ook Geert uiteindelijk dankbaar. Zonder hem zou ze haar geliefde Finland niet hebben leren kennen. Els was enige tijd na het uitstrooien van de as voor het eerst bij Geert langs geweest om hem van alles op de hoogte te brengen, en ze bemerkte de Januskop in zijn woonkamer. Hij had deze dus niet voor de verjaardag van zijn tante gekocht, want haar verjaardag had Hella nog kunnen vieren. Els gaf aan dat ze het beeldje herkende. “Misschien moet je hem ook eens omdraaien”, had ze tegen hem gezegd. Maar de man leek de opmerking niet te hebben gehoord.

 

Els merkte al snel dat Geert er bij dit bezoek op aanstuurde ook door haar een beetje te worden verzorgd. Hij vond het kennelijk normaal dat een vrouw dat voor hem deed. Zoals Els zijn tante had verzorgd, en zoals Hella dat vroeger voor hem had gedaan. Geert was intelligent genoeg om Els er nog even fijntjes op te wijzen dat Hella hem nodig had gehad om Els te leren kennen, om zo haar hulp te krijgen en haar laatste wensen te kunnen realiseren. Zoals ook Geert ervoor had gezorgd dat zij Hella en Finland kon leren kennen. Zou dit “aanzoek” van Geert ook nu weer lukken, of zou Els hier een grens trekken? Zou zij gaan zwichten voor zijn “suggestie” en voor het door hem geuite “argument”? Els reageerde dit keer afstandelijk. Ze zou er thuis eens over nadenken.

 

 


GEVANGEN

 

Twee mannen van in de veertig zaten deze dag voor het eerst achter een raam van glas tegenover elkaar. Via een luchtrooster konden ze met elkaar communiceren.

 

“Wat fijn om je weer te zien! Het spijt me zeer dat het zo is gelopen. Je begrijpt natuurlijk wel dat ik dit resultaat nooit heb beoogd. Het is altijd goed gegaan. Had je mijn aanwijzing niet begrepen? Ik had er nog zo duidelijk op geschreven: “Let op je loop, loop niet naar je laatste aankoop. Pas op voor de haan. Hij kraait bij een aanslag. Sla er een goede slag naar, want je kunt niet via een directe baan naar het bed gaan”. Dat was toch je Chinese kamerscherm, dat je kort daarvoor had aangeschaft?”, zei de ene man met een bedroefd gezicht.

 

“Ja, ik heb jou ook erg gemist. Inderdaad, dat scherm was mijn laatste aanwinst. Maar ik heb geen aanwijzing van je gezien”, reageerde de ander.

 

“Ik had een briefje met deze tekst in je jasje gedaan. Dat moest je toch op tijd vinden?”

 

“Nee, ik heb geen briefje gevonden. Je hebt het kennelijk in een ander jasje gestopt. In een jasje dat ik toen niet gebruikte. Nou ja, het is nou eenmaal gebeurd. Gedane zaken nemen geen keer. Ik vind het ook erg vervelend voor jou. Wat je de laatste maanden in gevangenschap wel niet hebt moeten meemaken!”

 

“Ja, dat was zwaar”, zuchtte de man die kennelijk gevangen zat. “Maar nog steeds dat ellendige glas tussen ons! We kunnen elkaar zien en spreken, maar zijn niet echt meer samen. En dat maar steeds voor een korte tijd”.

 

“Had het maar beter gedaan, dan zouden we hier nu niet zo zitten!”, zei de aangesprokene wat emotioneel.

 

“Wees eerlijk, het had jou ook kunnen overkomen, dan had jij aan deze kant van het glas gezeten”, was hierop de reactie.

 

“Dat kan ik niet ontkennen, maar misschien heb ik wat meer geluk in het leven, of ben ik net even wat slimmer dan jij. Maar eigenlijk beschouw ik mijzelf bijna net zo schuldig aan de situatie waarin wij nu verkeren”.

 

“Dat heb je mooi gezegd. Ik blijf erbij dat de rechter het als een ongeluk had moeten interpreteren”, verkondigde de man die vast zat daarop. “Hij had beter naar de gehele context van het geval moeten kijken. Die advocaat van mij had dit bij de behandeling ook duidelijker over het voetlicht moeten brengen. Ik heb er spijt van dat ik niet in hoger beroep ben gegaan”.

 

“Ja, dat had je beter wél kunnen doen. Wat had je te verliezen? Je had daar echt wel kans op vrijspraak gemaakt. Nu is het te laat. Later zou je alleen nog gratie hebben kunnen aanvragen, of had je misschien herziening, een buitengewoon rechtsmiddel, kunnen aanwenden. Maar uiteindelijk zou het waarschijnlijk niet hebben uitgemaakt, en waren we ook dan beland in de situatie waarin we nu verkeren. We zijn als het ware in gevangenschap samen!”.

 

Wie waren deze mannen en hoe kwamen ze in deze omstandigheid terecht? De twee waren een ééneiige (niet geheel identieke) tweeling, Karel en Thomas. Ze waren samen opgegroeid en ook altijd samen gebleven. Beiden woonden alleen, althans zonder partner, in eigen vertrekken in hetzelfde grote huis. Het was henzelf, maar ook de buitenwereld, al lang duidelijk dat zij niet mét elkaar, maar ook niet zonder elkaar konden.

 

Beiden waren van beroep illusionist geworden, en ongeveer even bekend bij het publiek. Maar zij traden nimmer samen op. En zij vervingen elkaar nooit in het werk of bij relationele situaties (zoals identieke ééneiige tweelingen wel eens doen), want ze vertrouwden elkaar niet. Sterker nog, ze claimden elkaar behoorlijk, en hielden de ander min of meer gevangen. De twee waren (soms extreem) jaloers op elkaar.

 

Zich hiervan terdege bewust, verzon de tweeling expres regelmatig gevaarlijke trucs voor elkaar, met name waarin gevangenschap en glazen wanden meespeelden, in de hoop dat de ander eens flink bang voor het welslagen ervan zou worden. Hier zat natuurlijk een spelelement in, zij het van nogal destructieve aard, maar ook een creatief zoeken naar nieuwe ideeën.

 

Ook hadden de twee in de loop der tijd de merkwaardige gewoonte opgevat om “valstrikken” voor elkaar te maken. Het begon met onschuldige grappen om de broer te laten schrikken, hem een nat pak te bezorgen of hem ergens over te laten struikelen. Wat later werden deze “grappen” gevaarlijker, maar werden er ook op één of andere wijze aanwijzingen gegeven om de valstrik tijdig te onderkennen, om het gevaar te kunnen ontlopen. Want uiteindelijk konden ze niet zonder elkaar.  Men kon dan denken aan het ergens plaatsen van een voetklem, aan het bezorgen van een doos met een giftige slang, of van een kistje dat bij het openen traangas produceert. Tot zelfs het vermengen van vergif door een cocktail, of het onklaar maken van de rem in de auto van de ander. De valstrikken werden steeds gevaarlijker, en het belang van het tijdig ontdekken van de aanwijzing werd daarbij steeds groter.

 

Op zeker moment was het bij een door Thomas opgezette valstrik helaas toch misgegaan. Karel had uit de baan van een ergens vastgebonden pistool moeten blijven, maar hij had de aanwijzing niet tijdig gevonden. Karel was daarbij op tragische wijze door een in feite door hemzelf afgevuurde kogel om het leven gekomen. In de daarop volgende strafzaak van Thomas had de Rechtbank moord op zijn broer bewezen verklaard, en had hem een levenslange gevangenisstraf opgelegd.

 


 


De gegeven waarschuwing voor deze wel erg extreme valstrik was niet door Karel gevonden, en was ook later door de politie niet bij het slachtoffer aangetroffen. De Rechtbank had het pleidooi van de advocaat dat de dood een noodlottig gevolg was van een spel dat al langer wederzijds door de tweeling werd gespeeld, welk ongeval eerder ook de “dader” had kunnen overkomen, genegeerd. De rechters zagen dit spel juist als een geniaal bedachte dekmantel om een moord te kunnen plegen, welke was ingegeven door grote jaloezie van Thomas voor zijn broer. De Rechtbank oordeelde verder dat het een strafverzwarende omstandigheid was dat de dader illusionist van beroep was, en daarom de gevaren van dit soort trucs had moeten kennen.

