Het dompeloffer




HET DOMPELOFFER

 

korte verhalen, gedichten, foto-art

 

Michiel Hanon




HET DOMPELOFFER


HET DOMPELOFFER

Copyright 2022 Michiel Hanon Boeken

Auteur / foto-artist: Michiel Hanon

https://sites.google.com/view/michiel-hanon

michielmichiel2009@live.nl

 

Omslagontwerp: Michiel Hanon

 

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd door middel van druk, fotokopieën, geautomatiseerde gegevensbestanden of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 



INHOUD

 

 

HET DOMPELOFFER    

GENEN

SCIENCE FICTION IN HET UUR VAN DE WAARHEID     

WEGWIJZERS     

ALICE

VOORBIJ    

NOG ÉÉN KEER    

VRAAGJE    

TRAPEZE      

ANDERE WERELD    

UNIVERSUM    

HET KISTJE    

FINALE    

TERUGVAL       




HET DOMPELOFFER

 

Harmen was een zzp’er van rond de veertig, en woonde in een mooie woonwijk met veel alleenstaande huizen. Hij hield van zijn zwarte kater, Frank. Harmen kende Frank als een aanhankelijke, maar ook actieve kat, die nog wel eens met een dode vogel of muis thuiskwam. Zijn vriend Peter kwam bij hem in huis toen Harmen een tijdje naar het buitenland moest afreizen wegens een begrafenis. Zijn vriend moest de kat gezelschap houden en eten geven.

 

Aan het eind van de eerste middag aldaar kreeg Peter bezoek van twee mannen. Hij kende deze natuurlijk niet. Peter zei direct dat Harmen niet thuis was. Vreemd genoeg was dat voor de mannen geen reden om te vertrekken. Ze hielden het kort en gaven aan dat hij “hiermee niet moest doorgaan”. De mannen vulden deze onverwachte mededeling aan met de opmerking dat het “voor de wereldvrede van belang zijnde rituelen” waren, een “klein offerfeest” in de tuin. Daar moest hij van weg blijven, anders zou zijn huis misschien later ineens in brand staan. De mannen vertrokken daarna snel weer, Peter verbouwereerd achterlatend.

 

Peter begreep er niets van. Bij het weglopen van de mannen riep hij hen nog na dat hij een tijdje in dit huis verbleef, omdat de eigenaar ergens onverwacht heen moest. Maar de mannen waren alweer verdwenen. Het was Peter opgevallen dat Frank bij het horen van de deurbel was weggedoken onder een kast. Peter dacht dat zijn vriend het bij thuiskomst wel zou begrijpen.

 

Toen Harmen na een paar dagen weer terug was, vertelde Peter over het bezoek van de mannen. Harmen begreep het eerst ook niet, maar na enig nadenken kwam hij met een veronderstelling. Hij vertelde aan Peter dat hij de laatste tijd ’s nachts op pad ging. De wereld zag er dan heel anders uit. Harmen kon zich overdag niet goed op het werk concentreren, maar kwam tot rust door ‘s nachts door de wijk te lopen. Slapen lukte dan na thuiskomst wel beter. En hij stond nu laat in de ochtend op.

 

Harmen vervolgde naar Peter, dat hij op enig moment had gemerkt dat Frank de laatste tijd alleen naar buiten wilde als het donker was. De kater verliet het huis altijd zelfstandig via een kattenluikje. Harmen had Frank een keer bij het nachtelijk uitgaan gevolgd. Dat had Frank wel snel door. De kater ging duidelijk niet jagen, het leek wel of het dier hem ergens de weg naar wees. Frank liep rechtstreeks naar een bepaalde locatie, en keek regelmatig om of Harmen hem nog volgde. Het was alsof de kater dacht: “Hier is iets waar je wat aan moet doen, baas. Jij kunt het!” De locatie bleek een achtertuin van een villa in de wijk te zijn. Zowel Harmen als Frank keken vanuit verscholen plekken naar wat er zich in de tuin afspeelde.

 

De nachtelijke wandelaar deed daar een ontdekking, iets dat het daglicht kennelijk niet kon velen. Hij zag dat door enkele mannen katten, mogelijk gevangen in de buurt, werden verdronken in de vijver in de achtertuin. Zo te zien met aan elkaar vastgebonden pootjes. En daarna aldaar begraven. Het leken kattenhaters, die van het moorden een ritueel hadden gemaakt.

 

Harmen zag ook dat de mannen vóór het begraven iets van de kat afsneden, mogelijk pootjes. Na enige tijd verdwenen de mannen naar binnen, en ook Harmen draaide zich om en verliet stilletje zijn schuilplaats. Frank was kennelijk al verdwenen, want Harmen zag zijn kater die nacht niet meer. Thuisgekomen had Harmen op internet nog informatie opgezocht over rituelen met katten. Hij vond onder andere iets over wat christenen in de Middeleeuwen met katten deden, en wat in de14e eeuw gebruikelijk was. Katten werden in die tijdsperioden geïdentificeerd met “machten van de duisternis”, en gelieerd aan hekserij. Men dacht toen dat het meenemen naar huis van een pootje of een ander restant geluk zou brengen.

 

Harmen ging nog enkele keren ’s nachts samen met Frank naar de bepaalde achtertuin. Ze zagen dat steeds dezelfde rituelen plaatsvonden. Harmen bedacht dat het goed was dat Frank zwart was en in het donker niet zou worden opgemerkt. Hij was klein en lenig, en verschool zich handig. Maar hij was natuurlijk ook potentieel doelwit van de mannen. Harmen begreep dat Frank daarom erg voorzichtig deed. Hoewel de kater zijn baasje mogelijk wilde aansporen om maatregelen te nemen, was Harmen niet van plan om meer te doen dan het gebeuren te aanschouwen. Als de rituelen voorbij waren, ging hij terug naar huis.

 

Harmen had het hele verhaal aan Peter verteld. Harmen constateerde na de informatie die hij van Peter had gekregen, dat de kattenmeppers de aanwezigheid van hem kennelijk toch hadden ontdekt, en hem hadden gevolgd op weg naar zijn huis. Maar toen ze daar later aanbelden, zat inmiddels zijn vriend Peter in de woning. De mannen dachten dus dat hij de nachtelijke gluurder was. Peter zei dat hij blij was dat hij aan de mannen niet had verteld dat hij voor een kat moest zorgen. Mogelijk zou dit tot een klopjacht op Frank hebben geleid. Harmen was, na wat hij van Peter had gehoord, gestopt met zijn nachtelijke wandelingen, en al helemaal met zijn bezoek aan de betreffende tuin. Hij durfde niet meer.

 

Er waren enige weken verstreken toen Harmen en Peter weer contact hadden over wat er eerder was gebeurd. De kattenhaters hadden zich niet meer aan het adres van Harmen vertoond. De zwarte kater Frank was daarna allerlei gedragsproblemen gaan ontwikkelen. Harmen dacht dat dit was te koppelen aan wat er toen in die tuin was gebeurd. Hij vroeg zich af waarom de kater niet was weggelopen naar ergens buiten de wijk. Het dier had in de nacht tenslotte alle vrijheid. Was zijn gebondenheid aan Harmen zo groot? Of dacht Frank met zijn beperkte denkvermogen dat het overal zo zou zijn? Of vond de kater dat hij toch getuige van deze verschrikkingen moest zijn, en kon hij zich er niet van losmaken?

 

Harmen informeerde Peter nog dat hij te horen had gekregen dat er daarna veel last van ratten en muizen in de wijk was geweest. Kennelijk waren er toch heel wat katten omgebracht. Gelukkig had zijn vriend er niet naar gevraagd, maar Harmen biechtte niet naar Peter op dat hij niet had gedurfd om naar de politie te gaan. Hij had het aan anderen overgelaten om er iets tegen te doen. Hij was als kattenbezitter en kattenliefhebber natuurlijk tegen de praktijken van de kattenhaters geweest. Maar hij had voor zichzelf als excuus voor zijn passiviteit bedacht dat hij had gezien dat zijn kat zo slim was om zich niet te laten vangen. Dat was natuurlijk een ongepast idee om zijn niet optreden te rechtvaardigen, en was ook nog weinig sociaal naar de andere wijkbewoners.

 

Harmen bleef zitten met het gevoel dat hij een angsthaas was. De kater was potentieel doelwit, de eigenaar was voor het ritueel onkwetsbaar en had de macht de dieren te beschermen, maar hij deed het niet omdat hij te slap was. Hij zou het tenslotte aan de stok kunnen krijgen met waarschijnlijk agressieve kattenhaters. Daar wees het bezoek van de mannen aan zijn huis ook wel op. Harmen durfde Peter niet te zeggen dat hij hier nog lang een schuldgevoel over behield.

 

In de krant waren in de tussentijd berichten verschenen over kattenmeppers die bezig waren in de wijk. Aan eenieder werd gevraagd goed op te letten. De politie zou wat meer surveilleren. Daarna stopte het vermissen van katten kennelijk en verdween het probleem uit de aandacht. Niemand werd naar Harmen wist ontmaskerd en opgepakt.

 

In hun gesprek bekende Peter naar Harmen dat hij, nadat hij zijn verblijf in het huis van Harmen had afgesloten, de zaak anoniem aan de krant had doorgegeven. Hij had ook gemeld dat er in een bepaalde tuin katten werden verdronken en begraven. Beiden wisten niet wat de impact van deze brief was geweest, maar over een opgraving door de politie in een tuin had Harmen nooit gelezen. Peter overdacht dat hij bij het vernemen van de ervaringen van Harmen aan zijn vriend had moeten vragen op welk adres zich deze praktijken afspeelden. Dat had hij niet gedaan, en dus had hij dit ook niet aan de krant doorgegeven. Daar had hij wel spijt van.

 

De twee vrienden lieten het er voor nu maar bij. Maar een aantal weken later spraken ze elkaar opnieuw. Harmen gaf naar Peter aan dat hij er achter was gekomen dat hij “hoogsensitief” was, ook voor “onzichtbare” prikkels. Hij had het vermoeden dat zijn slaapprobleem - al vóórdat hij ervan wist - verband hield met de kattenpraktijken die toen in de wijk plaatsvonden. Daarom waren deze problemen weer afgenomen toen de exercities stopten. Hij vertelde ook aan Peter dat hij had gehoord dat in een bepaald deel van de wijk de mensen nog lang uit hun slaap werden gehouden door onverklaard aanhoudend kattengejammer.

 

En wat gebeurde er met Frank, de kater? Deze wilde na wat hij een paar keer in de achtertuin had gezien helemaal niet meer naar buiten. Ook niet ’s nachts. Hij was erg angstig geworden, iets waar Harmen een schuldgevoel aan had overgehouden. Het verbaasde Harmen dat Frank hem niet had verlaten. Zijn baasje had hun vriendschap niet langer verdiend, vond Harmen.

