HET LOT IN LIEFDE
korte verhalen, foto-art
Michiel Hanon
HET LOT IN LIEFDE
Copyright 2025 Michiel Hanon Boeken
Auteur / foto-artist: Michiel Hanon
https://sites.google.com/view/michiel-hanon
michielmichiel2009@live.nl
Omslagontwerp: Michiel Hanon
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd door middel van druk, fotokopieën, geautomatiseerde gegevensbestanden of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
INHOUD
HET KLEIN GELUK
NIET BIJ DE TIJD
DE KASTEELHEER
DE WEDLOOP
ZOALS VROEGER
DE KRACHT VAN HERHALING
HET VERLANGEN
HET LOT IN LIEFDE
BERICHT VERZONDEN
HET KLEINE GELUK
Toen de man en de vrouw elkaar ontmoetten, was het liefde op het eerste gezicht. Mary, de vrouw, wist meteen: “Dit is de man met wie ik oud ga worden.” En het bleef klikken tussen de twee. Na enige tijd trouwden zij met elkaar. Beiden wilden ook graag kinderen.
Maar Mary, vierendertig jaar oud, werd maar niet zwanger. De vrouw begon zich zorgen te maken. Was er iets met één van de twee aan de hand? De vrouw zocht een mogelijke oorzaak op internet. Ze las over de filosofie van een commercieel ivf-centrum. Dit centrum verkondigde te weten waarom vrouwen soms niet zwanger raken. Het gaf aan te kunnen bepalen welke spermacel het beste bij de eicel van een vrouw past, want zij konden “de wil van de eicel opvangen”.
Het centrum gaf daarover de volgende informatie: “Penetratie van de zaadcel in de eicel kan worden gezien als ‘verkrachting’, indien de zaadcel de eicel niet aanstaat, als deze niet bij haar past. Dit is iets dat de eicel zelf bepaalt. De vrouw wordt in dat geval soms niet zwanger. De ene eicel is daar gevoeliger voor dan de andere. Wij zijn ervan overtuigd dat als er sprake is van verkrachting van de eicel, het later geboren kind ongelukkig in het leven zal staan, dan wel op andere wijze een ‘slecht’ leven zal lijden. De juiste combi van ei- en zaadcel moet dus worden gevonden. Daar hebben wij ons in gespecialiseerd. Men zou kunnen zeggen dat wij ons bezig houden met ‘dating op celniveau’, zoals er dienstverleners zijn die zich richten op daten voor partners. Wij zijn er trots op dat ons centrum een methode heeft ontwikkeld om te bepalen of spermacel en eicel bij elkaar passen.”
In de wereld waarin dit verhaal zich afspeelt, was voor stellen die wilden samenwonen en een gezin wilden stichten, het huwelijk door de overheid verplicht gesteld. Het ja-woord kon worden uitgesproken nadat de genetische eigenschappen van man en vrouw waren bepaald en vastgelegd.
Reden voor de daarvoor ingestelde databank was dat de overheid van plan was om in de naaste toekomst zoveel mogelijk criminaliteit en andere narigheid uit te bannen. Paren zouden in de toekomst toestemming moeten vragen om kinderen te mogen krijgen. Om criminaliteit, verslavingen, en ander probleemgedrag grotendeels te voorkomen, zouden eicel en spermacel met elkaar moeten matchen. De overheid zou op deze wijze in feite de huidige gedachtegang van het ivf-centrum gaan volgen. Er werden thans echter (nog) geen zaad- en eicellen afgenomen en opgeslagen.
In het ivf-centrum werd dus bepaald welke zaad- en eicellen bij elkaar passen. Hoe dit precies werd gedaan, bleef onduidelijk. Voor een “gelukkige” bevruchting was het irrelevant of betreffende man en vrouw als persoon bij elkaar pasten, of zij geliefden van elkaar waren. Dat bracht ook met zich mee dat een ivf-traject tussen gehuwden, waarbij de cellen niet eerst waren onderzocht en geschikt voor elkaar bevonden, door dit centrum niet werd uitgevoerd. Het nalaten van dit onderzoek was met het oog op de toekomstige plannen van de overheid reeds verboden.
De vrouw ging geloven in waar het ivf-centrum voor stond, en werd klant. Het centrum bevestigde Mary dat het zaad van haar partner voor haar ongeschikt was. Het oordeel was dat de eicellen van deze vrouw kennelijk erg gevoelig waren voor ontvangst van de juiste zaadcel, omdat zij op de natuurlijke wijze niet zwanger werd. Het centrum bepaalde ook welke spermacel het beste bij haar eicel paste. Er werd vervolgens een lijst met geschikte kandidaat-donoren samengesteld. Deze varieerden voor wat betreft fysieke kenmerken, zoals huidskleur, kleur van haar en ogen, alsmede karaktereigenschappen van de toekomstige baby.
Mary koos uit deze lijst uiteindelijk voor de donor die qua kenmerken het meest leek op die van haar echtgenoot. Deze keuze bleek opmerkelijk genoeg het zaad van een misdadiger te zijn. Maar dit werd door het centrum niet vreemd gevonden, het
ging tenslotte om de specifieke match van dit sperma en deze eicel. Het was verder bekend dat de zoon van deze crimineel ook op het verkeerde pad was beland. Er had dus vóór diens geboorte bevruchting plaatsgevonden, maar er was toen geen genetisch geschikte match geweest van de door Mary beoogde donor en zijn vrouw.
Mary begreep de redenering van het centrum en bleef bij haar keuze voor donatie van de crimineel. Het centrum zou volgens een standaardprocedure zorgen voor het verkrijgen van zijn sperma. Hoe dat laatste plaatsvond, werd de vrouw niet meegedeeld. Het werd niet bekend gemaakt dat het centrum contact had met een corrupte medewerker van de databank van de overheid voor genetische kenmerken van gehuwden. Het was deze persoon die het centrum een lijst met namen van geschikte donoren verschafte.
De beoogde donor was in overleg met Mary dus bepaald. Voor het verkrijgen van voldoende spermacellen werd in de regel een gewapende bende ingehuurd, omdat bij de afname vaak dwang moest worden toegepast. Het sperma diende uit een teelbal te worden afgenomen op een wijze die overeenkwam met een bloedafname, en moest vervolgens snel in een capsule worden gedaan. Deze capsule zorgde er voor dat voldoende warmte en vocht werden toegediend om het sperma enige tijd te laten overleven.
Maar de bende die de opdracht van het centrum had gekregen om het sperma op te halen, bleek de betreffende crimineel te kennen. En de bendeleden hadden toevallig nog een appeltje met de man te schillen. In strijd met de instructies van het centrum werd onder dwang één van zijn teelballen als geheel verwijderd en meegenomen. Pas enige tijd later werd de teelbal door de bende opengesneden en werd op nogal knullige wijze wat zaad in de capsule gestopt.
Na ontvangst van de capsule door het centrum werd de eicel van Mary bevrucht, en negen maanden later werd een levensvatbaar kind geboren, helaas wél met een aangeboren afwijking. Dat was erg verdrietig voor het echtpaar.
De echtgenoot van Mary ontdekte kort daarna de afschrijving van de kosten van het centrum op de bankafschriften, en confronteerde zijn vrouw er mee. Hij kreeg van haar de waarheid te horen. De vrouw had zich heimelijk tot het centrum gewend, omdat zij ervan overtuigd was dat haar man niet zou kunnen accepteren dat hij niet de biologische vader van het kind zou zijn, indien het een ivf-traject zou worden. Toen ze zwanger werd, had zij de man dus in de waan gelaten dat hij de vader was.
De echtgenoot kon het inderdaad niet verkroppen dat hij het kind niet zelf had verwekt. Daarnaast hadden beide echtelieden het emotioneel zwaar met het feit dat hun zoon nooit helemaal gezond zou zijn. Dit gaf een verwijdering bij het stel, en helaas strandde daarom het huwelijk. Mary zou toch niet met deze man oud gaan worden. Maar het kind had desondanks een gelukkige jeugd bij de moeder, die na een aantal jaren een nieuwe geliefde kreeg, met wie zij vervolgens in het huwelijk trad. Later werden bij hen nog twee kinderen geboren.
Tegen de tijd dat dit plaatsvond, was de overheid er toe overgegaan om in het huwelijk tredende paren te verplichten om hun zaad- en eicellen af te laten nemen en op te slaan. Boze tongen beweerden dat de overheid van plan was om in de naaste toekomst invloed te gaan uitoefenen op fysieke kenmerken, zoals huidskleur, kleur van haar en ogen, alsmede karaktereigenschappen bij het nageslacht dat echtelieden zouden gaan voortbrengen.
NIET BIJ DE TIJD
Toen zijn beide ouders waren gestorven en hij de woning waarin hij was opgegroeid moest leegruimen, opdat anderen er in een latere tijd weer hun eigen bijzondere en unieke herinneringen konden opbouwen, kwamen bij Boudewijn, een begaafde man van achter in de vijftig, beelden uit zijn verleden boven. Beelden die na zijn eigen overlijden definitief verloren zouden zijn.
Hij besefte hoeveel tijd en energie zijn liefdevolle ouders op geduldige wijze aan zijn opgroeien naar volwassenheid hadden besteed. In Boudewijns vroegste jaren was zijn hoogbegaafdheid zijn vader en moeder reeds opgevallen. Hij had dit overigens niet van een vreemde, zijn beide ouders hadden goede opleidingen en functies in het leven gehad. Maar een speciale school was voor de jongeman niet gevonden. Hij ontwikkelde zijn talenten vooral alleen, in en om het ouderlijk huis.
Het waren levensfasen waarin de jonge Boudewijn dikwijls had gewenst dat hij de tijd vooruit was, dat hij al ouder was. Hij had als kind de jaren afgeteld tot hij een volwassen man zou zijn. Dat was iets dat nu andersom was. Hij wenste dat het leven nog als vroeger kon zijn, dat hij de tijd kon terugdraaien. Dat hij nog kind bij zijn beide ouders kon zijn. Boudewijn miste de stabiliteit van zijn vertrouwde omgeving. Het viel hem zwaar om de meeste voorwerpen die gekoppeld waren aan deze voorbije tijdsperiode en die alleen voor hem nog van waarde waren, weg te moeten doen. Hij was enig kind en was nu echt nog maar alleen.
Tijd is een bijzonder fenomeen. Het kwam bij Boudewijn op dat tijd zich kan splitsen, zoals in de film: “Sliding doors” is aangetoond. Tijd kan ook vastzitten en zich herhalen, zoals in de film: “Groundhog Day” is te zien. Tijd kan (een tijdje) stoppen, door iemand die daarover macht heeft. Deze persoon kan de tijd stilzetten en later weer verder laten lopen, zoals na het pauzeren van een opgenomen film op televisie. In bepaalde situaties kan tijd ook stukjes overslaan, zoals bij een las in een oude spoelenfilm, waarbij een stukje is weggeknipt, dus verloren is gegaan. En zo geschiedt natuurlijk ook in bijna alle speelfilms, want eigenlijk wordt nooit het verhaal in één take verteld. Maar Boudewijn bedacht dat de heerser over tijd nog meer kunstjes met zijn discipline kan uithalen.