 

Thomas verdween de gevangenis in. In zijn gedachten verscheen zijn tweelingbroer regelmatig bij hem op bezoek. Hij fantaseerde er over dat de twee achter glas met elkaar praatten. Thomas vroeg Karel steeds hoe het in het hiernamaals was. Hij kon niet weten dat ook Karel in het hiernamaals in gedachten zijn gevangen broer achter het raam kwam opzoeken, om te vernemen hoe het hem daar verging. Door hun ongelijkheid op de dimensie van leven en dood hadden de twee broers echter geen contact meer met elkaar.

 

Of het nu met dit laatste te maken had of niet, Thomas werd achter tralies verscheurd door schuldgevoel en verdriet vanwege het gemis van zijn geliefde tweelingbroer. Enige maanden na aanvang van de gevangenschap kwam Thomas hierdoor te overlijden.

 

Maar deze dag was de eerste dag dat de tweeling elkaar weer zag. De dag dat Karel in het hiernamaals bij Thomas op bezoek kwam. Ze waren dus erg blij elkaar weer te kunnen zien, zij het achter het glas van een bezoekkamer. Het voelde alsof er weer gelijkheid tussen de twee was, een “wederzijdse gevangenschap”. Het was alsof er nu meer gerechtigheid was, omdat Karel zich eigenlijk even schuldig achtte als Thomas.

 

Karel kreeg het idee dat Thomas nu wél na het bezoek uit de ruimte kon vertrekken, dat hij niet meer na het door hem verlaten van de bezoekkamer opgesloten zou zitten. Maar het werd de broers snel duidelijk dat ze in het vervolg alleen nog contact achter het glas konden hebben. En hun bezoektijd was beperkt, zoals dat ook in een gevangenis tijdens het leven het geval is. Ze konden niet met elkaar, maar ook niet zonder elkaar. Vooralsnog zou zich dit in het oneindige gaan herhalen, want beiden hadden nu “levenslang”, en ze waren tot elkaar veroordeeld. Deze straf was eeuwig voor beiden. Maar wie weet was hiervoor bij een rechter gratie te verkrijgen, of was er alsnog herziening van de Aardse rechtszaak aan te wenden.

 

De vraag was of de tweeling elkaar in hun nieuwe “levensvorm” wat meer ruimte zou gaan geven, of dat ze elkaar op de één of andere manier weer geheel zouden gaan opeisen. Met wat destructieve spelletjes, of iets dergelijks. Zij het nu op afstand van elkaar.

 

Toen de tijd om was, namen de twee afscheid. Ieder ging zijn eigen weg. Dit was hun eerste contact na dit vreselijke ongeluk geweest. Ze zouden elkaar nog vele malen treffen. Achter glas.

 


EEN ANDER LEVEN

 

Frans, een man van rond de vijfendertig, had al enkele jaren een latrelatie met een paar jaar jongere vrouw, Edith. Ze was intelligent, bescheiden, betrouwbaar, stabiel, rationeel en redelijk aantrekkelijk. Edith liep niet over van humor en initiatief, maar in liefhebberijen hadden de twee behoorlijk wat raakvlakken. De liefde spatte er echter niet echt vanaf, om zo te zeggen. Frans besloot dat hij toch iets bij haar miste en stopte deze relatie. Hij ging een relatie aan met een nog wat jongere vrouw, Camilla, die in veel opzichten de tegenpool was van zijn vorige vriendin. Ze was “anders aantrekkelijk”, impulsief, emotioneel, gepassioneerd, in het maken van afspraken niet betrouwbaar, en soms in gedachten en gedrag voor Frans niet te volgen,. Het was bij Camilla “never a dull moment”.

 

In het begin ging het goed met deze nieuwe latrelatie, Frans genoot van de dingen die hij bij Edith miste. Maar daarna ondervond hij steeds meer de andere kant van de medaille. Camilla was erg “anders” dan hijzelf, voorzag zeker in een tijdelijke behoefte van hem, in de vervulling van een droombeeld, maar hij kende de schaduwzijde van haar karakter eerst nog niet. Aan heftigheid geen gebrek, hij ging haar wispelturigheid als “to much” ervaren. Ze was wel erg vermoeiend voor de in de regel rustige Frans. De communicatie begon na een tijdje regelmatig stroef tot zeer stroef te verlopen. Frans had nooit eerder zoveel ruzies in een relatie meegemaakt.

 

De man kreeg spijt van het verlaten van zijn vorige vriendin. Eigenlijk paste Edith veel beter bij Frans. Camilla benaderde toch minder “de ware” voor hem dan Edith. Hij maakte het uit met zijn nieuwe vriendin. Dat viel nog niet mee, want deze vrouw voelde zich, om voor hem onduidelijke reden, wel erg met hem verbonden. Frans wist dat het niet meer omgedraaid kon worden, hij was bij Edith niet meer welkom. Met Camilla zou het zijn laatste “vaste” relatie zijn geweest.

 

Het licht ging aan. Applaus klonk uit de zaal, en een dame die kennelijk een soort presentatrice of gastvrouw was, stapte naar voren en ging op het podium vóór het grote filmscherm staan. Ze heette iedereen welkom, en met name Frans. De ouder geworden Frans constateerde dat hij niet had gedroomd, en zag dat hij als eregast in het midden op de voorste rij van de zaal zat. Het leek allemaal om hem te draaien. Wat zojuist was vertoond was een film over een stuk van zijn leven.

 

Frans dacht dat het hier om een soort bijeenkomst á la “dit is uw leven” in een filmtheater ging, maar hij begreep niet goed waarom juist dit fragment was uitgekozen. Hij draaide zich om en keek rond. Achter hem zaten mensen die tot dan een rol in zijn leven hadden gespeeld: familie, vrienden, collega’s, ex-relaties. Sommigen zelfs meermalen, op verschillende leeftijden, zoals zijn ouders. In de gauwigheid zag hij Edith niet onder het publiek.

 

De gastvrouw beschreef waar de zaal zojuist naar had gekeken. Ze kondigde aan dat Frans vandaag in het zonnetje zou worden gezet. Hij zou deze dag in het middelpunt staan.en de voorstelling zou – met hopelijk nog meer verrassingen – hierna verder gaan. Het licht dimde weer en op het scherm ging het verhaal van Frans verder. Hij zag echter al snel dat er niet een nieuw deel van zijn leven werd vertoond, wat hij natuurlijk verwachtte, maar dat het een soort nieuwe versie van het vorige betrof.

 

In deze nieuwe versie bleek uit de scènes uit die levensperiode dat Edith briefjes van Frans had gevonden waaruit bleek dat hij vreemd ging met een andere vrouw. Omdat Edith nogal introvert en verlegen was, hield ze deze ontdekking voor zich toen Frans het kort daarna met haar uitmaakte. Ze had wél op het punt gestaan om hem ermee te confronteren. En ze had Frans niet gevraagd of er een andere vrouw in het spel was. Ook naderhand had Edith haar eerdere ontdekking niet kenbaar gemaakt. Daarna volgde opnieuw het al eerder vertoonde fragment dat de relatie van Frans en Camilla niet zou standhouden.

 

Het licht ging opnieuw aan. Dit keer zonder applaus uit de zaal. De gastvrouw stapte opnieuw naar voren en begon het publiek weer toe te spreken. Uit haar woorden kwam het Frans over dat het deze bijeenkomst om een soort “dit zijn de sleutelmomenten uit uw leven” programma ging. Het draaide dus om die delen van zijn leven waarin door hem belangrijke beslissingen voor zijn toekomst waren genomen. Zoals daar bijvoorbeeld ook het wijzigen van studierichting of het later veranderen van baan onder zouden kunnen vallen. Hij begreep dat het uitmaken van de relatie met Edith en het aangaan van die met Camilla als zo’n sleutelmoment werd gezien. Maar het begon hem allemaal meer over te komen als een confrontatie met fout gedrag dan als een feestelijke terugblik op zijn leven.

 

De gastvrouw ging daarna in op wat zij “achtergrondinformatie” noemde:

 

“Hoe kijken we terug op de sleutelmomenten in ons leven? Onderkennen we het belang ervan? Weten we wel wat er bij beslissingen die we toen namen allemaal meespeelde? Werden onze beslissingen wel op de juiste gronden genomen? Waren het wel eigen beslissingen?

