NIET OVER
gedichten, foto-art
Michiel Hanon
Een selectie uit eerder gebundelde gedichten
NIET OVER ONS
Een selectie uit eerder gebundelde gedichten
Copyright 2019 - 2025 Michiel Hanon Boeken
Auteur / foto-artist: Michiel Hanon
https://sites.google.com/view/michiel-hanon
michielmichiel2009@live.nl
Omslagontwerp: Michiel Hanon
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd door middel van druk, fotokopieën, geautomatiseerde gegevensbestanden of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
INHOUD
NIET OVER ONS
COMPLEET
BELEVEN
UIT DE ZON
HET HUIS DAT WIJ ZIJN
HET SLECHTE
WISSELING
CONCERTO
DIE KAMER
GELIEFDE PLEK
REVERSE
VERONDERSTELLING
STIL
SEGREGATIE
ENGELAND
LINTEN
HET VERSCHIL
WORD WAKKER WANDELING
SPLIT-LEVEL
TASTEN IN DE NACHT VAN DE MAAN
TWEE
HERFST
IN DE TUSSENTIJD
“WE BELLEN”
CARRINGTON
NOG EVEN
GELUK
SAMEN
VERVAL
CONDITIO SINE QUA NON
GEHALVEERD
ZEKER
UUR VAN DE UTERUS
AANGEPAST
STOEPKRIJT
MORAAL
NOG ÉÉN KEER
UITKOMEN
VERBINDING
ANDERE AMBIANCE
TIJDGENOTEN
LICHT
BLOEITIJD
NIET OVER ONS
Zonder weeffouten zijn onze levens met elkaar verbonden,
want zielsverwantschap voelt als familieband.
Wij praten over jou, over mij, maar niet over ons,
want dat laatste is “doodpraten”, waar wij als de dood voor zijn.
Praten over ons is met een mond vol tanden staan;
je zou een speld kunnen horen vallen.
Zinnen schieten tekort om ons te beschrijven;
zij zouden onze band aanzienlijk tekortdoen.
Ook woorden kunnen ons niet verwoorden;
de juiste zouden niet kunnen worden opgespoord.
Als wij onze gevoelens zouden benoemen, zou niet genoeg
over onze gemoedstoestand worden opgenoemd.
Ons samenzijn blijft zonder “Wat zijn wij?”-vragen,
onbesproken in onuitgesproken woorden.
Dus zwijgen wij als het graf over de unieke wij die wij zijn,
waar niemand een wig tussen kan drijven.
Wij zijn elkaars open boek, waarin onuitwisbaar
met onzichtbare inkt liefde tussen de regels staat geschreven.
COMPLEET
Deze dag werd gevreesd eens daar te zijn,
de angst voor uitsluiting.
De probleemvermijder die geen verwijt durft te maken,
nu toch de eerste verwijdering heeft ervaren.
Voor het eerst een niet fijne zijde tentoongespreid,
meteen die ijzige sfeer, het gladde ijs.
Na een tijd met felle verwijten het lange zwijgen,
het zoeken naar de uitweg.
Hoe het ijs weer te breken? Hoe aftocht te vermijden?
Besef om beter te luisteren dan te overtuigen.
Het misverstand uit dat onbekende gebruik afleiden,
waarna beiden gelijk krijgen.
Aangeven waaruit de angst ontsproot,
waarom het verwijt niet eerder werd uitgesproken.
Vernemen dat irritatie niet moet worden verzwegen,
want deze wordt op afstand toch begrepen.
Het samen doorstaan van dit eerste verwijt,
en een door beiden ervaren van compleetheid.
BELEVEN
Er waren jaren
van nergens zorgen over maken.
De nachten dansend door
dan vrijen, drinken
in een eindeloze reeks
tot alles in staat.
Volop meegaan in het vermaak
door mensen toegestaan.
Later in nog wat jaren
steeds meer gedoseerd,
in mootjes, plakjes,
niet direct achter elkaar.
En langzaam, langzaam,
dan zal beleven nog wel gaan.
UIT DE ZON
Laten we gaan rusten,
daar onder die olijfboom.
Op naar schaarse schaduw,
waar we elkaar kunnen verstaan.
De hitte heeft onze lijven fragiel gemaakt,
onze monden droog.
Onbekommerde dagen lijken eindeloos,
maar de zon verblindt rijkdom.
Het donker ontwikkelt onze tranen;
daar zullen we elkaar hervinden.