 

Harmen had het binnen blijven van Frank kunnen constateren, omdat hij een camera bij het kattenluikje had gemonteerd. Want slapen deed Harmen weer goed, en ook in de daarvoor bestemde periode, de nacht.



GENEN

 

oog in oog met het afsluiten van een leven, niet lang voor haar dood, door gericht te vragen aan een oude vrouw, een laatste getuige

 

zo nog overgeseind kunnen krijgen, verder in tijd teruggaan dan een reeds lang leven, wat die man bezielde, wat voor iemand haar vader was geweest, als radertje in een reeds lang vastgelopen machine, meer dan een foto of twee in de kast

 

het al eeuwig opgeborgene, de stille in de stilte voor altijd, nog even ontsloten, in je op te nemen om toch nooit aan nieuwe generaties door te geven

 

maar niet zeker of je het had willen weten, twijfel aan nog trots zijn op je afkomst, want eerder wat grappige anekdotes gehoord, misschien liever volharden in nostalgische fantasie 

 

want het was al lang helder, bloed kruipt verder, genen planten zich voort, en je vraag naar eigenwaarde gaat van toen naar later


SCIENCE FICTION IN HET UUR VAN DE WAARHEID

 

De toekomst is de grote onbekende in ons leven. Één van de interessante uiteinden van de tijd. Hoe zou je deze wel niet kunnen omschrijven? Het is het onbekende in een bekende omgeving, het naderend nu waar we geen rekening mee houden, het ongrijpbare waar we machteloos tegenover staan, de leegte waarin we imaginaire doelstellingen confabuleren, de door het menselijk brein gefabriceerde voorstelling van vooruitlopen in de tijd. En ga zo maar door.

 

Wat als je de gave zou hebben om in de toekomst te kijken? Sabine en Dolf zijn jonge mensen, singles, en hebben deze gave. Ze komen elkaar tegen en vinden elkaar erg leuk. Het is duidelijk dat beiden de ander beter zou willen leren kennen. Maar er worden kennelijk beren op de weg gezien. Sabine geeft naar Dolf aan: “Ik kom over 3 maanden iemand tegen waar ik een relatie mee begin, daarnaast zie ik over acht maanden een interessante advertentie, waarna ik solliciteer en van baan verander. Mijn man en ik verhuizen een maand later naar een ander deel van het land. Mijn zoon wordt over twee jaar geboren. Het lijkt me dus niet verstandig met jou iets te beginnen”. Dolf reageert: “Ik ga over 4 maanden naar Frankrijk, omdat ik kort daarvoor door een daar wonende vriend wordt uitgenodigd. Het is bedoeld als korte vakantie, maar het leven daar bevalt zo goed dat het een verblijf van maanden wordt”.

 

“Kunnen we niet een paar maanden samen een leuke tijd beleven? Ik accepteer het tijdelijke in het leven. Waarom zouden we het heden laten leiden door wat we weten dat in het verschiet ligt? En misschien verandert het onze toekomst dan nog wel”, probeert Dolf. Maar Sabine is stellig: “Wat in de toekomst ligt, is niet veranderbaar. Mijn op basis van vrije wil op later moment te nemen beslissingen liggen vast. Trouwens, de relatie die ik met die man ga hebben, duurt maar drie jaar, want ik word me er dan van bewust dat ik op vrouwen val. Ik ontmoet een erg leuke meid. Madeleine en ik gaan in de buurt van mijn zoon wonen als hij achttien jaar oud is geworden”.

 

“Als ik deze relatie met die man niet aanga, ga ik later Madeleine ook niet ontmoeten. Dus moet het wel zo gebeuren. Trouwens, ik heb in het verleden nooit aan de ontmoeting die wij nu hebben gedacht, dus is het geen beslismoment in mijn leven. Ik moet aan ons maar niet teveel aandacht geven”, redeneert Sabine verder. Dolf: “Voor mij geldt hetzelfde voor wat betreft onze ontmoeting, maar ik weiger om me neer te leggen bij dit soort determinisme. Verder, als je eerst drie jaar bij die man moet blijven alvorens je bij je hopelijk definitieve relatie belandt, waarom besluit je dan niet eerst met mij samen te zijn, dan overkomt je over drie maanden misschien de ontmoeting met de vrouw waar je dan op valt? Ik bespeur nogal wat starheid bij jou. Is dat verstandig? Waarom geen vrije wil voor dit moment? Ga je nu op tegenovergestelde wijze leven als iemand die te horen heeft gekregen dat ze kanker heeft, dat ze nog een paar maanden heeft te leven? Zo iemand handelt juist nu en stelt niet uit. Jij draait dat om”. Dolf kan Sabine echter niet overtuigen. Ze nemen met de nodige moeite afscheid van elkaar.

 

Later ontmoet Dolf een andere jonge vrouw, Gerda. Ook zij is vrijgezel. Hij vindt haar leuk, en vraagt voor de zekerheid eerst maar of ze gelooft in determinisme. Dolf zegt dat hij dit zelf wél ervaart, en vertelt over Frankrijk. Maar hij geeft ook aan dat hij daar desondanks flexibel in staat. “Nee”, zegt Gerda, “Ik laat me leiden door wat ik heb geleerd uit het verleden. Ik heb slechte ervaringen met relaties, ze lopen bij mij altijd verkeerd af”. Gerda zegt, ondanks vele geconstateerde overeenkomsten, zich niet aan Dolf te willen binden, zich aan niemand te willen vastleggen. Ze is bang voor verandering, probeert haar leven hetzelfde te houden. Gerda wordt besluiteloos van de onzekerheid van de toekomst, van de enorme keuzeveelheid. Als Dolf dat aan haar voorlegt, wil ze niet een tijdje genieten van het nu, want het gevaar is groot dat het nu ook later wordt. En ze wil al helemaal niet over enige tijd meegaan naar het buitenland, met Dolf mee naar Frankrijk. Gerda zou haar stadje en vrienden hier gaan missen.

 

Gerda geeft naar Dolf aan, dat, als ze aan de toekomst denkt, ze de volgende associaties krijgt: “Leven is als stukje naar stukje van een puzzel leggen, als steen op steen van een huis bouwen. Om levend de rivier naar de zee af te leggen, springen we van rots op rots. Het nieuwe is een reactie op, en afhankelijk van het vorige. Er is in het leven maar een beperkte vooruitblik. We kunnen en willen niet ver vooruit kijken, een verder weg liggend doel wordt zelden gesteld. Het is hoe wij als kind in de schoolbanken zitten. We gaan van proefwerk naar proefwerk, van klas naar klas, van tentamen naar tentamen. Kleine stapjes vooruit om het behapbaar te maken. En zo moet het leven voor mij ook maar zijn”.

 

Gerda blijkt over het onderwerp te hebben nagedacht, en beschrijft de toekomst op verschillende manieren: “Het is daar waar een schets steeds verder tot tekening wordt ingekleurd, waar veel onbekend naar weinig onbekend kruipt, waar je met een koffer naartoe op reis gaat, maar ook waar wielen opnieuw worden uitgevonden”.

 

Ze filosofeert nog even verder: “En dan komt dat moment dat jouw toekomst is gekomen. Als waar je nu mee bezig bent al lang voorbij is, en je niet kunt verwachten dat je dan kunt herhalen wat je momenteel doet. Als je gaat terugkijken op de tijd waarvan je wilde dat je het anders had gedaan. Of niet. Als je in een oogwenk kunt terugkijken op wat je hebt bereikt. Als je jaloers over toen bent, maar dat niet mag zijn. Als je een ander mens in een andere wereld bent geworden. Uiteindelijk de dag waarop je ’s morgens wakker wordt, niet wetende dat het je laatste dag van leven is”.

 

“Maar”, denkt Gerda, “draai eerst het leven maar eens negentig graden. Dan zie je, we zijn allemaal maar passanten. Want kijk naar een vaste plek, en laat de tijd voorbij gaan. Soms komt er even een Gerda langs. Of een Dolf. Heel even maar. We zien een plaats waar het niet bestaande ontstaat, maar zal worden omgevormd naar wat eeuwig als wat is geweest van het bestaan deel zal uitmaken. Wat ooit verloren gaat, maar altijd wordt vervangen”. Het duizelt Gerda bij het idee eens afscheid van de wereld om haar heen te moeten nemen. En ten laatste van zichzelf. Ze geeft naar Dolf aan blij te zijn dat ze niet in de toekomst kan kijken. Ook voor een huismus als Gerda geldt uiteindelijk: “Leve het grote onbekende, laat het nog even obscuur blijven!”. In haar ogen is Dolf behept met een handicap.

 

Dolf en Gerda nemen afscheid van elkaar. Dolf krijgt vier maanden na zijn ontmoeting met Sabine een kaartje van haar. Met de hartelijke groeten van haarzelf en Eef. Ze is dolverliefd op hem. Niet de tekst, maar het kaartje komt voor Dolf dan toch nog onverwacht.


WEGWIJZERS

 

Rosalie was een advocate van in de dertig. Ze had die dag een zitting van een strafzaak elders in het land. Het leek haar het beste om met de trein naar deze zitting te gaan. Rosalie was vroeg op het station en had nog even plaatsgenomen in de wachtruimte. Ze overdacht de zaak die ze later die dag moest bepleiten. De verklaringen van haar cliënte bij de politie en de aantekeningen van de gesprekken die ze met de vrouw had gevoerd, werden nog even doorgenomen.

 

De cliënte van Rosalie was een kleine vrouw, die was aangevallen door een grote, zware man. De vrouw had buiten de stad een stal, waar ze enkele paarden hield. Een buurman van deze stal negeerde al enige tijd regelmatig het bord “Eigen terrein. Verboden toegang”, en sneed, door over haar terrein te rijden of te lopen, illegaal een stuk weg af. De cliënte had er aanvankelijk niets van gezegd, hoewel deze overtreding haar steeds meer ging irriteren. Maar op een dag had ze er genoeg van. Toen de man weer haar terrein doorkruiste, had ze er wat van gezegd. Ze had aangegeven dat het haar grond was, en vroeg de man in het vervolg daar omheen te gaan. Deze was erg kwaad geworden. Er ontstond een woordenwisseling tussen de twee. De forse man had haar daarop aangevallen. Het werd een gevecht, waarbij de kleine vrouw kansloos was. De zware man wierp de cliënte op de grond en hij belandde boven op haar. De vrouw kon geen kant meer op. Op zeker moment, toen haar jasje door de man over haar hoofd was getrokken, stikte ze bijna.

 

De vrouw kon een mesje, dat zij als paardenbezitter voor het doorsnijden van touw en dergelijke altijd op zak had, uit haar achterbroekzak wurmen. Hiermee had ze de man een paar keer in de rug gestoken, waarna hij wankelend was opgestaan en was weggelopen. De buurman was gewond, en had daarop ambulance en politie gebeld. Hij had naar de politie aangegeven dat hij door de vrouw met het mes was aangevallen. De gewonde man werd naar een ziekenhuis vervoerd, de vrouw ging mee naar het politiebureau.