De begaafde Boudewijn had hierin gelijk. Als beloning voor meerdere uitvindingen die hij had gedaan en waarin hij had bewezen zijn tijd ver vooruit te zijn, mocht Boudewijn van Kronos, de vader van de tijd, een wens doen. Hij wenste dat zijn tijd een eind achter zou lopen. Een uur was kennelijk het maximum dat Kronos hem kon gunnen, want zo geschiedde.
Deze wens van Boudewijn kwam natuurlijk niet uit het niets. Het gedrag van de man deed soms denken aan “Clockwise” uit 1986. Hoewel hij anders was dan de punctuele schooldirecteur in deze film, was hij altijd wel een Pietje Precies geweest. Zodanig dat deze eigenschap hemzelf steeds meer ging storen. De man werd er overmatig zenuwachtig van en hij vroeg zich wel eens af of hij geen ADHD had.
Zijn punctioneel zijn ging Boudewijn steeds meer als een verslaving ervaren. De geforceerdheid hiervan leidde er nog weleens toe, dat het – en hier zien we dan weer wél een overeenkomst met genoemde film - in de synchroniciteit met zijn omgeving soms juist misging. Dat het oversecuur zijn nogal eens gepaard ging met een gebrek aan aanpassingsvermogen, aan benodigde flexibiliteit. Af en toe kwam bij de man op dat hij mogelijk autistisch was.
Verder wilde Boudewijn over beslissingen extra lang kunnen nadenken, hij wilde dingen langer op zich laten inwerken. Om op deze wijze meer uitvindingen te kunnen doen, waarin hij zijn tijd nog verder vooruit zou blijken te zijn. In de tijd achterlopen kon hem hierbij helpen, daar was hij van overtuigd. Boudewijn geloofde in de wet van de remmende voorsprong. De man vond het een bijzondere gedachte dat de naaste toekomst, het hem nog net onbekende, voor anderen al recent verleden was.
Maar Boudewijn was in zeker opzicht ook lui, hij wilde kunnen uitslapen. De vindingrijke man vertoefde het liefst op zijn studeerkamer. En dat was maar goed ook, want hij ervoer al snel dat de levenslijnen van hem en zijn medemens nu niet meer synchroon liepen. Boudewijn probeerde soms voor belangrijke afspraken, zoals doktersbezoek, synchronisatie tot stand te brengen, door op de komende gebeurtenis te anticiperen. Hij merkte dat dit in zo’n situatie essentieel was, maar dat het bepaald nog niet meeviel.
Boudewijn had ook een uur extra om afscheid te nemen van zijn geliefde ouderlijk huis en zijn bijzondere en unieke jeugdherinneringen, want het opruimen van de ouderlijke woning was nog niet afgerond. Daar was hij blij om en hij maakte er dankbaar gebruik van. Maar op een zeker moment was dit klaar en was ook deze ervaring weer tot een eind gebracht. Boudewijn kon zich gaan concentreren op andere bezigheden, zijn vindingen.
Van gebeurtenissen die plaatsvonden nam de begaafde man na toekenning van zijn wens dus pas na een uur kennis. Van vervelende gebeurtenissen waren de scherpe randjes er dan wel af. Dat kon weleens prettig zijn. Anderzijds waren fijne gebeurtenissen voor hem al wat getemperd. Het uurverschil had dus een dempende werking, waar Boudewijn tot zijn tevredenheid rustig van werd.
Een voordeel dat aan het in tijd achterlopen was verbonden, was dat Boudewijn een vermogen verdiende bij casino’s en wedkantoren, omdat hij de juiste “voorspellingen” deed. Geld dat de man direct in de ontwikkeling van zijn vindingen stopte.
Minder gunstig was echter dat Boudewijn langzaam maar zeker steeds meer door de hem toegekende wens vereenzaamde. Zo miste hij bijvoorbeeld de ontmoeting met de vrouw die, zij het laat
in zijn leven, voorbestemd was om zijn grote liefde te worden. Hij zou altijd vrijgezel blijven.
Onbewust van het missen van een trouwe vrouw aan zijn zijde, richtte de man zich dus actief op zijn uitvindingen. Op een zeker moment ervoer Boudewijn dat een uur tijdsverschil daarbij eigenlijk niet veel was. Hij vond dat de energie die hij stopte in nieuwe vindingen een langere tijdsduur waard was. De man trachtte na verloop van tijd bij Kronos opnieuw een langere tijdsperiode te krijgen, maar deze werd helaas voor hem geweigerd.
Waarom de verlenging niet werd gegund, werd Boudewijn niet duidelijk. Waarschijnlijk had Kronos geoordeeld dat de man de band met de realiteit niet helemaal kwijt mocht raken, dat hij anders te veel zou vereenzamen. Het voordeel van te verwachten betere uitvindingen voor de mensheid zou dan niet meer opwegen tegen dit gevaar. Kronos zou wellicht hebben overwogen dat een uur tijdsverschil al zwaar te leven is, en de man op den duur ook al te veel zou kunnen worden.
Hoe intelligent hij ook was en hoe ver hij met zijn vindingen zijn tijd ook vooruit was, Boudewijn had er altijd al moeite mee gehad dat alles altijd voorbijging. Hij dacht daarbij aan zijn jeugdherinneringen, maar ook besefte hij dat zijn uitvindingen op zeker moment overbodig zouden worden. Dat deze ingehaald en vervangen zouden worden door nieuwe, weer betere vindingen. En de door hem gedane uitvindingen die voor de mens levensverlengend bleken te zijn, gaven maar een relatief voordeel. Sterven is iets dat altijd aan het leven blijft verbonden.
Boudewijn zelf werd erg oud, want hij kon met zijn tijdsvoordeel elk hem voorbestemd onheil tijdig voorkomen. Als oude man besefte hij dat zijn resterende tijd van leven beperkt was. Het uur extra ging daarom een relatief groter deel van dit restant uitmaken. Deze gedachte stemde de uitvinder tot tevredenheid.
Maar niet lang daarna was het moment aangebroken dat Boudewijn toch nog spijt kreeg van zijn levenswijze. Hij wenste dat zijn tijd weer synchroon met de wereld zou lopen. Dat had hij toch wel erg gemist. Boudewijn had al zo lang een kluizenaarsbestaan geleid. Hij wilde aan het eind van zijn bestaan het in tijd met anderen gelijk leven nog weer meemaken, hij wilde connexiteit ervaren. De oude man was te lang letterlijk “uit de tijd” geweest. Boudewijn was bereid om zijn uur extra, waarvan het nut voor hem zo nabij was, hiervoor op te offeren. Hij deed ten derde male een beroep op Kronos.
In het lange bestaan van de mensheid was het eerder voorgekomen dat zeer begaafde en vindingrijke personen Kronos eenmalig om een tijdverschuiving hadden gevraagd. Deze wens had de heerser over de tijd vaak ook toegestaan. De motivatie voor toekenning was voor Knosos altijd geweest dat deze personen met hun vindingen het welzijn van de mens zouden kunnen verbeteren. Uitvindingen brengen verandering, verandering die hopelijk alleen ten goede wordt gebruikt. En dat gebeurde inderdaad dan ook in de regel. Maar de heerser wist uit ervaring wat een tijdverschuiving met het welzijn van deze uitvinders had gedaan.
Het was dus ook in het belang van de mensheid dat Kronos Boudewijn in de tijd had verschoven. Dit opdat hij nog meer levensverlengende uitvindingen zou doen. Kronos wist dat de begunstigde hiermee een lang, maar eenzaam leven zou gaan lijden. Daar had hij Boudewijn indertijd niet voor gewaarschuwd.
Het tweede verzoek van Boudewijn om tijdverschuiving was een uitzonderlijk verzoek geweest. De afwijzing hiervan door Kronos was, gelet op de mentale toestand van deze uitvinder, de juiste beslissing gebleken. En nu bereikte de vader van de tijd een soort laatste wens van een oude man. Kon hij het verzoek van Boudewijn aan het eind van zijn leven weer weigeren? Was het voor Kronos altijd: “Eens gekozen, altijd gekozen”? Hij besloot dat het voor de uitvinder wel genoeg was geweest, het verzoek werd ingewilligd.
Boudewijn was weer “bij de tijd”. Maar was dit eigenlijk wel zo? Niet veel later kwam bij de oude man voor het eerst de gedachte op dat hij misschien gek aan het worden was. Wat had er zich allemaal in zijn hoofd afgespeeld? Had zijn kluizenaarsbestaan hem niet geestelijk de das om gedaan? Mensen zeggen toch wel dat hoogbegaafdheid grenst aan waanzin?
Boudewijn begon terug te kijken op zijn leven. Hij vroeg zich af of hij een zinvol bestaan had geleid. En of hij eigenlijk wel afscheid van zijn vroegere leven - van zijn ouders, zijn jeugd en ouderlijk huis – had genomen. Het draaide door zijn hoofd: “Tijd is verandering, verandering is tijd”. Zijn gedachten sloegen op hol. Hij kwam er niet uit.
Niet veel later stierf Boudewijn. Zonder tijdsverschil. Hij had daarom niet onnodig lang geleden. De man had niet veel connexiteit meer kunnen ervaren. Maar zijn tijd zat erop.
DE KASTEELHEER
In het glooiende landschap bevond zich een mooi kasteel. Daaromheen stonden meerdere kleine, maar vrijstaande huisjes. De bewoners van de huisjes waren geen pachters of huurders van de kasteelheer; ze waren niet van hem afhankelijk. De omwonenden van het kasteel hadden verschillende beroepen of ambachten. Het waren allen bekenden van elkaar, wat ook gold voor de kasteelheer. Men ging vriendschappelijk met elkaar om; zij noemden elkaar vaak vrienden.
De kasteelheer wilde graag thuis omwonenden ontvangen, maar niemand had interesse om bij hem binnen te komen. Dat deed pijn. Hij begreep er niets van! De mensen hadden wél opmerkingen en vragen over de buitenkant van het kasteel. Wanneer zou hij zijn ramen weer eens wassen? Moest hij de luiken niet eens openslaan? Kon de tuin niet beter worden ingedeeld?
De kasteelheer veranderde steeds de inhoud van zijn interieur en varieerde de indeling om het nog interessanter te maken. Daar vertelde hij de mensen soms ook over. De kasteelheer had de prachtigste meubelstukken en dure kunst in zijn vele vertrekken. Vitrines met collecties Chinees porselein, antiek speelgoed, memorabilia. Hij had ook mooie Russische iconen. Dit alles mede verzameld tijdens zijn vele vroegere verre reizen. De man vond zijn bezittingen zelf erg de moeite van het bekijken waard. Maar hoewel de kasteelpoort altijd openstond, was er desondanks geen interesse om een kijkje te komen nemen.
De kasteelheer werd wél geacht de omwonenden bij hen thuis te bezoeken, hun huisje binnen te bekijken, en te zien hoe mooi ze het tuintje hadden aangeharkt. Alles draaide bij deze mensen om hun eigen, in de ogen van de kasteelheer saaie en uniforme interieur. Iedere keer opnieuw als er een bezoeker was, praatten zij er honderduit over. Om het contact warm te houden, voegde de kasteelheer zich meestal maar naar de omwonenden, hij toonde interesse. Maar soms had hij daar genoeg van, en liet hij een tijdje minder van zich horen. Dat begrepen de mensen dan weer niet.