HET HUIS DAT WIJ ZIJN
Een geliefde moet allereerst
mijn gelijkwaardige noodzakelijke zijn.
Met haar wil ik wonen
in dat grote oude droomhuis,
verscholen in klimop,
achter een groen geverfd toegangshek.
Het huis dat we kiezen,
de inrichting die we uitzoeken,
waarmee wij-zijn vermengd is,
nooit ik-ben kan worden.
Zijn donkere vertrekken,
gelegen achter hoge heggen,
verraden een verleden:
mijn ondoorgrondelijkheid.
Zijn slingerpaden in een woeste tuin:
haar liefde voor wat bloeit.
Onze dierbare tattoo, waarin
nog meer herinneringen worden gevormd,
maar welk huis zonder haar
als alle andere zal zijn.
HET SLECHTE
Het slechte in de mens
wordt belichaamd in de man die naast mij leeft.
Hij staat voor alle gevaar
en benadeling die mij kan overkomen.
Hij overheerst mijn gedachten,
geeft mij dagelijks waarschuwing.
Hij bewerkstelligt mijn bewapening,
via hem blijf ik alert, hou ik controle.
Toch dringt hij te ver door in mijn hoofd,
zo irritant en onnodig.
Nu poog ik hem met dit schrijven
weer uit mijn lichaam weg te werken.
En waar blijft het onbevangen buurmeisje
dat al het goede in zich draagt?
WISSELING
Herinneringen, al dan niet naar onze zin, brokjes gedachten,
ronddolend in een warrig hoofd,
zo onbetrouwbaar, en vol vraagtekens en gaten.
Langzamerhand vastgelast
of dichtgesmeerd met een vulsel van fantasie,
pretentieloos en eerlijk, en zo trouw als een nooit blaffende hond.
Laten we ons gehavende geheugen
daar maar geheel door vervangen,
om te verbeelden hoe we in het heden zouden willen leven.
CONCERTO
Vliegtuigen
verbinden landen
maar niet gedachten.
Een kille piano
vanaf een pijlereiland
ver weg, 11 september.
Een jammerende cello
uit de achterkamer van een woonhuis
Rotterdam, 14 mei.
Het concerto
snijdt als een mes door de tijd
vlijmscherp, pijnloos.
Hoor ik een oproep
een indringende levensles
uit vervlogen jaren?
DIE KAMER
Aangrenzende gehorige lokalen
waartussen een wereld van verschil.
Je moet niet met haar In die kamer gaan,
dat vertrek is bedoeld voor vrienden;
humoristische uitspraken aan de wand
ongeordend, overal erotische kunst.
Zij bewoont zelf kasten met hoge hakken en jurken
en zal die inrichting niks vinden.
Vele kamers, haar studio maar één;
groot en met een zonnig balkon, dat wel.
GELIEFDE PLEK
Iedere boom aanschouwde jouw komen en gaan,
tot het karkas zo drastisch tot stilstand kwam.
Te vermoeid om langer te lopen,
je botten kreunden zwaar van al dat strompelen.
Maar de ontkalking stopte plotseling,
wonderbaarlijk nog net voor het slot.
Ik zag jouw reeds doorzichtige lijf opstijgen
tot vlak boven de toppen der bomen.
Vertrouwd dragen de stammen
jou nu rondjes door het geliefde park.
In de verte herken jij jouw nog mobiele vrienden,
zwijgend overdenkend wat het leven inhoudt.
Boven paden waarlangs jij dagelijks kon zwerven,
van bankje naar bankje,
zal jouw geest eeuwig verder zweven.
Je bent tevreden als veertje in de wind.
REVERSE
Een wandeling bij gesloten, stormachtig weer
geeft open, heldere gedachten.
Een stille, nachtelijke autorit
brengt zicht op kleurrijke landschappen.
Een onmogelijke voorstelling
blijkt onverwachte kansen in zich te dragen.
In onze bizarre mensenrimboe
doemt mijn eigen paradijsje op.
In jouw zeldzame boosheid
lag altijd een snelle vergeving verscholen.
VERONDERSTELLING
Het kan zo gaan, het is niet zeker.
Misschien wel verre van, ik weet het niet.
Mijn redenering kent gedachtesprongen,
het is als wit dat door je hoofd wordt ingekleurd.
Als maar een aantal pixels op leeg canvas.
Geen feiten, beslist geen feiten.
Eigenlijk is het niets, het is ja of nee.
Hoe je was in soortgelijke situaties.