 

Rosalie had later, als gekozen raadsvrouw, met haar op het politiebureau en in het Huis van Bewaring gesproken. Volgens de advocate was er sprake van noodweer, dan wel noodweerexces. Want dit was toch een noodzakelijke verdediging van haar geweest? Had cliënte de grote man anders moeten benaderen? Had ze zichzelf door haar handelen in de nesten gewerkt? Was het beter geweest als ze de man niet met zijn gedrag had geconfronteerd? Had de vrouw, nadat ze had gemerkt dat hij boos werd, weg moeten gaan? Maar haar cliënte had toch correct opgetreden en bij het gevecht niet anders kunnen handelen?!

 

De trein reed het station binnen. Rosalie stapte in. Ze ging op een plaats bij het raam zitten, de plekken om haar heen waren nog vrij. Tegenover haar kwam al snel een vrouw zitten, ze keken elkaar een ogenblik aan. Rosalie herkende haar als iemand die naar zij wist Fien heette. Rosalie had het idee dat deze Fien zich haar ook herinnerde. Het was lang geleden, maar er kwam direct een vervelende gebeurtenis bij Rosalie boven. Ze deed als eerstejaars studente mee aan de kennismakingstijd van een studentenvereniging. Rosalie moest op een middag in een huis met ouderejaars studentes komen kennismaken. Ze wist dat ze enige vernedering moest ondergaan, het was tenslotte een soort ontgroening.

 

Op zeker moment hield een ouderejaars haar een mes op de keel. Ze wist niet goed meer wat de aanleiding daarvoor was. Het was één of andere test die ze moest ondergaan. “Wat doe je als er een mes op je keel wordt gezet?”, of zoiets. Rosalie wist niet meer hoe ze daarop had gereageerd. Waarschijnlijk was ze bevroren van angst geweest, had ze vastgenageld op de grond gestaan. Ze had gevoeld dat de punt van het mes op haar strottenhoofd drukte. Het was heel intimiderend geweest. Ze zag het gezicht van Fien nog voor zich. De haat kwam als het ware uit de ogen van de ouderejaars gespoten. Dat beeld stond Rosalie nog duidelijk op het netvlies. Wat moest deze ouderejaars meid gefrustreerd zijn geweest! Maar Rosalie durfde op dat moment de confrontatie niet aan. Één eerstejaars tegenover een groepje ouderejaars. Dat was zelfmoord! Na afloop voelde Rosalie zich nog lang heel kwaad en beledigd. Dit hoefde ze toch niet over haar kant te laten gaan?!

 

Maar Rosalie had bij de vereniging geen bezwaar gemaakt tegen dit gedrag. In de kennismakingstijd van de vereniging moest je als eerstejaars tenslotte wat incasseren. Ze had het over haar kant laten gaan, en de kennismakingstijd afgemaakt. Met die Fien had ze gedurende haar studietijd maar zijdelings contact gehad. Maar, ze bleef erbij, het gebeuren met het mes was ongezond, niet normaal te noemen. Rosalie was het nooit vergeten. Zo nu en dan kwam de herinnering weer boven. Ook nu weer in de trein. Na al die jaren kwam die Fien ineens tegenover haar zitten. Vroeger was ze niet van haar weggegaan, daar had ze later toch wel spijt van gehad. Maar nu deed ze dat wél. Ze ging van haar plaats af en liep weg, wilde niet tegenover dit mens zitten. De trein was lang en niet vol. Ze liep daarom een stuk verder het gangpad in, en ging ergens op een plek zitten.

 

Er was bij het raam een plaats vrij. Rosalie realiseerde zich te laat dat ze opnieuw tegenover de verkeerde persoon kwam te zitten. De man die nu tegenover haar zat, was haar buurman Sven. Dat was wel de laatste met wie ze samen in de coupé wilde zitten. Rosalie wist dat haar buurman zo nu en dan vergiftigd vlees in zijn tuin neerlegde, omdat hij er niet van was gediend dat haar kat in de tuin kwam. Hij probeerde zo Rosalies huisdier te vergiftigen. Dat was hem nog niet gelukt, omdat Rosalie dit op tijd door had, en zij haar kat vanaf dat moment binnen hield. Rosalie had het echter niet aangedurfd bij hem te gaan klagen. Ze was bang dat hij haar het leven dan nog meer zuur zou maken. Met harde muziek, overwoekerende klimop of andere pesterijen. Hij kwam nogal narcistisch over, een persoon met snel gekwetst ego. Een man van: “Iemand die niet vóór mij is, is tegen mij”. Ze bleef daarom neutraal vriendelijk naar hem, maar vermeed onnodig contact. Uitgerekend deze Sven zat nu bij tegenover haar.

 

Sven herkende Rosalie natuurlijk direct en begroette haar. Hij begon al met een praatje. Waar ze naar op weg was, en zo, wilde hij weten. Maar dit keer weigerde ze te blijven zitten. Het berouwde haar dat ze niet naar hem toe was gegaan. Ze had spijt dat ze haar mond over de vergiftigingspogingen had gehouden. Dat ze niet assertief was geweest. Rosalie verontschuldigde zich en stond op. Het maakte haar niet uit wat Sven daarvan dacht. Ze ging opnieuw ergens anders in de trein zitten.

 

Rosalie was helemaal naar achteren in de trein gelopen, een gedeelte waar erg weinig mensen zaten. Ze zag een man van ongeveer haar leeftijd zitten. Een persoon waar ze zich direct toe aangetrokken voelde. In de directe omgeving zaten geen mensen, maar ze voelde zich niet bezwaard recht tegenover deze man plaats te nemen. De twee keken elkaar aan. Ze raakten als vanzelf in gesprek. De man zei Luuk te heten. Hij werkte als slager in de stad waar ze naar toe gingen. Het werd al gauw duidelijk dat beiden alleenstaand waren.

 

“Wat een geluk dat ze bij Fien en Sven was weggegaan”, dacht Rosalie. Tijdens de gesprekken met Luuk flitste door haar heen de herinnering aan een andere man waar ze zich vroeger eens toe aangetrokken voelde. Deze had Rosalie na korte tijd afgewezen, maar daar kreeg ze later spijt van. Het stond haar tegen dat hij kok was in een Argentijns restaurant. Want Rosalie was vegetariër. Was dit een reden om iemand waar je duidelijk op viel af te wijzen? Ze had bij deze man moeten blijven. Rosalie nam zich voor dit nu niet te doen bij deze Luuk. Ze praatten de verdere reistijd samen nog honderduit.

 

De trein arriveerde op hun beider bestemming. Het was tijd om afscheid te nemen. De twee wisselden telefoonnummers uit, ze wisten dat ze elkaar vaker gingen zien. Luuk wees Rosalie de weg naar de Rechtbank. Terwijl ze daar heen liep, probeerde Rosalie zich te concentreren op de zaak die ze moest bepleiten, maar Luuk keerde steeds terug in haar gedachten.

 

Rosalie kwam aan bij de zittingzaal in de Rechtbank. Ze moest lang wachten, omdat de zaak ervóór uitliep. Haar cliënte zat vast, ze moest alleen de tijd doorbrengen tot ze door de bode zou worden binnengeroepen. Haar pleidooi kende ze nu wel. Er was daarom tijd voor een andere overdenking. Naar aanleiding van wat er was gebeurd in de trein, en waar dit met gebeurtenissen in haar verleden mee geassocieerd was. Ze dacht na over “het vermijden, het ontlopen van dingen” versus “iemand ergens mee confronteren”. “Je moet in je leven wel je sporen nalaten, voordat je door de goden wordt teruggeroepen”, was een uitspraak die bij haar opkwam en ze eerder van iemand had gehoord.

 

En ze dacht in verband hiermee na over “weggaan” versus “blijven”. Toeval of “Het heeft zo moeten zijn” werkt niet optimaal om iets te bereiken, er moet worden geholpen. Onze intuïtie bij een beoordeling behoeft aanvulling uit onze ervaringen in het leven. Ervaringen geven richting in wat we willen in intermenselijke relaties. We hebben bepaalde ervaringen nodig, die te beschouwen zijn als wegwijzers. Er zijn ervaringen van afweer en van aantrekking, waar kennelijk een verband tussen bestaat. Zonder afstoting wordt je niet de goede kant op gestuurd. Zonder afweer lukt het niet de aantrekkelijke situatie te bereiken.

 

Rosalie had haar weg gevonden. Ze nam zich voor om de volgende dag direct Luuk te bellen. Op dat moment riep de bode haar zaak om, en Rosalie stond op van haar zitplaats.

 

 



ALICE                              

 

“Goedemorgen, meneer. Komt u binnen”.

 

“Goedemorgen, meneer Peters. U heeft een mooie winkel”.

 

“Jazeker. U bent toch meneer Fens? Ik ken u, u woont hier in de straat, hier tegenover”.

 

“Klopt. We kennen elkaar van gezicht. Ik was hier nooit binnen geweest”.

 

“Dat zijn alleenwonende, volwassen mannen vaak niet, meneer Fens. Die komen niet in een poppenwinkel met voornamelijk poppen voor kinderen. Komt u voor een pop voor een nichtje, of zo?”.

 

“Ja, voor een nichtje”.

 

“Hoe oud is uw nichtje? Ik kan u wat exemplaren tonen”.

 

“Eh, vier jaar. Geloof ik”.

 

“Oké, meneer Fens, daar heb ik wel wat voor. Heeft u zelf iets in gedachten? Een blanke meisjespop? Moet de pop “mama” kunnen zeggen? Moet ze kunnen slapen? Groot of liever klein? Ik heb stevige poppen van goed materiaal. Of bent u op zoek naar een barbiepop? U kunt ook kiezen voor een pop die kan plassen, huilen of enkele woordjes of zinnetjes zeggen. Ik heb poppen met lange haren, verschillende accessoires en diverse passende kledingsetjes. En als er wat stuk gaat, kunt u altijd langskomen. Ik heb contacten met een goede poppendokter”.

 

“Eigenlijk zoek ik een pop voor volwassenen”.

 

“O, wacht, ik snap het. Goed dat u het tijdig aangeeft, meneer Fens. Dit is natuurlijk een geheel andere categorie poppen. Die heb ik ook. Deze poppen staan discreet in de ruimte hiernaast. Loopt u even met mij mee”.