De omwonenden waren dus alleen bezig met hun eigen huisje en huishouden. De desinteresse naar anderen betrof overigens niet alleen het kasteel. Er was ook maar weinig belangstelling voor het interieur van de andere huisjes. Men zou kunnen zeggen: “Ieder huisje heeft zijn kruisje; en dat kruisje bevindt zich alleen in het eigen huisje.”
Toen gebeurde er iets bijzonders. Er brak oorlog uit. Maar gelukkig werd het land niet bezet door de vijand; de gevechten vonden plaats aan het front. Wél ontstond er een tekort aan alles, en de bewoners van de huisjes waren arm. Omdat de kasteelheer genoeg voedsel voor meerdere mensen had – er was in de kasteeltuin een moestuin, die in de oorlog verder werd uitgebreid - begon hij dat ook aan anderen uit te delen. Dat vond plaats in zijn kasteel.
De omwonenden kwamen nu wél bij de kasteelheer binnen. Er was aandacht voor voedsel en verzorging, maar niet voor het interieur. Het viel de bewoner van het slot daarbij op dat er een sfeer van onuitgesproken haat en nijd onder de bezoekers heerste. Men probeerde niets tekort te komen. Als men het idee had dat er iemand in de uitdeelrij voordrong, maakte men daar met een gemaakte lach op het gezicht een zogenaamd grappige opmerking over. Maar de verborgen waarschuwing was duidelijk: “Wacht op je beurt en probeer niet meer dan ik te krijgen!”
Tijdens deze oorlog ontmoette de kasteelheer een vrouw die was gevlucht uit het land waarmee oorlog werd gevoerd. Ze klopte bij hem aan, omdat zij had gehoord dat deze man haar wel zou kunnen helpen. Hij verschafte de vrouw direct onderdak. Dit beviel de omwonenden niet; men keek de vrouw schuin aan. Zij was toch de vijand?
Maar zij was een lieve vrouw. Het werd een innige vriendschap tussen haar en de kasteelheer. Het prettige voor de bewoner van het slot was dat deze dame wél belangstelling voor zijn interieur en verzamelingen had. Als enige! De vrouw stimuleerde de kasteelheer om zijn liefde hiervoor voort te zetten en te intensiveren. Hij wist vanaf dat moment dat hij op de goede weg was, ondanks de ontbrekende belangstelling van anderen. Zijn bezittingen waren dus wel degelijk de moeite waard!
Toen de vrouw op het kasteel was ingetrokken, wilden de bewoners niet meer binnenkomen. Ze pruimden die vertegenwoordiger van de vijand niet in hun leefwereld, en leden liever honger dan dat ze haar accepteerden. Haar aanwezigheid werd maar weinig later verraden. De vrouw werd opgepakt en ondervraagd door de overheid, omdat zij illegaal het land was binnengekomen. Maar omdat zij alleen maar de vijandige natie was ontvlucht, werd zij na enige tijd weer vrijgelaten.
Tot verdriet van de kasteelheer besloot de vrouw echter om toch maar ergens anders in het land te gaan wonen. Zij kon niet aarden in deze omgeving; de mensen bleven haar negatief benaderen. Zij zouden haar vast nog jaren schuin aankijken en niet vertrouwen. Ook na de oorlog.
Toen de oorlog voorbij was en alles weer bij het oude, kon de kasteelheer het niet laten om eens aan omwonenden te vragen waarom er zo weinig belangstelling voor zijn interieur en verzamelingen bestond. Hij kreeg steevast als antwoord: “Had ons dan binnen gevraagd, dan waren we zeker komen kijken, en hadden we er wel wat van gevonden.” De kasteelheer wist zeker dat als ze ook maar één keer naar de stijl van zijn interieur hadden gevraagd, hij hen zeker direct had uitgenodigd. Hij was wat dat betreft altijd erg “laagdrempelig” geweest.
Overigens kon de man zich wel degelijk herinneren dat hij eens uit zichzelf mensen had geïnviteerd. Hun argument klopte volgens hem dus niet. Na zo’n directe vraag van de kasteelheer beloofden omwoners om op een later tijdstip bij het kasteel langs te zullen komen, maar deden dat vervolgens nooit. Dus alles bleef zoals het was.
Na het vertrek van zijn vriendin was de man weer gaan twijfelen of zijn vroegere interieur en verzamelingen wel echt interessant voor anderen waren geweest. Misschien alleen voor een enkeling, de onbekende die hij na haar nooit mocht ontmoeten.
De vroegere slotbewoner dacht nog regelmatig terug aan de gevluchte vrouw. Ze had hem in het verleden veel zelfvertrouwen gegeven. Hij miste haar erg. Haar vroegere onderdakverlener wist niet of ze na de oorlog was teruggegaan naar haar geboorteland. Hij zou haar wel nooit meer terugzien.
Toen hij oud en moeilijk ter been was geworden, vroeg de kasteelheer zich af of hij nog wel genoeg energie had om het grote bezit te onderhouden. Waar deed hij al die moeite eigenlijk nog voor? Er was immers toch geen belangstelling van anderen om het binnen te bewonderen! Hij had ook geen familie of nakomelingen aan wie hij het kasteel kon nalaten. De man besloot het daarom met alles erin – met uitzondering van het weinige dat hij echt nodig had om van te leven - af te laten branden, en op de oude plek een klein huisje op te trekken. Hij zou op deze manier niet anders meer zijn dan de andere bewoners van kleine huisjes.
Maar ook na het afscheid van zijn kasteel veranderde er voor de man in de omgang met de omwonenden niets. Alles bleef zoals het was; ook nu kwam er niemand in zijn huisje binnen. De vroegere kasteelheer had het kunnen weten.
Na het betrekken van zijn nieuwe huisje veranderde de man niets meer aan het restant van zijn schamele interieur, en met opnieuw iets gaan verzamelen was hij ook niet begonnen. De eerdere kasteelbewoner was steeds vaker alleen, en zo voelde dat ook. Hij hield zich bezig met zijn dagelijkse dingetjes, dingetjes die anderen ook deden. Hij probeerde zich in te beelden dat zijn leven als oude man nog interessant genoeg was om geleefd te worden. Maar eigenlijk was zijn bestaan nog maar erg saai.
De man vroeg zich af of niet iedereen eigenlijk voor zichzelf het idee had dat hij of zij een mooi kasteel bewoonde. En dat de omwonenden maar eenvoudige zielen waren die de verborgen schatten in het slot niet wilden aanschouwen. Maar nee, hij was er toch wel van overtuigd dat alleen hij vroeger een bevoorrechte bezitter was geweest.
Onverwacht ontving de man een pakketje van een onbekende uit een ver land. Hij pakte het uit. Het bevatte een mooi klein Russisch icoon. Hij kon erop een mooi kasteeltje ontwaren. De bewoner van het nieuwe huisje was bij eerste aanblik al verliefd op het verfijnde schilderijtje. Het werd prominent opgehangen in de sobere kleine woonkamer. Om dagelijks naar te kijken. Een perfecte herinnering aan een voorbije tijd.
DE WEDLOOP
Paul, een student van in de twintig, kwam op een middag naar een bepaalde locatie, maar hij wist niet waarom hij dat deed. Hij werd “herkend” door een onbekende man, die hem aansprak. De onbekende, die rond de veertig was, zei Gerritsen te heten. Hoewel de student op de ontmoetingsplaats werd verwacht, moest hij zich wél eerst voorstellen.
De onbekende legde uit dat hij bij een geheim overheidscentrum werkzaam was. Mensen werden momenteel door deze dienst getriggerd door een voor hen onhoorbaar geluid van een bepaalde frequentie. Alleen personen die daar gevoelig voor waren, werden hiermee geactiveerd, en werden naar deze plaats gezonden. Ze waren als het ware slapenden, die op deze manier gewekt konden worden. Deze mensen beschikten over een zeker talent dat het centrum wilde opsporen. De student was kennelijk zo iemand.
De heer Gerritsen gaf de student globale informatie over wat de bedoeling was, en wat er van hem werd verwacht, als hij bereid was om aan een project mee te werken. Benadrukt werd dat hij niet de enige was. Sterker nog, het betrof meerderen, maar vooral jongeren. Want bij hen was de gevoeligheid nog groot. En de meesten wilden ook meewerken.
In zijn uitleg legde de onbekende man een link met een andere situatie: “Zoals er omstandigheden zijn waarin avonturiers, mensen met hebzucht en carrièredrang, collaborateurs van een slecht regime worden, zo zijn er ook omstandigheden waarin mensen met een slapend talent kunnen opbloeien. Zo zou u het een beetje kunnen zien.” Maar het was Paul nog niet duidelijk welk talent het centrum op het oog had.
Gerritsen vervolgde zijn betoog: “De techniek van het centrum is gericht op een eigenschap die bij mensen in meer of mindere mate latent aanwezig is, maar niet verder ontwikkeld, omdat wij het niet nodig hebben om te overleven. Het betreft niet een eigenschap die bepaalde dieren wél ter beschikking hebben om te overleven, bijvoorbeeld het door middel van ruiken of horen iets op grote afstand kunnen opsporen, zoals voedsel, een vijand of een soortgenoot. Het gaat om een kenmerk dat dieren niet hebben, maar dat door onze Schepper bij mensen wél latent en als verder vormbaar is aangebracht. Een kenmerk dat nooit op noemenswaardige schaal verder is ontwikkeld.”
Paul wachtte tot hij zou vernemen waar het dan wél om draaide. De man ging verder: “Zo’n onderontwikkeld talent is helderziendheid. Het centrum wil in een laboratorium de omstandigheden optimaliseren waarin een telepathische of voorspellende kwaliteit, een buitenzintuiglijke waarneming, kan worden ontvangen en versterkt. Men zou kunnen zeggen dat het uiteindelijk moet lijken alsof een helderziende in zuiver contact staat met een vertrouweling, die als undercover bij het door ons te onderzoeken doel aanwezig is.”
Het werd Paul nu een beetje duidelijk dat het om een telepathisch talent ging, en dat hij daarover zou beschikken. Hij wist dat niet ieder deze eigenschap even sterk heeft. Men wilde de daarvoor gevoeligen dus activeren.
De onbekende legde vervolgens uit dat op het centrum bij de deelnemers met een speciale sterke magneet meerdere malen in de juiste richting langs het hoofd zou worden gestreken. Dit was pijnloos. Het talent werd op deze wijze steeds meer versterkt, maar ook naar een bepaald doel gericht.
Gerritsen recapituleerde voor de duidelijkheid nog even: “Het centrum doet twee dingen. Men ontwikkelt het talent in u, en men registreert de informatie die dat oplevert. Dat laatste via onze computers en via uw eigen rapportage. Dat gaat in etappes en zal steeds beter gaan. De betrouwbaarheid zal toenemen. U moet dus rapporteren, maar dat is alleen in de ontwikkelingsfase aan de orde, omdat het door de computer geregistreerde moet worden geverifieerd.”