Langzaam tekent zich jouw beeld af,
dat je daar zal komen
op de hoek van die straat,
om op mij te wachten.
Maar het kan verlaten blijven;
het hoeft zo niet te gaan.
STIL
Uiteindelijk is je leven
nog een hoofd vol herinneringen
en verkeer je in de hoop
dat deze kop helder zal blijven.
Je sloft nog maar wat rond;
langzaam, langzaam,
en als je geluk hebt
komt het belletje van een bekende.
Goeiemorgen, hoe is het ermee?
SEGREGATIE
Een groep mensen vindt het ene mooi, interessant, het andere niet.
Bij de andere groep is het andersom.
Altijd een niet toevallig samenstel van voorkeuren.
Geen hekken, sloten of verbodsborden.
Het is eerder verscholen en onuitgesproken.
Of netjes omschreven.
Zijn er crossovers, staan we open voor een ontmoeting?
Zullen we elkaar kunnen verstaan?
Ik doe graag een sprong naar de andere groep.
Maar niet voor lang, ik hoor daar niet.
In die ander kon ik mijn vertrouwde gelijke niet vinden.
Maar in jou heb ik altijd iets van die andere zijde gemist.
ENGELAND
Soms doet ze me aan Marianne Faithfull denken,
dan weer aan Mary Hopkin.
Maar ze blijkt niet de weg
die mij naar mooi Engeland leidt.
Onze verschillen openbaren zich
in liefde voor onderscheiden landen.
Ze spreekt lovend over de streek van Jean Ferrat,
muzikale oase in een mij overigens vreemd land.
Voor haar ongeordend karakter
ben ik te bedachtzaam en netjes aangeharkt.
Met haar geen slingerweggetjes met heggen
tussen prachtig aangelegde kasteeltuinen.
Geen witte pantalons op een cricketveldje,
onderweg naar een gezellige village pub.
Wie zal ooit mijn nieuwe partner zijn
op die uitgestelde reis door glooiende graafschappen?
LINTEN
Je leven voltrekt zich in lintverbindingen,
als potloodlijnen op grafiekpapier.
Naar boven of beneden, van links naar rechts,
want tijd trekt steeds aan één zijde.
Dunne draden voor alléén gaan
of kabels van vriendschappen en relaties.
Van knooppunt naar knooppunt,
een optelsom van onvoorziene ontmoetingen.
Je loopt altijd met blinde linten op je lijf,
tot aan een knooppuntloos einde.
HET VERSCHIL
“Zij”, “vrouw, “haar”, klinken magisch,
als gericht op jonge gedaantes
van kleurrijke danseressen.
Later verstenen deze
in vergeten standbeelden,
in grijze uniformen.
WORD WAKKER WANDELING
Zojuist van de nacht overgenomen,
voel je de dag rauw wakker worden.
Schaduwen net uitgestrekt,
de zon staat pas op lauw.
Op gras overdenkt een yogabeoefenaar
als ooievaar zijn lijden.
Leven nog uitgerust, benen wat stram,
een vers gesprek met wakkere timmerman.
Moet nog wat aan geschaafd worden,
maar de warme dag is nog lang.
SPLIT-LEVEL
In de omgeving van afkomst gebleven,
steekt zij stevig geworteld
alledaags en liefdevol
haar standbeen in de aarde.
Gezegend met goed verstand,
slurpt zij gulzig van geestelijk leven,
om eenzaam uitgeslapen
op haar rechter robotbeen te staan.
Maar als een kromme passer
met dwarse zenuwbanen
en aparte voeding langs haar bloedvaten,
bewandelt het linkerbeen een apart pad.
Met wisseling in het staan,
verplaatst haar balans weleens naar wankel links.
Dan gaat zij voor onbekenden onvolgbaar mank,
zelfs ik kan haar niet schragen.
Zij schudt betweterig nee met beide hoofden,
maar met twee armen omhelst zij wel het leven.
En als ik even met haar samenspan,
ook mij, haar stabiele sparring partner.
Maar op ander moment, alvorens mij te missen
- onvindbaar de benen genomen,
vol van achterdocht en koude gram -
zal haar derde arm mij ferm op afstand houden.
TASTEN IN DE NACHT VAN DE MAAN
Je leeft als iedereen,
en waait met winden mee.
Doet wat hoort,
en laat na wat niet past,
niemand die je met vragen belast.
Maar zelfstandig denken is niet volgen
van mensen die volgen en niet denken.
Weg van het midden van de weg,
soms dwars,
anders in de lengte.
