Ontspoord





ONTSPOORD

 

korte verhalen, gedicht, foto-art

 

Michiel Hanon

 

 


 

ONTSPOORD

Copyright 2023 Michiel Hanon Boeken

Auteur / foto-artist: Michiel Hanon

https://sites.google.com/view/michiel-hanon

michielmichiel2009@live.nl

 

Omslagontwerp: Michiel Hanon

 

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd door middel van druk, fotokopieën, geautomatiseerde gegevensbestanden of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 



INHOUD

 

 

DE SCHUILPLAATS

WELKOM IN JOUW WERELD    

DE GEKWELDE RECHERCHEUR

ONTSPOORD    

HERFST    

FACSIMILE    

JONG    

            


DE SCHUILPLAATS                 

 

I.

Bij een vrijstaand huis, op een groot, afgelegen terrein te midden van een bos, werd aangebeld. Een man van in de veertig deed open. De bezoeker vroeg of hij even binnen mocht komen om iets te bespreken. De man van middelbare leeftijd stelde zich voor als Van Boven, en zei de bewoner van gezicht te kennen. Deze zei Ab Smeets te heten. Ook hij gaf aan zijn bezoeker wel eens eerder te hebben gezien.

 

Ab Smeets liet Van Boven binnen en bood hem een stoel aan. Hij zei dat hij zijn dochter, die op dat moment in een ander vertrek aanwezig was, zou vragen thee te zetten. De man vertrok even uit het vertrek. Een jongedame van rond de twintig bracht wat later thee in de kamer en verdween weer.

 

Van Boven zei Smeets een aimabel mens te achten. Hij wist dat deze in het café altijd sociaal was en rondjes gaf. Ab had daar bij sommige andere bezoekers de indruk gegeven tegen het beleid van het regime te zijn, en zich niet door de dictator te willen laten onderdrukken, een eigen mening te hebben. Van Boven was ook ter ore gekomen dat Ab Smeets een vrijstaat wilde stichten, een autonome gemeenschap binnen de natie. Een soort commune of sociaal experiment. Van Boven zei te hebben begrepen dat dit er nog niet van was gekomen.

 

Toen kwam Van Boven bij het doel van zijn bezoek. Hij.zei al enige tijd in het verzet te zitten, en hij zocht voor iemand een onderduikadres. Om een gezocht persoon onderdak te kunnen geven, moest de verschaffer daarvan over voldoende ruimte en beslotenheid beschikken. Ab Smeets voldeed daaraan, en woonde alleen. Althans, dat dacht de gast tot voor kort. Maar nu bleek deze een dochter te hebben, die Van Boven nooit eerder had gezien. Maar ruimte zou er toch genoeg moeten zijn, bedacht de bezoeker. En Smeets was duidelijk een tegenstander van het regime. Om deze redenen werd door Van Boven juist bij dit adres aangebeld.

 

Op een door Ab gestelde vraag antwoordde Van Boven dat het om een jongeman ging, een student, die door het regime was opgeroepen voor de werkinzet. Dit beleid van het regime was ongetwijfeld bij Ab bekend, stelde Van Boven. Dat betekende meewerken in de onderdrukkingsindustrie, hetgeen omvatte een harde militaire training, en daarna controlewerk van de bevolking, en meewerken in de wapenindustrie. De student was éénentwintig jaar. Van Boven voegde er aan toe dat de leeftijdsgroep van achttien tot vijfentwintig jaar werd ingezet door het regime. En deze student was fel gekant tegen deze afkeurenswaardige vrijheidsontneming. Hij wilde hier absoluut niet aan meewerken.

 

De gastheer had het verhaal van Van Boven aangehoord. Na enig nadenken zei hij wel op de vraag in te willen gaan. Aldus werd daarom afgesproken dat de student bij hem in huis kon komen. Een nacht later werd de onderduiker, die Boudewijn heette, naar de woning van Ab overgebracht.

 

II.

Boudewijn werd door Ab naar zijn beoogd onderkomen geleid. Hij zou in een deel van het keldercomplex onder het huis moeten verblijven. Toen Ab weer naar boven ging, hoorde Boudewijn dat de deur achter hem op slot werd gedaan. De student werd geacht in deze kelder te verblijven totdat zijn gastheer zou aangeven dat het veilig genoeg was om zich elders te begeven.

 

Boudewijn deed al snel de nodige merkwaardige ervaringen op in de contacten met Ab. Deze bezocht Boudewijn regelmatig, maar de onderduiker kon zijn kelderdeel bijna nooit verlaten. Ab vertelde in grote lijnen over zijn plan om een vrijstaat te stichten, en probeerde duidelijk ook Boudewijn daar enthousiast voor te maken. Maar het opzetten en draaiende houden van deze aparte staat vond dan wel allemaal plaats onder Ab’s leiding. Het zou op zijn eigen, van zijn ouders geërfde terrein moeten gaan


plaatsvinden, en geheim moeten blijven zolang het huidige regime aan de macht was. Ab deed zijn best aan te geven dat hij, net als Boudewijn, tegen het huidige regime was, maar Boudewijn kreeg sterk de indruk dat Ab er een mini-dictatuur voor in de plaats wilde instellen. En Boudewijn had ook het gevoel dat Ab probeerde om hem nog meer van hem afhankelijk te maken.

 

Verder droeg Ab Boudewijn huishoudelijke taken op, die hij vanaf zijn komst tussen hem en zijn dochter, die Anne heette, zou verdelen. Boudewijn kreeg de meer mannelijke taken in huis, Anne de meer vrouwelijke. De verdeling was duidelijk traditioneel te noemen. Ab zei dat het slot op de deur niet alleen was bedoeld voor zijn veiligheid, maar ook om Boudewijn sneller aan zijn nieuwe identiteit te kunnen laten wennen. Ab gaf aan nog vaker bij Boudewijn langs gaan, om zijn plannen nogmaals te bespreken, en om de geestelijke vooruitgang van zijn pupil daarbij te checken. Boudewijn besloot al snel om zich om tactische redenen op de vlakte te houden en mee te werken. Hij wist dat hij Ab voorlopig te vriend moest houden.

 

Ook bij Anne deed Boudewijn opvallende ervaringen op. Zij bleek in een ander deel van het keldercomplex te bivakkeren. Boudewijn en Anne leerden elkaar beter kennen, want hun onderling contact bleek – hoewel ook Anne’s deur steeds op slot ging - wél mogelijk. Ab kon dat niet helemaal verhinderen. En naarmate Ab meer vertrouwen kreeg in het in zijn ideeën meewerken door Boudewijn, vond hij dit contact met Anne kennelijk minder problematisch.

 

Boudewijn dacht na over de positie van de dochter van Ab, die – zoals hij van haar hoorde - nooit naar school of weg van huis was geweest. Ze was een meisje dat geen vriendinnen had, en niet mocht gaan en staan waar ze wilde. Deze jonge vrouw vertelde Boudewijn ook nog dat Ab, nu ze wat ouder werd, met haar aan SM en bondage deed. Zij had daarbij de rol van slavin.

 

Het kwam op Boudewijn over dat Anne zich in deze situatie voegde. Ze wist natuurlijk ook niet beter, was van jongs af aan niet anders gewend. Anne was onbekend met de wereld die andere tot jonge vrouw opgroeiende meisjes leerden kennen. Zij was een beetje als de vrouw met straatvrees die zichzelf opsloot. Of misschien zelfs met de “alles-anders-dan-haar-vader vrees”.

 

Boudewijn vermoedde dat zijn gastheer hem daar in huis wel zag zitten, omdat hij hem een plaats toebedacht in de eigen kleine samenleving die hij wilde creëren. Eerst met hun drieën, en later grootschaliger. Een begin met een jonge man en een jonge vrouw erbij. Dat kon leiden tot het verwekken van nakomelingen, hetgeen zou zorgen voor continuïteit in zijn gemeenschap.

 

De onderduiker vermoedde dat Ab een denkfout had gemaakt. De vader had Anne van jongs af aan kunnen kneden tot hoe hij haar wilde hebben, maar zo makkelijk zou dat bij een jongeman van begin twintig niet lukken. Ab was er kennelijk zo van overtuigd dat hij Boudewijn ook wel zou kunnen brainwashen, dat hij over het hoofd zag dat misschien het omgekeerde bij Anne het geval zou kunnen zijn. De onderduiker zou mogelijk juist bewerkstelligen dat zijn dochter beetje bij beetje minder afhankelijk van hem werd. Boudewijn zou haar langzaam naar een “normaal” mens kunnen gaan programmeren. Duidelijk was in ieder geval dat Ab te laat inzag dat Boudewijn een slim en zelfstandig denker was. Ab Smeets leidde aan zelfoverschatting, en constateerde niet op tijd dat hij niet iedereen naar zijn hand kon zetten.

 

De onderduiker was, om begrijpelijke reden, fel tegen het regime, maar ook tegen de manier waarop de vader Anne behandelde. Hij vertelde Anne over zijn denkbeelden: “Als mens ben je afhankelijk van tijd en plaats van geboorte, van geluk en pech. Je bent in het leven altijd afhankelijk van anderen. Als je opgroeit, wordt het minder, als je ouder wordt en invalideert, weer meer. Die afhankelijkheid geldt ook binnen een vriendengroep. Hoe lager je daarbij in de pikorde staat, hoe groter de afhankelijkheid. En het gaat ook op voor je positie als levenspartner. Maar de grootste afhankelijkheid komt als je dood bent. Je moet dan maar hopen dat je op de juiste wijze tot stof weerkeert, en kunt dan zelfs niet meer controleren of je laatste wil wordt uitgevoerd.

 

“Als mens ben je afhankelijk als je geen vergelijkingsmateriaal hebt, Je weet niet beter. Je leeft in een éénkleurige wereld, een wereld die wordt bepaald, ingericht en overheerst door de persoon aan wie je je hebt vastgeklampt. Je hebt niet geleerd om onafhankelijk te denken”.

 

Boudewijn maakte Anne duidelijk dat ze zich had laten opvoeden als een hond. Haar kelder kon volgens hem dan ook met een hondenhok worden vergeleken. Hij vertelde haar verder dat hij wist hoe het bij gijzelingen kan toegaan. Hij beschreef het verschijnsel dat degene die wordt vastgehouden, sympathie voor de gijzelaar kan gaan krijgen. Hij constateerde dat Anne ook positief over haar vader sprak. “Je geeft een belangrijke ander iets van onschatbare waarde, terwijl je juist doelbewust afhankelijk van de ontvanger wordt gemaakt”, maakte Boudewijn haar duidelijk. Hij vertelde Anne dat hij had gemerkt dat Ab probeerde om ook hem afhankelijk van zijn gastheer te maken. Maar dat zou Ab echter nooit gaan lukken!