Vervolgens werd de student duidelijk gemaakt welk doel moest worden bereikt. Het centrum zou zich richten op wat er zich in een bepaald ander land afspeelde. Paul begreep dat het dus om spionage ging.
Gerritsen legde uit dat de ontwikkeling van helderziendheid inderdaad ingezet kon worden bij spionage. Dit bespieden zou daarmee steeds meer op afstand kunnen gaan plaatsvinden, dus zonder gebruik te maken van fysiek ter plaatse aanwezige spionnen. Dat was een groot voordeel, want deze personen konden altijd worden ontmaskerd. Het spioneren werd met deze nog verder te ontwikkelen techniek eigenlijk heel eenvoudig. Het zou te vergelijken zijn met cybercrime. Dat gebeurt ook op afstand.
Gerritsen benadrukte dat de student door mee te werken een soort held zou worden. Hij zou zijn land een goede dienst bewijzen. Dat diende de jonge man zich goed te realiseren. De gegevens die Paul aan het centrum ging overbrengen, zouden dus voor defensiedoeleinden worden gebruikt. Beter gezegd, deze zouden ten goede komen aan de gehele democratische wereld.
De student begreep al snel uit welk ander land hij informatie moest inwinnen. Het betrof een groot land waar al lang een dictatuur heerste. Het was een agressieve mogendheid die zijn eigen land ooit zou kunnen aanvallen. Gerritsen knikte instemmend toen de student kenbaar maakte welk land het volgens hem betrof. De onbekende man gaf aan dat deze dictatuur inmiddels beschikte over een soortgelijk centrum. Dat land was ook bezig helderziendheid te ontwikkelen. Een groot gevaar voor het vaderland.
Het was volgens Gerritsen duidelijk dat het centrum te maken zou krijgen met contraspionage. Want zoiets gaat altijd over en weer. De onbekende man benadrukte dat er op deze wijze reeds een soort “wapenwedloop” tussen de twee mogendheden was ontstaan. Het ging om een vaardigheid die door beide mogendheden ook weer ingezet kon worden om de ontwikkelcentra van elkaar uit te schakelen. En natuurlijk ook om tijdens de ontwikkeling bij elkaar te spioneren, om te leren en te observeren hoe ver men was gevorderd.
Gedachten hierover kwamen bij Paul boven. Het was natuurlijk van groot belang dat deze dienst zich tevens kon verweren tegen dit nieuwe wapen, als het door de tegenpartij werd ingezet. Kon men de ontvangst van gevoelige informatie door de vijand tegenhouden in een gebouw van bepaalde structuur of van bepaald materiaal? Met een bepaalde helm op het hoofd? Kon men zich op andere wijze voor de vijand onschendbaar maken?
Zo verwachtte de student ook dat er met opzet valse gedachten, nepberichten en dergelijke in de wereld zouden worden gebracht, om de vijand om de tuin te leiden. De man van het centrum kon hier echter geen informatie over geven, maar Paul hoefde zich daar ook niet in te verdiepen. Het centrum onderzocht dus niet alleen welke factoren het talent konden bevorderen, maar ook hoe misbruik was te voorkomen.
De vertegenwoordiger van het centrum gaf nog aan dat het voor de hand lag dat in het dictatoriale land medewerking van een getalenteerde verplicht was, en onder bedreiging plaatsvond. Daar zouden de proefpersonen naar verwachting totaal worden geleefd en gestuurd. De deelnemers zouden er een soort marionetten worden. Dat kon eigenlijk niet anders zijn in zo’n land.
Maar in het democratische land van Gerritsen en Paul wilde men de getalenteerden vrijwillig laten meewerken. De deelnemers zouden worden overtuigd van het landsbelang. De student werd daarom dringend verzocht ook proefpersoon te worden. Paul zou daarvoor meerdere keren bij het centrum moeten langskomen. Hij zou bepaalde faciliteiten als beloning krijgen. Bioscoopkaartjes, boekenbonnen, reiskosten, dat soort zaken.
Paul werd op het hart gedrukt dat, als er ook maar iets afwijkends zou optreden, bijvoorbeeld een benadering door een vreemde, hij dat altijd direct zou moeten melden. Het was hem verder verboden om contact te hebben met andere deelnemers die het centrum bezochten.
De student gaf na enig nadenken aan te willen meewerken, zoals werd verzocht. Hij zag het als een eer zijn land te kunnen dienen. De twee gingen vervolgens uit elkaar. Gerritsen gaf aan dat de student op korte termijn zou worden opgeroepen.
Zo geschiedde. Paul bezocht een aantal malen de aan hem doorgegeven onopvallende locatie, die hij geheim moest houden. De werkzaamheden verliepen zoals hem bij de eerste ontmoeting met de heer Gerritsen werden beschreven. Deze man bleef voor Paul ook de contactpersoon.
Na verloop van tijd kreeg de student plotseling thuisbezoek van iemand met een buitenlands accent, die hem probeerde over te halen tegen veel betere faciliteiten voor een andere, nader bekend te maken instelling te gaan werken. Zijn deelnemerschap aan het project was kennelijk gedetecteerd door die andere mogendheid. Aldaar zou dus een overeenkomstig ontwikkeltraject worden gevolgd.
Paul herinnerde zich dat hem op het hart was gedrukt dat hij dit soort contacten altijd direct bij het centrum zou moeten melden. Dat deed hij dan ook. De man met het buitenlandse accent kwam daarna niet meer bij hem langs.
Mogelijk was dit contact ook al geregistreerd bij zijn eigen centrum, want deze dienst kon inmiddels zijn gedachten behoorlijk goed volgen. Paul vroeg zich af: “Was het misschien een test van zijn eigen centrum geweest? Dit om te zien of hij het contact zou melden? Om te checken of hij een betrouwbare deelnemer was?” Dit bleef in het midden, maar de student merkte wél dat het centrum tevreden was met zijn mededeling.
Hoewel het hem verboden was contact te leggen met andere deelnemers, ontmoette de student toch iemand die ook op de onderzoekslocatie langskwam, en een andere deelnemer bleek te zijn. Het betrof een jonge vrouw. Omdat de student toch wel erg nieuwsgierig was naar wat zij over het centrum wist, kon hij het niet laten haar na afloop van een bezoek aan het centrum aan te spreken. Paul kende haar niet, maar ze bleek ook te studeren.
Deze vrouw wist te vertellen dat het centrum hen niet geheel onwetend wie er allemaal zou komen opdagen naar de ontmoetingsplaats had gelokt. Deze dienst moest een methode hebben ontwikkeld om getalenteerden één voor één naar een locatie te zenden, want deze personen konden elkaar daar niet gaan ontmoeten. Dit was ze toevallig te weten gekomen. “Waarom is het centrum daar niet eerlijk in geweest?”, vroegen beiden zich af.
Ook vertelde de studente dat het centrum nog ergens anders niet openhartig in was. Er waren niet meerderen die deelnamen aan dit project. Het waren er maar een paar. Volgens haar alleen de student en haarzelf. Het talent was kennelijk toch wel erg uniek. De studente had van haar contactpersoon gehoord dat de frequentie voor het oproepen van getalenteerden lokaal aangestuurd kon worden, om te vermijden dat meerderen tegelijk op één locatie zouden verschijnen. Dat klopte volgens haar niet; er waren gewoon maar weinig respondenten.
Het centrum was volgens de jonge vrouw op deze wijze erg afhankelijk van hun medewerking. “We zullen gevangenen worden. We zullen binnenkort geen leven meer hebben. Want ze zullen het nooit accepteren als wij ons willen terugtrekken. Het is al lang niet vrijwillig meer. Als het dat ooit wél is geweest. Het belang is te groot, en zij hebben al te veel in ons geïnvesteerd. We zijn onze vrijheid kwijt!”, zo betoogde de jonge vrouw fel. Zij gaf vervolgens aan dit gebeuren te willen gaan ontvluchten.
Toen de twee afscheid hadden genomen, ging Paul een en ander met andere ogen bekijken. Wat de studente had verteld, beangstigde hem. Omdat hij een voor het centrum belangrijke proefpersoon was, was het ook hem duidelijk dat deze dienst zich zou gaan bemoeien met zijn privéleven. Dat men zijn leven ging sturen, dat hij beschermd zou worden tegen toekomstig onheil. Het belang van zijn welbevinden was voor de dienst groot.
Paul bedacht ineens dat het centrum wel zou weten dat hij contact had gehad met een andere deelnemer aan het project. Zou hij daarover worden aangesproken? Hij zou dan meteen wat prangende vragen kunnen stellen. Maar Paul hoorde hier niets over.
De student had van Gerritsen bij hun ontmoeting de verzekering gekregen dat zijn privacy niet zou worden geschonden. Mede hierom had hij ingestemd met deelname. Maar dit zou toch gebeuren. Het bleek in volgende sessies – en dat lag eigenlijk voor de hand - dat zijn privégedachten door het centrum ook in toenemende mate werden gelezen, en – dat was wel zeer beangstigend - dat zijn toekomstig gedrag door deze dienst kon worden voorspeld. Zo ook nog komende gebeurtenissen waar de student bij betrokken zou zijn.
Paul merkte dat het centrum bekend was met een bij hem opgekomen idee om misschien later te gaan emigreren, om in het buitenland te gaan werken. Zo ook zijn plan om een politieke bijeenkomst en een demonstratie bij te wonen. En zijn voornemen om zijn talent te eigen bate te gaan gebruiken, als bijverdienste tijdens zijn studie. Hij dacht daarbij aan het opsporen van vermissingen, aan mensen helpen met andere persoonlijke of familievragen. En aan het gaan bezoeken van casino’s en wedkantoren, want daar kon hij zijn talent natuurlijk goed gebruiken.
Paul realiseerde zich dat het in zijn land eigenlijk allemaal niet veel anders verliep dan in het dictatoriale land. Inderdaad, over al deze onderwerpen wilde Gerritsen met Paul spreken. Het centrum verbood vervolgens de activiteiten uit te voeren die in het hoofd van de student waren opgekomen. Zij zouden in strijd zijn met het belang van zijn vaderland. En nu ze toch met hem over verboden spraken: de student werd nogmaals op het hart gedrukt dat hij beslist geen contact met mededeelnemers mocht hebben. Daar was dan toch de impliciete reprimande waar Paul bang voor was geweest.
De student realiseerde zich dat hij inmiddels goed kon voorspellen wat er in de wereld plaatsvond en ging gebeuren. Maar deze kennis was dus ook bij het overheidscentrum aanwezig. En kon daarom ook worden gebruikt om de burgers van zijn eigen land te controleren. De controle van ieder mens zou dramatisch toenemen. Hij vroeg zich af of het leven in de naaste toekomst nog wel leefbaar zou zijn.
Dit alles beangstigde Paul steeds meer. Zijn situatie ervoer hij als zo beklemmend dat hij geestelijk steeds meer in de war raakte. Hij had zoveel potentiële kennis van zaken, en zijn verantwoordelijkheid daarbij was zo groot geworden! Het was te veel voor één mens om te dragen. Paul wenste dat hij niet met dit grote talent was geboren. Maar als dat zo was geweest, wie moest dan anders zijn land tegen de toenemende macht van de vijand beschermen?!