 

“Ik begrijp uw voorkeur, beste heer Fens. Wij mannen kunnen bij het daten toch niet voldoen aan het eisenpakket dat een moderne vrouw aan een relatie stelt. Ik krijg meer mannen in mijn winkel die er genoeg van hebben. Die vrouwen vinden altijd wel wat om je op af te wijzen. Een relatie met een echte vrouw lijkt mooier dan het is, áls het je al lukt er een aan te gaan. Het is als man veel slikken en compromissen sluiten. Je zoekt rust, maar het levert alleen maar vermoeidheid op. En ze willen geen seks, of stellen daaraan allerlei voorwaarden. Maar laat ik niet teveel uitweiden over zaken die u al lang weet, beste Fens. Kijk dit is de collectie modernste poppen voor volwassenen. Ze zijn natuurlijk wel een stuk duurder dan poppen voor kinderen. Kunt u aangeven waar een pop voor u aan moet voldoen?”.

 

“Ze moet mooi, lenig en levendig zijn, meneer Peters. Aantrekkelijk gezelschap. En goed in bed”.

 

“Ik begrijp wat u bedoelt. Ik neem aan dat u geen goedkope opblaasvariant zoekt. Die zou ik tenminste niet aanbevelen. De poppen die u hier ziet hebben hoge afwerking en kunnen in alle posities staan en liggen. De meeste hebben drie openingen. Kijkt u eens rond. Ik neem aan dat u een vrouwelijk model zoekt. Is er een vrouw die u aanspreekt?”.

 

“Ik heb graag een pop met lange benen en middellang, zwart haar en Aziatisch uiterlijk. Matig geprononceerde heupen, een moedervlek op de rechterborst en “Brazilian wax” schaamhaar”.

 

“Ik ken dat type, maar daar heb ik helaas net de laatste van verkocht, meneer Fens.

Maar ik heb wel modellen die daar op lijken”.

 

“Nee, ik zoek toch juist dát model”.

 

“O, juist. Dan kan ik deze pop eventueel voor u bestellen. Het kan wel enkele weken duren”.

 

“Meneer Peters, als ik eerlijk ben, kijk ik wel eens bij uw woning boven de winkel naar binnen, en zie ik precies deze pop in uw huiskamer zitten”.

 

“Meneer Fens, u zet me wel even voor het blok. Laat ook ik eerlijk zijn. Dat klopt, ik heb zelf ook een pop. En, inderdaad, zij heeft de eigenschappen die u zojuist beschreef. Ze heet Alice. Maar dat blijft wel onder ons, hè”.

 

“Meneer Peters, het is mij ter ore gekomen dat Alice niet zo tevreden is met haar situatie”.

 

“Hoe komt u daarbij, meneer Fens?!”.

 

“Onlangs zag ik haar buiten lopen en raakte ik met haar in gesprek”.

 

“En wanneer moet dat geweest zijn? Ik weet nergens van”.

 

“Volgens mij was het afgelopen woensdagavond, meneer Peters”.

 

“Dat is mijn vaste kaartavond. Dan ben ik in het café”.

 

“Dan kan het kloppen. Ze vertelde mij dat u haar niet goed behandelt. Ze was flink over haar toeren. Ik heb de vrouw getroost en haar enige tijd thuis opgevangen. We hebben wat gedronken, en van het één kwam het ander. Vandaar dat ik weet dat Alice een “Brazilian wax” heeft”.

 

“Dit gedrag van haar valt me zeer tegen, Fens. Het is een ondankbaar mens. Ik geef haar onderdak, en in ruil daarvoor gaat ze vreemd met de eerste de beste vent die ze ’s avonds op straat tegenkomt! Ik had de deur toch goed afgesloten”.

 

“Misschien klikt het gewoon niet goed tussen u en Alice. Peters, ik kom voor uw Alice. Ik zou haar wel van u willen overnemen. Dan moeten we over de prijs maar eens praten”.

 

“Ik heb schoon genoeg van dit wicht. Ze heeft een slecht karakter, Fens. Ze is niet gewillig, en ze zeurt en klaagt als een viswijf. Als ik iets zeg wat haar niet zint, hebben we steevast de poppen aan het dansen. En haar huid wordt ook al rimpelig, ze is van slechte kwaliteit. Ik heb me indertijd laten leiden door het idee van eeuwige jeugdigheid en schoonheid. Maar wat blijft daarvan over? De investering levert me niets op. U kunt haar overnemen voor de helft van de adviesprijs. Alice is nog niet zo lang in mijn bezit”.

 

“Ook al is Alice maar een lichaam, u kunt niet alles maken, Peters. U moet haar behandelen als een prinses. U moet haar lijf goed insmeren en masseren, dan blijft ze  “forever young”. Dat zou u als verkoper moeten weten. En een Aziatische vrouw verwacht dat haar man zich als heer gedraagt. U moet niet over “uw bezit” praten, Peters, daar komen vrouwen vandaag de dag tegen in opstand. U heeft haar ontevredenheid aan uzelf te danken. Ik verwacht met een beetje takt een gedweeë kameraad en bedgenote te krijgen. Ik wil haar van u overnemen, maar u dient er voor mij 1.000 euro voor onderhoudskosten bij te leggen”.

 

“Toe maar, ook dat nog. Het is toch al zo’n duur dametje, daar wil ik u voor waarschuwen! Ze is niet gauw tevreden en heeft een dure smaak, Fens. Ik ben bereid er 500 euro bij te leggen. Ik zoek dan wel iets anders uit in de winkel. Een model dat minder pretenties heeft”.

 

“Oké, 500 euro dan”.

 

“Ik zal Alice van boven halen. Dan kunt u haar meteen meenemen. Fens, ik ben haar zat!”.

 

“Fijn, Peters. Ik vind dat u een mooie winkel heeft. Ik wacht wel even. Vergeet u niet alle kleding en eventuele andere attributen mee te nemen van boven?”.

 

 



VOORBIJ

 

De man stapte de winkel binnen en groette de geheel in het zwart geklede winkelier: “Goedemiddag”.

 

“Goedemiddag, meneer, waarmee kan ik u van dienst zijn?”.

 

“Ik zoek een zerk”, antwoordde de klant.

 

“Dan bent u op het juiste adres. Ik heb diverse modellen. Allereerst een vraag. Is het voor een overledene of voor een herinnering?”.

 

“Het is voor een herinnering, een speciale herinnering”.

 

“Kijk aan, dan richten we ons niet op de grafzerk, maar op de speciale herinneringszerk. Onze herinneringszerken zijn van graniet, duurzaam natuursteen. Er is grote keuze, en sommige exemplaren zijn onderhoudsvrij. Voor allen geldt dat de afwatering goed is. Op de zerk kunnen wij een persoonlijk opschrift van RVS letters plaatsen. In tegenstelling tot de gewone zerk wordt op de speciale herinneringszerk een karakteristieke tekst voor deze herinnering, ofwel epitaaf aangebracht. Desgewenst kan er een glazen letterplaatje met RVS houders op worden bevestigd. Heeft u in dit opzicht bijzondere wensen?”.

 

“Misschien kunt u mij adviseren”, gaf de man aan. “Het gaat dus om een speciale set herinneringen van mijzelf. Ik ben me ervan bewust dat het mooie ervaringen betreft, die een mens maar één keer overkomen, en waarvan hij weet dat het over is. De speciale herinneringen wil ik veilig tegen de vergetelheid opbergen. Om later, als ik er aan twijfel of ik mijn leven wel goed heb geleefd, en als ik niets anders meer om handen heb, deze nog eens te kunnen herbeleven. Wat ik heb meegemaakt kon ook eigenlijk niet. Er moest natuurlijk een einde aan komen, ik hield er al rekening mee. Het was boven mijn stand. Het is nog een wonder dat het kon gebeuren. Ik wist tijdens het ervaren al dat ik er herinneringen van moest opbouwen. Iedere keer dat er iets moois gebeurde was een bonus, ik genoot er van. Ik had geen illusies voor de toekomst. Die was er niet. Het ging om het nu. Maar ik wist dat er herinnering zou resten. Waardevolle herinnering. Ik ben daarom niet boos, maar blij met wat mij is toebedeeld. Maar nu is het voorbij”.

 

“Een interessante ervaring, te mooi om details van verloren te laten gaan. Daar hebben wij wel wat voor. Allereerst, bent u bekend met ons herinneringsveld?”.

 

“Ja, daar heb ik iets over gehoord. Kunt u er wat meer over vertellen?”.

 

“Natuurlijk. Als u een herinneringzerk en een opschrift hebt uitgekozen, gaan wij aan de slag met het verzamelen van uw speciale herinneringen. U komt daar dan binnenkort een uurtje voor langs. Foto’s, e-mails, apps, aantekeningen worden gekopieerd van uw schijven, maar ook de herinneringen zelf in uw hersenen worden met een speciale, ultramoderne techniek als backups in ons systeem ondergebracht. Het wordt voorzien van 3D-view en surround geluid. U kunt het resultaat op afspraak meermaals in de ruimte hiernaast ervaren. Daar liggen de digitale herinneringsvelden die door ons worden gebouwd en onderhouden, in dit geval van en voor mensen die nog gewoon in leven zijn. De zerk is de openingsdeur naar uw persoonlijke herinneringsveld. Hier gaat u uw eigen universum beleven, waarin u alles zelf regisseert. Daar mondt uiteindelijk elk bij ons vastgelegd leven in uit. De ervaringen kunt u strict persoonlijk, in privé herbeleven. Daar staan wij voor in. Mijn ervaring is dat u deze ook met niemand moet delen. Niemand zal ze begrijpen en niemand is ook te vertrouwen. Onze herinneringtuin is te zien als een persoonlijke oase in een chaotische wereld waarin men op niemand kan rekenen”.

 

“Dat begrijp ik. Het is puur persoonlijk”.

 

De winkelier voegde er ongevraagd nog wat eigen ervaringen aan toe: “In het algemeen geldt dat herinneringen deel zijn van een totale set levenservaringen, waarvan speciale herinneringen dan weer een bijzonder onderdeel uitmaken. U komt, als u ouder wordt, in een levensfase van afscheid nemen. U gaat steeds meer alleen in de wereld staan. Of te zitten, als u uiteindelijk in een rolstoel mocht belanden. U bent dan eigenlijk alleen nog een vat vol herinneringen. Daarom zijn onze producten zo belangrijk voor oudere mensen. Maar men moet tijdig maatregelen nemen, anders is het te laat. Zo is het met zoveel in het leven”.

 

Hij vervolgde, bijna geheel in eigen gedachten opgaand: “Iets, een voorwerp, een foto, een persoon, en dergelijke, kan in het herinneringveld  “staan voor iets” wat men belangrijk vindt: identiteit, een gewenste fantasie, een fijne herinnering. Een foto “die ergens voor staat”, is bijvoorbeeld een foto die een weergave is van het idee om samen met uw vriendin op de bonnefooi in een klein autootje op vakantie langs provinciale wegen naar het zonnige Zuiden af te reizen. Iets dat u altijd al had gewild. Of een filmfragment, bijvoorbeeld uit “Four weddings and a funeral”, “La meglia gioventu”, “The unbearable lightness of beiing”. Het staat symbool voor iets dat u belangrijk vindt. Maar ook een persoon, bijvoorbeeld een geliefde zanger, vanwege eigen nostalgie (een lang geleden aangeschafte langspeelplaat), mooie liedjes, een prachtige stem. Muziek intensiveert, vergroot de emotie. Een mooi boek dat werd gelezen op de middelbare school kan ook, bijvoorbeeld “On the road” van Jack Karouac”. U bent er misschien helemaal in opgegaan. Zo had u ook willen leven, als u had gedurft! In uw eigen universum kunt u het realiseren.