 

“Het is van belang dat wij in gedachten de dagen, weken of maanden voorafgaande aan een belangrijke beslissing terugdraaien, op zoek naar oorzaken en motivatie. Om uit te vinden wat er toen allemaal van invloed was. Op een bepaald moment kan het verhaal dan een andere kant opgaan dan men zich kan herinneren. Is het toen in werkelijkheid anders gegaan dan is bijgebleven? Wil men dit nu nog wel weten? Bederft dit misschien hoe men jarenlang op vroeger heeft teruggekeken? Wordt het in de herinnering te mooi voorgesteld, kan een “veranderde” gebeurtenis ook de negatieve kant op gaan? Is men bij het terugdenken aan het fantaseren? Is het doemdenken of juist wishfull thinking? Speelt wijsheid of schuldgevoel van de ouder geworden mens mee?”.

 

 


De vrouw leek steeds meer op een docente dan op een gastvrouw of presentatrice. Ze vervolgde:

 

“De toekomst is als men jong is nog een leeg blad. Er was nog weinig ervaring. Men was minder voorzichtig, men werd minder gehinderd door moreel besef. En de wereld was een stuk onschuldiger dan zij later werd.

 

“Men kijkt bij dit soort acties in feite in gedachten als achter glas naar een jongere ik. Of men kijkt hiernaar als naar een film. De acties zijn nu onbeïnvloedbaar, maar werden toen wel door omstandigheden van die tijd bepaald. Omstandigheden die men mogelijk zou willen opsporen. Men kijkt met het hoofd, met de levenservaringen van nu naar de beweegredenen en beslissingen van toen. Het kan niet anders dan dat een terugblik stoffig, verbleekt, gerafeld is. Hoe langer geleden, hoe onduidelijker alles, en hoe meer men het ervaart als “een vorig leven”. Wat is er van die jonge persoon die men toen was nog over? Maar één ding is duidelijk: gedane zaken nemen geen keer”.

 

De zaal had haar verhaal kennelijk ademloos aangehoord, want men had een speld kunnen horen vallen. Frans vond het na het zien van de vernieuwde versie wel jammer voor Edith. Hij had haar dit verdriet niet willen aandoen. Hij zou haar nooit hebben verteld dat hij in feite al een relatie met Camilla had. Maar wat hij deed was nog steeds zijn besluit geweest, of hij nu de relatie met Edith zou beëindigen of alsnog op zijn voornemen zou teruggekomen en bij haar zou blijven.

 

De gastvrouw verdween weer naar de zijkant van de zaal. Voor Frans onverwacht ging de voorstelling weer verder. Hij had het college van de gastvrouw kennelijk niet geheel begrepen, want hij dacht dat de ware gang van zaken nu wel goed over het voetlicht was gebracht. Maar nee, hetzelfde sleutelmoment werd opnieuw vertoond. Dit keer werd wat verder teruggegaan in de tijd. Frans herkende de momenten die werden vertoond.

 

De ontdekking van het vreemd gaan bleek voor Edith de druppel te zijn die voor haar de emmer deed overlopen. Ze had al eerder in dubio gezeten of ze de relatie met Frans nog zou voortzetten, maar na de laatste ontdekking had Edith besloten het na de confrontatie over het vreemd gaan uit te maken. Zo ver kwam het dus niet. Het was duidelijk dat Frans op dat moment geen keuze had. Toen niet meer. Zijn sleutelmomenten bleken eerder te liggen. En deze hadden ook afwezig kunnen zijn, als Edith in haar sleutelmomenten een andere richting op was gegaan. Als ze eerder de beslissing had genomen om het uit te maken. Een scheiding zat er dus al langer aan te komen, zonder dat Frans daar erg in had.

 

Edith miste namelijk toch het één en ander in Frans. Ze had hem op eerdere momenten voorstellen gedaan welke tot een verbetering van de relatie zouden kunnen leiden. Voorstellen waar hij niet op in wilde gaan: samenwonen, of als hij dat beslist niet wilde, dicht bij elkaar in de buurt gaan wonen, zodat ze elkaar vaker konden opzoeken. Maar hij wilde daar niet aan, had kennelijk geen behoefte aan vaker contact. Hij had tijd en ruimte nodig voor zichzelf en andere dingen. Het kwam op Edith over dat Frans vond dat het wel goed ging zoals het ging. Een beetje los vast dus. En ze constateerde dat hij geen keuzes wilde maken. Maar geen beslissing nemen was ook een beslissing, bedacht zij. Edith nam het zichzelf wel een beetje kwalijk dat Frans te makkelijk “het erover praten” kon ontlopen, als zij het onderwerp aansneed. Zij was niet al te assertief.

 

Edith begon er al eerder aan te twijfelen of Frans wel echt van haar hield. Uiteindelijk betrof het uit elkaar gaan dus niet alleen een sleutelmoment van Frans, maar ook van Edith. Daarna volgden weer de eerder vertoonde fragmenten.

 

Het licht ging voor een waarschijnlijk laatste keer aan. De zaal bleek ineens al geheel leeg te zijn, en van de gastvrouw hoorde Frans alleen nog haar stem:

 

“Dit is het einde van het programma. We hebben Frans vandaag centraal gezet. Hij verdient het. Wij hebben hem beter leren kennen. Nog een prettige avond allemaal. En jij uiteraard ook, Frans!”.

 

Frans bleef alleen met zijn gedachten in de zaal achter. Hij begreep nu dat hij eerder had kunnen beseffen dat sommige verlangens van een mens nou eenmaal niet kunnen worden vervuld, dat het verstandig is om te behouden wat men heeft. Omdat dit niet alles, maar wel goed is. En  beslissingen moet men nemen als deze genomen moeten worden. Men krijgt daartoe over het algemeen maar één kans. Men kan de tijd niet terugdraaien.

 

Frans stapte uit zijn stoel en verliet de geheel verlaten ruimte. Hij besefte dat hij in zijn leven fout bezig was geweest. Niet alleen door een verkeerde beslissing ten aanzien van een relatiewisseling te hebben genomen, welke uiteindelijk ook niet eens zijn beslissing bleek te zijn, maar vooral ook door afkeurenswaardig gedrag te vertonen. Frans had Edith niet alleen met het vreemd gaan tekort gedaan, maar hij had eerder met haar serieus haar wensen moeten bespreken. Het waren terechte wensen geweest. En het was duidelijk dat Edith bereid was voor haar relatie iets op te geven wat haar dierbaar was. Want dat gaat meestal gepaard met een belangrijke beslissing. Frans had geen keuzes durven maken, geen beslissing voor de toekomst willen nemen.

 

Buiten de zaal gekomen keek Frans rond. Had Edith toch ergens in de zaal gezeten? Zag hij haar misschien nog lopen? Frans was ervan doordrongen dat hij dit nooit meer kon rechtzetten. Hij realiseerde zich dat de voorstelling beter in het teken van haar sleutelmomenten had kunnen staan. Een viering van haar leven. Maar daar was ze waarschijnlijk te bescheiden voor.

 

 


UITKOMEN    

 

Door vriendenstel in sporadische contacten verbonden.

In hun jubileumjaren elkaars nabijheid niet te ontlopen,

en in ooghoeken de ander dan gadeslaan.

 

Pas na vijfentwintig jaar elkaar weer willen spreken.

Maar alleen over van alles,

behalve vragen en beslist niet gaan uitpraten.

 

Alsof vorig levenden het eeuwige leven hebben.

Vraag blijft of ze er over vijf jaar voor gaan uitkomen,

om er samen uit te komen.

 


 


ONTGLIPTE HAVIKKEN                            

 

Michael, een man van rond de dertig, zat teleurgesteld en identiteitsloos thuis. Hij was aan huis gebonden. Michael wenste dat de tijd werd teruggedraaid, dat hij beslissingen in zijn leven anders had genomen. Hij was “niets meer”, maar niet geheel machteloos in zijn digitale omgeving.