 

Boudewijn hield Anne met al deze informatie een spiegel voor, probeerde haar ervan te overtuigen hoe haar vader haar altijd had geclaimd, en haar afhankelijk had gemaakt. Hij merkte dat dit na een tijdje bij de dochter wel begon door te dringen. Maar er leek echter steeds meer een soort afhankelijkheid van hem, Boudewijn, voor in de plaats te komen. Dat was nu ook weer niet de bedoeling.

 

Boudewijn had al snel door dat dit niet de plek was waar hij lang ondergedoken moest blijven. Hij wist op zeker moment te ontsnappen, en nam Anne mee. Hij moest haar wel overreden, want in eerste instantie wilde ze niet weg. Boudewijn nam daarop weer contact op met Van Boven, die net voor een vervalst paspoort voor hem had gezorgd. In dit paspoort stond dat hij zesentwintig jaar oud was. Hij kon nu weer terug naar zijn studentenkamer, en nam Anne voorlopig maar als onderduikster voor haar vader met zich mee. Maar het was niet duidelijk of Ab na het vertrek van de twee daadwerkelijk zijn dochter aan het zoeken was.

 

Van Boven vertelde Boudewijn ook dat hij net van plan was geweest om hem bij Ab terug te halen, omdat hij inmiddels van iemand, een vrouw van achter in de twintig, een minder goed verhaal over Ab had gehoord. Ab had geprobeerd haar te overreden om zich aan te sluiten bij zijn toekomstige vrijstaat, maar het was voor deze jonge vrouw duidelijk geworden dat het veel meer om een sekte ging, waarvan hij, Ab Smeets, de absolute leider zou zijn.

 

Boudewijn vertelde aan Van Boven zijn ervaringen met Ab en Anne, en ook dat hij het niet vertrouwde dat Anne zijn echte dochter was. Misschien zou dat uitgezocht kunnen worden. Maar hoe? Via Van Boven werd een helderziende ingeschakeld, Boudewijn ging er met Anne langs.

 

De helderziende zag dat de jongedame vroeger als tweejarig meisje in een buurland was gekidnapt. Via de burgerlijke stand kwamen Boudewijn en Anne vervolgens te weten dat Ab nooit getrouwd was geweest. Dat was een extra aanwijzing dat de helderziende het bij het juiste eind had. Anne had dus al die tijd gedacht dat Ab haar vader was. Ze verbleef al jaren bij hem in de kelder, ook al voordat het regime heer en meester in het land werd. En haar moeder was dus niet bij haar geboorte overleden, zoals haar kidnapper haar altijd had voorgehouden. Boudewijn overdacht dat er een overeenkomst was tussen het kidnappen van een kind, en dat wat het regime met studenten tussen de achttien en vijfentwintig jaar deed. Je werd gedwongen er ten behoeve van een ander te zijn.

 

Anne had na het duidelijk worden van haar kidnapping nog geprobeerd haar ouders in het buitenland op te sporen, maar dat liep al snel op niets uit. Het was al lang geleden gebeurd, en ze kreeg daarbij geen hulp en geen medewerking. Ook Boudewijn vond het tijd om weer serieus aan de studie te gaan, en wilde voorkomen dat Anne te afhankelijk van hem werd. Ze zou nu moeten leren om op eigen benen te staan.

 

III.

Anne had tot dan nog steeds op de studentenkamer van Boudewijn gelogeerd. Maar het bleek dat zij iets later toch vrijwillig weer naar Ab en haar kelder in het huis wilde terugkeren. Ze merkte dat ze niet anders meer kon leven. Anne liet Boudewijn deze wens echter niet weten. Hij zou dat maar niets vinden, en zou trachten haar van deze gedachte af te brengen.

 

Anne ging weer bij het huis van Ab langs. De kidnapper wilde haar echter niet terugnemen, en liet haar niet binnen. Hij probeerde haar kennelijk goed te laten voelen hoe afhankelijk zij van hem was. Anne ging Ab daarop steeds meer stalken. Een min of meer tegenovergestelde situatie dan daarvoor was ontstaan. Iets waar Ab duidelijk van genoot. Anne durfde Ab er niet mee te confronteren dat ze bijna zeker wist dat ze zijn dochter niet was. Dat zou hem alleen maar afschrikken. En het maakte voor haar niet uit, ze wilde sowieso naar hem terug.

 

Kort nadat het Anne eindelijk was gelukt om terug te mogen keren naar de kelder van Ab - want deze wilde zijn rol van overheerser over haar natuurlijk wel weer terug - werd Ab door het regime ter dood veroordeeld. Dit omdat hij onderdak had gegeven aan een werkinzetplichtige jongeman, en ook omdat hij het plan had gehad om zich met een groep mensen aan de macht van het regime te onttrekken. Maar niet omdat hij een meisje had gekidnapt en gegijzeld. Het vonnis werd kort daarna voltrokken.

 

Toen de onderduiker al was vertrokken, was het regime deze feiten nog te weten gekomen. Door verraad. Onduidelijk bleef door wie dat was gepleegd. Was het Boudewijn? Was het Van Boven, die door Boudewijn over Ab was geïnformeerd? Dan zou voor één van hen het anti-Ab gevoel sterker moeten zijn geweest dat het anti-regime gevoel. Of was het misschien “een verkeerde” geweest die door Ab met zijn plannen in vertrouwen was genomen, zoals die jonge vrouw die Van Boven daarna had leren kennen? Mogelijk was zij nou net ook een sterke voorstander van het regime geweest.

 

IV.

Boudewijn kwam ter ore wat het lot van Ab was geworden. Kort daarvoor had hij gemerkt dat Anne met onbekende bestemming zijn studentenkamer had verlaten. Hij besloot op onderzoek uit te gaan, en het huis waar Ab had gewoond nogmaals te bezoeken. De student vermoedde dat Anne daar zou verblijven. Hij had gehoord van situaties in het verleden, dat sommige ex-concentratiekampslachtoffers niet meer ergens anders konden leven, toen de gevangenschap eenmaal was opgeheven.

 

De deur van het huis in de bossen was niet meer op slot. Boudewijn trad de woning binnen en begaf zich naar het keldergedeelte waar Anne jarenlang opgesloten had gezeten. Ook deze was niet meer afgesloten. Hij trof er, bungelend aan een touw, het levenloze lichaam van Anne aan.

 

Toen Boudewijn was bekomen van de schrik – hij wist onmiddellijk dat Anne zichzelf van het leven had beroofd - realiseerde hij zich dat afhankelijk opgegroeide mensen vaak afhankelijk willen blijven. Hij overdacht: “Onafhankelijk zijn is een kunst, een kunde, het vereist een hogere ontwikkeling, een ‘wereldwijsheid’. Onafhankelijkheid is iets dat je moet leren. Als je altijd afhankelijk bent geweest, is dat iets wat je moet afleren. Als het je lukt”. Anne was het niet gelukt. Het was duidelijk dat ze zonder haar Ab niet verder kon leven.

 

 



WELKOM IN JOUW WERELD          

 

Simon, een eind veertiger, zat aan de bar van een rustig café wat voor zich uit te staren. Een jonge vrouw, een jaar of achtentwintig, stond onverwacht achter hem, en tikte op zijn schouder. De man draaide zich om. Op vriendelijke toon begon de aantrekkelijke vrouw, die Simon niet kende, een koetjes-en-kalfjes gesprek met hem. Hij was wel ontvankelijk voor het initiatief van deze bargenote. Na enige tijd stelden de twee zich aan elkaar voor. De vrouw zei Jorien te heten.

 

Simon vertelde Jorien dat op dat moment in een naastgelegen, privé-afgehuurd deel van het grand café, een feest plaatsvond. Zijn vrouw vierde er met hun vrienden haar verjaardag. Hij was even weggevlucht, en zou er wat later wel weer terugkeren.

 

Op een vraag van Jorien of hij het geen leuk feest vond, gaf Simon aan dat hij er zich niet erg thuis voelde, en weinig aandacht van de gasten kreeg. Hij voegde er aan toe dat het er sowieso veel praten, maar niet naar elkaar luisteren was. Na enig aarzelen – de jonge vrouw kwam wel intelligent en integer op hem over - voegde Simon er aan toe dat hij zich vervreemd voelde van zijn echtgenote en de aanwezige vrienden. Ze leefden allen in een andere wereld, een eigen wereld. Het was alsof hij steeds tegen zichzelf moest zeggen: “Welkom in jouw wereld”. Want Simon zelf had altijd moeite gedaan om bij te houden waar anderen zich mee bezig hielden, en daarin interesse te tonen.

 

En ook als portretfotograaf probeerde Simon het karakter van zijn model vast te leggen, door zich in hem of haar te verdiepen. Maar niemand deed dat hij hem. De aandacht en belangstelling was altijd eenzijdig geweest. Het was alsof de anderen uit het rustige Oosten van het land kwamen, terwijl hij nooit het drukke Westen had verlaten. Of andersom. En Simon werd natuurlijk wél geacht op dit feest weer mooie foto’s te maken. Hij was tenslotte fotograaf.

 

Jorien had aandachtig naar de uitlatingen van Simon geluisterd. Ze vertelde in alles van hem geïnteresseerd te zijn, vooral in zijn foto’s. Voor Simon was het lang geleden dat hij iemand had gesproken die belangstelling in zijn werk toonde. Hij was na dat saaie gedoe in het naastgelegen vertrek wel toe aan iets positiefs. Liefst iets spannends. Simon was duidelijk gecharmeerd van Jorien. Hij was al snel overtuigd van haar betrouwbaarheid, en dacht bij het praten met haar niet aan het te maken hebben met een prostitué of zo.

 

Omdat het Simon opviel dat Jorien wel het enige over zijn werk leek te weten, vroeg hij op zeker moment of ze misschien een vriendin van zijn vrouw Linda was. Nee, dat was niet het geval. Simon liet deze onduidelijkheid daarna maar even rusten. Misschien was deze jongedame toch een bewonderaarster van hem, kende ze zijn fotowerk. Een klein wondertje zou dat zijn.

 

De bargenoten praatten verder en het klikte goed. Op voorstel van Jorien vertrokken ze na enige tijd uit het café. Ze zei thuis foto’s van Simon aan de muur te hebben hangen. Ze wilde hem deze graag laten zien. De twee liepen naar de woning van Jorien toe. Ze bleek precies tegenover het huis te wonen waar Simon en Linda een tijd hadden gewoond.

 

Binnen bleek deze jongedame een hele tentoonstelling van het werk van Simon te hebben. Ze had foto’s groot laten afdrukken, mogelijk waren deze volgens Simon van zijn website gehaald. Portretten, maar ook straatfoto’s, landschappen en stadsgezichten. Het bleken al zijn favoriete foto’s te zijn. Simon verbaasde zich over deze onverwachte kennis en belangstelling bij haar.

