Mark Braet

7 juli 1925 - 6 februari 2003

geëngageerde dichter vertaler, essayist, vredesactivist

contact - copyright:  Nèle Ghyssaert

uitgewerkte biografie

Zijn geboortehoroscoop zegt onder meer: "(...) Door uw grote idealen en kritische, perfectionistische trekken bent u iemand die veel van het leven verwacht en van de mensen met wie u werkt en leeft (...)" 

Hij is het derde kind van Leo-Josef Braet en Bertha-Maria Loobuyck, na het doodgeboren zusje Paula, en de vier jaar oudere Karel Frans, die gedurende 30 jaar leraar zal zijn in Belgisch Congo. Bij zijn geboorte weegt Mark nauwelijks 2 kilogram, en zijn gelaat vertoont een blauwachtige kleur. Bepaalde familieleden hebben het over een geboorte waarbij hij als een konijntje in de weegschaal ligt. Zijn onophoudelijk oorverdovend gekrijs dat een drietal dagen en nachten duurt blijkt zo erg dat zij vader naar de zolder verhuist om van een minimum aan nachtrust te kunnen genieten.

"Het is wellicht vijftig jaar later dat ik via familieleden vernam dat in feite er ook nog 'n zusje geweest was, als eerstgeborene, maar, zoals later duidelijk werd, ook als doodgeborene. Het blijkt dat ze de naam Paula zou hebben gekregen. Opzoekingen in de richting van bevolkingsregister en officiële documenten bij het Stadsbestuur bracht daarover geen inzicht. Wèl leerde ik daaruit dat bij een doodgeborene geen aangifte diende te worden gedaan. (...) 

(...) Waar m'n broer nog het levenslicht zag in een houten barak (--Nieuwpoort was tijdens WOI praktisch met de grond gelijkgemaakt en voorlopige woonconstructies in hout gingen de latere bakstenen huizen vooraf--), beleefde ik mijn geboorte in een gloednieuwe woning. Althans, ik veronderstel dat de bevalling thuis gebeurde." (Mark Braet)

"(...) Ergens had ik nog een tekst liggen die hij me eens overhandigd had; waarin hij alle belangrijke gebeurtenissen die zich in de loop van zijn geboortejaar hadden voorgedaan bijeen had gebracht, en ik herinnerde me een met rood omlijnde zin: 'dans van het jaar: de Charleston'. En verder dat Bernard Shaw de Nobelprijs voor Literatuur had bekomen. Dan volgde een korte opsomming van wat aan literaire werken dat jaar was gepubliceerd en welke de auteurs waren. Daar behoorden John Dos Passos, Theodore Dreiser, Lion Feuchtwanger, André Gide, Virginia Woolf en Franz Kafka bij. Aan films had hij 'The gold rush' van Chaplin genoteerd en 'Die freundlose Gasse' van Pabst, met Greta Garbo. (...)"(uit de autobiografische novelle "De zoete geur van zwavel" van Mark Braet uit 1990, geschreven onder de pseudoniem Robrecht van Vlaenderen)


Historische achtergrond:

Met de ontwikkeling van het kapitalisme verscherpen de klassentegenstellingen. De kracht van de arbeidersbeweging neemt toe. In heel West-Europa vindt het communisme zijn voedingsbodem in een buitenlandse evolutie en traditie, meer bepaald die van de bolsjewistische partij en de stichting van de Sovjet-Unie na de Oktoberrevolutie van 1917. Ter gelegenheid van de viering van het tienjarig bestaan van de USSR in 1927 zullen delegaties van overal uitgenodigd worden om deel te nemen aan het eerste congres van de Vrienden van de Sovjet-Unie te Moskou. Daar wordt besloten om vriendschapsverenigingen over heel de wereld op te richten en ze in een internationale bond te organiseren met als gemeenschappelijk doel : het bestrijden van de 'vooroordelen' met betrekking tot het land of volk. In 1929 zal in België de vereniging Amis de l'Union Soviétique (AUS) het licht zien, en dit onder leiding van o.a. Libois en Nuyens. De vereniging zal in 1944 haar benaming gewijzigd zien in Les Amitiés Belgo-Soviétiques (ABS).