 

Enige tijd daarvóór vond het volgende plaats. Michael was geëmigreerd, hij had genoeg van de drukte, de kilheid en onpersoonlijkheid die hij in zijn omgeving ervoer, en had behoefte aan “nabuurschap” en levensruimte. Maar Michael had spijt gekregen van zijn vertrek naar het buitenland. Hij had ondervonden dat hij zich daar in dat verre land toch niet thuis voelde. Als buitenlander werd hij niet geaccepteerd, en hij miste zijn familie en vrienden. Michael kwam dus terug. Hij wilde daarna zijn vriend Otis bezoeken, maar hij kon hem nergens vinden. De twee kenden elkaar al uit de studietijd, en deelden een passie voor computertechniek. Ze hadden lief en leed gedeeld, en wisten dat ze van elkaar op aan konden. Verschillende malen probeerde Michael met zijn vriend in contact te komen, maar zonder enig resultaat.

 

Op zekere avond zag Michael op een verlaten plaats een man lopen, die vreemd genoeg erg op hem leek. Het was alsof Michael zichzelf tegenkwam. Dat was natuurlijk opmerkelijk. Uit nieuwsgierigheid benaderde hij de persoon die er als twee druppels water als hem uitzag, en ging een gesprek met hem aan. Deze man schrok kennelijk van de gelijkenis en wilde in eerste instantie snel doorlopen, maar zag dat hij Michael niet van zich af zou kunnen schudden. De twee spraken daarop onderzoekend en wat afstandelijk over de opmerkelijke overeenkomst. Michael meende na enige tijd in de man zijn eigen identiteit waar te nemen, met echter ook een aantal gedragskenmerken die niet van hemzelf waren. Hij voelde dat er iets niet klopte, de niet passende trekjes deden hem aan Otis denken.

 

Het was inderdaad Otis die Michael was tegengekomen. En Otis zag natuurlijk dat de persoon die hem die avond aansprak Michael was. Hij raakte hiervan enigszins in paniek. Dit had nooit mogen gebeuren. Michael was toch naar het buitenland geëmigreerd? Wat deed hij dan hier? Wat een pech om zijn vriend hier toevallig te treffen! Otis begreep dat hij een gesprek niet uit de weg kon gaan, maar wist niet hoe hij de vragen van Michael moest beantwoorden. Otis zag al snel in dat hij tijdens deze ontmoeting de sterke fysieke gelijkenis met Michael niet kon gladstrijken. Zijn vriend wist natuurlijk niet wat hem overkwam. Hij stuntelde nog: “Ik ken u niet, ieder heeft wel een dubbelganger. Dit is toevallig, zeg!”.

 

Otis zag dat Michael zich niet bij deze conclusie neerlegde, en begreep dat hij een ontkenning van de door hem gepleegde identiteitsfraude niet zou kunnen volhouden. Ook uit opmerkingen van Michael kon Otis opmaken dat zijn vriend hem uit zijn “dubbelganger” herkende, hem daarmee ontmaskerde. Otis voorzag, als alles wat hij had gedaan uit zou komen, dat zijn sociale leven geheel van hem afgenomen zou worden. Ook al kon dat sociale leven alleen nog maar in een verziekte wereld plaatsvinden. Hij zou worden gestraft en als gevangene moeten voortleven. Het idee van het hem ontnomen worden van alle bewegingsvrijheid bracht hem in een toestand van verstandsverbijstering. Otis vermoordde Michael ter plaatse met zijn zakmes, en verstopte zijn lichaam in de nabijheid.

 

Enige tijd daarvóór geschiedde het volgende. Otis had behoefte aan identiteitsverwisseling, want hij werd door een onbekende of onbekenden ernstig gecanceld en bedreigd op sociale media. Dit vond plaats nadat was uitgekomen dat hij onder andere vergaande deep fake acties op foto en film had gepleegd. Zijn huis werd beklad en ruiten werden ingegooid. Aan deze canceling en bedreiging wilde hij ontsnappen, hij had er schoon genoeg van. Maar dit beleefde hij nog erger dan dat. Otis ervoer deze uitsluiting als een toestand waar hij koste wat kost van af moest zien te komen. Het voelde als een soort “verslavingsdrang”. In dit geval niet om drugs te verkrijgen, maar om van een sociale onthouding af te komen. Hij was zichzelf niet meer nadat hem zijn sociale leven was ontnomen.

 

Otis wist dat zijn goede vriend Michael naar het buitenland zou gaan emigreren, en hij bedacht een plan. De persoon van Michael was van onbesproken gedrag op sociale media, dat wist hij. Hij verzamelde tijdig de benodigde gegevens om de identiteit van Michael over te nemen, zodra zijn vriend weg zou zijn. Deze zou daar niets van merken, voorzag hij.

 

Zo geschiedde. Otis dacht wel nooit meer van Michael te horen, nu hij zo ver van hem weg was. Maar die gedachte bleek onjuist te zijn. Michael probeerde na enige tijd wél contact met zijn vriend Otis op te nemen, om te vragen hoe het met hem ging, en om hem uit te nodigen voor een bezoek aan zijn nieuwe woonland. Maar Otis kon Michael vanuit het buitenland niet meer vinden. Hij leek van de aardbodem te zijn verdwenen.

 

Al enige tijd vóór Michael - weer terug in zijn geboorteland - identiteitsloos thuis kwam te zitten, en slechts als een soort gevangene voortleefde, verkeerde de mens in het openbare leven nog louter in een digitale wereld. Een wereld waarin deze zich door een avatar moest laten representeren, omdat dit nog de enige mogelijkheid was om deel te nemen aan het sociale leven.. Feitelijk leefden de mensen allemaal nog slechts voort als levensechte, geavanceerde, 3D avatars in een digitale omgeving, aangestuurd vanuit de thuisbasis. In deze kunstmatige wereld vonden op grote schaal deepfake technieken plaats, en werd er veelvuldig gebruik gemaakt van fake news.

 

Het echte leven buiten de thuisbasis was te gevaarlijk geworden, want daar heersten bendes en complotdenkers van allerlei pluimage. Het was in deze buitenwereld het recht van de sterkste, waarbij een ieder bewapend was. Ook avatars moesten hun mannetje kunnen staan. Het leek alsof de apocalyps, het einde der tijden, was aangebroken. De natuurlijke mens was nog slechts een overblijfsel, een restant naast zijn avatar. Een soort “rechtspersoon”, die existeerde in een wereld zonder rechten, en daarom geen kant op kon, en “tandeloos” was. Een “tamme papieren tijger” in een wereld vol wilde tijgers. De oorspronkelijke mens was daarom gedwongen om als een soort regisseur binnen te blijven. Om safe te zijn en te overleven.

 

Michael was buitenshuis tot zijn noodlottig einde dus maar een levensechte avatar geweest. Maar door toedoen van Otis was de natuurlijke Michael avatarloos geworden, was hij in feite helemaal niets meer. Op afstand had hij het gebeuren aanschouwd. Als wraak en straf voor wat hem was aangedaan, besloot de identiteitsloze Michael zijn ex-vriend Otis te cancelen. Deze man had bewezen geen echte vriend van hem te zijn. Het zou nooit meer goed komen tussen de twee. Maar hij besefte dat hij vanuit huis eigenlijk zijn eigen identiteit ging cancelen, want die was door Otis van hem gestolen.

 

Michael wenste daarenboven zijn digitale wereldtijd terug te draaien. Dit was realiseerbaar, hoewel een geleidelijke reset soms in een soort “Escherlus” terechtkwam. Maar dit moest wel gebeuren, anders zou hij – omdat hij in feite zichzelf ging cancelen - een avatarloze, eeuwige gevangene zou blijven. Maar de tijd moest ook omgekeerd worden omdat hij niet meer wilde emigreren, geen vriendschap met Otis meer wilde aangaan, en beter wilde oppassen voor identiteitsfraude. En bovenal wilde Michael zijn identiteit terug. Die van hemzelf, die hem zo kenmerkte. Hij moest weer de enige bezitter daarvan zijn.

 

Maar Michael verbaasde zich er wél over dat hij in staat was om zich te verlagen tot cancelgedrag. Dat had hij nooit eerder gedaan. Kennelijk kon door met name verregaande isolatie van de samenleving, hoe rot deze maatschappij ook in elkaar stak, bij een ieder zo’n punt worden bereikt. In ieder school wel een havik.