De student realiseerde zich dat hij deze situatie niet zou kunnen ontvluchten, maar dat deed hij uit wanhoop toch. Met de oude auto van zijn moeder. Hij plande om het land te verlaten. Zijn studie moest hij dan maar opgeven; hij had zich er de laatste tijd toch al niet op kunnen concentreren.
Maar helaas zag ook het centrum met behulp van de nieuwe techniek dat Paul vluchtte. Hij werd door een speciale snelle brigade achterna gezeten. Bij zijn vlucht kwam Paul jammerlijk bij een noodlottig verkeersongeval om het leven. Een gevaar dat hij, met al zijn ontwikkelde talent, door alle commotie had gemist, dat hij even niet op tijd had voorspeld.
De techniek was nog niet zo ver gevorderd dat het overheidscentrum het brein van Paul na zijn dood actief kon houden, door het van zijn lichaam te scheiden en het bij de dienst aan slangen te koppelen. Dit om het talent van de student te kunnen blijven gebruiken.
En Paul zou nooit te weten komen hoe het met de medestudente en met de wereld zou aflopen. De jonge vrouw zou het vast niet zijn gelukt haar lot te ontvluchten. En als zij na het overlijden van Paul daartoe nog pogingen zou ondernemen, zou zij het nog moeilijker krijgen dan haar medestudent. Misschien was zij voor het overheidscentrum nog de enige die over het noodzakelijke talent beschikte. Het belang van haar medewerking zou waarschijnlijk voor haar vaderland nog crucialer zijn geworden.
ZOALS VROEGER
Ik spotte haar en voelde haar aanwezigheid direct steeds meer in mijn oude lijf opbloeien. Aantrekkelijk, zoals ik nou eenmaal in mijn lange zoekleven heb ondervonden een vrouw aantrekkelijk te vinden. Pienter, initiatiefrijk en vol humor, voorzien van een aanstekelijke lach op het gezicht. Voor mij onmisbare ingrediënten, die in onderlinge samenhang tot iemand constitueren waarvan er op de wereld maar één lijkt te zijn.
Sinds jaren voel ik weer even dat ik verliefd zou kunnen worden, dat ik nog kan ontwaken uit een relationele winterslaap. Een naar mijn lange ervaring gevaarlijke, maar inmiddels inzichtelijke blindheid. Maar ook zo hartverscheurend en o zo heerlijk. Zo zoals vroeger.
Zij, veel te jong voor mij, komt maar even langs in mijn leven, maar haalt het beste in mij boven. Die man naast haar, aan wie zij haar hart heeft verpand; ik stel mij voor in zijn schoenen te staan. Volg de twee de hele dag op afstand, en geniet ademloos van hoe ze van elkaar genieten. Wat als ik een vrouw zoals zij, maar meer van mijn leeftijd, nog zou tegenkomen?! Als de tijd voor iets moois hoopgevend is. Zoals vandaag.
DE KRACHT VAN HERHALING
Er was een reclamebureau dat er niet voor terugdeinsde om voor opdrachtgevers op agressieve wijze van alles aan de man te brengen. Het maakte niet uit als de tot vervelens toe herhaalde boodschap voor de consument irritant overkwam. Als de verkoop van het product er maar mee was gediend. Het is nu eenmaal zo dat de meest tenenkrommende commercial het meeste effect heeft!
De concurrentie tussen reclamebureaus was fel, zodat dit bureau er alles aan was gelegen om dit jaar de prijs voor meest effectieve reclame binnen te halen, en om zichzelf hiermee in de reclamemarkt op de kaart te zetten. Dan zou het bureau “meester in manipulatie” genoemd mogen worden. Een titel waar de medewerkers dit jaar op uit waren. Ze moesten dus een reclameboodschap ontwikkelen waar de consument niet aan te ontkomen viel, waar men niet omheen kon, die nog lang in de hoofden van de mensen zou doorspoken. Het zou moeten neerkomen op de ideale hersenspoeling. Gelukkig had het bureau een bikkelharde opdrachtgever, voor welk bedrijf de ideale boodschap voor televisie en andere media kon worden vervaardigd.
Het bureau wilde het dit jaar slim aanpakken. Het had vernomen dat er ergens in de bossen een gesloten groep mensen bestond, die zich al vele jaren geleden had afgezonderd van de wrede wereld. De bewoners waren tegen alles wat verband hield met een consumptiemaatschappij. Met name de eeuwige herhaling van schreeuwerige en irritante reclames was de mensen een doorn in het oog geweest. En als het product - aangeprezen als de beste koop voor de laagste prijs - was aangeschaft, maar niet beviel, was het oplossen van dit probleem vaak een moeilijke of soms zelfs onmogelijke kwestie.
In deze leefgemeenschap waren mobiele telefoons, computers en andere handige elektrische apparaten streng taboe. Men wilde een goed en eerlijk leven leiden zonder verwendheid met allerlei technische hulpmiddelen, waarvan de fabricage de aarde alleen maar uitputte. Vermeden moest worden dat mensen steeds nieuwe apparaten wilden hebben, en de oude weggooiden. Men ging voor duurzaamheid. Verder stond in deze gemeenschap “goed nabuurschap” hoog in het vaandel. Vanwege deze strenge leefwijze was er maar erg weinig contact tussen deze bewoners en andere mensen die in steden en dorpen woonden.
Het reclamebureau was op het volgende idee gekomen. Op welke doelgroep kon je je reclameboodschap het beste loslaten om deze uit te testen?! Op deze gesloten leefgemeenschap natuurlijk! Het bureau wilde de moeilijkst te overtuigen personen ermee kunnen overhalen het product aan te schaffen. Als het daar zou aanslaan, was het helemaal goed, dan lukte het overal. Juist omdat die groep in de bossen zich tegen de bestaande consumptiemaatschappij had gekeerd, zouden de medewerkers van het bureau hun product daar moeten lanceren.
Uiteraard werden, zoals altijd, in de schreeuwerige reclameboodschap met felgekleurde, snel wisselende beelden, de bekende lokkertjes verpakt, zoals “gratis, korting, eenmalige aanbieding voor de snelle beslisser”. En men ging ervan uit dat op enigerlei wijze op deze locatie een bombardement van de boodschap zou kunnen plaatsvinden, een periode van veelvuldige herhaling, tot men er gek van zou worden.
Het reclamebureau begreep dat men niet zomaar deze leefgemeenschap zou kunnen binnendringen. Er was daar sowieso geen internet. Er was wel reclamevrije televisie, maar deze werd gebruikt voor communicatieve en voorlichtende doeleinden, voor nieuws en relevante documentaires, en voor een beetje verantwoord amusement. Men kwam daarom op het idee om een undercover in de groep te laten infiltreren. Een persoon die zogenaamd de levensvisie van de groep omarmde en er graag deelgenoot van werd. Deze persoon zou wel eerst enige tijd gegund moeten worden om het vertrouwen van de bewoners te verkrijgen, en om te onderzoeken hoe hij de reclameboodschap zou kunnen introduceren.
Het plan werd uitgevoerd; men selecteerde een man die voor deze taak geschikt leek. Het lukte de undercover om zich onopvallend in de gemeenschap te vestigen. Hij kreeg van het reclamebureau de opdracht de boodschap na verloop van tijd eerst voorzichtig bij iemand uit te proberen.
Hoe diende de undercover hierbij te werk te gaan? Hij zou een bewoner heimelijk het bewuste reclamefilmpje op een stiekem binnengesmokkelde mobiele telefoon laten zien. De undercover verwachtte dat de aanwezigheid van het mobieltje veel weerstand zou oproepen. Zo’n ding was er streng verboden, toch? Hij had al een heel begeleidend verhaal ingestudeerd om te proberen om bij die persoon het gezonde eigenbelang te laten opkomen. Want dat werkte in de praktijk altijd het beste. Als de beloning maar hoog genoeg is, kan ieder toch ergens toe worden overgehaald?
De undercover probeerde het voorzichtig uit bij een jongere. Deze bleek direct dolenthousiast over het product te zijn. De undercover was zeer verbaasd. Hoe was dat nou mogelijk? Ook bij een wat oudere ging het meteen goed. Men vond ook het mobieltje een fantastisch en handig ding. De undercover kon het succes niet verklaren, maar hij werd er wél wat opener, makkelijker, minder voorzichtig door. Maar ook nog weer anderen reageerden zeer positief.
De undercover berichtte het reclamebureau: “Gek genoeg geloven ze de reclame direct, ze zijn enthousiast. Niemand heeft bedenkingen of wil eerst ook informatie over andere leveranciers. Het bericht roept geen weerstand op. Men gelooft hier alles, en men wil het product zo snel mogelijk hebben. Men is totaal niet kritisch.”
Het reclamebureau kon de reactie van deze mensen ook niet verklaren. De undercover kreeg de opdracht uit te vinden waarom het gedrag van de bewoners zo afweek van hun leefwijze.
Het bleek de undercover bij nader onderzoek dat de groep in het begin fel tegen de consumptiemaatschappij was, zich daarom ook hiervan had afgezonderd, maar dat er na een paar generaties, toen de stichters waren gestorven en hun idealen op de achtergrond waren geraakt, een verandering was ingetreden. De jongeren kenden de oude idealen eigenlijk niet meer; deze waren vergeten. Kennelijk had men verzuimd om periodiek aandacht te besteden aan de beginselen van oprichting. Hoe werd in deze omgeving het spook van het kwaad dan buiten de deur gehouden? De kracht van herhaling hadden de bewoners niet ervaren. Het kon zijn dat dit wél was gebeurd, maar kon het niet worden tegengehouden dat nieuwe bewoners de oude idealen niet meer omarmden. Mogelijk is het onvermijdelijk dat nieuwe generaties sowieso anders over bepaalde zaken gaan denken. Invloed van buitenaf was bij deze gesloten groep wel uit te sluiten. Hoe dan ook, men geloofde inmiddels alles wat hen werd verteld, omdat men geen reclames en dergelijke gewend was, waarin de voordelen van een bepaald product altijd worden overdreven.
De bevolking bleek dus inmiddels helemaal naar het andere uiterste te zijn omgedraaid; de mensen waren met één vinger te lijmen! Het ging daarna als een lopend vuurtje: “Deze man brengt ons voorspoed en geluk!” De undercover raakte door het succes van zijn campagne een beetje bedwelmd. Hij ging door al deze voorspoed zijn boekje te buiten, want hij richtte zich voornamelijk op zijn eigen ego en voordeel. De man wilde in de leefgemeenschap de rol van een soort messias of alwetende innemen, een brenger van geluk, voorspoed en vooruitgang. Want inmiddels werd hij zo wel een beetje gezien.