Na de de Eerste Wereldoorlog zijn de meeste monarchieën in Europa gevallen. Het ontstane machtsvacuüm na de val van de monarchieën wordt echter niet onmiddellijk door de democratie opgevuld. In de jaren 30 tonen heel wat leiders in het westen sympathie voor het fascisme. Heel Europa lijkt in de ban van de autoritaire verleiding, die openlijk de steun krijgt van de christelijke kerk. De democratische dageraad heeft van in het begin felle tegenstanders, die geen steen op de andere zouden laten om aan te tonen "dat de democratie niet werkt". 


Stamboom van Mark Braet       Het geslacht Braet beschikt in de 15de Eeuw reeds over een wapenschild waarin een blauwe zilverreiger centraal staat. 

Grootvader Franciscus Ludovicus Braet is aannemer van openbare werken en bewoont 'het kasteeltje' van Adinkerke, zoals het er in de volksmond wordt genoemd. Boven de voordeur heeft hij een zelfgemaakte tekst laten aanbrengen: Villa Emma / Deze villa / genaamd Emma / hier gebouwd / in het woud / met zorg en vlijt / en tot spijt / van wie het benijdt. 

"(...) Een grote tuin vol appelbomen herinner ik me, kelder na kelder herinner ik me, en daarin ergens een badkuip boordevol postzegels. En een man die bij ons thuis kwam met hoed met brede rand en een zak appelen. Grootvader, waarover ik later, veel later, wondere verhalen zou horen, turbulente gebeurtenissen die wellicht reeds mythische vormen hadden aangenomen. (...)"  (Mark Braet)

Leo-Josef Braet, de vader van Mark, geboren te Oostkerke op 8 januari 1892, is net als zijn vader aannemer van openbare werken. Een broer van Leo-Josef is burgmeester te Damme en woonachtig waar ‘De Grote Sterre’ is blijven stille staan. Vader Leo-Josef Braet (ook Leon genoemd) is een internationaal georiënteerde krachtige figuur. Hij is een progressieve en vrij-denkende man uit de burgerij met zin voor muziek, schilderkunst en literatuur die z'n uitgesproken afkeer verkondigt t.o.v. kerk, gezag en geloof. Voor een stuk is hij Franstalig gericht door zijn studies aan de Broeders Xaverianen School te Brugge (in de volksmonde de Frères genaamd).  De fiere liberaal Leo-Josef is mede-stichter van de Liberale Partij te Nieuwpoort die zich op dat moment vrij radikaal profileert. Hij staat bij meerdere stedelijke en/of wetgevende verkiezingen op de lijst van de liberale kandidaten en is, ook mede daardoor, ongewtijfeld een publieke figuur. Gezien in die periode aspekten van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd in de liberale gedachten zijn terug te vinden, is dit wellicht de reden dat Leo-Josef Braet, samen met het gezin, deelneemt aan de jaarlijkse Ijzerbedevaart te Diksmuide. Wanneer aldaar echter de eerste vlaggen met hakenkruis verschijnen, wordt de deelname naar de Ijzervlakte stopgezet. De fragmentarische uitleg die daaromtrent aan de kinderen wordt gegeven draagt weinig bij tot een begrip van het 'waarom', en gaat, toch ogenschijnlijk, het ene oor in en het andere uit. Als actief lid van de 'Rederijckers-Kamer' te Nieuwpoort neemt Leo-Josef Braet jaarlijks deel aan een wedstrijd met een tekst op rijm, waarin een of andere markante gebeurtenis uit het voorbije jaar naar voor wordt gebracht. Tijdens de wintermaanden is hij bedrijvig met het kopen van Smirnatapijten. Ook maakt hij houten constructies, en brengt motieven aan van motieven op koperen hulzen van obussen uit de oorlog 1914-1918.

