Peer

In de gehuchten Heihuiskens, Kloosterbos en Maarlo werden grafheuvels uit de ijzertijd onderzocht. Doch ook van het neolithicum zijn vondsten bekend.

Vermoedelijk was Peer een belangrijk Frankisch domein, toebehorend aan de Pepiniden. In de loop van de 8e eeuw werd het, mogelijk door Pepijn van Herstal, geschonken aan de Abdij van Sint-Truiden. De graven van Loon, die aangesteld waren als voogd, streefden ernaar om steeds meer recht op het gebied te doen gelden, en in elk geval in 1259 behoorde Peer toe aan Loon, om in 1366 over te gaan naar het Prinsbisdom Luik. Het gebied werd in leen uitgegeven. De heerlijke rechten vielen in de 14e en 15e eeuw toe aan de familie Van der Mark, en daarna De Brimeu (1475), Van Gavere-Diepenbeek (1537-1602), Van Gavere-Fresin (1602-1692), Van Gavere-Aiseau en Van Arberg-Valengin (1692-1795). In 1623 werd de heerlijkheid Peer door Keizer Ferdinand II verheven tot graafschap.

Het Kasteel van Peer heeft bestaan van omstreeks 1300 tot eind 15e eeuw. In 1950 werden de laatste bovengrondse sporen uitgewist.

Peer was een van de Goede Steden van het prinsbisdom Luik, die de stadstitel ontving op 9 februari 1367. Omstreeks dezelfde tijd werden versterkingen aangelegd, en omstreeks 1473 hadden ze een omtrek van 1700 meter. De stadsmuur was vrijwel cirkelrond. Omstreeks 1573 werd de vervallen versterking gemoderniseerd wegens aanhoudend oorlogsgeweld, en na de stadsbrand van 1619 werd een nieuwe muur gemetseld. Er waren drie stadspoorten, de Oude Poort richting Bree, de Kerkepoort richting Wijchmaal, en de Nieuwe Poort richting Grote-Brogel. Vanaf 1707 werd de muur geleidelijk geslecht: men gebruikte de stenen ervan. Omstreeks 1817 verdwenen ook de stadspoorten, terwijl van 1844-1850 ook de grachten gedempt werden.

De stadsfunctie hield in dat er een weekmarkt en een aantal jaarmarkten werden gehouden.

De stad kende veel krijgsgeweld: In 1394 en 1406, en op 13 mei 1483 vond een moordpartij plaats, toen de heer van Peer, Willem I van der Marck Lumey een oorlog uitvocht tegen Johan van Horne, prins-bisschop van Luik. De burgers hadden zich verschanst in de kerktoren, maar door een list verlieten ze de toren, waarna ze werden gevangengenomen en afgeslacht. Er vielen 1500 doden en Peer werd platgebrand.

Ook de Tachtigjarige Oorlog bracht veel ellende, in 1572 waren het de Oostenrijkse troepen, in 1599 staken muitende Spaanse troepen de kerk in brand. In 1619 volgde een stadsbrand ten gevolge van blikseminslag. De Slag van Sint-Nicolaasdag 1648, van burgers tegen Lotharingse troepen, leidde tot een aantal gesneuvelde inwoners, en in 1654 waren het opnieuw de Lotharingse troepen die de stad belaagden. Daarna ging het door met Franse, Hollandse, Oostenrijkse troepen en dergelijke.

Op 18 november 1798 was Peer in handen van de brigands van de Boerenkrijg, doch dezen werden snel verslagen.

Kerkelijk behoorde Peer met wijde omgeving (Ochinsala) tot de Abdij van Sint-Truiden, en in 1107 werd de kerk voor het eerst vermeld. Tussen 1107 en 1178 splitsten Eksel en Helchteren zich hiervan af als zelfstandige parochies; kort na 1249 volgde Grote-Brogel, inclusief Erpekom. In 1608 splitste ook Wijchmaal zich af, in 1851 volgde Linde en in 1966 ook Wauberg.

Het Agnetenklooster werd omstreeks 1430 gesticht en bleef bestaan tot einde 18e eeuw. In 1872 kwamen de Zusters van Maria naar Peer, en zij stichtten in enkele overgebleven gebouwen van het voormalige Agnetenklooster een bewaarschool en een Franse school. In 1942 kwam daarbij een huishoudschool en in 1959 een Humaniora.