 

Een foto van een bank in een park had Jorien prominent en extra groot afgedrukt opgehangen. Hier zei Simon nog meer verrast over te zijn. Hij vertelde dat dit zijn meest geliefde foto was, omdat dit het bankje was waarop hij Linda had leren kennen. Simon en Linda waren het weekend daarna samen gaan fietsen, en deze ontmoeting in het park was de start van een relatie en een levensweg samen geworden.

 

Na Jorien wat meer uitleg over zijn foto’s te hebben gegeven, namen de twee plaats op haar zitbank. Jorien zette koffie. Simon wilde Jorien naar aanleiding van zijn meest geliefde foto wat meer vertellen over zijn leven, en de rol die Linda daarin speelde. Vanaf de bank had Simon uitzicht op het overbuurhuis. Hij keek tijdens zijn verhaal regelmatig die kant op, en dacht terug aan die tijd. Het leek al zo lang geleden.

 

Simon begon met aan te geven dat hij van eenvoudige komaf was. Zo werd de taalontwikkeling in zijn eerste levensjaren weinig gestimuleerd, onder andere ook door veelvuldige afwezigheid van beide hardwerkende ouders. Hij voegde eraan toe: “Sommige dingen moeten in een bepaalde periode van ons leven plaatsvinden, anders is het te laat, en kan dat niet meer worden hersteld. Dat zijn kritische periodes in het leven van de mens. Er is ook zo’n kritische periode in je studententijd. In je eerste studiejaren sluit je vriendschappen met jaargenoten, omdat je je in hetzelfde schuitje bevindt. Later kan dit niet meer worden ingehaald”.

 

Simon had deze kritische periode gemist, omdat hij om financiële redenen niet op kamers kon wonen, en ook niet lid kon worden van een gezelligheidsvereniging, maar bij zijn ouders thuis moest blijven, en ook moest werken om zijn studie te bekostigen. Hij had daardoor later moeite met het aangaan van vriendschappen. De vriendschappen die hij tijdens de studie en later opbouwde, waren niet hecht en niet talrijk.

 

Pas wat later in zijn studietijd had Simon Linda leren kennen. Op dat bankje in het park in de buurt van de Medische Faculteit. Beiden studeerden medicijnen en waren die dag tussen de middag op het bankje neergestreken om hun boterhammen op te eten. Ze raakten in gesprek. Het klikte, en spraken af het weekend daarop samen gaan fietsen.


Simon vertelde Jorien zijn ervaring met fietsen: “Fietsen alleen of fietsen samen geeft een geheel verschillende rit, ook al rij je dezelfde route. De beleving is totaal anders. En deze verschilt ook per ander waarmee je samen fietst”. En hij had toen samen met Linda een tocht gemaakt, wat een unieke Linda-ervaring opleverde.

 

De twee waren daarna een relatie aangegaan. “Net als bij het fietsen, is ook het leven dat je alleen leidt totaal anders dan het leven in een relatie, want dan zal ook de route die je in het leven aflegt verschillen”, vervolgde Simon. “Je voegt je naar elkaar, eerst tijdens het fietsen, en daarna voor het leven. Het werd mijn leven met Linda, het heeft mij gevormd tot wie ik nu ben”.

 

Linda was van goede komaf, en ze kreeg na haar afstuderen een goedbetaalde baan als medisch specialist. In de studententijd met haar had Simon hierdoor de gelegenheid gekregen om zijn studie te heroverwegen, en als beroep te kiezen voor iets dat hij leuk vond. Dat was fotografie. Zij zou genoeg geld inbrengen om samen van te leven. Het stel kon zich veroorloven dat Simon stopte met zijn studie medicijnen. Linda vond dat toen alleen maar leuk. En nog steeds. Dus zou het geen probleem zijn als Simon wat meer wisselende inkomsten zou hebben. En die had hij inderdaad, want hij bleek als fotograaf maar matig succesvol te zijn. Dit ondanks zijn inspanningen om naamsbekendheid te verwerven. Het viel hem zwaar om voor zichzelf op te komen, om met zijn werk op de voorgrond te treden, om een geschikt netwerk op te bouwen.

 

Vanwege zijn relatie met Linda kon Simon zich ook in zekere mate aansluiten bij de hechte vriendschappen die Linda tijdens de studietijd had opgebouwd, maar deze vrienden waren toch anders opgegroeid dan Simon zelf. Allen waren geboren in een gespreid bedje, en verbaal sterk, dat bleef hij wel merken. En in kunst en fotografie waren ze niet erg geïnteresseerd. Dat was hem ook wel duidelijk. Zijn werk kreeg van hen geen aandacht.

 

Nu, veel later, was volgens Simon toch verwijdering tussen Linda en hem opgetreden. Het verschil in intellectueel milieu waarin ze waren opgegroeid ging hem toch parten spelen. Het lag niet aan Linda, voor haar was er in de jaren met Simon in hun kinderloze relatie niets veranderd. Simon weet zijn probleem aan wat hem in zijn kritische periodes niet eigen was gemaakt of was overkomen. Hij was altijd nogal schuchter gebleven, en zijn verbale expressievermogen was toch minder goed. Des te beter manifesteerde hij zich in non-verbale expressie, waaronder de fotografie. Hij vroeg zich de laatste tijd nogal eens af of hij niet te afhankelijk van Linda was geworden.

 

Simon had alle tijd dat hij met Jorien had doorgebracht niet meer aan het feest gedacht. Na zijn ontboezemingen op de bank aten de twee samen. Jorien gaf aan dat het fotowerk van Simon erg goed was, en zei zich erover te verbazen dat hij zo weinig bekendheid had. Daar moest hij toch meer aan gaan doen. Simon was in haar ogen te bescheiden. Vervolgens gingen Jorien en Simon op haar voorstel op pad om nog bij hem onbekende galerieën langs te gaan. Om zijn werk te promoten. Jorien zei te weten dat hij daar nooit eerder langs was geweest.

 

Ze merkte ook op dat ze enige tijd geleden in een hobbyblad een interview met Simon over zijn fotowerk had gelezen. “Een interview dat niet tot opdrachten heeft geleid”, voegde Simon er aan toe. “Reden temeer om daar iets aan te doen”, concludeerde Jorien. Zij bleek ook over zijn portfolio te beschikken, welke meegenomen werd. Het viel Simon nog steeds niet op dat zijn nieuwe vriendin hem al langer dan vanaf hun ontmoeting in de bar leek te kennen.

 

Met de auto van Jorien reden ze onder andere naar een mooie, op het platteland gelegen galerie. Simon herkende het weggetje dat er langs liep. Op de eerste fietstocht met Linda waren ze hier nog overheen gekomen. Jorien deed na binnenkomst van de galerie enthousiast het woord. Maar deze promotie van het werk van Simon leek toch geen succes te worden, ondanks de inspanningen en charmes van Jorien. Het zou niet gaan lukken om zijn werk op korte termijn in een galerie of ergens tentoongesteld te krijgen. Van de gelegenheid maakte Simon wél gebruik om met zijn compactcamera een aantal mooie portretfoto’s van Jorien in de omgeving te maken. Ze bleek een fotogeniek model te zijn.

 

De twee bleken tot echt communicatie in staat, en samen ook alles te doen wat hij leuk vond. Simon had zo’n klik met Jorien, en voelde zich zo tot haar aangetrokken, dat een weerstand om huwelijkstrouw in stand te laten voor hem niet te handhaven was. Hij ging die nacht vreemd met haar. Simon besefte wel dat het misschien maar voor even was. Maar dan was deze korte tijd mooier en wenselijker dan een langere tijd zonder persoonlijke aandacht en erkenning.

 

Jorien en Simon besloten spontaan om de volgende dag samen op reis te gaan. Het werd een trip naar IJsland, waarvan Jorien wist dat Simon daar graag heen wilde. Toen ze IJsland voorstelde, begon Simon direct enthousiast: “Dat is geweldig om een aantal Aardse bijzonderheden te kunnen ervaren, het wonder van de leefbare planeet. Met breuklijnen, geisers, vuur, ijs. Daar kun je het beste de Aarde als unieke planeet zien, met alle systemen die via kringlopen in balans met elkaar zijn. Het is prachtig om de macht van de natuur te aanschouwen. En om de nietigheid en afhankelijkheid van de mens daarin ervaren. Op dit eiland beleef je ons leven als uitzonderlijk fenomeen. Dat zou ieder mens één keer in zijn leven daar tot zich moeten laten doordringen”.

 

Na enig overpeinzen voegde Simon er nog aan toe: “We zijn allemaal maar eenlingen, die onze instincten volgen. Je kunt geluk of pech in het leven hebben. Mijn levenslijn is vanaf een zeker moment samen met die van Linda gaan lopen. Zoiets heb je niet in de hand. Hoe het gaat, is van toeval afhankelijk. Het is niet maakbaar”.

 

Simon had meerdere malen naar Linda aangegeven dat hij dit land graag wilde bezoeken, maar zijn vrouw had daar nooit zin in gehad. Ze vond het er te koud. Nu hij dan toch dankzij Jorien op IJsland was aangekomen, maakte hij er prachtige natuurfoto’s.

 

Het begon Simon op te vallen dat Jorien veel over hem wist, en niet alleen betreffende zijn fotowerk. Informatie die Simon haar niet had gegeven. Zonder dat hij er iets over had gezegd, wist Jorien bijvoorbeeld in welk ziekenhuis Linda werkzaam was, Terugdenkend aan eerdere opmerkingen, bleek ook dat Jorien al langer op de hoogte was van zijn kritische periodes en zijn ingeslagen levensweg. Vreemd genoeg had Simon hier tot nu toe toch geen vraagtekens bij gezet. Deze kennis bij haar leek zo vanzelfsprekend, alsof het een deel van hemzelf betrof.

 

Pas na terugkomst uit IJsland besefte Simon ineens: “Jorien is zo perfect, zij moet wel de dood zijn”. Ja, alles aangaande Jorien kwam overeen met een gedroomde vrouw. Ze gaf hem wat zijn leven zin gaf, en was daarbij katalysator, inspirator. Zo’n vrouw moest wel de dood zijn, zo iemand liep niet als levend mens op deze wereld rond. Toen hij dit naar haar uitte, kreeg Simon als reactie: “Is het zo obvious?”.

 

“Ik heb net een medische check gehad, alles was oké. Waaraan overlijd ik dan?”, vroeg Simon wat verbaasd aan Jorien. “Het zal een ongeneeslijke ziekte zijn, iets met een kort verloop”, reageerde Jorien, en ze vervolgde: “Heb je zelf een voorkeur? Of wil je liever de eer aan jezelf houden? Mij maakt het niet uit, maar het lot heeft bepaald dat ik het bij jou moet laten stoppen. Het is niet anders. Ik ben meegegaan in een menselijke neiging om het geleefde leven positief af te sluiten. En omdat je vrij jong bent, heb ik je extra kwaliteitstijd gegund. Ik heb je welkom geheten in jouw wereld. Dat is best bijzonder, neem dat van mij aan”.