In tegenstelling tot moeder is vader Braet muzikaal aangelegd. Hij speelt accordeon. Hij kent de liedjes die hij op markten heeft gehoord uit het hoofd. De begeleidende teksten zingt hij mee, of improviseert er zelf. Zijn geliefde boegbeeld is de "bekende, beroemde, beruchte marktkramer Tamboer", die in zijn teksten ook sociale en/of politieke actualiteit verwerkt, zoals o.m. de "Moorden van Beernem", waarbij een Baron betrokken zou zijn geweest. 

Het is in 1926 dat Leo-Josef Braet, tijdens een gedwongen thuisblijven wegens acute keelontsteking, Esperanto leert, waarvan hij een groot propagandist zal worden.  Hiermee wordt hij een internationalist-avant-la-lettre. Regelmatig komen Esperantisten uit andere landen op bezoek: Hongaren, Duitsers, Hollanders e.a. Via en dankzij de Esperantobeweging vinden kinderen uit Spanje, die na de nederlaag van de Spaanse Republiek tegen de militaire Staatsgreep van Generaal Franco het land verlieten, ook o.m. te Nieuwpoort onderdak bij pleegouders. Dit is bv. het geval met de gebroeders Hernandéz die, vooraleer bij pleegouders te worden opgenomen, bij de familie Braet terecht komen en vlug tot de vriendenkring van Karel en Marcel Braet gaan behoren. De oudste zal omkomen tijdens WOII in het KZ Mauthausen De jongste Hernandéz zal in de loop van de bevrijdingsgevechten van Nieuwpoort sneuvelen in 1944 als lid van het Verzet. 

zie ook: postkaart uit 1932 van Esperantist uit Polen geadresseerd aan Leo-Josef Braet 

"Welke waren de constanten die in het betoog van vader Braet domineerden? Daar was ten eerste de verschrikking van de oorlog en het zinloze ervan voor wat de massa van de bevolking betrof. (...)" (Mark Braet)

Een constante uit het betoog van vader Braet blijft bij: zijn kleurrijk verhaal over zijn belevenis in Duitsland in de loop van 1933: Vader is, om welke reden ook (misschien in aansluiting met contacten met Esperantisten), met zijn 'Sarolea'-moto naar Duitsland gereden en staat, op een bepaald ogenblik, tussen andere toeschouwers een opstappende S.A.-eenheid te bekijken. Deze Sturm-Abteilungen staan onder bevel van de stafchef Ernst Röhm, die in de loop van 1934 met talrijke anderen tijdens de zgn. "Nacht van de lange messen" op bevel van Hitler zou worden vermoord. Nu en dan springt een ijverige SA-man uit de rangen en slaat toekijkenden hoed of pet van het hoofd indien ze deze niet zelf afnemen of de Hitler-groet niet brengen. Zo krijgt vader Braet eveneens een heuse lap, gezien ook hij de verwachte groet niet brent. Dit wellicht minieme, maar voor hem blijkbaar doorslaggevend incident, zou zijn levenslange haat tegen de nazi's blijven voeden.

vader Braet met Mark op Sarolea moto (foto uit 1934)

In diverse van zijn betogen zijn er (pseudo)-anarchistische trekjes. Zo dient "de staat als instelling vernietigd te worden" en "er moesten bommen geworpen worden in het Parlement". Vader Braet ziet het Parlement als het werktuig van "De Staat" die de vrijheid in de weg staat. Dit taalgebruik klinkt Mark en broer Karel niet onaangenaam in de oren, en prikkelt hun verbeelding. Ze beginnen dan ook terstond te onderzoeken hoe bommen kunnen worden vervaardigd. Ze slagen erin buskruit te verzamelen, maar tot ontploffing krijgen ze het niet; bij het in brand steken door middel van een lont volgt slechts een hoge steekvlam die even snel uitdooft. 


Bertha-Maria Loobuyck, de moeder van Mark Braet:

Bertha-Maria Loobuyck, geboren te Ruddervoorde op 17 juni 1892, stamt uit een zéér katholiek landbouwersgezin met twaalf kinderen. Verschillende van haar broers weken in de jaren twintig uit naar Frankrijk om daar in de landbouwsector nieuwe werkmogelijkheden te zoeken. Een broer van Bertha-Maria Loobuyck is burgemeester van Oostkerke. Zij is heel werkzaam, liefdevol, en bemoederend. Elke zondag gaat zij plichtsgetrouw met de kinderen naar de kerk. 