 

De man hoorde de verkoper aandachtig aan. Hier sprak iemand met veel levenservaring en interessante inzichten en herinneringen, welke herinneringen hij ongetwijfeld in een eigen herinneringsveld had vastgelegd. De klant constateerde dat de verkoper kennelijk nog maar weinig vertrouwen in de medemens had, maar hijzelf begon hierna juist een beetje vertrouwen in deze bijzondere verkoper te krijgen. Zou deze in het zwart geklede persoon naast zijn commercieel belang een persoonlijke missie hebben?

 

De verkoper ging nog even door met het delen van zijn gedachten: “De uitdrukking: “Every picture tells a story” staat bij ons hoog in het vaandel. “Every life contains a unique set of pictures”. In uw gedachten bevindt zich een galerij van afgietsels van dingen die ergens voor staan: de ideale vriendin of vakantie, uw gewenste identiteit. Herinneringen die vaak niet helemaal waarheidsgetrouw zijn, maar door u in fantasie mooier zijn gemaakt. Maar dat is menselijk, dat ervaren wij allemaal”.

 

Nu hij zag dat de klant ademloos naar hem luisterde, draafde de verkoper nog verder door: “Het is duidelijk, het leven heeft geen zin. Het is allemaal zinloos. Die zin moet men er zelf aan toebedelen. En men moet zichzelf in het bestaan wat te doen geven, iets dat wij zinvol achten. Een mens moet zijn eigen universum hebben, nee moet dat zijn. Dat universum moet hij voor zichzelf creëren. Ik kan het niet vaak genoeg benadrukken. Vier het leven, vier het herbeleven van uw speciale herinneringen!”.

 

Na deze leerrede kwam de verkoper weer wat meer terug op Aarde. Hij werd vervolgens wat concreter, meer op de verkoop gericht: “Ook dit alles wordt van de cliënt overgebracht naar het herinneringveld. Wij als bewaarders leveren zo’n galerij apart voor iedere cliënt. Speciale herinneringen krijgen een speciale plaats in de herinneringentuin. We hebben verschillende kwaliteitsproducten. De kwaliteit bepaalt met name de helderheid van beeld en geluid, en de duur dat alles goed blijft. Verschil in kwaliteit leidt uiteraard tot verschil in prijskaartje. Als u goedkoper uit wilt zijn, worden herinneringen als het ware dichter tegen elkaar gelast. Wat niet zo relevant is, wordt dan weggelaten. Er wordt gewerkt met compressie. Ruimte wordt optimaal benut, zoals ook in een computer bij het defragmenteren gebeurt om ruimte op de harde schijf te creëren. Onze duurdere varianten hebben geen compressie. Het is maar wat u wilt. Maar altijd geldt: U kunt uw dierbare herinnering op elk moment discreet herbeleven”.

 

De klant ging akkoord met een duurdere variant. Hij wilde niet bezuinigen bij deze unieke set speciale herinneringen. Na zijn keuze van herinneringszerk en opschrift werden zijn herinneringen in het herinneringveld geïnstalleerd. De man kwam daarna zo nu en dan langs en hij genoot van de herbeleving van wat daar was gedeponeerd.

 

Het was een tijd later dat de man weer een afspraak had gemaakt om langs te komen in de ruimte met het herinnerinveld. Maar dit keer gebeurde er iets bijzonders. Hij stond ineens oog in oog met het middelpunt van zijn speciale herinneringen!

 

“Diane, wat doe jij hier?!”.

 

“Maarten, dat kan ik ook aan jou vragen. Ik was in de veronderstelling hier in afzondering mijn speciale herinneringen te kunnen herbeleven!”.

 

Was het toevallig dat ook Diane haar speciale herinneringen van de tijd met Maarten hier had ondergebracht? Ze kwamen er al snel achter dat, omdat hun herinneringen zo op elkaar leken, door het bedrijf per ongeluk de privacyregel was geschonden, en ze onbedoeld elkaar tijdens een bezoek aan het veld tegenkwamen.

 

Na van de schrik te zijn bekomen, kwamen de twee na enige tijd tot de bewustwording dat het een verrijking kon zijn om hun speciale herinneringen in deze ruimte te delen. De twee bewonderden elkaars zerken, en vulden elkaars speciale herinneringen aan. Het gaf beiden meer diepte in wat de herinneringen voor hen inhielden.

 

“Ik heb gemerkt dat ook zonder jou het leven doorgaat”, gaf Maarten aan. “Ik ben er al aan gewend. Maar het einde voelde lang wel een beetje aan als een late en wat trage “ghosting”. Buitengesloten worden. Ik heb me nog vaak afgevraagd waarom dat zo moest gaan. Mijn terugblik op wat wij samen hadden is wél een beetje veranderd. En mijn vertrouwen in de medemens heeft er wel een knauw van gekregen, toen ik zelfs op jou niet bleek te kunnen bouwen. Ik voelde me ineens oud, met een opkomende angst om nog maar alleen in dit ik-tijdperk te moeten staan”.

 

“Ik had je al eerder losgelaten, dat had je ongetwijfeld gemerkt. Na het ontmoeten van John was ik een geheel nieuw leven begonnen. Althans zo zag ik dat toen. Hij leek op dat moment het mooiste wat mij ooit was overkomen”, was de reactie van Diane.

 

Hoewel het ook verkeerd had kunnen aflopen – het kennen van de herinneringen van de ander had als een koude douche kunnen werken - werd het voor hen een positieve ervaring. Beiden waren blij elkaar in hun latere leven in levende lijve te zijn tegengekomen. Maar het zouden herinneringen blijven, en Diane en Maarten gingen geen nieuwe aan. Ze namen opnieuw afscheid van elkaar, nu op de juiste wijze. Maar niet na elkaar wederzijds te hebben beloofd om van deze bijzondere dag geen speciale herinnering in het herinneringsveld te deponeren. Zelfs geen gewone herinnering.

 



NOG ÉÉN KEER

 

hun jongensachtigheid komt terug

hun rituelen gaan zich herhalen        

de plaats in de groep wordt weer bepaald

 

wie weet om zo de ernstige grap te vatten                   

van de dood van één van hen

ouder dan toen, maar nog veel te jong vertrokken       

 

samen te laat op de begrafenis

wat lachen, want ja, die drukte onderweg, hè              

dat juist hem dat moet overkomen

 

hij was altijd al zo’n pechvogel                   

er door hen zo vaak tussen genomen

maar allen verliefd op zijn zus, zo mooi

 

naderhand oude verhalen ophalen

nog één keer de jongens samen  

dan maar zonder hun maffe maat              

 

die zorgeloze schooltijd

zij willen het nog even ervaren

die lichtheid van het jonge bestaan                     

 

 

 


VRAAGJE

 

“Hallo Ben,

 

“Hoe is het er mee? Even per e-mail een teken van leven. Het is alweer vrij lang geleden dat we konden bijpraten. Heb je je nog bij de sportschool aangemeld? Bij mij is het er niet meer van gekomen. Maar daarover later. Ik ben nogal aan het filosoferen, de laatste tijd. Ik overdenk wel eens, iedereen wordt ouder. We veranderen bij het voortschrijden van de tijd. Is dat veranderen vooral een vrouwendingetje? De overgang? Ons leven zien we in een steeds langere rij foto’s terug. Foto’s uit verschillende levensfasen. Hoe we waren, wat we deden. Deels afbeeldingen uit een onbekommerde tijd, wat langer geleden. Een tijd dat we nog niet aan oud worden dachten, een tijd dat gezondheid iets vanzelfsprekends was. Het doet ons vaak glimlachen, regelmatig lachen. Maar soms ook huilen. Maar we zien ook dingen die we nu, terugkijkend, misschien liever niet gedaan zouden hebben. En soms ontstond er in het verleden een voor het nu onverwacht perspectief, toen we ergens in de tijd even een zijpad kozen.

 

“Dan nu even concreet, Ben.Toen ik met jou een tijd vreemd ging, lang geleden, maakte je eens in jouw slaapkamer een paar naaktfoto’s van mij. Ik denk dat het was toen we wisten dat het de laatste keer zou zijn. Je was zo discreet deze foto’s daarna altijd voor jezelf te houden, ook al had je het er moeilijk mee dat ik had besloten het tussen ons af te sluiten. Je had toch een machtsmiddel in handen, laten we eerlijk zijn. Dat waardeer ik erg in jou. We hebben elkaar daarna nog vele malen vriendschappelijk ontmoet, maar zelfs onder elkaar nooit meer over ons geheim gesproken. Was dat uit schaamte of wilden we elkaar niet kwetsen?

 

“Misschien een gekke vraag. Ik had je nog niet laten weten dat er nog niet zo lang geleden in mijn rechterborst kanker is ontdekt. Ik heb een erg moeilijke tijd en een operatie moeten doormaken. Inmiddels ben ik, na een succesvolle postoperatieve verwerkingstherapie, weer in rustiger vaarwater gekomen. Misschien wat te rustig. Mijn vraag is, beschik jij nog over die foto’s van mijn naakte lichaam? Zo ja, zou je die mij kunnen opsturen of mailen? Na onze tijd zijn er privé geen foto’s meer van mijn borsten gemaakt. Er is nooit meer aanleiding toe geweest, Bob had maar weinig interesse in het lichamelijk samenzijn, om het maar zo te noemen. Het was voor hem kennelijk allemaal te vanzelfsprekend. Nu wil ik zien hoe ze waren. Hoe mijn gave, ongeschonden lichaam was bij onze onbekommerde, maar spannende intimiteit. Vooral de laatste tijd denk ik daar weer met weemoed aan terug. Ik denk dan, voel ik mij nog wel echt vrouw? Wij willen toch altijd een beetje mooi zijn, niet alleen voor mannen, maar ook voor onszelf. Ook al weet je dat schoonheid langzaamaan wegvloeit als je ouder wordt. Onvermijdelijk, maar dit blijft voor mij de tragiek van het leven.

 

“Hopelijk neem je me niet kwalijk dat ik ons stilzwijgen nu doorbreek. Wat hadden we samen een mooie tijd! Spannend, die stiekeme ontmoetingen. Niemand heeft ooit iets in de gaten gehad. Eigenlijk ben ik ook wel benieuwd geworden over hoe jij nu aan toen terugdenkt. Hopelijk ben je er ook voor in om onze speciale relatie van toen bespreekbaar te maken. Alleen met mij, dat spreekt vanzelf. Ik hoor het wel van je.