 

Op datzelfde moment was Otis zich - nu zijn tweede avatar, zijn “concurrerende” Michael-avatar, dood was – niet alleen in de buitenwereld, maar ook bij hem thuis nog meer met Michael gaan identificeren. Het verbaasde hemzelf dat hij zo weinig verdriet had om wat hij zijn vriend had aangedaan. Maar langzaamaan begon bij Otis het besef door te dringen dat hij altijd op Michael jaloers was geweest, en dat het niet toevallig was dat hij deze vriend had uitgekozen om zijn identiteit over te nemen. Michael was charismatisch, innemend en empathisch, en kon gemakkelijk nieuwe contacten aangaan. Deze man was succesvol en zoveel beter dan hijzelf, de persoon die door anderen vaak werd genegeerd, “over het hoofd werd gezien”. Althans dat was het beeld dat Otis van zichzelf had. Maar dat was nu voorbij. De identiteit van Michael was nu geheel de zijne.

 

Maar enige tijd later kwam Otis er toch achter dat er iets was veranderd, alsof de digitale tijd was teruggedraaid. Hij wist niet hoe dit had kunnen gebeuren. Zijn Michael-avatar was ineens onvindbaar. En toen Otis wat later toch ineens weer Michael “levend en wel” buiten tegenkwam, en deze hem geen blik waardig gunde, wist Otis dat er een digitale manipulatie had plaatsgevonden. Het was alsof zijn computersysteem was gehackt. Ook bemerkte Otis dat hij vanaf die tijd op grote schaal op sociale media werd gecanceld en bedreigd.

 


JULIANS GESCHENK

 

In een stampvolle grote boekwinkel vond in aanwezigheid van de schrijver de bespreking en signering plaats van zijn nieuwe boek over relatievorming in moderne, ontwikkelde landen. Over de terughoudendheid en moeilijkheden die daarmee steeds vaker gepaard gaan. In het boek en de bespreking kwamen onder andere aan de orde dat er tegenwoordig een grote scheidingskans is, dat rolpatronen zijn vervaagd, en dat relaties lijden onder activiteitendruk en werkstress.

 

Na afloop in de koffiehoek liep Julian naar Katja, die hij in het publiek had herkend. En hij zag Menno, een man die hij ook kende, bijna naast haar staan. Katja en Menno hadden elkaar in positieve zin al opgemerkt, maar ze kenden elkaar niet. Dus was er niet meer dan oogcontact. Wat toevallig dat Julian met beiden bevriend was! Hij begroette eerst Katja en direct daarna ook Menno. Vervolgens stelde hij hen aan elkaar voor. Katja was schilderes, Menno schrijver. Beiden waren relatieve beginners, die solistisch werkten. Julian was een bijna afgestudeerd historicus. Maar van studeren kwam niet veel, zou de kunstenaars later blijken. Hij deed kennelijk niets. Allen waren ongeveer 30 jaar oud, en woonden in dezelfde stad.

 

Menno vroeg de andere twee hoe ze elkaar hadden ontmoet. Julian vertelde dat hij een keer in de buurt was van een pand waar hij vanaf de straat kon zien dat er een vrouw binnen aan het schilderen was. Het was duidelijk een atelier, en de schilderes kon zo te zien beschikken over de gehele benedenruimte aan de voorzijde. Hij was nieuwsgierig naar haar werk geworden. Er werden geen schilderijen tentoongesteld, maar Julian klopte toch op het raam. Het was Katja die aan het werk was, en naar hem toekwam. De twee legden contact, en Julian kreeg een korte rondleiding door het atelier. Ze hadden daarna afscheid genomen en elkaar niet meer gezien.

 

Julian vertelde Katja daarna dat hij Menno kende van boekveilingen die zij soms bezochten. De drie dronken koffie en spraken nog een tijdje verder. Katja en Menno bleken elkaar direct na het leggen van het contact leuk te vinden. Maar daar bleef het bij. De drie namen wat later afscheid van elkaar.

 

Enige tijd na de ontmoeting in de boekwinkel nam Menno contact op met Julian. Menno vroeg zich af of het mogelijk was om nog eens af te spreken met Katja erbij. Dat vond Julian een goed idee, en hij nodigde beiden daarop bij hem thuis uit. Katja en Menno waren daar niet eerder geweest. Laatstgenoemden bemerkten dat Julian kennelijk genoeg geld had voor een huis en een auto. Ze dronken koffie en wijn, en praatten over creativiteit en kunstenaarschap. Julian was geïnteresseerd in beider werk. Hij gaf aan dat hij zelf graag creatief zou willen zijn.

 

De twee aanwezige kunstenaars waren beiden bescheiden mensen en wat introvert van karakter, Julian was meer een man van de wereld. Hij praatte veel en was altijd vriendelijk en voorkomend. De komend historicus vertelde wat over zijn studie, hij was vooral geïnteresseerd in het onderwerp: “Kwetsbaarheden van een democratie”. Maar veel over de persoon en activiteiten van Julian bleef tijdens het gesprek voor de kunstenaars onduidelijk. Dankzij of ondanks deze geheimzinnigheid raakten zowel Katja als Menno flink in de ban van Julian. Hij boezemde op één of andere manier vertrouwen bij hen in. Menno en Katja wisselden deze avond telefoonnummers uit. In de loop van de avond gingen zij na een geslaagde ontmoeting ieder hun weg.

 

In de weken hierna kwam Julian verschillende keren bij Katja in haar atelier langs. Omdat hij in de buurt was. Hij bleef nooit lang en hield het contact wat oppervlakkig. Julian toonde belangstelling voor haar werk en persoon, maar geen bijzondere belangstelling, het bleef een vriendschappelijk contact. Katja vond Julian wel een fijne vriend. Hij was vriendelijk, stabiel en had iets charismatisch. Ze overdacht dat Julian zo’n beetje de ideale man was, maar alleen niet iemand om samen een toekomst mee op te bouwen.

 

Een tijdje nadat ze elkaar bij Julian thuis hadden ontmoet, was het Katja die Menno opbelde. Ze wilde graag weer met hem afspreken, maar alleen met Julian erbij. Menno dacht hier ook zo over. Hij was erg blij met dit telefoontje, maar Julian moest er inderdaad wel bij aanwezig zijn. Katja nam contact op met de historicus in spe, en regelde dat de laatste de twee kunstenaars uitnodigde voor een etentje in een restaurant waar hij graag kwam. Hij trakteerde.

 

Toen de drie aldaar aan tafel zaten, bespraken ze na enige tijd de dreigende inval in hun land door de machthebber van het grote buurland. Er heerste onrust in het land, men leefde tussen hoop en vrees. Deze onrust kwam bovenop een te bespeuren ontwikkeling naar verdergaand wantrouwen van mensen in instituties, en tussen mensen onderling. Deze beroering werd ook door de drie restaurantbezoekers gevoeld. Er schenen al spionnen uit het buurland rond te lopen. Het was vooral Julian die hierover het woord voerde. Hij toonde veel belangstelling voor de ontwikkelingen met dit buurland. Maar hij was tenslotte ook bijna historicus, dus dat vonden Katja en Menno niet verwonderlijk.

 

Julian opperde in dit kader een aantal ideeën: “Indien die machthebber van ons buurland ons land gaat bezetten, zal het duidelijk zijn dat de regering van ons land zal worden overgenomen, maar in hoeverre zal ook de individuele vrijheid van onze inwoners worden belemmerd? Hoe staat het regime tegenover jullie kunstenaars? Zullen er bewakers in de vorm van “gidsen” of moderne “chaperonnes” komen? Het lijkt me dat er genoeg reden is om te gaan samenspannen, om samen tot passend verzet te komen. Het zal daarbij een grote inspanning vergen om te achterhalen wie er te vertrouwen is. Want wie is er in zulke omstandigheden te vertrouwen, en wie niet? Er zullen collaborateurs, profiteurs en opportunisten opstaan. Zo gaat het altijd in dat soort situaties. Onderling vertrouwen - iets wat de laatste jaren al zo tanende is - zal nog belangrijker worden! En wat voor effect zal dit alles hebben op bestaande en nog te vormen relaties?”. Katja en Menno konden het niet anders dan met Julian eens zijn.