Waarheden over het leven achterhalen,
aan de achterkant van de Maan.
Soms zwaar en gewaagd,
maar waardevol,
een licht voor mens op Aarde.
TWEE
Als ik Hij van Ons was,
zou Ik er op uit gaan
met Haar van Hier
naar Daar ver weg
waar ik nu niet ben.
Daar waar het Warm is,
op zoek gaan
naar ons Één,
naar ons geheel en compleet
ons ondeelbaar Twee.
Tweemaal Jong
op weg naar Samen Oud,
maar in één leven
starten Wij elk als Twee:
Aards en Hemels,
en zijn op leeftijd
elk nog maar Één,
een halve Twee,
want een helft van Hij en van Zij
gaat terug op Aarde overlijden.
HERFST
De wind blaast alle blaadjes van de bomen,
kopjeduikelend dalen ze tot natte matrasjes op Aarde.
Ongewild uit hun rustige schaduw gerukt,
slaan uitgeklede takken uit kwaadheid hard om zich heen.
Op de vochtige straat haasten mensen zich tapdansend
over bladerbedjes naar aangenamer plaatsen.
Als de wind heeft opgeruimd en is gaan liggen,
staan kale kruinen te rillen in hun klamme top.
In doorzichtige staat krimpen geraamten schaamtevol ineen,
bloot tonen zij zich aan een belangstellende wereld.
Vanuit ooghoeken worden bomen beschroomd aangekeken,
steelse blikken van passanten vallen hen ten deel.
IN DE TUSSENTIJD
Met onzichtbare inkt vlecht de schrijver
zijn leven tussen de regels van de tekst.
Om de essentie niet te vergeten,
laat hij tussen het schrijven tijd herleven.
Want hij weet, tijdens het ontstaan van zijn werk
is juist de tijd van niet schrijven meest beduidend.
Die waarin hij zich over nieuwe tekst buigt
slechts het geleidelijk nemen van afscheid.
“WE BELLEN”
Een laatste: “tot de volgende keer”
is door jou niet nagekomen,
waarmee onze afspraak wordt verbroken.
Daarvoor is geen verontschuldiging benodigd.
Onderwerpen meermaals door ons besproken,
leven in de mij resterende wereld voort,
onafhankelijk van door ons geopperde ideeën,
of worden nu eeuwig verzwegen.
CARRINGTON
Had ik maar een Carrington;
door aantrekking met ondoorgrondelijke oorzaak,
zo’n persoon die onvoorwaardelijk volgt
om mij op te vangen als ik val.
Ik zou haar gidsen, maar met de tedere penseel in haar ogen
wordt mijn eigen leven ook bont herschreven.
Vandaag bedrijf ik met haar in gedachten de vrije liefde;
niemand beëindigt de door ons gewilde triang.
Morgen springt mijn blik terug uit haar tijd,
vind ik schoonheid in een opvolgend volger.
Het zou aan mij zijn geweest, voor na mijn verscheiden,
haar het leven “likable” te laten lijken.
NOG EVEN
De wereld is een bed van doden,
wij voor even levenden lopen er overheen en tussendoor.
Zo lang zij nog in onze gedachten zijn
lijkt elke plaats bezet, zijn zij niet opgestaan.
Jongeren zien dit bed niet staan, willen niet gaan slapen.
Maar ouderen zien hun ligplaats al naderen.
Te krap, te rap, te lang.
Zij kunnen er niet van slapen.
GELUK
Alles is toeval, daarom is toeval non-existent.
Niets is geluk, we waren hoe dan ook voorbestemd.
Onze eerste omhelzing was onvermijdelijk.
Wij waren gelijk aan geluk, niets kwam tussen ons beiden.
Maar alles is tijdelijk, en tijd is voorbij.
Verleden tijd, jij vertrok terwijl hij verstreek, niets over voor mij.
Alles is verwarring, maar heden te kort om alles te bevatten.
Alleen toekomst resteert, die is alles en niets, toekomst is toeval.
SAMEN
De wereld trekt zich naderhand samen,
krimpt ineen. Als wij oud worden behoeven wij
nog maar enkele meters grond onder onze botten.
Heersten wij eerst ver gescheiden, verspreid
over onze eigen Rijken, later gaan
onze levens steeds meer op elkaar lijken.
Verzorgers duwen onze rolstoelen naar samen.
Dat is gezellig, dan kunnen wij ook nog wat praten.