 

“Liefs, Edith”.

 

 



TRAPEZE                        

 

André en Claire waren achter in de dertig en een paar jaar met elkaar getrouwd. Ze woonden in een kleine stad en hadden een dochtertje van vier, Louise. Hun relatie kabbelde al een tijd een beetje voort. Ze  hadden het druk met hun rol als ouder, en verder deden ze vaak apart van elkaar hun eigen dingen. Want ze waren wel erg verschillend. Maar dat was oké. Ze wisten wat ze aan elkaar hadden, konden elkaar vertrouwen. Maar er was weinig hartstocht. Nooit echt tussen hen geweest.

 

Op een kwade dag raakte het dochtertje zoek in de speeltuin van het stadje. Louise was er alleen met haar vader. Hij lette heel even niet op. De politie en Claire werden snel gebeld, maar het kind werd niet teruggevonden. Het was en bleef onduidelijk wat er was gebeurd. Zowel de beide ouders als de politie hielden zoektochten. Tevergeefs. Uiteraard kwam er de nodige publiciteit. Ingekomen tips mochten helaas niet baten.

 

Een zware periode brak aan, waarin de ouders leefden tussen hoop en vrees. Toen na een tijd bleek dat Louise niet zou worden gevonden, groeiden André en Claire uit elkaar Ze konden het verlies niet verwerken, en ze bleken uiteindelijk onvoldoende steun bij elkaar te kunnen vinden. André had in de speeltuin even niet opgelet, wat Claire hem gevoelsmatig toch kwalijk bleef nemen. Maar rationeel wist ze dat hem in deze niet echt iets viel te verwijten. Het had ieder kunnen gebeuren. Natuurlijk had André ook schuldgevoel, dat kon zijn ratio niet wegpoetsen. Het initiatief tot scheiden lag bij Claire, André legde zich er bij neer. Claire vertrok daarna naar de grote stad, ze wilde anoniemer zijn. André bleef in het oude huis wonen. De twee hadden daarna nauwelijks meer contact.

 

Zo zou het zijn gegaan als André zijn al langer sluimerende plan om van Claire te scheiden, dan nog niet had doorgezet. Maar hij hield dit niet nog even voor zich. Daarom verliep het bovenstaande anders. Om verwarring te voorkomen, en omdat Claire vanaf dat moment totaal anders tegenover André kwam te staan, zal ik deze tweede Claire bij haar tweede naam noemen, Barbara.

 

André had dus naar Barbara aangegeven van haar te willen scheiden. De vrouw was in eerste instantie erg verbaasd en verdrietig geweest. Ze had dit niet zien aankomen en ze begreep het besluit van André ook niet. Het ging toch goed zo? Later was Barbara erg kwaad op André geworden. De man had al wel naar andere woonruimte gezocht, maar de twee moesten nog een tijdje blijven samenwonen. Dat ging moeizaam. Barbara was wantrouwig geworden en wist op zeker moment de telefoon van André te checken. Ze kwam in het berichtenverkeer de naam van een onbekende vrouw tegen. Barbara wist het zeker, André had een nieuwe vriendin. Ze confronteerde hem er mee, maar in eerste instantie ontkende André. Hij zei te willen scheiden omdat hij “er niet meer tegen kon”. Later gaf hij wel toe dat hij iemand had ontmoet met wie het “goed klikte”.

 

Nu de twee op gespannen voet het huis deelden, begon Barbara steeds meer in te zien dat zij en André niet bij elkaar pasten. Onder andere kwamen onderlinge tegenstellingen over hoe Louise diende te worden opgevoed bovendrijven. Toch probeerden de twee voor het kind zo goed mogelijk uit elkaar te gaan, en co-ouderschap was het streven. Er volgde een mediationtraject, welk moeizaam verliep. Maar uiteindelijk kon een vechtscheiding worden  voorkomen, en werd de echtscheiding uitgesproken.

 

Al vrij snel brak voor Barbara een geheel nieuwe tijd aan. Ze verwijderde zich steeds meer van haar oude leventje en genoot van haar nieuwe vrijheid. Barbara ging weer samen met oude vriendinnen uit en achter de mannen aan. Ze was actief bezig met het vinden van een nieuwe levenspartner. Na wat wilde escapades leerde Barbara Emile kennen. Al gauw zag zij deze man als haar ideale nieuwe vriend, hoewel zij onderkende dat hij ook wel wat negatieve eigenschappen had. Hij was heel anders dan André. Ze werd erg verliefd op deze Emile, en zag zichzelf al een nieuw leven samen met hem opbouwen. Emile woonde wat verder weg, in de grote stad, en al snel werden plannen tot samenwonen gemaakt.

 

Het kind van André en Barbara verbleef om beurten bij de gescheiden ouders. Het was op een kwade dag dat Louise onder de zorg van André was. Ze raakte zoek in de speeltuin bij de rivier in de buurt van zijn nieuwe woning. Hij lette heel even niet op. De politie en Barbara werden snel gebeld, maar het kind werd niet teruggevonden. Het was en bleef onduidelijk wat er was gebeurd. Zowel de beide ouders als de politie hielden zoektochten. Tevergeefs. Uiteraard kwam er de nodige publiciteit. Ingekomen tips mochten niet baten.

 

Barbara was zeer kwaad op André. Ze nam hem erg kwalijk niet goed te hebben opgelet. Dat was weer echt André. Onverantwoord bezig zijn! Daarnaast laaide bij haar steeds meer een latent aanwezig wantrouwen op. Barbara wist dat André Louise anders wilde opvoeden dan zij. André was meer van de strakke hand, en hij was er voorstander van dat het kind naar een “gewone” school ging, terwijl Barbara een vrije opvoeding, en het bezoeken van een vrije school voorstond. Het moest gezegd, de dochter was tot dan grotendeels volgens haar regels grootgebracht.

 

Barbara kreeg in de loop der tijd steeds radicalere ideeën over het verdwijnen van Louise. Na enige tijd resulteerde dit in een complotachtige ontvoeringstheorie, welke Barbara met haar naasten en op social media deelde. Zij kreeg de overtuiging dat André Louise had ontvoerd en had ondergebracht in een heropvoedingskamp, of iets dat daarop leek. Zelfs de politie werd ervan beschuldigd aan de plannen van André mee te werken. Het duurde dan ook niet lang of medestanders van Barbara, en andere personen die meenden te weten hoe het in elkaar stak, zich voegden bij de geuite vooroordelen. Want duidelijke aanwijzingen betreffende wat er was gebeurd waren nog steeds afwezig. “Het land” ging er zich steeds meer mee bemoeien. Allerlei onderbuikgevoelens werden op sociale media verspreid. Het kind zou zijn ontvoerd en naar een opvoedingskamp van de overheid zijn overgebracht. Het zou zijn omgebracht, dan wel zijn verdronken. Haar lichaam zou zijn verstopt na een noodlottig ongeluk, etc. Ook in de kranten verschenen artikelen en werden allerlei theorieën geëtaleerd.

 

Al vrij snel werd André van van alles beschuldigd en zwart gemaakt. Hij werd bedreigd, zijn huis en auto beklad. Natuurlijk had André ook schuldgevoel, welk gevoel alleen maar toenam door de vele valse beschuldigingen. Hij trachtte zich op social media en anderszins te verdedigen, maar ging steeds meer ervaren dat dit onbegonnen werk was. Hij kon het wantrouwen van Barbara en anderen niet wegnemen. Gelukkig werd André goed gesteund door zijn nieuwe vriendin. Zij bleef in hem geloven, in hem vertrouwen. Met behulp hiervan lukte het André, zij het ternauwernood, overeind te blijven. Het schoot door hem heen dat van co-ouderschap geen sprake meer zou kunnen zijn, mocht hun dochtertje toch nog worden teruggevonden.

 

Maar Emile was er natuurlijk ook nog. In eerste instantie vond Barbara de nodige steun bij haar nieuwe vriend. Ze had ook niet anders verwacht. In het begin ging hij wel mee in het complotdenken van Barbara, maar na enige tijd gaf Emile naar Barbara toch aan dit alles niet meer te trekken, en er ook anders over te denken. Hij kon het niet meer aan, en de verschillen bleken onoverbrugbaar. Ze besloten daarop uit elkaar te gaan. Een nieuw leven samen was voor Barbara in de kiem gesmoord.

 

Later, het was alweer enige tijd geleden dat het sprookje tussen Barbara en Emile was geëindigd, gebeurde er iets bijzonders. Beiden hadden hun single leven weer opgepakt. Barbara woonde nog steeds in het huis waarin ze na de scheiding van André was blijven wonen. Emile genoot weer van het wat meer anonieme leven in de grote stad. Het was op een regenachtige dag dat hij in zijn woonplaats in een koffiezaakje een vrouw alleen zag zitten. Een vrouw die hij erg aantrekkelijk vond. Hij raakte met haar in gesprek. De vrouw zei Claire te heten.

 

Na een kop koffie volgde een wijntje. Ook de vrouw leek van de man gecharmeerd. Op de vraag van Emile of zij man en kinderen had, gaf de vrouw aan dat zij een single moeder was, maar dat haar kind al lang werd vermist. Ze had de hoop eigenlijk opgegeven dat het nog in leven was. Emile schrok hier wel van, maar prees de eerlijkheid die zij al in zo vroeg stadium kon opbrengen. Emile merkte bij zichzelf dat hij voorzichtig werd. Hij had in het verleden eerder zo’n situatie meegemaakt. Een gevoel van er niet op kunnen vertrouwen dat hij hier mee om kon gaan, maakte zich van hem meester. Dit terwijl Claire bij deze eerste ontmoeting een erg leuke indruk maakte, en hij het een aantrekkelijke vrouw vond. Hij vroeg zich af of het geluk dat Claire hem zou kunnen brengen zwaarder zou wegen dan het ongetwijfeld levenslang moeten delen van het grote verdriet dat deze vrouw met zich meedroeg. Zou hij haar beter willen leren kennen? Emile twijfelde.

 

En wat gebeurde er in de tussentijd met Barbara? Het verlies van haar kind en haar ideeën over wat er was gebeurd beheersten steeds meer haar leven. Ze zonderde zich verder af van haar familie en vrienden, ook aangeboden geestelijke hulp sloeg zij af. Ze sloot zich almaar actiever aan bij woke groeperingen. Barbara besteedde uiteindelijk het grootste deel van haar tijd aan deelname aan demonstraties tegen de overheid en andere organisaties, waar zij vol wantrouwen tegenover stond. En aan het verkondigen van haar gedachten op social media en in pamfletten.