 

De komst van de dood kwam niet in een kritische periode, in de zin dat Simon daar qua leeftijd aan toe was. Maar onafwendbaar was het wél. Hij besefte dat hij inderdaad afscheid van het leven moest nemen, ook al was hij daar eigenlijk nog te jong voor.

 

Ondanks verdriet, ervoer Simon toch al snel een zekere berusting bij zichzelf. Hij dacht: “Na je sterven zou je in je familie en vrienden voort moeten leven, in de zin dat je daarna langzaam van deze wereld kunt vertrekken. Maar dan moet je wél familie en vrienden hebben die tijdens je leven zóveel interesse in jou en je activiteiten hebben getoond, dat dit mogelijk is. Voor een onbekende kunstenaar of fotograaf wordt dus na zijn sterven des te meer duidelijk of zijn omgeving ooit enige belangstelling in zijn werk heeft getoond. Hij was tenslotte iemand die zijn creativiteit “maakbaar had gemaakt”. Want bij zo iemand ligt een “naleven” voor het grijpen. Maar met een beetje pech is ook zijn aanwezigheid op deze Aarde met zijn laatste adem uitgeblazen. Dat was dan een doornenkroon op zijn werk!”.

 

Het levenloze lichaam van Simon werd gevonden op de plek waar zijn leven met Linda was begonnen. Daar waar hij later zijn geliefde foto van het bankje in het park had genomen. Uit eerbetoon werden op zijn uitvaart - uit de vele beelden die op de camera die in zijn zak werden aangetroffen - de foto’s getoond die hij op het feest had gemaakt.

 

 



DE GEKWELDE RECHERCHEUR             

 

Martien was schrijver van korte verhalen. Hij dacht: “Ik wil een nieuw verhaal maken, hoe doe ik dat altijd? Daar kan ik het bij het schrijven van een verhaal wel eens over hebben”.

 

De schrijver wist dat bij hem in de regel een enkel idee uitgroeide naar een compleet verhaal. Het ontstond dus in stapjes. Het was als een sneeuwbal die van een besneeuwde berg afrolt en daardoor groter wordt. Steeds kwam er iets bij. Maar dat ging vaak langzaam, de helling was niet zo stijl. Martien moest de tijd nemen.

 

Genoteerde ideeën werden na enige tijd door de schrijver geordend, verbeterd, en aangescherpt. En hij bemerkte dat waar het in zijn verhaal over ging, in de loop der tijd steeds duidelijker werd. Maar het kon zijn dat Martien ergens onderweg ondervond dat zijn idee nog niet klopte, en dat hij een zijpad moest inslaan, zodat het oorspronkelijke idee van een verhaal flink veranderde.

 

I.

In het nieuwe verhaal ging de schrijver uit van het idee dat er een man in een tuinhuis op de grond lag. Wie was deze man? Leefde hij nog, of was dat niet meer het geval? Als hij dood was, was hij dan door een misdrijf om het leven gekomen? Een rechercheur van politie trad vervolgens het tuinhuis binnen. Martien had bedacht dat hij Paul Hendriks heette. Kennelijk had iemand het alarmnummer gebeld.

 

Hendriks keek naar de man op de grond, en dacht: “Ik ben geen medicus, ik kan niet beoordelen of deze man dood is. Ik heb daarvoor niet de bevoegdheid. Ik ga uit van moord, dat is het meestal in mijn vak”. Hij belde naar het bureau en gaf aan dat er mogelijk sprake was van een plaats delict, en hij verzocht om de komst van een politiearts en een forensisch onderzoeker voor een sporenonderzoek.

 

De persoon die al dan niet dood was, was een onbekende voor de rechercheur. Natuurlijk was hij dat, Paul kwam hier voor het eerst. Mogelijk was de man de eigenaar van het huis waar het tuinhuis bij hoorde. Vooruitlopend op de komst van de telefonisch opgetrommelde politiemedewerkers, zag de rechercheur de tuinman als eerste verdachte. Dat lag voor de hand bij een delict in een tuinhuis. Hendriks besloot deze man te gaan ondervragen. Hij hoefde niet lang te zoeken, de tuinman was aan het werk in de tuin.

 

“Goedemiddag, mijn naam is Hendriks, rechercheur van politie”, zei hij tegen de tuinman, die rozen aan het snoeien was. “U bent alhier de tuinman, zie ik. Ik kom zojuist uit het tuinhuis, u wel bekend. Had u de politie gebeld?”.

 

“Nee, ik heb de politie niet gebeld. Is er iets mis?”, was de reactie van de tuinman.

 

“Er ligt binnen een man op de grond. Was u daarvan op de hoogte?”, vervolgde Paul.

 

“Nee, een uur geleden heb ik nog een bezoek aan het tuinhuis gebracht. Er lag nog niemand op de grond”.

 

“Loopt u even mee”. De twee liepen richting tuinhuis.

 

Hendriks opende na aankomst de deur. “Kent u deze man? Is het misschien uw werkgever?”.

 

De schrijver kwam op dat moment tussen beiden. Hij verontschuldigde zich. Martien was toch niet tevreden met dit idee. Zo werd het geen origineel verhaal, maar meer een dertien in een dozijn aflevering van een politieserie. Dat was niet zijn bedoeling.

 

Martien overdacht: “Als ik aan het schrijven ben, zie ik de gaten in mijn verhaal, merk ik dat er nog veel ontbreekt. Maar waar haal ik een verrassend verloop vandaan? Laat je fantasie spreken, man! Kán ik nog wel een verhaal schrijven? Hoe is het mij die vorige keren toch wél gelukt? Ik moet origineel zijn, maar dan wordt het meteen moeilijk”.

 

Als schrijver was Martien geheel vrij om zijn wereld te scheppen. Maar dat was ook juist wel eens een nadeel. Hoe was hij op dat stomme idee gekomen om zo’n saaie situatie als uitgangspunt te nemen? De schrijver wachtte op een beetje aanvullende inspiratie. Maar er waren voor Martien domweg te veel mogelijkheden in het verdere verloop van een verhaal. Hij had een geheel eigen wereld te creëren.

 

In een nu door hemzelf verklapte allegorie voor de mate waarop een verhaal bij hem steeds vorderde en uitdijde, werd het terrein waarop zijn verhaal zich dit keer afspeelde letterlijk groter, en doken er meer mogelijkheden op om de status van de man op de grond, en de afloop van het betreffende verhaal te beschrijven. De schrijver besefte dat een groter opgezette activiteit en een uitbreiding van het gebied hem een andere blik op de zaak gaven. Dat zou de ontwikkeling van zijn verhaal ten goede kunnen komen. Maar het moest nog steeds om een mogelijke moordzaak gaan.

 

II.

De schrijver besloot dus het verhaal af te breken en een andere weg in te slaan. Martien bedacht dat de man in het tuinhuis zou blijven liggen, maar dat in de tuin van het landgoed met bijbehorend herenhuis op dat moment een door deelnemers aan de veiligheidsketen georganiseerde rampenoefening aan de gang was. Het ging om een gefingeerde bomaanslag of droneaanval, welke net in de tuin was gepleegd, tijdens een receptie van hooggeplaatste politici, die in het landhuis een vergadering hadden bijgewoond. Er waren vele “doden en gewonden” te betreuren. Deze werden gespeeld door met nepverwondingen versierde Lotusvrijwilligers, die ten behoeve van dit soort oefeningen soms luid kermend slachtoffers naspelen.

 


De rechercheur kreeg deze wisseling in het verhaal van de schrijver te horen. En ook dat hij opnieuw moest komen opdraven om de zaak te beoordelen. Mogelijk zou het nu gaan om een Lotusvrijwilliger, dus wellicht was de man niet echt dood. Maar voor een dader kon dit natuurlijk ook een ideaal moment zijn om onopvallend een onwelgevallig iemand om zeep te helpen.

 

Hendriks trad opnieuw het tuinhuis binnen, en dacht: “Al dat bloed en die wonden bij deze man geven wel te denken. Het kan van de grime komen. Dat kan ik niet beoordelen. Ik ben geen grimeur. Ik ga uit van moord, dat is het bij mij meestal”.

 

De door de schrijver aangebrachte verandering betekende ook een mogelijk andere dader. Hendriks had op het punt gestaan om de tuinman in de boeien te slaan, maar deze was inmiddels in geen velden of wegen meer te bekennen. Paul begreep dat hij zijn pijlen beter op een andere verdachte kon richten. Hij ergerde zich er echter aan dat de schrijver hem de nieuwe bestemming van het tuinhuis in het verhaal niet had doorgegeven. Was het tijdelijk in gebruik als commandopost bij de oefenleiding, of misschien als opslagplaats voor de catering? Duidelijkheid hierover zou de identificatie van het vermeende slachtoffer kunnen vergemakkelijken. Het verhaal tot dan toe was in de ogen van de rechercheur daarom maar een rommeltje. Martien had het beter eenvoudig en overzichtelijk kunnen houden: een lijk in een tuinhuis, met een tuinman als verdachte.

 

Hendriks kwam op het idee om dan maar één van de obers bij de receptie aan de tand te voelen. Deze maakte op hem een verdachte indruk, doordat de betreffende man de rechercheur een paar keer nogal indringend had aangekeken. De ober had de persoon in het tuinhuis vast net een onaangename verrassing geserveerd! Paul stapte resoluut op de ober af.

 

Maar voordat Hendriks bij deze man was aangekomen, was Martien alweer tussen beiden gekomen. De schrijver zag zijn verhaal weer niet voor zich. Zijn sneeuwbal was als het ware ergens op de helling blijven steken. Het werd toch te veel weer een verhaal over geweld, ook al was het maar een rampenbestrijdingsoefening. Hij wilde nogmaals een verbreding aanbrengen, en daarmee zijn verhaal aanpassen. Er moesten nog meer mensen bij het geheel worden betrokken. Het gebied moest een heel dorp omvatten.

 

III.

Het verhaal ging nu over een filmopname van de jaarlijkse historische optocht en van oude spelen als notenschieten en steenwerpen in het plattelandsdorp. Verder werd er ringsteken te paard voor volwassenen gehouden, en waren er zeepkistraces voor de kids. Dit zag er allemaal een stuk gezelliger uit, en er was voor elk wat wils. De filmploeg was eerder op de dag in het dorp zelf met opnames bezig geweest, en was later naar het landgoed gekomen, dat deze dag met verdere feestelijkheden voor het publiek was opengesteld.

 

De schrijver bepaalde dat het verhaal zou beginnen op het moment dat de regisseur van de film het tuinhuis van het landgoed binnenliep. Het tuinhuis, waar nog steeds een onbekende man op de grond lag. Mogelijk was het de bedoeling van de regisseur om een acteur vóór te doen hoe deze een bij het ringsteken verongelukte man moest spelen.