VERVAL
Geen overstroming, geen bombardement,
geen afbraak door de waan van de dag.
Maar het dak verzakt, de goot stroomt over,
de vloer rot weg onder onze voeten.
Onze zaak vergaat.
Regen, sneeuw, wind, zonneschijn.
Tijd glijdt over en knaagt in delegaties aan onze woning,
waar slechts ingetogen weerstand aan wordt geboden.
Hier om mij heen staat tijd niet in de steigers,
niets is voor de eeuwigheid.
Aangetast, belast, gekrast.
Bij ons huis komt verval van buiten,
bij ons mensen uit de binnenkant.
Accepteer het, leef om de narigheid heen,
wijzelf zijn hier ook maar tijdelijk.
CONDITIO SINE QUA NON
Jarenlang liefdevol met elkaar omgaan
is zoveel meer dan de werking van een lichamelijk stofje ervaren.
Iedere uitlating, elk gebaar kennen,
is zoveel eigener dan een fraaie gestalte achter matglas zien.
Tijd is een spoorlijn, er worden jonge bomen langs geplant,
om daar langzaam als band tot volle wasdom te komen.
GEHALVEERD
Het bestaan is niet steeds zo schitterend, niet altijd even heerlijk.
Het jonge leven gaat krimpen, terugtreden, imploderen.
Misschien voltrekt zich dit in planmatige sfeer.
Hoe lang is daarbij van een mens de halveringstijd? Veertig jaar?
Dat heet ook wel “halfwaardetijd”. Er zijn oogpunten die bepalen
dat het leven op deze wijze afneemt in waarde.
Ergens is een wenk vanuit een gehalveerd leven zichtbaar,
en klinkt een vurige wens, een roep van iemand op jaren,
maar weer later is dat voor een heel leven niet meer merkbaar.
ZEKER
Zij dacht even dat ik het was,
een moment dat ik de ware voor haar zou zijn.
Ik kon het door alles signaleren, ook ik was zeker.
Verdoofd, uitgelaten, geheel in ons geheel.
Zij omhelsde mij, deed dingen
die alleen geliefden doen,
in mijn beleving dan.
Wat bracht haar op andere gedachten?
UUR VAN DE UTERUS
De nacht bleek een valse zwangerschap,
een vruchteloos gekoesterde hoop,
en laat het foetusloos afweten.
Maar de dag is al levensvatbaar.
Daar staart ons het uur der inspiratie aan,
van de verlichting, de geboorte van nieuwe woorden.
En later baart de morgen tijd voor verzorgen
- schikken, laten bezinken, voltooien -
de bakermat van een volwaardig geschrift.
AANGEPAST
Als door een luik naar de buitenwereld
komt hij soms in zijn duikboot boven
en verlaat hij het kolossaal grote stiltegebied
waar het donker zijn gedaante niet verraadt.
Boven wordt van hem altijd verwacht
dat hij zich, als ware hij een kameleon,
zodanig aan zijn omgeving aanpast,
dat hij onvindbaar wordt.
Daarom wenst hij zich onzichtbaar,
zodat hij altijd zichzelf kan zijn:
een uniek wezen, waarneembaar
voor wie in staat is zonder ogen te kijken.
STOEPKRIJT
I.
Tijd kwijtraken
met behalen van wat zal blijven,
bijvoorbeeld schrijven.
Blijven althans voor een tijdje, want
alles is vergankelijk,
ook een document met schrijfwerk.
Maar letters weken tijdig los, zweven
meegenomen in een eeuwige wind,
hoog langs de hemel.
Hervinden elkaar
weer later,
waar een nieuw leven plaatsvindt.
II.
“Start, één, twee, drie”.
Het kind schrijft met stoepkrijt
een oneindig aantal getallen op tegels.
Maar het heeft geen probleem
met een begrijpelijk “Einde”
bij het verschijnen van de eerste zijweg.
Getallen zullen worden weggewassen
- zoals letters zullen wegwaaien -
met bezem of door regen.
MORAAL
We waanden ons lang vrij van gevaar
in de zachte armen van een liefdevolle mamma.
Maar na verloop van een aantal jaren
bleek zij stilletjes te zijn ingeslapen.
Helaas verbleekt bij velen de lering uit ervaring
langzaam maar vaststaand.
Vaders herhaaldelijke waarschuwingen
gaan hun weg steeds desperater naar ons banen.
NOG ÉÉN KEER
Hun jongensachtigheid komt terug,
hun rituelen gaan zich herhalen;
de plaats in de groep wordt weer bepaald.
