Post date: Mar 17, 2015 8:54:43 AM
Edward van de Vendel debuteerde als schrijver voor jongeren in 1999 met De dagen van de bluegrassliefde waarin hij beschrijft hoe de Nederlandse Tycho verliefd wordt op de Noorse Oliver. In 2006 kreeg dit boek een vervolg, Ons derde lichaam. Beide boeken werden bekroond. En nu is er een nieuw boek waarin Oliver de hoofdpersoon is. Hij vertelt Tycho, waar hij inmiddels mee samenwoont, over zijn jeugd in Noorwegen en vooral over de zomer waarin de relatie met zijn vader voor altijd veranderde. Het lijkt het begin van een fantastische zomer als de zestienjarige Oliver voor het eerst uitkomt in het eerste elftal van zijn voetbalclub en de wedstrijd van zijn leven keept. Maar er hangt onheil in de lucht. Het begint met een post-it op de keukentafel waarin zijn vader, die normaal geen wedstrijd mist, laat weten dat hij deze keer niet komt kijken. Als Oliver na de wedstrijd thuis komt is het huis verlaten, ligt er een kapotte lamp op de grond en staat er een doos met een katje op de vriezer in de bijkeuken. Al snel wordt duidelijk dat de relatie van zijn ouders onder druk staat omdat zijn vader meerdere verhoudingen met jongere vrouwen heeft gehad. Oliver ziet het als een probleem van zijn ouders en hij gaat zoveel mogelijk door met zijn zomerse activiteiten. Hij wil geen contact met zijn vader en ontvlucht het ouderlijk huis. Hij gaat logeren bij zijn neef en beste vriend Bendik. De jongens kennen elkaar door en door. Hun moeders zijn vriendinnen, hun vaders waren broers. Bendik heeft een sterke band met Olivers vader nadat zijn eigen vader plotseling overleed.
Uiteindelijk moet het toch tot een gesprek komen tussen de jongens en de overspelige vader.
De heftige gevoelens over het verraad van zijn vader zitten diep, zo diep dat Oliver pas jaren later op een donkere zolderkamer in Groningen erover vertelt aan zijn lief.
Oliver wil er in eerste instantie niet aan dat zijn vader een andere man is dan hij dacht. Dat maakt zulke heftige gevoelens los dat hij zelfs moordfantasieën krijgt waarin hij met zijn vader afrekent.
Het verhaal gaat ook over de band tussen Bendik en Oliver, een jongensvriendschap waarin een klap voor je kop voldoende commentaar is als je zomaar verdwijnt en waar veel begrepen wordt zonder dat het uitgesproken is. De gebeurtenissen zetten echter alles op scherp en maken zoveel los dat de jongens wel moeten gaan praten over hun vaders. Dat levert prachtige en ontroerende scènes op.
Tijdens deze zomer waar alles uiteenvalt worstelt Oliver ook met zijn seksuele voorkeur. Hij valt niet op meisjes, in zijn fantasieën spelen jongens de hoofdrol. In een heftige emotionele scène aan het einde van het boek komt Oliver uit de kast. De ontluikende seksualiteit is beeldend en mooi beschreven in al zijn verlangen en lust.
Van de Vendel bouwt het verhaal kundig op. De rode draad wordt gevormd door de familiecrises waarbinnen Van de Vendel via flashbacks en gesprekken over het verleden de achtergrond van de crisis schetst. Naast de goed doordachte opbouw is het verhaal ook prachtig geschreven. Van de Vendel heeft steeds minder woorden nodig om te vertellen wat noodzakelijk is. Het verhaal neemt de lezer makkelijk mee, maar laat de lezer moeilijk los. Er is veel om nog eens over na te denken, zoals de rol van het katje bijvoorbeeld, of de theorie van Olivers vader dat er voor iedereen een juiste vorm is.
Oliver is een prachtig geschreven, eerlijk, heftig en liefdevol boek. Laten we deze ook maar met een mooie prijs belonen.