 

 



ANDERE WERELD                  

 

Kwetsbaar en verward staat hij voor mij. Hij oogt toekomstloos, geen grootse plannen meer, het verschil tussen leven en dood is nog maar klein. Onhoorbaar toont hij zijn milde wijsheid, levensinzicht en overzicht. Je ziet de eeuwige herhaling der dingen in zijn vermoeide ogen. Maar ik zie wél iemand die in zijn bezorgde, voorzichtige eerlijkheid, meer zichzelf durft te tonen dan wie ook. Natuurlijk is hij hier alleen, in zijn verbintenissen en contacten staat hij al jaren niet meer onbevangen. Geïsoleerd brengt hij verticaal en horizontaal in seksloze, saaie kruiswoordraadsels door. Hij is er nog, en dat is wat telt. Stroef reikt hij mij ter begroeting de bevende hand, en hij begint te murmelen:

 

“Ik weet het, ook ik heb mijn spannende tijd gehad. Er zijn geen grote obstakels in mijn jonge jaren geweest, ik heb er flink van kunnen genieten. Soms opkomende dunne flarden uit ontelbare mogelijke herinneringen bewijzen het. Het is lang geleden, alles heb ik overleefd. Ik kan het nauwelijks bevatten om nog als min of meer hetzelfde wezen op deze Aarde aanwezig te zijn”.

 

Ik word wakker. Gek die dromen, ze flitsen door de jaren. Want dit zojuist herinnerde brokstuk van een droom is voor iemand van mijn leeftijd wel heel raar. Ik ben kennelijk gestoord, de enige jongere die zich bezig houdt met zoveel verder in de tijd. Voor even maar, hoor. Dat weet ik nu al. En mij valt steeds weer op, waarom heb ik in het dromen altijd zo weinig controle over de gang van zaken?

 

Maar dan gaat mijn aandacht snel naar de komende uren. Het wordt een spannende dag. Deze middag zal ik mijn allerliefste Lieke voor het eerst uit school ophalen, om samen met haar een hopelijk fijne tijd door te brengen. Een spontaan gemaakt afspraakje. Ze is mooi. Vindt zij mij wel leuk? Daar ben ik dan ongerust over, en voel ik mij kwetsbaar in. Wellicht is het spannend genoeg om heel veel later een stukje van te willen herinneren.

 

 


UNIVERSUM

 

In mijn universum ben ik president, een beste voor mijn onderdanen.

Met een milde glimlach heers ik over mijn niet bestaande rijk.

Iedereen is van de betere stand, want ik verdeel het snoepgoed goed.

Een communisme dat in werkelijkheid niet in ons leven past,

want beschaafde mensen zijn daarin machteloos.

 

In mijn universum is er schoonheid, orde, solidariteit.

Men heeft hier vertrouwen in de toekomst en de menselijkheid,

en welvaart is een weelde die je moet kunnen dragen.

De sleutel is hier niet uitgevonden,

ieder blijft af van de eigendommen van een ander.

 

Mensen groeten elkaar op straat,

als men langs wandelt, wordt men vaak binnen gevraagd.

Niemand laat ik van deze planeet vallen,

ik zorg dat alles goed komt, verdeel mijn zelf in geallieerden.

Slechts een privé universum dat zich daarvoor leent.

 

Uit onvrede met het bestaan om mij heen creëer ik mijn eigen Aarde.

Of ben ik louter aan het terugverlangen naar mijn jeugdjaren?

Naar mijn roots, toen het leven voor mij, naïeve jongere, goed was?

Een periode dat er geleerd leek van het verleden,

en van hoop op nog veel meer moois.

 

 



HET KISTJE

 

Twee onbekende mannen van rond de veertig belden op een avond aan bij de woning van een oudere man.

 

“Goedenavond, meneer Van Dam”, sprak één van hen. “Mogen wij even binnenkomen? We willen graag iets met u bespreken”.

 

“Ik heb geen afspraak met u. Waar bent u van?”.

 

Dezelfde man continueerde: “Het is misschien een ongebruikelijk tijdstip om langs te komen, maar we willen toch graag even binnenkomen”.

 

Zonder de toestemming daarvoor af te wachten, duwden de mannen de deur verder open en liepen ze via de gang de lege woonkamer in.

 

“Ik heb geen gebreken bij de beheerder geuit en heb geen schulden. Waar komt u voor?”, bracht de heer Van Dam uit.

 

“Dat gaan we u uitleggen. Allereerst, alles goed met u?”.

 

De andere man deed daarop voor het eerst zijn mond open: “We komen het ophalen”.

 

“Wat komt u ophalen?”, vroeg Van Dam.

 

“Het kistje”.

 

“Welk kistje? Wat weet u van een kistje van mij?”.

 

“Dat doet er even niet toe”, zei de eerste man. “We weten dat u een kistje heeft, met daarin door u opgestelde documenten. Geen juwelen of zo, we zijn geen dieven”.

 

“Ik heb aan niemand verteld dat ik in een kistje documenten bewaar”.

 

“Ziet u wel, u heeft een kistje met documenten”, concludeerde de tweede man. “Dat nemen we graag van u over”.

 

“Als ik iets voor mezelf bewaar, doe ik dat niet om het vervolgens mee te geven aan twee onbekende personen die zomaar op een avond voor de deur staan”.

 

“Dat begrijpen we, maar we zijn wetenschappers en handelen in naam van de wetenschap”, bracht de eerste man naar voren.

 

“U bent wetenschapper? Welke wetenschap? Dat kan van alles zijn”.

 

“Meneer Van Dam, U kunt ons het beste zien als moraalwetenschapper. We zijn ethicus. Maar we zullen uw werk niet zelf beoordelen. En zeker niet zelf veroordelen. We vertrouwen op uw kennis van zaken”.

 

“Waarop baseert u dat? Ik heb geen publicaties op mijn naam staan. Waar zou u mij van kunnen kennen? Ik ben ook niet van plan iets te publiceren, en de inhoud van het kistje heeft voor u geen waarde”.

 

“Of het geen waarde heeft, kunnen we pas beoordelen als we de documenten hebben laten bekijken, meneer Van Dam. Maar we zijn ervan overtuigd dat u over relevante informatie beschikt. Het is in het belang van de wetenschap dat u ons het kistje meegeeft. U moet uw bevindingen niet geheim houden. Door deze te publiceren, zal de wereld er door vooruit gaan”.

 

“Ik betwijfel of u wetenschapper bent”, persisteerde Van Dam. “U houdt zich daarvoor teveel op de vlakte. Ik kan niet aan uw verzoek voldoen”.

 

De mannen waren tijdens dit gesprek door de woonkamer van meneer Van Dam heen en weer gaan lopen, en hadden tussentijds een aantal kasten en laden geopend. Kennelijk op zoek naar het beoogde voorwerp. Maar door hen werd niets aangetroffen dat leek op een kistje.

 

“Oké, meneer Van Dam”, zei één der mannen daarop. “We gaan open kaart met u spelen. We zijn inderdaad geen wetenschapper. Wij willen het kistje van u kopen. Wat is uw prijs?”.

 

“Mijn kistje is niet te koop”, bitste Van Dam.

 

“Alles is te koop in deze wereld. Wij bieden u er € 1.000 voor”.

 

“Ik zeg u net dat het kistje niet te koop is. Het heeft overigens geen waarde voor u. Dat zei ik u al. U zult er geen geïnteresseerde koper voor vinden. Er valt voor u geen winst te behalen”.

 

“€ 2.000”.

 

“Heren, houdt u op, en verlaat u mijn huis. Het is genoeg geweest”.

 

“Ons laatste bod: € 3.000”.

 

“Nee, het kistje is niet te koop. Ook niet voor € 3.000 of voor meer. Gaat u weg!”, bracht Van Dam fel uit.

 

“Dan gaan we u voor vanavond verlaten. Maar we nemen nog geen afscheid van elkaar, want als u blijft volharden, zult u op de sociale media daarvoor gaan boeten.  We zullen u straffen met datgene waar u altijd zo bang voor bent, en waarom u uw documenten zo angstvallig voor de buitenwereld bewaard houdt. Meneer Van Dam, zo ontloopt u ons niet. We bedenken zelf wel wat er in uw kistje zit, en zetten het namens u op internet. We zullen u laten cancellen”.

 

“Heren, doet u dat niet! Ik zal duidelijk zijn”, riep Van Dam. “Ik weet niet wat u wel en niet weet, maar mijn kistje bevat een beschrijving van slechts een paar taboe-onderwerpen die ik aanhang, waar men in onze samenleving niet meer over mag praten of schrijven. Het betreft enkele geschriften met mijn standpunten die momenteel niet politiek-correct zijn. Ik ben zo voorzichtig het niet openlijk eens te durven zijn met mensen die het durven om tegen de stroom in te gaan. Niets extreems, ik ben een gewoon en geestelijk gezond mens. In dit land hebben we vrijheid van meningsuiting. Ik ben volkomen gerechtigd mijn ideeën over van alles en nog wat naar voren te brengen. We leven in een rechtstaat. Of is dat een papieren tijger aan het worden? Maar er is geen gevaar voor openbaring! Het is toch niet zo dat zelfs geheim blijven in deze wereld te ver gaat?

 

“Misschien bewaar ik het voor latere generaties, als het mogelijk geen taboe meer is”, vervolgde Van Dam. “Dat het met de wereld slecht gaat, is mij wel duidelijk. Mijn machteloosheid zou mij geheel onverschillig kunnen maken. Ik toon mijns inziens echter met mijn geschriften nog wel een klein beetje om deze wereld te geven. Als ik zelfs dit zou nalaten, zou ik ermee aangeven dat het “mijn tijd wel zal duren”. Dat het “na mij de zondvloed” zou zijn. Maar ik wil de inhoud tenminste voor vele jaren voor mezelf houden.

 

“Niemand kan er zonder publicatie toch mee “beledigd” zijn?”, redeneerde de bezitter van het kistje verder. “Geen progressieve influencer of activist aan wie ik mijn ideeën zal voorleggen. Geen “social justice warrior” die van mijn bestaan af weet. Overigens, sinds uw aanwezigheid in mijn huis is mijn onbekendheid, door mij onduidelijke oorzaak, geen zekerheid meer. Waarom word ik in deze omstandigheden alsnog gecancelled? Ik wil geen bedreigingen aan mijn adres!”.

 

“Goedenavond, meneer Van Dam. We horen dat u ons begrijpt. Laat dit nog even goed op u inwerken. Binnenkort zullen we eerst nog eens bij u langskomen met een voorstel. Maar dit keer u zult daar voor moeten betalen. Tot later”.

 

De heren verlieten de woning en trokken de voordeur achter zich dicht.