Aangezien de groep geen gebruik van geld maakte, zette de undercover vervolgens voor zichzelf een winstgevend ruilhandeltje met het betreffende product op, maar al snel ook met andere artikelen. Hij vergaarde een flink vermogen. Maar dit werkte helaas voor hem maar tijdelijk. Want de opdrachtgever van het reclamebureau ging natuurlijk zelf goed scoren bij deze bevolking, net als andere leveranciers die de naïviteit van deze bewoners ter ore was gekomen. De leefgemeenschap raakte al snel verslaafd aan allerlei elektrische apparaten en andere hulpmiddelen die het leven vergemakkelijkten.
Het duurde niet lang of de bewoners wilden de afgesloten leefgroep opheffen, want de isolatie had in hun ogen geen functie meer. Het was eigenlijk alleen nog maar lastig om zo afgezonderd te leven. De mensen wilden weer bij het land behoren, waar in hun ogen veel welvaart heerste. Daar had de groep nu van kunnen proeven. Men had recht op meer van dat alles, zo vond men. Leve de individuele welvaart! De oude idealen waren nu echt wel vergeten, en goed nabuurschap legde het af tegen andere belangen. Na wat bomenkap had men al snel een uitstekend begaanbaar wegennet naar de stad aangelegd.
Voor het effectueren van de reclameboodschap behoefde in de leefgemeenschap dus geen enkele moeite te worden gedaan, zodat deze doelgroep als test voor het reclamebureau waardeloos was geworden. Het project was mislukt en werd uiteindelijk afgeblazen. Voor het reclamebureau viel er geen eer te behalen. De medewerkers trokken zich terug en namen ook afscheid van het gebruik van een undercover. Er werd naar een vervangende policy gezocht.
De undercover raakte in de leefgemeenschap, die eigenlijk al niet meer bestond, in de vergetelheid. Men zag hem niet meer als brenger van voorspoed en geluk. Dat waren de fabrikanten van allerlei handige apparaten! Het handeltje van de undercover droogde snel op, want men kon alles nu in winkels verderop en vooral – nu de providers van internet er hun slag hadden geslagen - ook online kopen. De undercover keerde terug naar zijn oude woonplaats, waar zijn oude job bij het reclamebureau werd opgepakt.
Het reclamebureau zag af van een andere test om de vervaardigde boodschap uit te proberen. Helaas voor hen ging de titel: “meester in manipulatie” ook dit jaar aan hen voorbij. De medewerkers waren vastberaden om het jaar daarop te gaan winnen, en bereidden voor een andere opdrachtgever alvast een nog agressievere boodschap voor.
HET VERLANGEN
Dennis, een man van dertig jaar oud, was niet gelukkig. Hij ervoer dat hij niet het leven leidde dat hij zou willen leiden. Hij verloor zich liever in fantasieën waarin het leven verliep zoals hij zou willen dat het verliep.
Dennis vernam over een commercieel bedrijf dat apparatuur ter beschikking had om fantasieën van mensen tastbaar, meer realistisch te maken. Dit bedrijf stelde op de website: “Als je niet het leven kunt leven zoals je dat zou willen, niet de dingen kunt beleven die je wilt beleven, dan kan dat via de speciale ‘speelfilm’ die wij met jou samen verzorgen. Ons uniek aanbod betreft een combinatie van virtual reality en film, waarin in feite een gewenste fantasie wordt uitgespeeld. Wij kunnen die film interactief maken, dus door jou te beïnvloeden tijdens het opnemen. Met een viewer op je hoofd en een avatar van jezelf in de film. Een avatar die je zelf vooraf naar wens kunt vormgeven. Je kunt dus even worden wie je altijd het liefst had willen zijn.”
De klant kon dus aangeven wat hij wilde beleven als actieve speler in een film. Als een man bijvoorbeeld een romantische ontmoeting wilde ervaren, kon hij een globale beschrijving geven van hoe de gedroomde vrouw er als avatar uit moest zien. Maar ook hoe ze zich diende te gedragen, hoe ze moest reageren op vragen en ander gedrag van de man. De klant kon het verloop van het contact dus sturen.
Desgewenst kon ook het bedrijf volgens vooraf afgesproken regels die andere avatar richting geven. Of alleen deels naast de speler zelf. Zodat het allemaal minder voorspelbaar en nog interessanter voor de klant zou worden. De tegenspelende avatar, in dit geval de vrouw, was in feite een gedeeltelijk voorgeprogrammeerde robot. En, omdat de interactie als film werd opgenomen, kon deze later thuis nog worden herbeleefd. Een uniek product dus.
Dennis ging hierop in. Hij speelde de mannelijke hoofdrol in zijn eigen speelfilm, waarin een romantische ontmoeting met een vrouw zou plaatsvinden.
Helaas voldeed de film niet aan de verwachtingen die de man er van had. De vrouw die hij ontmoette - zij voldeed aan de gewenste omschrijving die hij het bedrijf van haar had gegeven – reageerde niet zoals hij wilde, en leek haar eigen verwachtingen van de ontmoeting te hebben. Het verloop van de virtuele gebeurtenis was dus niet zoals door hem was opgegeven. Dennis had aangaande het gedrag van de vrouw gekozen voor de helft zelf sturen, en de helft door het bedrijf. Maar het bleek dus dat de vrouw eisen stelde en verwachtingen van Dennis had, welke hij in het geheel niet kon plaatsen.
Dennis besprak dit met het bedrijf. De opgenomen film werd daarom opnieuw bekeken. De opdrachtnemer kon aanschouwen dat niet alleen de afgesproken inbreng van het bedrijf, maar ook die van de man het gedrag van de vrouw niet kon verklaren. Na het nodige aandringen van de man gaf het bedrijf toe dat het gedrag van de vrouw niet conform de afspraken was geweest.
Uiteindelijk gaf de opdrachtnemer toe dat men ook niet geheel volgens de afspraken had gehandeld. Er had zich vóór het starten van de interactie namelijk toevallig net een vrouw bij het bedrijf gemeld. Ook zij had interesse getoond in een film over een romantische ontmoeting. Het bleek een vrouw te zijn die qua uiterlijk erg overeenkwam met wat Dennis over zijn droomvrouw had opgegeven. Om kosten te besparen verzorgde het bedrijf voor deze vrouw niet een eigen film, maar kreeg zij – zonder elkaar in het echt te treffen - de tegenrol in de film van Dennis. Dit zonder hen hiervan op de hoogte te stellen.
Het kwam er dus op neer dat niet Dennis en het bedrijf het verloop van de film manipuleerden, maar een echte tegenspelende vrouw. De romantische ontmoeting tussen de twee avatars was daarmee zo onvoorspelbaar als een echte ontmoeting. Want ook de vrouwelijke klant had uiteraard haar interactieve verwachtingen van de te ontmoeten man opgegeven.
Het bedrijf had gekozen voor de makkelijkste en goedkoopste weg. Het dacht een vrouw te hebben getroffen met wie Dennis het goed zou kunnen vinden. Maar dat liep tussen de avatars dus fout, een verkeerde inschatting van het bedrijf. Pijnlijk!
De man eiste vervolgens een schadevergoeding van het bedrijf. Zou hij zijn geld terugkrijgen of zou hij een gratis nieuwe film kunnen opnemen? Het was Dennis niet bekend of de vrouw een soortgelijke eis had ingediend. Het bedrijf stelde de man vervolgens voor om, in plaats van een schadevergoeding, de twee betrokkenen elkaar in real life bij een dinertje op kosten van het bedrijf te laten tegenkomen, zodat ze konden kijken of het in het echt tussen hen iets kon worden. Het bedrijf benadrukte dat de vrouw goed overeenkwam met zijn wensen. Dus was dit voor hem niet een mooie kans? Dennis dacht kort na en stemde toe. Dit voorstel leek hem toch waardevoller dan een schadevergoeding. Kennelijk stemde de vrouw ook in, want voor de twee werd door het bedrijf een ontmoeting in een restaurant gearrangeerd.
Toen de twee elkaar op de afgesproken plaats tegenkwamen, zag Dennis tot zijn verbazing dat het Hanna betrof, een oude bekende, op wie hij jaren geleden op afstand verliefd was geweest. Hanna herkende Dennis ook. Omdat deze vrouw, net als hij, haar avatar een stuk aantrekkelijker had gemaakt, hadden de twee elkaar in de film niet herkend. Dennis realiseerde zich echter plotseling dat hij, zonder erbij na te denken, Hanna bij het bedrijf als zijn droomvrouw had omschreven.
Na eerst lang om de vreemde situatie waarin zij verkeerden te hebben gelachen, raakten ze met elkaar aan de praat. Hanna gaf aan dat zij zich inderdaad toevallig ook bij het bedrijf had gemeld. Of bestond toeval niet en had het zo moeten zijn? Hadden zij soms intuïtief aangevoeld dat de ander zich ook had ingeschreven bij het bedrijf? Ze zouden het nooit weten, maar de twee moesten hartelijk om het idee lachen.
Hanna vertelde Dennis welke verwachtingen zij bij het uitspelen van haar fantasie had gehad. Dennis was ook eerlijk, door toe te geven dat hij vroeger verliefd op haar was geweest. Hanna vertelde daarna dat ook zij hem erg leuk had gevonden, maar dat zij dat nooit durfde te laten merken. Wat jammer toch dat deze mensen op jongere leeftijd niet over hun gevoelens hadden durven praten!
Ze spraken een paar uur met elkaar; de tijd ging snel voorbij. Het klikte tussen de twee. Dennis leerde Hanna voor het eerst goed kennen, nu zij een wat oudere vrouw was. In het echt verliep de ontmoeting tussen hen beter dan met de avatars in de film. Veel beter, er zouden nog vele ontmoetingen volgen!
Waarom de ontmoeting in het echt zo goed verliep, werd niet duidelijk. In ieder geval speelde mee dat het niet meer twee aparte, door vooraf gestelde verwachtingen beïnvloede belevingen waren, maar één gezamenlijke ervaring. Ze waren niet bezig met de vraag in hoeverre de ander voldeed aan hun eigen voorwaarden, maar de twee gingen al direct als vanzelf als het ware in elkaar op.
En er was plaats voor het onverwachte, het ervaren van het eigene van een andere mens. Belangrijk was dat beiden over de nodige humor beschikten, en ook kwamen ze goed overeen hoe zij in de wereld stonden. De fysieke aantrekkelijkheid die Dennis nog steeds in Hanna aantrof, bleek voor een echte klik een goede basis.
Maar dan nog, men weet het nooit bij dit soort beginnende contacten. De kans van slagen is altijd maar klein. Waarom het tussen twee mensen goed klikt, wordt nooit echt duidelijk. Misschien is een romantische ontmoeting daarom zo boeiend.
Maar mogelijk was het in het geval van Dennis en Hanna niet zo bijzonder dat ze elkaar nu leuk vonden. Was het zaadje daartoe niet al jaren geleden geplant?
HET LOT IN LIEFDE
Sander en Julie waren beiden drieëntwintig jaar oud en kenden elkaar niet. Hoewel ze in dezelfde buurt van de stad woonden, hadden ze elkaar nooit ontmoet. De twee groeiden op in een stabiel gezin en hadden een prettige jeugd. Sander had een aantal vrienden, en voor Julie gold hetzelfde voor vriendinnen. Sander was autoverkoper geworden, en Julie werkte in een supermarkt.