 

“Die schrijver weet niet van ophouden. Hoe komt hij hier nou weer op?”, riep Hendriks uit, toen hij andermaal door Martien over deze verandering werd ingelicht, en vernam dat hij nogmaals moest langskomen. Paul had er flink “de p in”. “Weer een nieuwe verdachte verhoren! Die verdachte ober kan ik wel weer vergeten. Ik sla hier een modderfiguur!”, vervolgde hij boos.

 

Hendriks opende met een ruk de deur en kwam het tuinhuis weer binnen. De nieuwe opzet gehoord hebbende, bedacht Paul dat het kennelijke slachtoffer wel eens een filmacteur zou kunnen zijn. Als deze voor dode man moest spelen, was hij mogelijk nog in leven. Maar het was ook een ideale gelegenheid voor een acteur om van een vervelende collega af te komen. Dus wellicht was de man toch overleden en vermoord.

 

“Weer geen communicatie over de tijdelijke functie van het tuinhuis in het verhaal”, verzuchtte de rechercheur, “Is deze ruimte nu misschien in gebruik als regiekamer of voor de visagie? Ik weet het niet”. Toen Hendriks het tuinhuis binnenkwam, waren er geen andere personen naast de man op de grond aanwezig. Hij was wél ter ore gekomen dat de regisseur als laatste in het tuinhuis was geweest, en hij wist ook dat in een film nou eenmaal nooit iets voor niets gebeurt. Dus ging Paul deze man maar als eerste ondervragen.

 

IV.

Het vermeende slachtoffer lag nu al een flinke tijd doodstil in het tuinhuis. Was het nog te verkopen dat deze man nog in leven was? Hoe had de schrijver de rechercheur zo op de proef kunnen stellen! Martien begreep dat er nu snel duidelijkheid in het verhaal moest komen, en besloot uiteindelijk dat de betreffende film toch maar een aflevering van een politieserie moest zijn. Hij zag geen originelere creatie van zijn verhaal voor zich, en begreep dat hij deze populaire formule niet kon negeren. De aflevering waar het om ging, draaide dus om een feestelijke dag in het plattelandsdorp. De omvang van dit dorp met omgeving was wel groot genoeg voor dit verhaal.

 

Gelukkig gaf de schrijver ook maar meteen aan dat de acteur die in deze serie voor politiearts speelde, al snel na Hendriks het tuinhuis binnenkwam, en constateerde dat de man echt dood was. En ook dat het bloed en de verwondingen echt waren.

 

“Hè hè, eindelijk”, zei de acteur die voor rechercheur Hendriks speelde, want de schrijver had hem inmiddels ook tot acteur gemaakt, “Ik kan nu echt aan het werk!”. Hij was blij nu zelf ook acteur te zijn. Dat gaf meer afstand tot het werk, minder stress. Maar ook het slachtoffer - want zo kon deze man nu eindelijk worden betiteld - bleek nu een speler te zijn. Want Hendriks herkende hem als mede-acteur. De identificatie was dus een makkie. Ze hadden al in meer stukken samen gespeeld. “Een fijne collega, dat acteert ook prettig. Jammer dat hij dood is”, merkte Hendriks opgelucht op.

 

Zijn voornemen om de regisseur te ondervragen liet Paul maar varen. Maar welke acteur moest hij nu als verdachte gaan bestempelen? Wetende dat het allemaal spelers waren – want ook de feestende dorpsbewoners vervulden deze rol - maakte het hem allemaal niet meer zo uit. De regisseur zou het wel in het scenario opzoeken, en de juiste verdachte voor hem aanwijzen.

 

Martien wist dat onverwachte omstandigheden altijd een rol in politieseries spelen. Hij bepaalde daarom dat na lang onderzoek de tuinman toch de dader zou blijken te zijn, omdat het slachtoffer zijn perken had vertrapt. De aandachtige lezer was het misschien opgevallen dat deze man door de wisseling in het verhaal op de vlucht kon slaan. Zijn intuïtie had de rechercheur dan toch niet in de steek gelaten! En, om nog even een open eindje in het verhaal op te heffen, deze tuinman had na zijn impulsieve daad zelf het alarmnummer gebeld. Wat hij later bij Hendriks weer had ontkend.

 

Naast een opgeloste moord per aflevering, heeft een politieserie ook altijd één of meer doorlopende verhaallijnen. Bij Hendriks was dit de echtscheiding van zijn vrouw, die ook bij de recherche werkte. De schrijver laste daarom naderhand nog een aantal hiermee verband houdende spelmomenten in zijn verhaal in. Dat verrijkte het geheel aanzienlijk. De sneeuwbal was dus nog even verder gerold.

 

Martien had het Hendriks niet makkelijk gemaakt. Het was toch een moeilijk vak dat hij uitoefende, ook al wist Paul nu dat er sprake was van een echte dode, van iemand die was vermoord. En het betrof een aflevering uit een politieserie. Bij de nabespreking met de schrijver vernam Hendriks nog dat de schrijver tussentijds de titel van het verhaal had moeten veranderen van: “De moord in het moordspel” naar: “De gekwelde rechercheur”. Paul vond dit inderdaad zelf ook de lading beter dekken.

 

Verder kon de rechercheur er wel vrede mee hebben dat hij was gebruikt om de al vanaf het begin verklapte allegorie van het zich geleidelijk bij de schrijver opstapelen van ideeën voor een verhaal te verbeelden. Als hij maar niet als personificatie had gediend voor iets als een writersblock, angst voor gebrek aan creativiteit, of zo. Daar had hij zich niet voor willen lenen!

 

Het verhaal van de schrijver had zich tot dit resultaat ontwikkeld. Het was een echt kort verhaal geworden. Of niet, dit keer? Hij bedacht naderhand dat het toch wel een erg onsamenhangend geheel was geworden, en realiseerde zich dat een verhaal bij hem soms een soort Escherpuzzel werd. Moest Martien er hierna als auteur maar eens een punt achter zetten? Was het nu niet mooi genoeg geweest?

 

Iedere keer nadat de schrijver een kort verhaal had geproduceerd, had hij gedacht dat het wel zijn laatste was geweest. Dat zou nu echt wel eens zo kunnen zijn. Misschien was zijn schrijverschap met dit moordverhaal nu ook wel om het leven gekomen, had hij zichzelf als auteur vermoord. Maar had de op de grond liggende acteur in dit verhaal nu voor dode gespeeld of was de man echt vermoord? Hiermee had Martien toch nog even een open einde voor zijn verhaal te pakken!



ONTSPOORD        

 

I.

Wessel, een alleenstaande man van 55 jaar oud, voelde zich al een tijd niet lekker in zijn vel zitten. Hij was somber, had het idee de liefde van zijn leven te hebben misgelopen. Dit terwijl hij in het verleden diverse contacten met interessante vrouwelijke leeftijdsgenoten had gehad. Hij dacht nog regelmatig terug aan een paar van die contacten, die tot een relatie hadden kunnen leiden. Had hij in het verleden anders moeten handelen? Had hij verkeerde beslissingen genomen? Hij dacht steeds vaker van wél.

 

Wessel besloot bij zijn coach langs te gaan, en hij legde zijn gevoelens en gedachtegang aan haar voor. De coach bezinde zich even goed, en schoof een jaargang uit zijn leven. Het moest zo’n dertig jaar geleden zijn geweest. Als in een soort droom zag Wessel een gebeurtenis voor zich.

 

Wessel constateerde dat hij een date had met Sabine, die hij kende van zijn werk. Op hetzelfde moment bleek hij een afspraak te hebben gemaakt met studievriendin Jennifer, die hij al langer regelmatig zag, en in wie hij altijd grote interesse had gehad. Maar zij had met hem kennelijk nooit de stap naar een relatie willen doen, wat Wessel wel aanvoelde. Ook hij had geen toenadering naar haar durven maken.

 

Wessel werd bij die dubbele afspraak vreemd genoeg vergezeld door zijn studievriend Frits, die Jennifer ook kende. Toen deze jongedame aan kwam lopen, moest Wessel iets verzinnen op de dubbele afspraak. Maar hij had nog even tijd, want Jennifer ging eerst ergens koffie halen. Vriend Frits holde meteen achter haar aan. Zo rap ter been was deze vriend nu al lang niet meer. Wessel was niet bang dat Frits Jennifer zou versieren, want hij wist dat ze hem niet zag staan. Maar had Wessel ook met Sabine daar afgesproken? Dat was niet helemaal duidelijk.

 

Wessel vroeg zich bij het zien van deze beelden af of Jennifer daarna nog met koffie was teruggekomen. En dan samen met Frits? Was ook Sabine nog op die plek gearriveerd? Of hadden ze op hetzelfde tijdstip elders afgesproken? Hij wist het niet meer, maar in zijn herinnering was het niet tot een confrontatie tussen de twee jongedames gekomen.

 

Dat laatste klopte, want even later bemerkte Wessel dat hij kort na het gebeuren het volgende van Jennifer hoorde. Zij was die dag op weg naar de koffiezaak lastiggevallen door vriend Frits. Deze had zich bij haar slecht gedragen. Frits had zich aan haar opgedrongen en haar meegetrokken, waardoor ze haar ontmoeting met Wessel was misgelopen. Jennifer had zich afgevraagd waarom Wessel niet achter zijn vriend Frits aan was gekomen. Dan was dit niet gebeurd. Dat nam ze hem toch wel een beetje kwalijk. Verder snapte ze niet dat Wessel met deze vriend omging. Wessel had daarna naar haar aangegeven de vriendschap met hem te zullen verbreken. Maar dat had Wessel niet echt gedaan, hij ging ook nu nog steeds met Frits om. Hij sprak echter in haar bijzijn nooit meer over deze vriend.

 

De coach duwde deze jaargang weer terug. Dit was de situatie die volgens haar relevant was voor de labiele geestesgesteldheid van haar cliënt. Maar er was nog een naastgelegen lade in zijn herinnering die mogelijk een rol in de problematiek speelde. Ze haalde deze naar voren. Wessel zag dat hij, ook dertig jaar geleden, kort na de voorgaande situatie, nog een hem onwelgevallige situatie had meegemaakt. Er deed zich in een bioscoop het volgende voor.

 

Het was zaterdagavond en Wessel zat met Jennifer in het midden van de zaal te wachten tot de voorstelling zou beginnen. Er kwamen nog mensen binnen. Plotseling zag Wessel Sabine aanlopen. Ze was op weg meer voorin de zaal te gaan zitten. Van schrik lette hij er niet op of ze samen met anderen was. Wessel probeerde weg te duiken, zonder dat Jennifer dit zou opmerken. Sabine mocht hem absoluut niet zien. Wessel ging er daarbij van uit dat ze hem nog niet had opgemerkt. Hij ging met beiden om, zonder dit naar hen kenbaar te maken. De confrontatie met een andere vrouw zou desastreus kunnen zijn voor beide contacten.