"In tegenstelling met vader heb ik mijn moeder nooit veel in een boek zien zitten neuzen. Misschien speelde haar rurale afkomst daar een rol in, misschien ook had ze het te druk met de last van het huishouden dat uitsluitend op haar schouders terecht kwam. Alhoewel vanaf een bepaald ogenblik meerdere dagen per week een dienstbode of 'meid', zoals dat in de volksmond heette, in onze woning bedrijvig was."  (Mark Braet)

Mark zou regelmatig op bezoek gaan bij familie langs moeders kant. Zo zal hij de beste herinneringen bewaren aan het boerenhof te Oostkerke waar zijn moeder is grootgebracht. Hij bezoekt haar zuster Elodie die te Brugge vlakbij het Begijnhof een klein café uitbaat. Bezoek op de hofsteden in Frankrijk bij de broers van moeder laten bij Carlos en Marcel eveneens de beste herinneringen na. 

 

De kinderjaren van Mark Braet:

Het gezin Braet woont in de Langestraat nr 6 te Nieuwpoort, dat op dat ogenblik een stadje is van nauwelijks 4000 inwoners. 

Mark ("Marcel") volgt er de kleuterklas in de Recolettenstraat, bij de Zusters "Arme Klaren", en loopt nadien school bij het Rijksonderwijs.

De kranten die thuis gelezen worden zijn het dagblad 'Het Laatste Nieuws' en het weekblad 'De Zweep'. Deze laatste is meer pamfletair, meer militant liberaal en meer antiklerikaal. Voor godsdienstig-gelovigen betreft het "slechte" kranten, opvatting die door de erg sympathieke onder-pastoor wordt gedeeld en bij ieder passende gelegenheid aan moeder wordt diets gemaakt. 

"(...) Voor wat het bijwonen van de wekelijkse kerkdienst betrof: m'n broer en ik vergezelden moeder elke zondag. We deden onze eerste en plechtige communie en volgden godsdienstles aan de RMS. Of dit al dan niet tegen de zin van vader was?" (Mark Braet)

Zijn speelterrein in Nieuwpoort is de haven, de visserij, de ijsfabriek vlakbij het ouderlijk huis, waar hij veel vertoeft en waarvan zijn vader aandeelhouder is. Het is schaatsen op de vaarten. Er is de mythe van de Duivelstoren, waar hij veel speelt, en dat volgens de volksmond een bouwwerk van de Tempeliers was. 

Mark wil doodgraag viool leren spelen, maar om hem onbekende redenen verzet vader zich tegen deze wens; het moest accordeon zijn. Vanuit zijn gekwetste eigenliefde weigert Mark. Later zou hij zich dit beklagen.


Bijna-doodervaring in 1933:

De werknemers van vader Braet zijn een boot met teer aan het bestrijken. Mark is op het vlot met hen. Het vlot moet worden verlegd. Mark wil het wegduwen. Hij valt in het water en blijft onder het vlot steken, terwijl zijn longen zich met water vullen. Dankzij de snelheid en koelbloedigheid van een van de werklieden wordt hij gered. Het gevolg: een dubbele longontsteking, met stervensgevaar. Gedurende een drietal dagen is Mark totaal buiten bewustzijn. Bij het ontwaken ontwaart hij brandende kaarsen en drie biddende nonnen rondom het bed. Een van de nonnen roept zijn moeder die komt aangelopen. Rondom zijn hals vindt Mark een scapulier, in een plat stoffenzakje aan een lint. Bij navraag antwoordt moeder overtuigend dat er wondere krachten in aanwezig zijn. In haar afwezigheid peutert Mark het zakje open, maar vindt tot zijn buitengewone ontgoocheling niets. Zijn moeder houdt daarop een gans jaar thuis houden om hem letterlijk en figuurlijk in de watten te leggen. Een tweede grote ontgoocheling in Mark's leven zal plaats vinden na een experiment met broer Karel: Zij bijten samen een hostie door om te zien of er daadwerkelijk bloed uitkomt, zoals zij hadden menen te begrijpen in de lessen. Als er niets gebeurt, versterkt dit hun ongeloof in wat men hen voorhoudt te moeten geloven ivm het godsdienstig geloof.