Het land waarin ze woonden, kon als autocratisch bestuurd worden gekenmerkt, maar het was wél vredelievend. De jongvolwassenen kenden daarvan de beperkingen, maar ze konden ermee leven. Beiden hadden de adolescentie op prettige wijze doorlopen, maar waren nog nauwelijks op zoek naar een serieuze, vaste vriend of vriendin.
Op zeker moment werden beiden gelijktijdig als door een onzichtbare kracht naar een bepaalde plaats gedirigeerd. Dat was het oorlogsmonument in het stadspark. Ze wisten niet waarom dat gebeurde. Daar aangekomen werden de twee ook weer als vanzelf naar elkaar toegetrokken. Ze raakten aan de praat, en het klikte al snel wonderbaarlijk goed. Ze spraken daarna nog meerdere malen af. De twee wisten al snel dat ze hun levenspartner in elkaar hadden gevonden. Ze gingen na korte tijd samenwonen en Julie werd zwanger. Daar waren de komende ouders erg blij mee. Negen maanden later werd een gezonde baby geboren.
Direct na de geboorte van hun zoon kreeg het stel bezoek van een overheidsdienst die de baby wilde onderzoeken. Ze begrepen niet wat er bekeken moest worden, maar in dit land kon tegen een dergelijke actie geen bezwaar worden gemaakt. Na een dagje hadden Sander en Julie hun zoon gezond en wel weer terug. Over de reden en de resultaten van het onderzoek werd niets vernomen.
Wat voorafging.
In het autocratische land wilde de overheid het de inwoners bij het vinden van een geschikte levenspartner gemakkelijker maken. Dat was in de praktijk voor veel mensen toch een hopeloze zoektocht. Het tegenkomen van de juiste was volgens de leider van het land te veel gebaseerd op toeval. En van toeval hield deze overheid sowieso niet; dat was alleen maar onzeker en lastig. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen, kwam men uit bij de nuttige werking van instinct, waar toeval niet aan de orde is.
De redenering van de overheid was verder als volgt. Het leven van de mens verloopt onvoorspelbaar, mede omdat hij veel vrijheid van doen heeft, zelfs in een autocratisch bestuurd land. Hij maakt keuzes op basis van toevallige omstandigheden, die invloed hebben op school, werk, vrienden, et cetera. Zijn hele leven is eigenlijk gebaseerd op toevalligheden. Dieren in het wild zijn ook vrij, maar hun leven verloopt een stuk voorspelbaarder.
De mens houdt niet van onvoorspelbaarheid. “Toeval bestaat niet”, zegt men weleens. Voor veel mensen is het ondragelijk om te denken dat men van het toeval afhankelijk is om bijvoorbeeld de enige echte soulmate tegen te komen. Men klampt zich vast aan theorieën als van de tweelingziel, om de gedachte levend te houden dat hier een sturing in aanwezig is. Dat met hulp van een goedgezinde onzichtbare kracht een ontmoeting zal plaatsvinden.
Maar als die sturing er niet is, hoe vaak zal deze soulmate niet rakelings in het leven zijn gepasseerd, onzichtbaar en “toevallig”, zonder dat men hier erg in heeft? Men zal het nooit weten.
Instinct is een automatische, aangeboren reactie of gedragspatroon. Het zetelt voornamelijk in de hersenstam, ook wel het reptielenbrein genoemd. Individuele cognitie, in de vorm van opgedane ervaring of leren, speelt hierin geen rol. Het instinct is genetisch vastgelegd. In een specifieke situatie leidt instinct tot een kenmerkend actiepatroon, bestaande uit een vaststaande opeenvolging van reflexen.
Onderzoekers van een overheidsdienst waren erachter gekomen dat de reflexen bij baby’s die zij in de eerste drie à vier maanden hebben, konden worden uitgebreid met een extra set reflexen, welke actiepatroon veel langer in stand kon blijven. Later in het leven zou deze aanvulling niet meer mogelijk zijn, zodat men zich voor modificatie op baby’s moest richten. Men ontdekte dat de ideale looptijd van de uitbreiding drieëntwintig jaar was. Dit drieëntwintigste levensjaar bleek erg gevoelig voor het uiten van een nieuw actiepatroon. Een uit hersenen van dieren geselecteerde set reflexen werd in een laboratorium proefondervindelijk gemodificeerd tot een drieëntwintig jaar later te ontluiken nieuw actiepatroon, en daarna ingebracht in de hersenstam van de baby’s.
De hypothese van de onderzoekers was dat het vinden van een geschikte huwelijkspartner maakbaar was, indien de twee partners in dezelfde mate op elkaar gericht waren. En dat leek door middel van vaste actiepatronen fysiek te sturen te zijn. In lijn met de wens van de president van het land zou bij de mens daarmee het zoeken naar een partner overbodig gemaakt kunnen worden.
Een net geboren jongensbaby werd voor dit doel door de dienst geselecteerd. Er werd ook bij niet verwante ouders een meisjesbaby gevonden, waarop de modificatie werd uitgevoerd. In de hersenstam werd bij hen via een operatie een set reflexen ingebracht die de twee op het voor het samengaan met een partner meest gevoelige moment, drieëntwintig jaar na de geboorte, bij elkaar moest brengen. Omdat bij beiden dezelfde set reflexen werd ingebracht, zouden zij elkaar als meest geschikte partner herkennen.
De in te brengen set reflexen zou men kunnen zien als vallend onder instinct. Het was essentieel dat vaststond waar en wanneer de twee mensen elkaar zouden gaan ontmoeten. Het instinct was niet te ontgaan; er viel niet aan te ontkomen. Het was verder van belang dat de twee naar het moment van ontmoeten toe konden groeien, zonder dat een toevallige omstandigheid dit in de weg zou staan. De set reflexen diende de gevoeligheid voor niet-relevante neigingen uit te schakelen. De onderzoekers waren ervan overtuigd dat deze missie zou slagen.
Het succes van de modificatie diende uiteraard te worden uitgetest in een langetermijnproject. De twee tot volwassenen opgroeiende kinderen werden in de jaren na de operatie op afstand gevolgd. Zouden de reflexen na zoveel jaren hun werk doen? Het bleek de dienst dat de twee hun lichamelijke volwassenwording goed hadden doorlopen, maar seksuele interesse was volgens verwachting matig gebleven, en er waren ook geen relaties met een derde gevormd. Deze van het doel van het project afleidende neigingen werden dus in voldoende mate onderdrukt.
Toen het ingestelde tijdstip was aangebroken, bleken de twee inderdaad in het park naar elkaar op zoek te gaan. De bedoelde ontmoeting vond plaats; de twee raakten met elkaar aan de praat. Wat daarna gebeurde, verliep volgens het plan van de overheidsdienst.
Wat volgde.
Het project tot beïnvloeding door de natie van de mens in zijn partnerkeuze was tot dan toe naar wens verlopen. Na de geboorte van het kind van de twee geliefden werd door de dienst onderzocht of deze baby ook de reflex had, welke drieëntwintig jaar eerder bij Sander en Julie, de vader en moeder van het kind, was ingebracht. Dat bleek het geval. Voor het toekomstige gebruik van deze techniek was dit voor de onderzoekers van belang om te weten.
De ouders van Sander en Julie hadden kennelijk later nooit aan hun kind verteld dat zij als baby waren onderzocht door een overheidsdienst. Ze dachten er mogelijk niet meer aan; er was in hun ogen niets verkeerds gedaan met hun baby, of het litteken was niet opgevallen. Als dat wél was gebeurd, hadden Sander en Julie misschien meer vraagtekens bij het onderzoek van hun zoon gezet.
De relatie tussen Sander en Julie hield na twee jaar samenleven echter geen stand. Deze kwam tot een einde. Ze pasten toch niet zo goed bij elkaar als gedacht. Sander en Julie hadden hun soulmate niet gevonden. De wens van de president van het land was hiermee uiteindelijk niet in vervulling gegaan. De dienst was er succesvol in geweest om Sander en Julie bij elkaar te brengen, maar in het relationele aspect had men gefaald.
Inmiddels was het echter maar de vraag of de natie dit laatste nog wel belangrijk vond. In de tussentijd was er namelijk een andere president aangetreden. Deze was een alleenheerser van een geheel andere signatuur. De vredelievende autocratie was in korte tijd veranderd in een agressieve dictatuur, waarin nog maar weinig individuele vrijheid over was.
De nieuwe president had andere plannen met het maar gedeeltelijk geslaagde project. Het doel ervan verschoof van het vinden van een geschikte partner voor de bevolking naar een zo groot mogelijke controle over de onderdanen van de natie.
Het hernieuwde project had dus nu als doel om uit te vinden of de mens in allerlei facetten meer beïnvloedbaar, meer bestuurbaar door de overheid kon worden. Als dit onderzoek zou slagen, dan zou het instinctmatig beïnvloeden van de mens kunnen worden uitgebreid naar andere toepassingen. Zoals bijvoorbeeld het uitbrengen van de juiste stem indien er een presidentsverkiezing zou zijn of het op een zekere leeftijd instinctmatig opkomen voor de militaire dienstplicht. Van belang was namelijk dat de natie in korte tijd mensen kon recruteren om aanvallen van andere naties af te wenden, of om zelf militair de grenzen te kunnen verleggen.
Waarschijnlijk ging het de president van de natie thans dus alleen nog om het gemak om mensen te kneden zoals het hem uitkwam. Want in dat opzicht waren de onderzoekers geslaagd. Bij de moeilijke zoektocht naar het vinden van een soulmate werd de bevolking weer aan haar lot overgelaten.
BERICHT VERZONDEN
Gemma, een vrouw van drieëndertig jaar oud, kreeg in het begin van de avond een appje op haar telefoon: “Wat leuk dat we elkaar onlangs hebben ontmoet! Fijn dat je mij jouw nummer hebt gegeven. Daarom durf ik de stap te nemen om je een appje te sturen. Zou je het leuk vinden om eens af te spreken? Ergens koffie drinken of zo?”
Gemma maakte uit de tekst op dat het bericht van een man afkomstig was. Ze dacht: wie is deze persoon? Het nummer op het display kende ze niet. Hij stuurt een bericht aan een vrouw die hij net heeft leren kennen. Heeft deze persoon haar telefoonnummer verkeerd opgeschreven of kreeg hij expres een fout nummer van die vrouw? Wilde die vervelende collega van mij mij misschien een poets bakken door mijn nummer te geven, toen zij werd aangesproken door een man die haar niet aanstond? Of is het bericht toch voor mijzelf bedoeld? Ze kon zich echter niet een man herinneren aan wie ze kort geleden haar telefoonnummer had gegeven. Natuurlijk zou zij zich dat herinneren! Ze zou waarschijnlijk met spanning op zijn bericht hebben gewacht. Zeker als het een aantrekkelijke man betrof!
Gemma kreeg al snel allerlei fantasieën. Ging het bij het onbekende stel om een ontmoeting ergens op een romantische plek? Was het een mooie man? Zou hij van haar leeftijd zijn? Welke gedachten had de vrouw daarbij? Hoe zouden ze heten?