 


FINALE

 

van deze alom begeerde jongedame

is hier niet met twee handen te vangen

wat ze denkt en wat ze zegt

 

ergens ver weg

waar geen man

haar afpakken kan

 

waar alleen zijzelf

zich tegen jou kan keren

daarheen wil ik met haar gaan

 

laat onze gedachten en verklaringen

daar allen samen

een constante eenheid smeden

 

 



TERUGVAL   

 

In het beschaafde land was het ontstaan van een groter wordend abstract “gat” voelbaar. Een gat tussen manifestaties die men globaal onder “cultuur” zou kunnen plaatsen, en die je in grote lijnen bij “natuur” zou kunnen onderbrengen.

 

Bij de culturele fenomenen kwam men steeds verder van de natuur af te staan. Er was in de maatschappij een verdergaande ontwikkeling in gelijke kansen en steun voor de zwakkeren, in mensenrechten, feminisering, verfijning, en empathie voor anderen. In complexiteit van leven en materiële verwendheid. Er kwam steeds meer nadruk op zachtheid, tenderend naar een algemene kwetsfobie.

 

Aangeboren neigingen van de mens die bij de natuur hoorden, werden in deze manier van leven steeds verder veronachtzaamd. Overleving en voldoen aan basisbehoeften leken niet meer te bestaan. Genoegen nemen met eenvoud en een hard leven leken verdwenen. Deze tendensen reikten verder tot het verloochenen van mannelijkheid en het recht van de sterkste.

 

Er was in de loop der tijd steeds meer een idee ontstaan dat de natuur in toom moest worden gehouden.  Maar de bevolking bleef onbewust wel weten dat de natuur niet voor niets een systeem van overleven had ontwikkeld. Een systeem dat dus steeds meer door de samenleving werd genegeerd.

 

In met name de culturele manifestaties werd steeds meer voorbijgezien dat de mens slechts in beperkte mate een sociaal wezen is. De menselijke natuur leek de zichzelf opgelegde hoge culturele verwachtingen niet aan te kunnen. Het groter wordende gat manifesteerde zich in eerste instantie bij mensen in een verhoogde mate van stress, burn-out, narcisme, egoïsme, intolerantie en agressie. Het bewust kwetsen van anderen via de sociale media nam een grote vlucht.

 

Het beschaafde land was uiteindelijk ontploft door een “emotionele bom”, het was gestruikeld over de eigen elegante benen. En het was de weg kwijtgeraakt.  Chaos, verwarring en onzekerheid heersten. Er werd geen houvast in het leven meer ervaren. Mensen liepen uiteindelijk met pistolen op zak, en moord en bedreiging waren aan de orde van de dag. “De eerste klap is een daalder waard; wacht niet tot je wordt afgeslacht”, was de leefregel. Hoop op verbetering van het bestaan was helemaal verdwenen. Cultuur kenden de mensen alleen nog van vroeger, als gepresenteerd op het internet. Het bestond nog slechts in een digitale wereld, of als sf-speelfilm. 

 

Het waren omstandigheden waarin een sterke man pleegt op te staan. Een sterke man die orde op zaken stelt. Maar altijd aanwezige dictator-kandidaten lagen even te slapen, en vochten elkaar na het ontwaken de tent uit. Op deze wijze ontstond er geen nieuwe orde.

 

Maar na zekere tijd bleek weer dat de mens over een neiging tot religie beschikt. Er ontstond op initiatief van intelligente personen, heldere geesten die positief leiderschap in zich hadden, een nieuwe godsdienst. Het was geen primitief geloof, maar een doordachte religieuze stroming.  De aanhangers hadden de hoop en het geloof dat door een hemelse kracht de mensheid weer naar een samenleving met relatieve harmonie en evenwicht kon terugkeren. Een geloof dat de ratio in de mens zou weerkeren. Dat men de schouders er weer onder wilde gaan zetten, en er opnieuw het beste van zou gaan maken. Er zou een vernieuwde beschaving ontstaan, welke mogelijk nog wat beter zou worden dan die voorheen in het land heerste. Het aantal aanhangers van deze godsdienst nam in de loop der tijd gestaag toe. Er werd veel gebeden. Als landelijk voorganger van deze gelovigen was een charismatische vrouw opgestaan.

 

Naast de “gelovigen” was er in het land ongeveer gelijktijdig een tweede groep ontstaan, de “radicalen”.  Deze laatsten dachten heil te vinden in een nieuwe medische techniek, een ingreep in de mens die neerkwam op genetische manipulatie. Via deze techniek zou een mens echt sociaal kunnen worden gemaakt. Want het was hen duidelijk dat de mens dat van nature niet was. Niet alleen het antisociale zou worden “verwijderd”, ook het asociale zou uit de mens verdwijnen. De mens zou er een actief sociaal wezen door worden. De voorstanders van deze methode benadrukten het belang hiervan als blijvende oplossing voor a- en antisociaal gedrag.

 

De radicalen hadden ook bedacht hoe deze genetische manipulatie in de praktijk tot stand zou kunnen komen. Ze wilden een “goede dictator” in het land aan de macht brengen, die daarmee het vermogen had om deze medische ingreep bij een ieder verplicht te stellen. Deze persoon was voor het land nog niet gevonden. Het idee was om slechts voorlopig een autocratie te scheppen. Tot de genetische manipulatie geheel was uitgevoerd. Daarna zou er weer een democratie worden ingesteld. De “goede dictator” zou dan terugtreden.

 

Uit de gelederen van de radicalen stond na enige tijd een geboren leider op, een man die door de aanhangers “landelijk commandant” werd genoemd, en in een door de beweging ontworpen leidersuniform werd gestoken. Het was niet duidelijk of deze commandant ook later de naar voren te schuiven dictator zou moeten worden. Ook de aanhangers pleegden op bijeenkomsten een speciaal uniform aan te trekken.

 

De twee stromingen hadden uiteraard weet van elkaars bestaan, maar vertrouwden elkaar niet. Er was geen geloof in werkwijze en beoogd resultaat van de andere groep. Met name hadden de gelovigen dat niet in de radicalen. Het idee dat door de radicalen werd aangehangen was hen te rigoureus, eigenlijk moreel verwerpelijk in de oude gedachte. Maar men begreep op dat moment dat de radicalen niet waren tegen te houden. Er leek geen weerstand tegen te bieden. Daarvoor was er teveel gebeurd, en de radicalen waren al te machtig. De gedachte was dat het geen zin had tegen hen in opstand te komen.

 

Het toeval wilde dat de gelovigen en de radicalen op een bepaalde dag gelijktijdig in elkaars nabijheid - te midden van de puinhopen van het land - een bijeenkomst hielden. Dat ging goed, de twee groepen vielen elkaar niet lastig. Na afloop van de bijeenkomsten liepen de voorganger en de commandant op elkaar af, en ontstond er een gesprek tussen de twee. Ze hadden niet eerder persoonlijk met elkaar kennis gemaakt. De leiders gingen respectvol met elkaar om. Na de kennismaking ontstond een discussie over de effectiviteit van elkaars methoden. Maar daaraan voorafgaande constateerden de twee wél al dat zij, indien beiden de waarheid spraken, hetzelfde doel nastreefden. Ze wilden elkaar daarom vooralsnog gaan gedogen.

 

De commandant benadrukte bij de voorganger dat het met de mensheid via de methode van het geloof niet structureel goed zou komen. Het zou weer een beetje als vóór de “ontploffing” worden. De mens zou dan opnieuw niet tot meer sociaal gedrag in staat zijn. De voorganger beaamde dat dit inderdaad een probleem was. Uiteraard hoopte men bij de gelovigen op een betere wereld dan vóór de crash. De voorganger gaf verder aan dat men ging voor een soort “these – antithese – synthese” situatie. Maar de tijd zou moeten leren of dit zou gaan lukken. Men wilde geen irreële verwachtingen scheppen.

 

De voorganger vervolgde naar de commandant dat de gelovigen zouden gaan bidden dat de radicalen zich zouden gaan houden aan de belofte om uiteindelijk de democratie te herstellen. Ze bracht naar voren dat er bij haar echter wel grote twijfel resteerde of het met de radicalen wel goed zou blijven gaan. Ze was er eerlijk over dat de kans bestond dat een verkeerde voorstelling van zaken werd gegeven. Dat de radicalen nu reeds leugens verkondigden, of dat hun oorspronkelijke idee niet uitvoerbaar zou blijken, en er een “gewone” dictatuur zou resteren. De voorganger formuleerde het in de retorische vraag: “Waarom zou een onvolmaakt schepsel zichzelf in een onvolmaakte wereld volmaakt willen maken?”.

 

Een relatieve volmaaktheid kon volgens de voorganger alleen terugkeren onder goddelijke invloed. En de gelovigen hoopten op de wederopstanding bij de bevolking van het geloof, dit geloof. Alleen al het gelovig zijn, en het hopen op een beter leven, zou het leven gaan verbeteren. Nu geen geloof in een hiernamaals, maar in het op Aarde met elkaar samen in vrede leven.

 

De commandant had de voorganger aangehoord, maar gaf slechts de inhoudelijke reactie dat er bij de radicalen pas echt sprake was van een “these – antithese – synthese” situatie, omdat de genetische manipulatie een blijvende verandering in de mens teweeg zou brengen. Een positieve verandering. Voor het overige dacht hij er waarschijnlijk het zijne van. De twee namen op prettige wijze afscheid van elkaar.

 

De tijd zou moeten leren hoe het met het leven in dit land verder zou gaan, hoe het met de activiteiten van de twee groepen zou aflopen. De vraag daarbij was of de twee kampen elkaar in de naaste toekomst inderdaad zouden gaan gedogen of zelfs versterken. Dat leek toch moeilijk te combineren, en dat liep dan ook anders. De achterbannen van zowel de gelovigen als de radicalen floten na bekend worden van de ontmoeting van de twee hun leider terug. Voor de gelovigen was genetische manipulatie toch moreel niet te pruimen, en de radicalen vonden dat het bidden van de gelovigen niet tot een gewenst en blijvend resultaat zou kunnen leiden.

 

De leiders draaiden daarop bij, en de twee groepen kwamen tegen elkaar in opstand. De chaos in het land werd een burgeroorlog. Na een bloederige strijd kwamen, ondanks de militaristische cultuur bij de radicalen, de gelovigen uiteindelijk als winnaar tevoorschijn. De gelovigen wisten de wapens onverwacht toch beter te hanteren dan de wat slecht georganiseerde radicalen. De hoop had de ratio in de mens teruggebracht, al dan niet met behulp van een hemelse kracht. De genetische manipulatie was er niet van gekomen.

 

Het land herstelde zich van de chaos en de burgeroorlog en werd weer als voorheen. De democratie herleefde en de mens gedroeg zich als vanouds, in de regel op beperkte schaal sociaal. Hij maakte er het beste van. En dat ging als voorheen met vallen en opstaan. De wederopbouw van de cultuur was begonnen, en men dacht de beheersing van de natuur te hebben hervonden. Het leven ging verder tot in de toekomst zich mogelijk opnieuw een gat tussen cultuur en natuur zou aandienen.