Wie weet om zo de ernstige grap te vatten
van de dood van één van hen;
ouder dan toen, maar nog veel te jong vertrokken.
Samen te laat op de begrafenis;
wat lachen, want ja, die drukte onderweg, hè.
Dat juist hem dat moet overkomen.
Hij was altijd al zo’n pechvogel;
er door hen zo vaak tussen genomen.
Maar allen verliefd op zijn zus, zo mooi.
Naderhand oude verhalen ophalen;
nog één keer de jongens samen,
dan maar zonder hun maffe maat.
Die zorgeloze schooltijd.
Zij willen het nog even ervaren,
die lichtheid van het jonge bestaan.
UITKOMEN
Door vriendenstel in sporadische contacten verbonden.
In hun jubileumjaren elkaars nabijheid niet te ontlopen,
en in ooghoeken de ander dan gadeslaan.
Pas na vijfentwintig jaar elkaar weer willen spreken.
Maar alleen over van alles,
behalve vragen en beslist niet gaan uitpraten.
Alsof vorig levenden het eeuwige leven hebben.
Vraag blijft of ze er over vijf jaar voor gaan uitkomen,
om er samen uit te komen
VERBINDING
Je leven begint ergens op een plek,
en je eindigt ook weer hier of daar.
Van vertrek tot eind, een leven lang,
smelt je samen met wat leeft en staat
tot andere gedachten, nieuwe gedaanten.
Ook als je eindigt op gelijke spot,
en je doodskist in dezelfde kamer pronkt
als waar je het levenslicht zag;
dan nog is dat ergens anders.
ANDERE AMBIANCE
Lawaai jaagt verandering aan.
Je huid wordt dunner, rimpels richten zich op in laagjes.
Cellen groeien wel, maar gaan trager voeding inslaan,
herstellen minder snel.
Je ervaart verlies van daadkracht.
De straatkeien van de stad doen je lijf eerder slijten,
versnellen de afstand met je jong zijn.
De hele dag hoor je piepende wielen van een sneltram.
Hectiek slaat aan op het lichaam,
ieder etmaal opnieuw.
Voetstappen op het bospad maken je niet grijzer,
in beslotenheid van dempende stammen telt tijd niet mee.
Je cellen komen tot kalmte in de natuurlijke balans,
tonen respect voor wat niet verandert
onder door de wind heen en weer wiegende bomen.
In het bos veer je mee met de jaargetijden.
Hoewel de inbreng beperkt blijft,
krijg je een aangenaam uitstel van bestaan.
Maar de kringloop van je eigen leven
is toch veel te snel verstreken.
TIJDGENOTEN
1970, Central Park, Bethesda Fountain, The Lake.
Twee jonge meiden, beiden met lange haren,
zittend aan de rand van het water.
Een zwart-wit foto van achteren gemaakt.
Twee Nederlandse studenten op rondtocht.
Greyhound, Fillmore East - Las Vegas - Fillmore West - Vermont.
Mijn reisgenoot, van wie al lang niet meer is vernomen.
Sportfiets, Amersfoort – Soesterberg - Amersfoort.
2023, Den Haag, appartement, huiskamer.
Laptop, analoge foto opgenomen in diapresentatie.
Twee jonge meiden, enigszins egaal,
zittend aan de rand van water.
Een eenzijdige, dagelijkse terugblik
naar twee tijdgenoten zonder gezicht.
Nu duizenden belevenissen verder,
en zij al drieënvijftig jaar zonder enig besef.
LICHT
De man was niet alleen neerslachtig,
maar ook slank en zo licht als een veertje.
Hij sprong van het balkon, maar bleef zweven.
Onderweg bedacht hij zich,
en vond als zijn makker de plooibare wind.
Omlaag aangekomen
prijsde de springer zijn gewicht,
ontwaarde hij de lichtheid van het bestaan.
BLOEITIJD
Onderweg op wisselende momenten
één voor één een boeketje tijd geplukt,
een gevarieerde verscheidenheid van lang en kort terug,
van kleine maar fijne ervaringsfragmenten.
In elke bloem bloeit een geliefde herinnering,
iets verloren van inmiddels een tijd geleden,
losgemaakt van wat bijna was vastgenageld
aan verdroogde en kale aarde.
Voorbijgaand als het leven zelf,
staat nog even in mijn kleurloze kamer
een jonge bos in nieuwe vaas, en geef water.
Ik ruik er liefde aan.