 

Daarna werden nog andere onderwerpen aangesneden. Het eten was lekker en het werd nog erg gezellig. De twee kunstenaars groeiden steeds dichter naar elkaar toe. Ze waren duidelijk al een beetje verliefd op elkaar. Maar wat Julian wilde en bewoog, bleef eigenlijk onduidelijk. Hij toonde geen bijzondere belangstelling voor één van de twee. Julian was aangenaam gezelschap en had wel belangstelling voor kunst, maar het was ook duidelijk dat hij zich niet echt in die wereld bewoog. Was Julian hier toch door gecharmeerd? Of ontsproot deze vriendschap voor hem uit verveling? Ja, wat motiveerde hem eigenlijk? Na gezellig te hebben getafeld ging ieder weer zijns weegs.

 

Weer enige tijd later belde Menno naar Katja. Hij wilde graag dat ze weer met Julian wat zouden afspreken. Na van haar een positief antwoord te hebben gekregen, nodigde hij haar en Julian uit op zijn kamer, om te laten zien waar hij woonde en werkte. Maar er klonk wel duidelijk bij hem door dat het hem vooral om haar aanwezigheid te doen was.

 

Menno ontving de twee anderen en was een paar uur hun gastheer. Beide gasten waren niet eerder bij hem binnen geweest. Menno vertelde over zijn bescheiden woonruimte en de roman die hij aan het schrijven was. Ze bespraken daarna weer de toestand met het buurland, en de spanning die dat teweeg bracht. En dat er opnieuw vernomen was dat er spionnen van het buurland in het land operationeel waren. De kunstenaars gaven aan dat zij bang waren dat zij binnenkort financieel de touwtjes niet meer aan elkaar zouden kunnen knopen, en dat het dan nog meer van belang zou zijn dat ze elkaar zouden steunden.  Dat ze op elkáár konden steunen. Ze lieten merken dat ze de woorden van Julian bij hun vorige ontmoeting goed in zich op hadden genomen.

 

Maar het was ook duidelijk dat Katja en Menno beiden verlangden naar een relatie. Ze betrokken hun interesse in de ander niet in het gesprek, maar waren wel erg open en lieten merken in het onderwerp geïnteresseerd te zijn. Het boek dat bij de boekbespreking aan de orde was gekomen, bleek door beiden daarna te zijn gelezen. Zowel Katja als Menno ervoer zelf relatie-angst. Ze vroegen zich openlijk af waar die angst mee te maken had. Angst om iets te verliezen? Hun jeugd? Angst voor verantwoordelijkheid, seksualiteit, misleiding, verkrachting? Opnieuw werd geconstateerd dat angst voor een relatie de laatste tijd in de maatschappij meer en meer gangbaar was geworden. Na een geslaagde ontmoeting waarin de nodige ideeën werden uitgewisseld, vertrokken Katja en Julian opnieuw  gescheiden van elkaar.

 

Nog weer wat later was het Katja die Menno belde. Ze wilde weer een afspraak met Menno en Julian maken, maar ze was bezorgd, want ze kon Julian niet bereiken. Beiden gingen vervolgens los van elkaar op zoek naar hem, maar hij leek van de aardbodem te zijn verdwenen. Zijn telefoon werd niet opgenomen, en bij hem thuis leek het onbewoond en werd er niet opengedaan. Julian liet niets meer van zich horen. Van een nieuwe afspraak kwam het daarom niet.

 

Niet lang daarna las Katja in de krant dat er in het pand naast haar atelier spionnen hadden gebivakkeerd, en dat deze waren ontmaskerd en het land waren uitgewezen. Via contraspionage had men geobserveerd wat er zich in het spionnenverblijf afspeelde. Gezien was wie er in en uitliepen, want er vond blijkbaar regelmatig overleg binnen plaats. Zo konden meer personen worden geïdentificeerd. Katja schrok erg van dit bericht, en belde daarna Menno hierover.

 

Menno gaf aan dat hij hier ook van opkeek. Hij herinnerde Katja er nog aan wat Julian over dit onderwerp had gezegd. De twee bespraken weer hoe spijtig het was dat ze Julian niet meer konden traceren. Tenslotte biechtte Menno op dat hij graag verder wilde met Katja, en dat hij dacht dat dit wederzijds was. Katja kon het hiermee eens zijn. De twee spraken er nog even verder over. Het probleem was dat Julian verdwenen leek. Ze misten hem erg, en begrepen dat ze nu op elkaar aangewezen waren, hetgeen – zeker in deze tijd van spanning - de nodige angst bij hen teweeg bracht. Het gesprek werd hierna afgesloten.

 

Een aantal dagen erna werd bekend dat militairen van het buurland de landsgrens waren gepasseerd, en dat het vaderland van de drie weldra geheel bezet zou zijn. Dit was waar ieder bang voor was geweest. Op één of andere manier gaf dit Menno de kracht om iets te doen in de richting van Katja. Uiteindelijk verzamelde hij al zijn moed bij elkaar, en besloot hij toch om alleen bij haar atelier langs te gaan. Menno voegde de daad bij het woord en, daar aangekomen, zag hij dat op datzelfde moment een kennelijk uit het buurland afkomstige hoge legerofficier en zijn vrouw naast Katja’s atelier hun nieuwe domicilie gingen betrekken. Menno zag dat Katja binnen aan het werk was, en belde aan.

 



HEILZAME MAREN

 

In de oude villa in een rustig deel van het land, te midden van het daarbij behorende landgoed met een stuk bos en een flinke weide, woonde al lange tijd een oudere, alleenstaande man, Bernard. Omdat hij de laatste tijd wat verward begon te worden, was zijn dochter van achter in de dertig, Brit,  sinds kort bij hem ingetrokken. Dan kon ze een oogje in het zeil houden en hem zo nodig wat verzorgen. De verstandhouding was goed en in het huis was voldoende ruimte voor beiden om een eigen plek in te nemen. En om de eigen activiteiten te doen. Nou ja, voor Bernard gold dat hij niet zoveel activiteiten meer had. Hij leefde met zijn oude boeken en grammofoonplaten eigenlijk een beetje passief in het verleden.

 

Op een dag ontving de oudere man een brief van een onbekende. Op de envelop stond geen afzender. Toen Bernard de brief opende, bleek deze enkele getypte gedichten te bevatten, zonder begeleidend schrijven.

 

*

 

Bouwen

 

Als het vloed is, wacht ze in haar wagentje tot het weer eb is, en begint dan rusteloos te bouwen. Eerst de slotgracht, daarna twee torens, waarvan ze er één nooit afbouwt. Dan stapt ze in haar wagentje, en wuift ze naar de schepen die voorbij varen.

 

Flessen

 

Als ik bezoek heb, houd ik altijd een volle fles appelsap en een volle fles zwartebessenlimonade in de hoogte, en laat mijn gasten kiezen tussen een glas appelsap en een glas zwartebessenlimonade. Ik heb echter ook een aangebroken fles appelsap en een aangebroken fles zwartebessenlimonade in de keuken staan, maar ik vind het niet nodig deze ook in de hoogte te houden. Bovendien kan ik in iedere hand slechts één fles vasthouden.

 

Nazomeravond

 

Ik keek door het open bovenraam

aan de achterkant van het huis.

Ik keek naar links;

in een huis

werd een licht aangedaan

en een vrouw

liep heen en weer.

Daarna keek ik naar rechts;

in een huis

deed iemand

de gordijnen dicht.

Ik keek weer naar links;

in het huis

was het licht uitgedaan

en de vrouw

was er waarschijnlijk ook niet meer.

 

*

 

Bernard vond de gedichten leuk om te lezen. Hij herkende de stijl van schrijven die gangbaar was in zijn jonge jaren. De werken waren geschreven in de geest van, of waren afkomstig uit de tijd van schrijvers als Cees Buddingh en K. Schippers. Zouden ze van hun hand zijn? De man vroeg zich natuurlijk ook af wie de afzender was.

 

Het duurde niet lang of Bernard ontving per post een tweede brief. Wederom zaten er in een blanco envelop gedichten, twee series. Opnieuw was er geen afzender te bespeuren. De gedichten waren weer in dezelfde stijl of periode geschreven.