Hoe moest ze op het bericht reageren? Zou ze dit überhaupt wel doen? Als ze in een appje terug zou aangeven dat er kennelijk een vergissing in het spel was, dan zou ze het contact en de spanning die dit bij haar teweegbracht meteen kwijt zijn. Moest ze daarom het spel gaan meespelen?
Gemma zou zich in eerste instantie van de domme kunnen houden. Ze zou de indruk kunnen geven dat ze onlangs aan meerdere personen haar nummer had gegeven. Alsof haar dat ook regelmatig door een aantrekkelijke man werd gevraagd! Dan zou er in ieder geval nog contact blijven, en zou ze meer te weten komen over die veelbelovende ontmoeting. Een mogelijk opbloeiende romantische gebeurtenis tussen twee vrij jonge mensen, als ze elkaar ooit zouden gaan weerzien.
Gemma bedacht daarom het volgende en zond deze tekst retour: “Wat een verrassing dat je me een bericht stuurt. Vanwege mijn werk heb ik de laatste tijd veel ontmoetingen gehad, en heb ik mijn nummer ook meermalen afgegeven. Sorry, als dit wat ongeïnteresseerd overkomt, maar kun je me even op weg helpen?”
Het duurde niet lang of er kwam weer een appje richting Gemma: “We waren in het museum, bij de tentoonstelling over impressionisten. Weet je nog? Dat ben je vast niet vergeten.“
“O, ja natuurlijk. Dat was het. Nee, dat weet ik nog. Natuurlijk. Leuk je te hebben gesproken toen. Maar ik heb het momenteel nogal druk. Misschien kan ik later wat afspreken. Vertel in de tussentijd nog eens wat meer over jezelf, als je wilt”, probeerde Gemma.
Na korte tijd kwam de reactie: “Natuurlijk, Ilse (ik heb je naam goed onthouden!), dat begrijp ik. Ik weet niet meer of ik het bij onze ontmoeting ter sprake heb gebracht, maar ik werk als zzp’er in de communicatie. Ik ben erg tevreden met mijn driekamerappartement. Mijn ouders zijn nog gezond, gelukkig maar. En mijn zus is sinds kort zwanger. Ze heeft een leuke partner. Wat zal ik nog meer zeggen? Ik ben ook benieuwd om nog wat meer van jou te horen. Jij gaf aan erg van impressionistische kunst te houden. Kom je vaak in dit soort musea?”
De vrouw heette dus Ilse. “Tenminste, daar ga ik maar van uit. Als ik nu zelf weer antwoord ga geven, moet ik me Ilse noemen. Denken dat ik deze man misschien toch zelf onlangs heb ontmoet, kan niet meer. En die onuitstaanbare collega van mij heet ook niet Ilse. Kennelijk heeft hij deze vrouw in een museum ontmoet, en houdt Ilse van schilders als Monet en Manet. Hier kan ik ook wel een beetje over meepraten. Zal ik dat doen?”, overwoog Gemma.
Omdat de man kennelijk kunstliefhebber was, kwam bij Gemma ineens het idee op dat de verzender van de app Matthijs zou kunnen zijn, de man met wie zij een tijd een relatie had. Deze vriend had haar een paar maanden geleden verlaten voor een ander. Matthijs en zijzelf moesten nogal eens voor werk naar het buitenland; misschien dat het daarom in de relatie was misgegaan. Gemma was daar erg verdrietig om, ze hield veel van Matthijs. Nog steeds eigenlijk. Haar toenmalige vriend had haar nog weleens naar musea meegenomen.
“Zou Matthijs zich schuldig voelen, en daarom op deze vreemde, verborgen wijze met mij contact zoeken? Maar wél spijt hebben, en mij nu weer willen benaderen? Wie weet. Het lijkt me in ieder geval reden om het contact verder aan te houden”, dacht Gemma.
“Ik kom best wel regelmatig in musea, probeer daar tenminste tijd voor vrij te maken. De periode vanaf eind negentiende eeuw heeft daarbij echt mijn voorkeur”, appte Gemma. Met deze neutrale tekst kon ze weer wat tijd winnen.
Lang behoefde de onbekende man kennelijk niet na te denken om zijn antwoord te formuleren: “Ilse, ik zeg het maar eerlijk, ik ben ervan overtuigd dat in het leven niets voor niets gebeurt; wij hadden elkaar daar tegen moeten komen. Ik geloof niet in toeval. Althans, dit had zo moeten zijn! Wat denk jij? Groet van Bart.”
Gemma schrok van de plotselinge directheid die de man in zijn laatste bericht uitte. Hoewel hij zich Bart noemde, zou de man inderdaad Matthijs kunnen zijn; die had het nog weleens over dat soort dingen. “Als ik iets als toevallig bestempelde, riep hij altijd dat toeval niet bestaat. ‘Alles is voorbestemd’, verkondigde hij dan steevast. Probeert hij nu echt weer contact met mij te leggen? Misschien is die museumlocatie bewust door hem gekozen; een verborgen hint dat hij het is die mij aan het appen is! Wat is hij van plan? Of zit ik nu in een tunnelvisie, omdat ik gewoon hoop dat het Matthijs is?”, peinsde Gemma.
Het leek Gemma slim om zelf hierna ook nogal direct te zijn, door in haar volgende bericht deze vraag te stellen: “Vertel eens iets over je vroegere relaties, Bart. Daar ben ik benieuwd naar.” Misschien dat dit haar meer duidelijkheid zou verschaffen over de identiteit van de man. Ze was ook wel erg nieuwsgierig geworden in welke richting zij moest denken.
Gemma kreeg als antwoord: “Ik loop er liever niet mee te koop, maar ik heb een relatie met Pia Bloemen gehad, en heb daarom in kringen verkeerd van hoog aangeschreven klassieke musici. Ik weet dus hoe ik mij moet gedragen, maar ben eigenlijk een gewoon mens gebleven, hoor. Ik ben een interessant iemand, al zeg ik het zelf. Bij mij krijg je waar voor je geld, zal ik maar zeggen. En ik ben inmiddels alweer een tijdje vrijgezel.”
Gemma kwam terug op haar groeiende idee dat ze met Matthijs van doen had. Hij zou nooit met zoiets opzichtig opscheppen. Ze zocht op internet het relationele verleden van deze bekende pianiste op. De man zou David kunnen zijn, als hij over een verhouding met Pia de waarheid zou spreken. Deze naam was Gemma in de levensbeschrijving van deze musicus tegengekomen, als iemand die zekere tijd haar partner was. Maar als David zijn echte naam was, waarom zou hij zich dan Bart noemen?, bedacht Gemma.
Het werd er niet duidelijker op. Bij nader inzien had Matthijs het bij haar nooit over deze bekende pianiste gehad. Of was zijn nieuwe vriendin misschien liefhebber van het spel van Pia Bloemen? Had ze met haar een andere connectie?
Gemma kreeg nu meer het gevoel dat ze met een fantast van doen had. Was ze misschien geappt door een zielig iemand die het nummer van een nog redelijk jonge vrouw had gevonden? Of was het een lucky guess geweest?
Misschien toch een digitale voyeur, die op goed geluk een vrouw een appje stuurde en speculeerde aan een behoefte te voldoen. Iemand die wilde indringen in het leven van een ander, omdat dat van hemzelf erg saai was. Of betrof het een verleider, een persoon die na enige tijd zou proberen van haar een flink geldbedrag af te troggelen?
Voor Gemma was het nu weer helemaal onduidelijk met wie ze van doen had. Had deze man een digitaal masker opgezet? Kon zij iets doen om dat te laten afdoen? Een hem ophemelende aanpak zou misschien wonderen doen. Ze moest toch iets proberen. Gemma appte: “Je doet er wel bescheiden over, maar dan ben jij toch ook wel een bijzonder iemand! Je stijgt in mijn aanzien. Misschien moeten we toch maar alvast een afspraak maken. Voor iemand met zulke bijzondere contacten kan ik proberen tijd vrij te maken.”
Dit keer duurde het wat langer voordat Gemma een berichtje terugkreeg. Twijfelde de man misschien of haar laatste tekst wel serieus bedoeld was? Gemma las na enige tijd op haar telefoon: “Fijn dat je er zo over denkt. Ik ben momenteel voor zaken in het buitenland, maar als ik terug ben, laat ik het je direct weten. Ik zit hier nogal alleen op een hotelkamer. Erg saai, hoor. Dat is een minder leuk facet van mijn werk. Kun je mij een foto van jezelf sturen? Dan voel ik mij niet zo alleen. Je ziet er erg leuk uit namelijk. Liefst een wat pikante. Haha. Alvast dank daarvoor, Bart.”
Gemma constateerde dat het appverkeer nu een wat vreemde kant op ging. Kreeg de man een beetje genoeg van de inhoud van de berichten die over en weer werden gezonden? Was hij misschien maar een eenzame smachter op een hotelkamer? Wat voor vlees had zij nu eigenlijk in de kuip?
Gemma vroeg zich tegelijkertijd af waarom een van de twee niet gewoon, vanaf het begin of anders wat later, het nummer van de ander had gebeld. Waarom steeds het veilige appen? Was dat om altijd nog een tijdje na te kunnen denken over het antwoord dat gegeven zou worden? Was er angst om een scheve schaats te rijden? Was bellen te eng? Elkaar bellen gaf toch zoveel meer duidelijkheid over wie er aan de andere kant van de lijn was?
Nam de man met wie ze al een tijdje een appcontact had nu wel of niet een andere identiteit aan? Zijzelf had tot heden in ieder geval niet de waarheid gesproken! Eerlijk is eerlijk. Moest ze het nummer toch maar eens bellen? Dat kon toch eigenlijk geen kwaad? Haar verblijfplaats zou ze niet hoeven prijsgeven. Gemma kon haar antwoorden op zijn berichten wel uitleggen.
Want op een of andere wijze had de mededeling van de man dat hij alleen op een hotelkamer verbleef een bijzondere uitwerking op haar. Misschien was hij wat eenzaam, maar wél eerlijk en een geschikte man. In dat geval zou Gemma het niet zo erg vinden als hij zich in wat rare bochten wrong om een vrouw te leren kennen. Zij was harerzijds ook wel bereid om wat water bij de wijn te doen. Tenslotte voelde zij zich ook best eenzaam. Hoe vaak kreeg ze eigenlijk een privébericht van een geïnteresseerde man? Nooit toch?
Deze kans kon ze dus niet aan zich voorbij laten gaan. Misschien bestond toeval inderdaad niet, zoals Matthijs altijd verkondigde, en had het vandaag zo moeten zijn. Het geluk kon haar eindelijk weer eens in de schoot worden geworpen.
Of is het idee om te bellen mij ingegeven omdat Matthijs vroeger, als hij voor werk in het buitenland vertoefde, mij ook vanuit zijn hotelkamer pleegde te bellen? Word ik daardoor getriggerd? Zou hij het dan toch zijn?, spookte door haar gedachten.
Het was al laat geworden; de avond begon inmiddels richting middernacht te gaan. Gemma ging op het bed van haar hotelkamer liggen en koos het nummer van de man met wie ze een aantal onduidelijke berichten had uitgewisseld. Ze hoorde de telefoon overgaan, maar er werd niet opgenomen.