 

De film begon. Maar hoe moest dat straks na het einde van de film, als de lichten weer aan gingen? Wessel kon zich de hele voorstelling niet op de film concentreren. Hij dacht maar na over hoe Sabine straks te ontlopen. Hij kon niets anders bedenken dan na afloop zo lang mogelijk te blijven zitten. Hij zou aan Jennifer duidelijk maken dat hij de hele aftiteling wilde zien, en de film ook nog even goed wilde verwerken. Dit in de hoop dat Sabine snel de zaal zou verlaten. En kon hij bij haar vertrek uit de zaal voldoende voor deze vrouw wegduiken? Zou ze niet even zijn kant op kijken?

 

Toen de voorstelling eindelijk was afgelopen, schoot het vertrek uit de zaal van Sabine niet erg op. Maar op zeker moment was ze volgens Wessel wel weg. Hij kon Jennifer niet langer laten wachten, en durfde niet te kijken waar Sabine zich bevond. Mogelijk was deze vriendin met anderen nog wat blijven drinken in de lounge van de bioscoop. Kon hij daar ongezien passeren? Wessel zou met Jennifer wel ergens anders wat gaan drinken, en hij verliet snel met haar de bioscoop, in de hoop dat Sabine hem niet had gezien. Helemaal zeker was hij daar niet van. Mocht ze er later over beginnen, dan zou hij kunnen beweren haar niet te hebben opgemerkt.

 

De coach duwde ook deze tweede lade terug in de herinnering. Ze wist het nu zeker: “Je bent een spoor bijster”. Het probleem zat hem volgens haar niet in het dubbel daten, maar in het verliezen van het spoor van één van hen. Ze adviseerde Wessel om gebruik te maken van Youth-matching, omdat zijn onvrede via deze weg weggewerkt zou kunnen worden.

 

Wessel en Jennifer waren elkaar door drukke werkzaamheden later toch uit het oog verloren. Nog veel later had hij weer contact met zijn studievriendin gezocht, en zagen zij elkaar weer incidenteel. Maar dit bleek onlangs toch zo eenzijdig dat Wessel besloot haar maar niet meer te berichten. En Sabine had Wessel na deze twee gebeurtenissen niet meer buiten het werk gezien. Ze hadden maar incidenteel contact, en spraken niet meer over privézaken. En nadat Sabine ander werk was gaan doen, had hij tot voor kort nooit meer aan haar gedacht.

 

Het contact met Jennifer was dus na deze “incidenten” een tijd voortgegaan, maar niets relationeels geworden. Wessel was benieuwd hoe het gegaan zou zijn als hij in de twee situaties voor een treffen met Sabine had gekozen. Ook al zou dat schadelijk voor het contact met Jennifer zijn geweest. Wessel vond Sabine toch eigenlijk wel erg aantrekkelijk, en hij had de laatste tijd spijt dat hij toentertijd niet had getracht met haar een relatie aan te gaan.

 

Na het advies van zijn coach, ging Wessel op zijn computer naar de aanbevolen Youth-matching. Op deze site werd de mogelijkheid geboden om terug te gaan naar een jongere leeftijd van jezelf. Je kon kiezen hoe ver je terug in de tijd wilde gaan. Hoe verder terug, hoe duurder het was. Verder was de prijs ook afhankelijk van hoe lang je in die tijdsperiode zou verblijven.

 

Wessel wilde vanwege zijn onvrede en nieuwsgierigheid van deze dienst gebruikmaken. Hij wilde de loop van zijn geschiedenis kunnen wijzigen, zo mogelijk met Sabine verder gaan in het leven. Wessel wilde haar spoor in actieve zin volgen, en ging aan de slag.

 

II.

Thijs kreeg van zijn vriend Wessel een appje: “Hallo Thijs, toen ik vorige week maandag bij je was, maakten we een halve afspraak om weer eens ergens iets te gaan drinken. Zullen we er een hele afspraak van maken? Wat zeg je van komende zaterdag? Dan kan ik je ook een probleempje voorleggen dat alleen jij kunt oplossen”.

 

Thijs appte terug: “Dat lijkt me leuk, Wessel. Ik neem aan dat je iets voor je computer bedoelt? Moeten we daarvoor niet bij je thuis zijn?”.

 

Wessel: “Hoewel het met de pc lang niet altijd soepeltjes verloopt, is dát het probleempje niet. We kunnen dus buitenshuis afspreken. Dat leuke zaakje naast het park? Schikt jou zaterdag, rond 16.00 uur?”.

 

Thijs begon te piekeren waarin hij een exclusieve probleemoplosser voor Wessel zou kunnen zijn, als het niet om de computer ging. Hij dacht: “We kennen elkaar nu zo’n tien jaar, heb ik bij hem iets verkeerds gedaan of gezegd? Zijn er verwachtingen niet uitgekomen? Ik weet het niet. Verlos me, Wessel!”.

 

Wessel appte daarna: “Voordat we elkaar zien, heb ik een wat raar verzoekje. Zou jij op Youth-matching kunnen kijken of je de websitebeheerder een bericht kan zenden? Ik kan dat niet meer”.

 

Thijs wist dat de onduidelijkheid voorbij was. Uit het appverkeer met zijn vriend werd duidelijk dat het om Youth-matching ging. Wessel wist dat hij eerder voor een ander tijdvak en in een andere situatie actief met deze dienst bezig was geweest. Hij moest Wessel daarbij dus helpen.

 

Thijs dacht: “Wessel weet niet hoe deze dienst werkt, of hij heeft zich hiervoor opgegeven, maar er is daarna iets fout gegaan. Zijn gewenste spoor terug is hierdoor tegengehouden. Hij kan de beheerder kennelijk niet bereiken. Ik begrijp niet waarom, het is toch een commerciële aangelegenheid? Tenzij Wessel de waarheid wat verdraait, en het anders in elkaar zit. Wat heeft er zich afgespeeld?”. Thijs durfde er niet naar te vragen, maar hij appte Wessel wél dat hij had gemerkt zo niet in contact met de beheerder te kunnen komen.

 

Toen de twee elkaar in hun favoriete zaakje ontmoetten, begreep Thijs dat de bedoeling was dat hij weer een basisabonnement zou nemen. Thijs zou daarna de websitebeheerder wel kunnen berichten. Wessel zou de helft van de kosten van het basisabonnement dragen. Thijs zei direct dat het oké was, hij zou Wessel helpen. Maar hij zou zelf wel betalen, deze kosten waren te overzien. Thijs kreeg van Wessel instructie hoe hij de websitebeheerder moest benaderen.

 

Na thuiskomst concipieerde Thijs op zijn computer alvast een bericht aan de websitebeheerder. Deze moest maar niet te vreemd opkijken om een boodschap betreffende Wessel van een andere man te krijgen. Thijs zou het uitleggen, en verzoeken om contact met Wessel mogelijk te maken, zodat zijn vriend hem een bericht kon sturen.

 

Er was na het aangaan van het basisabonnement door Thijs echter toch een probleem. Toen hij zijn bericht aan de beheerder wilde zenden, kreeg hij de mededeling dat alleen over een eigen contract een bericht aan de websitebeheerder kon worden gezonden. Het plannetje ging dus niet door!

 

“Dat hadden we eigenlijk wel kunnen weten”, verzuchtte Thijs. Toen hij dit aan zijn vriend doorappte, voelde Wessel zich schuldig dat hij Thijs op kosten had gejaagd, en drong er op aan dan maar zelf ook nog eens terug te gaan in de tijd, om zo iets uit zijn basisabonnement te halen. Want een dergelijk abonnement gaf hem nu die mogelijkheid. Hij zou een contract voor een bezoek aan een eerdere leeftijdsfase kunnen aangaan.

 

Thijs ging hier uiteindelijk toe over, hoewel hij er niet veel zin in had. Dit leidde tot een interessante teruggang in de tijd van twintig jaar.

 

Naderhand hoorde Thijs dat Wessel via een ander e-mailadres een nieuw basisabonnement bij Youth-matching had genomen, en de websitebeheerder zo toch had kunnen bereiken. Wessel had bij deze persoon zijn excuses aangeboden. De websitebeheerder had hem gedeblokkeerd, en het contract kon worden aangegaan.

 

Thijs vroeg Wessel nog waarom de beheerder hem had geblokkeerd. Dat had ermee te maken dat Wessel de kosten van het contract te hoog had gevonden, en hij had geprobeerd om af te dingen. De websitebeheerder wilde hier niet in meegaan, en er was een beetje ruzie ontstaan. Later had Wessel toch spijt gekregen, en wilde hij wel met het bedrag akkoord gaan.

 

Wessel zei nogmaals dat hij het jammer vond dat hij Thijs onnodig werk had laten doen en kosten had laten maken, en was erg benieuwd naar de “youthdate” die Thijs inmiddels op het oog had. Maar die moest op dat moment nog plaatsvinden.

 

III.

Wessel maakte dus gebruik van Youth-matching. Het lukte hem dertig jaar terug te gaan in de tijd, de periode die zijn coach had aangegeven. Tot zijn verbazing ontdekte hij al snel dat Sabine toen ook met zijn latere vriend Thijs contact had, en daar na enige tijd zelfs een relatie mee kreeg. Wessel was erg teleurgesteld, en veroordeelde Sabine daarvoor. Zij had hem toen nooit verteld ook met een andere man te daten. Wessel was nu ook niet meer benieuwd hoe het haar verder was vergaan, welk spoor zij had gevolgd.

 

Maar het viel hem bij zijn reis terug in de tijd tevens op dat hij geen verandering in het verloop der dingen kon aanbrengen, en ook dat de Thijs van toen hem niet kon zien. Wessel was als een soort onzichtbare toeschouwer teruggegaan in de tijd.

 

Wessel hoorde Sabine iets later tijdens zijn reis tegen haar vriendinnen het één en ander over hem zeggen: “Die eerste keer kan het een misverstand zijn geweest dat Wessel en ik elkaar niet hebben ontmoet. Het gebouw was groot, en onze afspraak was wat onduidelijk. Wessel werd ook gestoord doordat hij een vriend tegenkwam. Frits heette hij. Ik gun Wessel bij het misgaan van deze date het voordeel van de twijfel”.

 

Sabine ging verder: “Maar kort daarna was er wel wat vreemds, toen wij met elkaar naar de bioscoop gingen. Ik weet zeker dat ik Wessel daar met een andere vrouw samen heb gezien. Hij moet mij toch ook opgemerkt hebben, dat kan niet anders! Ik denk dat hij mij probeerde te ontwijken, vanwege die andere vrouw. Om deze reden heb ik besloten om het contact met Wessel te verbreken. Ik vertrouw hem niet meer”.