 


*

 

jazzcyclus      

 

I

de drummer van het r l trio klopt eieren op zijn dieptetrom

de lange bassist plukt de veren van zijn dikke snaren

het is maar wat je het beste kunt

 

2

de eindroffel van drummer k in het voorlaatste nummer

is niet precies wat ik bedoel

het duurt te lang voordat hij de bak in z’n vrij zet

 

3

de pianist van het o p kwartet telt bij langzame nummers

het aantal witte toetsen dat hij aanstipt

de drummer telt ook, maar hij telt niet verder dan tot drie

waarna hij steeds weer opnieuw begint

 

4

drummer l rijdt cowboy op z’n ongeriefelijke krukje

maar bij de closing zwaait hij met z’n stokken

op de manier waarop een Spaanse fruitverkoper

z’n sinaasappels in de manden werpt

 

5

de pianist van het r l trio werkt graag in de hogere toonsoorten

ook de bassist is een bergbeklimmer

drummer k daarentegen geeft menigmaal laagklinkende doffe slagen

op zijn brede dieptetrom

specialisatie dringt ver door

 

6

drummer l heeft zijn armen en benen ontwikkeld

tot volledig onafhankelijke players

maar deze zijn gebonden aan de respectievelijke instrumenten

zodat zijn twee armen en zijn twee benen

niet afzonderlijk sinaasappels kunnen tellen of uitsorteren

 

Water

 

I

In de chemie noemen ze het haatweeoo, maar het is water.

Het is een zeer goed oplosmiddel voor vele verbindingen, opgebouwd uit ionen, als gevolg van de hoge diëlectriciteitsconstante en het grote dipoolmoment.

 

2

Water wordt veel voor consumptie gebruikt.

Via een uitgebreid buizenstelsel bereikt het de huizen.

 

3

Truus is dol op waterskiën.

Ze geniet echt als het weer een beetje goed is.

 

4

Nederland is een land van veel water;

Water in de sloten

Water in de zee

Water in de kanalen

Water in de rivieren

Water in de meren.

Het is een echt waterland.

 

5

Waterpokken (varicella) komt veel voor bij kinderen (niet krabben). Men kan het tegengaan door het lichaam flink te verwarmen, waardoor het water verdampt en de overgebleven pokken er met een pincet afgehaald kunnen worden (voorzichtig).

 

 

 

6

Vloeibaar water is reukloos, smaakloos en vrijwel kleurloos. Het dichtheidsmaximum bij 3,98 graden Celsius is uniek.

 

*

 

De oudere man piekerde wie toch deze gedichten aan hem toezond. Hij bedacht dat ze van zijn vroegere vrouw afkomstig zouden kunnen zijn. De twee hadden elkaar in hun studententijd leren kennen, en hij kon zich herinneren dat Maja graag gedichten en verhalen las. Zijn dochter had hem verteld dat deze vrouw, haar moeder, was overleden, maar door de toegezonden gedichten ging Bernard er aan twijfelen of dat wel waar was.

 

Het bleef niet bij twee brieven met gedichten. Er volgde nog een derde.

 

*

 

nummer

 

gisteren werd ik weer verrast

waarschijnlijk door een 17 TX 98

het was misschien toch

een 16 TS 78

maar ze kwam me voor

als een op en top 17 TX 98

 

daarom moest ik ook zo sterk denken

aan 14 TX 98 van het feest

aan 18 TX 88 van het park

en aan 15 TX 99 van de t.v.


jeugd

 

ja,

de jeugd is als een zweefvliegtuig

dat zweeft

boven groene grasvlakten

besneeuwde toppen, linten kanalen

 

dat cirkelt boven gloeiende steden

steile afgronden, donkere wouden

boven slingers

snelstromende rivieren

 

dat zoekt

 

dat, niet wetend waar te landen

aarzelt

tussen al dat moois daar beneden

en met alle aandacht voor de landing

niet beseft

wat er vervlogen zal zijn

eenmaal

als de harde, gevoelloze aarde is bereikt

 

*

 

Bernard vond het mooi dat een kennelijk zo jong iemand al over de jeugd kon schrijven, dat deze zo’n helikopterview op het leven kon hebben. Hij ging het lezen van de gedichten waarderen en een beetje rekenen op de komst van een nieuwe envelop. De man was er na een tijdje van overtuigd geraakt dat inderdaad zijn vroegere vrouw de zendingen deed, dat ze nog leefde. Hij wist het nu wel zeker, zij had de brieven gestuurd om hem te laten weten dat ze bij hem terug zou komen. De oudere man besloot daarop naar haar op zoek te gaan.

 


 


 

Toen Brit van haar werk thuiskwam, miste ze haar vader. Hij was nergens in het huis te vinden, wat erg ongebruikelijk was. Ze besloot eerst het landgoed af te zoeken, ondanks het feit dat het koud en regenachtig was. Uiteindelijk vond ze de oudere man. Hij zat als een verzopen kat op een bankje aan de rand van het landgoed. Bernard gaf naar zijn dochter aan dat hij op zijn vrouw wachtte. Ze zou bij hem terugkomen, en dit was de plek waar ze vroeger samen vaker gingen zitten om de zon onder te zien gaan. Dus hier zou ze goed naar toe kunnen komen. Brit vertelde hem dat haar moeder echt dood was en niet bij hem terug zou kunnen komen. “Kom, het is koud, we gaan lekker naar binnen”, zei ze tegen hem. De twee liepen daarop terug naar het huis.

 

Vroeger had Bernard lang een relatie gehad met de vrouw op wie hij tevergeefs op het bankje had gewacht. Ze woonden lange tijd samen op ditzelfde adres. Maar de vrouw was ineens verdwenen, en had nooit meer iets van zich laten horen. De man had hier geestelijk een flinke tik van gekregen.

 

Pas veel later had er ineens een jongedame van een jaar of achttien bij hem voor de deur gestaan. Ze zei Brit, de dochter van Maja te zijn. En ze wist dat hij, Bernard, haar vader was. De oudere man was hier uiteraard erg door verrast. Het verhaal dat de jongedame deed, was echter vrij gedetailleerd en moest wel kloppen. Ze vertelde dat haar moeder deze informatie pas op haar sterfbed aan haar had gegeven. Ze had aangegeven dat Bernard haar vader was, en een oud adres erbij vermeld. Waar haar vader dus nog bleek te wonen. Brit was alleen door haar moeder opgevoed, die nimmer nog een andere relatie had gehad. De moeder had haar wel al eerder verteld dat ze van de man was weggegaan toen bleek dat ze zwanger was. Maar niet waarom ze dit had gedaan. En ze had haar zwangerschap nooit aan Bernard bekend gemaakt.

 

Bernard was behoorlijk van zijn stuk gebracht, toen hij dit van Brit had gehoord. Vele nieuwe vragen kwamen bij hem op. Was Maja

 


van hem weggegaan omdat ze zwanger van hem was? Hij had nooit aangegeven dat hij geen kinderen wilde. Was het kind dan van een man met wie ze een geheime relatie had? In dat geval zou ze na haar vertrek wel bij deze man zijn ingetrokken, en had Brit een vader gehad. Maar volgens Brit had ze nooit meer van een andere man gehouden. Had Maja een keer een “one night stand” beleefd? Ze had naar Bernard toe kunnen verzwijgen dat hij de verwekker van het kind was. Het had Bernard de nodige tijd gekost hierover weer wat rust in zijn hoofd te krijgen. Maar de vragen waren gebleven. Hij herkende wel trekjes van Maja in Brit. Dat deed hem goed. Ook ging Bernard op zoek naar eigenschappen van zichzelf in de jonge vrouw. Maar dit bracht hem geen duidelijkheid.

 

De jonge vrouw had dus op jonge leeftijd een moeder verloren, maar gelukkig nog een vader gekregen. Het deerde Bernard niet dat hij niet helemaal zeker wist of hij wel haar biologische vader was. Een vaderschapstest had hij nooit overwogen. En Brit had kennelijk alle vertrouwen in wat haar moeder haar had verteld. Vader en dochter begonnen voorzichtig een contact op te bouwen. Bernard besefte dat hij er nu voor haar moest zijn. Brit woonde in een dorp niet erg ver van de man, zodat ze zo nu en dan langs kon komen. De twee gingen later ook samen activiteiten ondernemen, en soms op stap. Dit ging goed en beiden waren blij dat ze elkaar op wat latere leeftijd toch nog hadden leren kennen. Toen het wat minder goed ging met de geestelijke gezondheid van Bernard was het voor de dochter niet moeilijk geweest om te besluiten om bij hem in te trekken.