 

Kort daarna was de Youth-matchingstijd voor Wessel op, en keerde hij terug naar de huidige tijd. Hij nam het Thijs na de reis terug kwalijk dat deze vriend de beperkingen van Youth-matching niet aan hem had doorgegeven. Thijs moest hebben geweten dat degene die terugging in de tijd, het slechts als een soort onzichtbare dubbel kon meebeleven. Daar had hij andere verwachtingen van gehad, hoewel hijzelf ook de reiscondities op de site van Youth-matching had kunnen lezen. Hij had niet de gelegenheid gehad om Sabine voor zich te winnen. Maar kon hij Thijs kwalijk nemen dat hij een relatie met Sabine was aangegaan? De twee kenden elkaar toen nog niet.

 

In de periode dat Wessel en Thijs vrienden waren, had Thijs het bij Wessel nooit over zijn relatie met Sabine gehad. Hij besloot Thijs maar niet te vertellen wiens spoor hij had willen beïnvloeden, en wie hij daarbij was tegengekomen. Dit hield hij daarna vol.

 

IV.

Zoals eerder vermeld, maakte ook Thijs gebruik van deze dienst. Hij was op zijn beurt, op een reis twintig jaar terug in de tijd, ook benieuwd naar Sabine. Maar dan dus tien jaar later dan Wessel. Zijn relatie met Sabine was enige tijd daarvóór op de klippen gelopen, en Thijs wilde zien hoe het haar daarna was vergaan, welk spoor zij daarna had gevolgd. Hij had met zijn ex-vriendin al die tijd geen contact meer gehad.

 

Toen Thijs terugging in de tijd, zag hij een zieke vrouw. Hij constateerde dat Sabine in het ziekenhuis werd bestraald, ze had uitgezaaide borstkanker. Niet veel later moest ze haar strijd opgeven. Sabine stierf. Thijs vermoedde dat ze de fatale afloop van haar ziekte al kende toen de twee nog een relatie hadden, en dat ze niet had gewild dat hij haar in die toestand had gezien, dat ze hem niet had willen belasten met wat haar allemaal boven het hoofd hing. Ellendige aangelegenheden als zware behandelingen, hulpbehoevendheid.

 

Ook voor Thijs zat de tijd terug met deze dienst er op. Hij kende nu het trieste einde van Sabine. Voor Thijs brak een moeilijke periode aan. Hij was erg verdrietig en somber. Gelukkig wist hij een goede coach, en hij besloot voor psychische ondersteuning bij deze vrouw langs te gaan.

 

V.

Wessel en Thijs hadden beiden een kwijtgeraakt spoor weer gevonden. De onvrede die Wessel voorafgaande hieraan had ervaren, was afgenomen. Voor Thijs had zijn nieuwe ervaring met Youth-matching juist een vervelende tijd ingeluid. Maar hadden zij dit spoor eigenlijk wel willen volgen? Ze beseften naderhand dat je sporen soms maar beter kan kwijtraken. Meestal lopen deze niet zomaar dood! En er blijven ook altijd sporen verborgen.

 

Niet veel later kreeg Wessel een appje van Thijs: “Zullen we weer eens iets afspreken? Ik heb wel enige behoefte aan wat afleiding. Ons bekende zaakje naast het park?”.

 



HERFST                 

 

De wind blaast alle blaadjes van de bomen,

kopjeduikelend dalen ze tot natte matrasjes op Aarde.

 

Ongewild uit hun rustige schaduw gerukt,

slaan uitgeklede takken uit kwaadheid hard om zich heen.

 

Op de vochtige straat haasten mensen zich tapdansend

over bladerbedjes naar aangenamer plaatsen.

 

Als de wind heeft opgeruimd en is gaan liggen,

staan kale kruinen te rillen in hun klamme top.

 

In doorzichtige staat krimpen geraamten schaamtevol ineen,

bloot tonen zij zich aan een belangstellende wereld.

 

Vanuit ooghoeken worden bomen beschroomd aangekeken,

steelse blikken van passanten vallen hen ten deel.

 

 

 


FACSIMILE   

 

Scenarioschrijver Derk Driehuis was een getrouwd man van rond de vijftig jaar oud. Hij had een nieuw toneelstuk geschreven, dat hij ook als regisseur, samen met het gezelschap waar hij voor werkte, op de planken zette.

 

Het stuk draaide om een driehoeksverhouding. Een jaloerse minnaar bracht daarin de echtgenoot van zijn geliefde op angstaanjagende wijze om het leven. De moordenaar was op het moment dat hij zijn fatale daad verrichtte geheel in het zwart gekleed, en had als camouflage een latex kattenkop op het hoofd. Verder beschikte hij zogenaamd over een dodelijke stalen kattenklauw, die was bevestigd aan zijn arm. Zo had de moordenaar de eigenschappen van een grote wilde kat of katachtig wild dier. Op toneel was dit natuurlijk een ongevaarlijke versie.

 

Wat het toneelgezelschap en het publiek niet wisten, was dat de eigenlijke bedoeling van Driehuis, vanaf het allereerste begin, was om de acteur die in het stuk voor de dader speelde, Jan Groot, voor een door Driehuis beoogde echte moord te laten opdraaien. Het slachtoffer in het toneelstuk werd gespeeld door de acteur André Tinbergen, die later echt om het leven zou worden gebracht. Driehuis had de kenmerken van de daadwerkelijke moord in het toneelstuk verwerkt, en had het stuk, zoals gezegd, speciaal rond dit voornemen geschreven.

 

Derk Driehuis wilde graag af van André Tinbergen, een man van rond de veertig jaar oud, omdat hij al enige tijd door deze acteur werd gechanteerd. Tinbergen wist en had bewijs dat Driehuis vreemd ging met een veel jongere actrice. Tinbergen dreigde de echtgenote van Driehuis en de media daarvan op de hoogte te stellen. De man eiste regelmatig geldbedragen van Derk, welke ook werden verkregen. Ook had André zijn rol in dit stuk er aan te danken, Driehuis zou hem anders nooit hebben gecast. Deze chantage was voor Derk reden om het plan op te vatten om André Tinbergen uit de weg te ruimen.

 

Driehuis had er lang over nagedacht hoe hij een ander de beoogde moord op Tinbergen in de schoenen kon schuiven. Hij was op het idee gekomen van het schrijven van een stuk met een kattencamouflage, omdat de acteur Jan Groot, een alleenstaande man van veertig jaar oud, een groot kattenliefhebber was. Hij zou deze acteur verdacht kunnen maken, door hem in zijn toneelstuk voor de rol van moordenaar te casten.

 

Verder was het bekend dat Groot homo was, en al een tijd verliefd op medeacteur Tinbergen, zelf ook homo. Maar die had hem echter al eerder afgewezen. Daar had Jan veel moeite mee. Dat was eigenlijk bij ieder wel bekend in het toneelgezelschap. Deze combinatie van feiten leek Driehuis ideaal om zijn plan uit te voeren. Hij had geen hekel aan Groot, maar echt vrienden waren de twee nou ook weer niet. Derk Driehuis voelde zich niet bezwaard deze acteur onverdiend in grote problemen te brengen. Hij had bedacht om de echte moord pas te plegen als er al een paar voorstellingen van zijn stuk waren uitgevoerd.

 

Na enige opvoeringen werd André Tinbergen, het slachtoffer in het toneelstuk, daadwerkelijk na afloop van een voorstelling vermoord. Een rechercheur van politie, Van Dam, werd belast met het onderzoek. Had Derk de moord volgens plan uitgevoerd? Zou de verdenking daarbij in de ogen van rechercheur Van Dam ook, volgens de opzet van de regisseur, naar Jan Groot wijzen?

 

Van Dam ging aan het werk. De kattenvermomming van de echte moord werd door de politie in de buurt van het theater gevonden, en was daar kennelijk door de dader na afloop gedumpt. Uit het onderzoek van Van Dam bleek verder het volgende. De moordenaar moest – vreemd genoeg overeenkomstig het toneelstuk - geheel in het zwart gekleed zijn geweest, en zou ter camouflage een latex kattenkop op het hoofd hebben gehad. Verder moest deze nu een echte stalen kattenklauw aan de arm hebben aangebracht, waardoor er sprake was geweest van een dodelijk wapen.

 

Van Dam zou als mogelijke verdachte natuurlijk direct aan Jan Groot denken, de moordenaar in het toneelstuk. Dat lag voor de hand. Het plegen van een moord naar voorbeeld ging in deze situatie echter wel wat verder dan een “geïnspireerd zijn door”. Het was een bijna één op één nabootsing. Van Dam bedacht dat acteurs ook gewend waren om in de huid van een ander te kruipen, wat hier kon hebben meegespeeld.

 

Daar kwam bij dat hem uit het verhoor van Derk Driehuis het één en ander was gebleken. Driehuis benadrukte de passie die Jan Groot voor katten had, en hij maakte Van Dam attent op de afwijzing van Jan Groot door André Tinbergen. Dit alles maakte Groot in de ogen van Van Dam zeker een verdachte. Misschien was er bij Jan duidelijk een gebrek aan originaliteit aanwezig. De pogingen van Driehuis om Groot schuld in de schoenen te schuiven leken dus vruchten af te werpen.

 

Maar een verdachte voor Van Dam bleek niet veel later ook Driehuis zelf te zijn. Er werd namelijk voor de regisseur van het stuk een motief ontdekt. De jonge actrice Renée, een ongehuwde vrouw van rond de dertig jaar oud, met wie de oudere Driehuis overspel pleegde, meldde zich bij Van Dam, en deed een boekje open over hun geheime relatie. Renée voelde zich schuldig aan de dood van Tinbergen, en verdacht haar vriend Derk van de moord. De jonge vrouw gaf tevens aan te zullen stoppen met Driehuis. Ze vond het toch wel erg naar voor diens vrouw, en ze dacht dat hij uiteindelijk toch wel bij zijn echtgenote zou blijven. Ook vertelde Renée tegen Van Dam het niet erg te vinden als dit schandaal openbaar zou worden.

 

Had Driehuis niet kunnen bedenken dat zijn jonge vriendin hun relatie aan de rechercheur zou kunnen gaan opbiechten, waardoor hij toch zelf verdacht zou worden? Van Dam ondervroeg Renée ook over de afwijzing van Groot door Tinbergen. Dit kon Renée bevestigen, het was haar ook bekend. Dat vergrootte de verdenking van Groot dan weer. Van Dam overdacht nogmaals dat Jan Groot inderdaad als een soort copycat had kunnen optreden. Het plan lag als het ware voor hem klaar. En Driehuis had bij Van Dam nog aangegeven dat Jan zich tijdens de repetities wel eens had laten ontvallen om André op deze wijze ook echt te zullen ombrengen. Hij had dit dan wel als een soort grap gebracht, maar toch! Desgevraagd vertelde Groot aan Van Dam dat hij inderdaad wel eens zoiets voor de gein had opgemerkt.

 

Van Dam zette alles nog eens op een rijtje. Zijn expertise gaf aan dat er iets in het onderzoek niet klopte. Hij vertrouwde het allemaal toch niet. Bij de mogelijk door één van de twee mannen gepleegde moord waren toch onverklaarbare omstandigheden aanwezig. De echte moord was niet gepleegd met de attributen uit het toneelstuk. De outfit van de echte moordenaar week af van de toneelversie, en zou dus naderhand vervaardigd of ergens aangeschaft moeten zijn. Van Dam vond het opvallend dat de vermomming zo anders was gevormd dan die op het toneel. De kattenkop week af, en ook de klauw was anders geconstrueerd. Van Dam bedacht dat het van belang was om een agent de feestwinkels in de omtrek af te laten gaan, om te vragen wie onlangs een kattenkop had aangeschaft. En inderdaad, in een winkel werd de meegebrachte vermomming herkend, en de winkelier kon achterhalen wie de aanschaf had gedaan.

 

Dit spoor leidde tot iemand die meermalen toeschouwer van het toneelstuk was geweest. Het betrof een veertig jaar oude man, Fred Ladan. Deze werd aangehouden en door Van Dam verhoord. Uit zijn verhoren bleek dat Ladan altijd acteur had willen worden, maar hij was niet aangenomen op de toneelschool. Bij de toelating op deze academie leerde Fred Ladan onder andere André Tinbergen kennen. Deze kandidaat was in de ogen van Fred erg arrogant, maar hij werd daar wél aangenomen. Ladan was niet alleen jaloers op Tinbergen, maar achtte deze blaaskaak ook onterecht toegelaten. Dit had hem lange tijd erg tegengestaan.


Uit de verhoren kwam verder naar voren dat Ladan later Groot toch als erg getalenteerd acteur was gaan zien, zelfs gaan aanbeden. Hij had zelf als deze toneelspeler willen zijn. Dit was in de ogen van Van Dam maar een vreemde geestelijke ontwikkeling. De jaloezie van Ladan leek zelfs naar een soort obsessie te zijn doorontwikkeld. En wilde Ladan daarom het moorden door Groot in het toneelstuk nabootsen? Omdat hij deze persoon nu zo bewonderde?

 

Dit alles leverde voor Fred Ladan belastende informatie op, maar deze man bekende de moord niet. Ladan probeerde juist de schuld in de schoenen te schuiven van de scenarioschrijver, omdat deze de opzet van de moord had bedacht. Van Dam overwoog dat Ladan, indien zijn schuld zou worden bewezen, een typische copycat zou zijn. Hij zou bij gebrek aan eigen fantasie de moord op de wijze in het stuk gepleegd kunnen hebben.

 

Zoals gezegd, de moord had vlak na een voorstelling plaatsgevonden. Door niemand was dit waargenomen. De drie verdachten waren op dat moment allen aanwezig, en geen van hen had een alibi door zich bewijsbaar elders of met een ander samen te bevinden.

 

Van Dam peinsde verder over wie de echte dader was. Was Derk Driehuis uiteindelijk toch degene die Tinbergen om het leven had gebracht? Was het van hem slim of juist dom geweest om zijn eigen “methode” te gaan copycatten? Maar, als Driehuis tot deze imitatie zou zijn overgegaan, waarom had hij dan niet zijn toneelattributen gebruikt? Had hij dit dan met opzet gedaan, om hemzelf in zijn eigen ogen minder verdacht te maken?

 

Het kon ook zijn dat toch Jan Groot zijn kans schoon had gezien. Of was de gestoorde Fred Ladan uiteindelijk het meest verdacht? En waar haalde Van Dam het allesbeslissende bewijs vandaan? Hij kwam er niet uit. Het leek er op dat er in ruime mate verdeeldheid was gezaaid. De copycat was letterlijk nog niet zo eenvoudig te ontmaskeren. Wie had er onder die kattenkop verscholen gezeten? Niemand werd uiteindelijk veroordeeld, maar ook geen van de drie ging daarna echt vrijgesproken verder door het leven. En de onschuldigen bleven natuurlijk de andere twee van de moord verdenken.

 

Hoe kunnen we hierop terugkijken en hoe ging het verder? Een creatieveling loopt regelmatig het gevaar door een leger copycats te worden benadeeld, ook al is dat een enkele keer juist de bedoeling. Dit toneelstuk werd na de moord op Tinbergen nooit meer opgevoerd. Was dit een bewijs dat de voorstelling van Driehuis niet perfect was?

 

Maar een scenarioschrijver en regisseur blijft toch altijd een schepper, iemand die de wereld naar zijn hand wil zetten, die, inderdaad, de regie wil hebben. Al is het maar op een beperkt terrein. Er moest van Derk Driehuis daarom een nieuwe voorstelling komen. Het publiek hield tenslotte ook van een bloederige moordpartij. Dat wilde hij zijn toeschouwers opnieuw voorschotelen. Of had Derk daarvoor nu een andere kwaadwillende reden? Mogelijk was er inmiddels een nieuwe vervelende situatie waarin deze scenarioschrijver verzeild was geraakt. Dan wilde hij toch het liefst zichzelf imiteren. Maar was het dit keer dan wél echt, of was het voor hem opnieuw?

 

Wie zou in de nieuwe voorstelling als “voorbootsing” het slachtoffer worden? Er was een acteur die daar mogelijk nu volgens Driehuis voor in aanmerking kwam, Jan Groot. Deze zou Driehuis inmiddels kunnen chanteren of hem het licht in de ogen niet meer gunnen. Maar zou deze acteur zich wel voor de rol van slachtoffer willen laten casten? En welke acteur zou voor de rol van dader gevraagd kunnen worden? Iemand die erg graag met de kinderen naar de dierentuin gaat, om naar de apen te kijken? Dat zou voor Derk nog een hele opgave worden!

 

Driehuis veranderde in het nieuwe toneelstuk de kattenkop namelijk in een apenpak. Het stuk had tenslotte alles met na-apen te maken. Maar waar was zijn creativiteit gebleven?! Was hij bij het schrijven van zijn nieuwe toneelstuk zijn eigen na-aper geworden? Toch lukte het hem niet om een meer originele opvolger van zijn eerdere stuk te bedenken.

 

Om de problemen in zijn vorige voorstelling te voorkomen, besloot Driehuis in zijn nieuwe werk – zo mooi als iets in de praktijk verloopt, kun je het niet bedenken – de rol van Ladan, en voor de zekerheid ook maar die van Van Dam, er als onderdeel van het scenario zelf bij te verzinnen. Om alle troeven dit keer maar in eigen hand te houden. Ja, hij was nu echt zijn perfecte eigen na-aper geworden!

 

Maar voor een perfecte moord is er in de echte wereld geen plaats. Dat weet iedere krimi-liefhebber. Zou Driehuis zich hiermee dan niet voor aap gaan zetten? Raakte hij met dit soort voorstellingen niet uiteindelijk “in de aap gelogeerd”?

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

JONG

 

De tuin van de magie is een wondere wereld voor jongeren op Aarde, waarin zij niet oud lijken te worden. Alleen ooit, maar dat is iets waar zij nooit aan denken. Want de toekomst oogt traag, lang, en is ver weg. De tuin lijkt daarom voor onbepaalde tijd hun domein te zijn.

 

De tovenaar stort op voorgeprogrammeerd moment nieuwe binnenkomers een tijdelijk werkend magisch strooisel in de ogen. En besprenkelt de sprankelende mensjes verder met fonkelende sterretjes. Geestverruimend voor rituelen en symbolen. En voor een blije blik. Ieder is onderzoekend, en heeft zin in veel, en in alles van het onbekende.

 

Het is een hof, een gaarde, die een uitgestrekte kasteeltuin lijkt. Met een grote vijver en oude hoge bomen, bossen van rododendrons en rozenstruiken, mensgrote statige beelden, geheime hoekjes en prieeltjes. Het is er sprookjesachtig en spannend. In de verte, tussen de bomen en op uitgestrekte grasvlaktes, verschijnen soms dansende maagden. En op de achtergrond, maar zonder zichtbare begrenzing, prijken ontstellende vergezichten.

 

In de tuin worden door aanwezigen bloemen voor elkaar geplukt. In het gras wordt zorgeloos geluierd en gespeeld. Alles vol van vanzelfsprekende tomeloze energie, en zonder besef van eigen kwetsbaarheid. Geen struikrover die plotseling uit het groen zal opduiken.

 

Wijn en bier worden er rijk geschonken, men wordt dronken met “lots of friends”. In het avondlicht, met wicca-sterren aan de hemel, volgt veel kleurrijk en knallend vuurwerk, afgestoken door de tot Merlijn gebombardeerde magiër.

 

Men heeft veel plezier, aanschouwt gefascineerd elkaars onbereikbaar ogende omhulsels, men bekijkt de verschillen in mooie lijven. Meegevoerd door een betoverende stroming ervaart men de magische existentie van de andere sekse. Men geniet van het daarop volgende niet te vermijden samenzijn, als de ultieme reden van het bestaan. Waarna menigmaal nieuw leven wordt geplant in vruchtbare aarde.

 

Maar op een dag, als bij iemand Merlijns magie langzaam is uitgewerkt, wordt men uit de tuin ontslagen. Soms ongemerkt, ongezien, zonder afscheid van elkaar en de geur van het verse groen te kunnen nemen. Als het tijd is om, al dan niet tevreden, verder te gaan naar het bestaan op koude keien en tegels van de straat. Tussen benauwde stenen gebouwen, zonder enige betovering. Waar alles volgens plan verloopt.

 

Daar waar men opgedroogd, dof en plat als ieder ander is. Lelijk en gelijk. Onzichtbaar en van elkaar verdwaald. Bijna onherkenbaar voor enkele andere ontslagen bekenden uit de kasteeltuin die men daar tegenkomt. Waar het bestaan nu als “meer van hetzelfde” wordt ondervonden, en er steeds iets verder van het eigen leven afkalft. Het leven dat als een nachtkaars lijkt uit te gaan.

 

Men komt tot het inzicht dat het eerdere zorgeloze verblijf nogal kortdurend en niet zo bijzonder is. De gaarde bestaat maar uit een bescheiden, weinig originele en keurig bijgehouden ruimte. Een stadstuin, waarin men geen Marlijn meer ziet verschijnen. Heeft hij zichzelf misschien daaruit weggetoverd?

 

Als men terugdenkt aan het zo tijdelijke verblijf in de “kasteeltuin”, lijkt het of een vloedgolf alle moois heeft overspoeld, alle mirakels onvindbaar heeft gemaakt. En men vraagt zich af: “Waar komt toch die tovenaar met zijn geflatteerde levenskracht vandaan? Wat is dat toch voor een wonder? Is hij soms - onder invloed van energie-explosies op onze Zon - als unieke levensbron gevormd uit kristallen en edelstenen van deze planeet?” En men peinst verdrietig verder: “We zijn zo snel aan het eind van ons Latijn, waarom kan hij hier niet wat langer blijven?!”