 

Brit begreep dat het ontvangen van de brieven met gedichten haar vader tot heden misschien meer kwaad dan goed had gedaan. Ze twijfelde of hij deze moest blijven ontvangen. Ze besefte dat zij dit zelf in de hand had. Het volgende was namelijk gebeurd. De dochter was op zeker moment op de zolder van het huis ergens naar op zoek geweest, en had daar een koffertje gevonden dat oude gedichten en verhalen bleek te bevatten. Ze begon erin te lezen en concludeerde dat het werk van de hand van haar vader was. De werken stamden uit zijn middelbare schooltijd en studententijd. Het kunnen schrijven bleek een voor haar onbekend talent te zijn van de man die ze pas sinds haar achttiende levensjaar kende. Waren deze gedichten nog ergens gepubliceerd? Ze nam zich voor daar later met hem over te praten.

 

In het koffertje trof ze ook een door haar vader geschreven kort verhaal aan van een meisje dat van een onbekende brieven ontving. Dit verhaal had haar geïnspireerd om Bernard de brieven met gedichten te zenden. Zoals reeds beschreven, zond ze hem in meerdere afzenderloze brieven oude werkjes van hemzelf toe, zoals in het verhaal van het meisje. Haar bedoeling was dat haar vader de werken zou herkennen, dat hij er op zou reageren. Met welke ogen zou hij nu kijken naar dat wat hij als scholier en student had geschreven? Ze hoopte dat hij er weer van zou genieten, dat ze iets bij hem los zouden maken, dat deze hem wat zouden activeren. En liefst, dat ze hem zouden aansporen weer te gaan schrijven.

 

Tot nu toe leek het toezenden van gedichten dus maar gedeeltelijk succesvol, althans had het een ander effect opgeleverd dan zij had beoogd. Ze besefte dat mensen ambigue situaties kunnen gaan koppelen aan iemand die zij missen. Ze kunnen zelfs actief op zoek gaan naar die persoon. Brit begreep nu des te meer dat haar vader een onverwerkt verleden had. Ze nam zich voor hier in de nabije toekomst samen met hem aandacht aan te besteden.

 

Maar voor nu besloot ze als laatste ook het verhaal van het meisje nog aan haar vader toe te zenden. Uiteraard weer met ontbrekende afzender.

 


*

 

Het verhaal van het meisje

 

Een meisje van 18 jaar woonde bij haar moeder. Ze leidden tot dan een rustig leven, samen bewoonden ze een eenvoudig huis in een dorp. Het meisje kreeg op een dag een brief van een onbekende. Deze schreef dat het adres achterop de envellop verzonnen was, en dat zij geen moeite moest doen om er achter te komen wie de afzender was. Hij – het meisje kreeg de indruk dat de schrijver man was - schreef dat hij haar kende en erg veel van haar hield. Hij móést deze brief schrijven, anders kon hij niet meer leven. Het meisje wist niet wat met de brief te doen. Ze bleef maar peinzen wie deze geschreven kon hebben.

 

Enkele dagen later kreeg ze wéér een brief met dezelfde gefingeerde afzender. De schrijver stortte zijn hart weer bij haar uit. Hij scheen haar goed te kennen; hij vertelde dingen die zij deed, dingen waar zij over in zat, enz. Er volgden nog meer brieven. Het meisje werd gesteld op de onbekende. Zijn kennis, gevoelens en originaliteit fascineerden haar. Ze raakte in de ban van deze briefschrijver.

 

Het meisje had in het dorp een paar vrienden waar ze wel eens mee uitging, maar de brieven leken van iemand buiten het dorp te komen, want de jongens die ze daar kende achtte zij niet in staat dit soort brieven te schrijven. Daarenboven wist het meisje wel zeker uit de teksten te kunnen opmaken dat de schrijver een oudere man betrof.

 

Het idee ging bij haar daarna steeds meer postvatten dat de schrijver haar vader was. Zij zou er alles voor over hebben om hem tenminste te kunnen terugschrijven, hem te vragen om haar uit te leggen waarom hij niet in haar leven was, en hem te vragen bij haar langs te komen. Ze begon zelfs met hem te praten zonder dat hij aanwezig was.

 

Haar meisje had haar vader nooit gekend. Ze had natuurlijk wel naar hem gevraagd, waarop de moeder had geantwoord dat hij was geëmigreerd en niet meer te vinden was. Als de dochter haar dit soort vragen stelde, liet zij wel doorschemeren dat de man niet wist dat hij een dochter had. Ze had haar zwangerschap dus kennelijk niet aan hem bekend kunnen of willen maken.

 

Het meisje werd steeds onrustiger en ongeduldiger, omdat ze de briefschrijver niet kon bereiken. Ze begon onterechte aanmerkingen op haar moeder te maken en ander irritant gedrag te vertonen. De vrouw, van wie ze altijd veel had gehouden, was ook altijd een liefhebbende moeder geweest. Maar op zekere dag kon het meisje het niet laten op zoek te gaan naar de briefschrijver. Haar enige houvast was de gefingeerde afzender, een adres in een dorp verderop, waar ze op drie kwartier rijden met de bus heen kon gaan. Misschien zou ze daar toch meer te weten kunnen komen.

 

Bij het betreffende adres aangekomen, belde het meisje aan. Er werd opengedaan door een vrouw van ongeveer dezelfde leeftijd als haar moeder. Het meisje herkende haar vaag, mogelijk had ze haar een keer eerder met haar moeder gezien. Het meisje vertelde wie zij was, en sprak over de brieven die zij met het adres van de vrouw als afzender had ontvangen. De vrouw vroeg haar daarop even binnen te komen.

 

Bij een kop thee gaf de vrouw aan dat het eigenlijk geheim moest blijven, maar dat de brieven bij haar thuis door haar eigen moeder waren geschreven en verstuurd, want haar moeder en zij waren vriendinnen. De moeder had dit gedaan omdat ze wist dat haar dochter haar vader zo miste, maar dat ze niet anders dan op deze wijze haar een vader kon verschaffen. De brieven waren daarom geschreven in de geest van de man zoals haar moeder zich hem herinnerde. Ze wilde dit vooral doen omdat ze wist dat ze niet lang meer had te leven. Wat haar dochter toen nog niet wist.

 

Het meisje had de vrouw ademloos aangehoord. Na enige tijd vertrok zij weer huiswaarts. In de bus terug zat het meisje nog verdwaasd voor zich uit te kijken. Kwam haar moeder hier nu mee omdat ze kennelijk ernstig ziek was? Had zij toch meer informatie over haar vader dan ze tot dan toe had verteld? Zou ze deze man toch echt nog kunnen gaan opzoeken? Ze zou bij thuiskomst veel met haar moeder te bespreken hebben.

 

*

 

Bernard las aandachtig het toegezonden verhaal. Pas nu herkende hij het werk als door hemzelf geschreven. Het verhaal van het meisje dat op zoek ging naar haar afwezige vader, omdat ze hem zo miste, was vroeger spontaan door hem op papier gezet. Hij herinnerde zich het moment weer. De man schreef het korte verhaal op de dag dat hij Maja had ontmoet. Hij besefte dat ook de eerder aan hem toegezonden gedichten van zijn hand waren. Langzaam begon hij bij herlezing deze te herkennen, en kwamen oude herinneringen die er aan waren gekoppeld weer boven. Ook begreep hij nu dat zijn dochter de afzender van alle brieven was geweest. Ze moest zijn oude werk op zolder hebben gevonden. In het koffertje waar hij al tientallen jaren niet meer in had gekeken.

 

Uiteindelijk had het toezenden van zijn vroegere werk toch een positief effect. Bernard begon gedichtenbundels uit zijn studententijd te herlezen. Maar ook recent geschreven bundels en verhalen. En hij besprak deze met zijn dochter. En ja, hij nam zich voor het schrijven weer op te pakken. Schrijven vanuit een nieuw gezichtspunt, het perspectief van een oudere man. Hij wilde gaan schrijven over dat wat hem nu in deze wereld bezig hield. Want hij wist dat hij nog volop onderdeel uitmaakte van de wereld.