"Wie kinderjaren zegt, zegt boeken":

Daar zijn de werken van Jules Verne, Karl May, Pietje Bel, Max Brand, Charles Dickens, enz. Mark heeft ook een abonnement op de reeks kinderboekjes van A. Hans. Thuis bevinden zich talrijke boekwerken in diverse talen, en vader Braet moedigt steevast de kinderen aan tot lezen: " Lees zoveel als je nu kan, want later zullen jullie er veel minder tijd voor vinden". Ze lezen tot drie boeken per dag, en zijn hiermee ongetwijfeld de beste cliënten van de uitleenbibliotheek van het Willemsfonds, dat zich op dat ogenblik boven het "Duynenhuis" te Nieuwpoort bevindt. Het "Duynenhuis" is op dat ogenblik een plaats waar vooral de liberalen, de vrijzinnigen samenkomen. Daar vinden politieke meetings plaats, evenals toneelvoorstellingen, concerten, bals, en ook de kring van de "Rederyckers-Kamer". Via zijn 4 jaar oudere broer krijgt Mark boeken in handen die hij wel leest maar waar hij nog niet veel van begrijpt. Werken van Lode Zielens zoals "Moeder waarom leven wij?", Gerard Walschap met "Adelaïde" en "Houtekiet", Maurice Gilliams met "Elias of het gevecht met de nachtegalen", Albert van Hoogenbempt met "De stille man", Maurice Roelants met "Het leven dat wij droomden", Willem Elsschot met "Kaas" en "Lijmen" en natuurlijk "De Witte" van Ernest Claes, waarvan hij de verfilming tot driemaal toe zou gaan bekijken in Cinema "Nova" op de Markt te Nieuwpoort.


Politieke achtergrond:

Op 7 maart 1936 zegt de Duitse Regering plotseling het vredesverdrag (de niet-aanvalsverbintenis) van Locarno van 1925 eenzijdig op, en bezet de gedemilitariseerde Rijnzone.


De moeder van Mark Braet overlijdt in 1937:

Wanneer de moeder van Mark op 44-jarige leeftijd komt te overlijden is Mark nog geen 12 jaar oud. Zij sterft op 29 januari 1937 om 22:00 uur in de toenmalige St-Jozefkliniek te Brugge en wordt begraven in Oostkerke bij Damme. Haar overlijden zou voor Mark een levenslang trauma blijven. Later zou hij zich echter afvragen: "Mama, indien je niet gestorven was, zou je me dan niet in de watten zijn blijven leggen? En wat zou er van me geworden zijn, want "suikertje gestolen? Naar de biechte". Vader leek met al zijn "godvers" achteraf eerder bevrijdend. 

Na het overlijden van Mark’s moeder komt tante Bertha, vaders ongehuwde zuster, bij hen inwonen. Ze schildert en speelt piano, en spoort Mark aan om in de stedelijke academie in Nieuwpoort tekenlessen te volgen bij Meester Emiel Ollevier, een uitmuntende tekenaar, zeer verdienstelijk schilder en restaurateur, en tevens, om den brode, kunstfotograaf, een te grote figuur voor een stadje als Nieuwpoort. Mark blijkt aanleg te hebben voor tekenen. 

foto Mark op 7.7.1937

Ongeveer 18 maanden na het overlijden van Mark's moeder, treedt vader Braet in het huwelijk met Maria Vermeire.

De leraar Nederlands, aan de RMS te Nieuwpoort verbonden, is niemand minder dan Karel Jonckheere, gezaghebbende auteur van gedichten en proza, die tientallen leerlingen aanzet tot het schrijven van poëzie of wat ervoor doorgaat. Ook broer Karel is ermee bedrijvig: samen met o.a. de dichter-in-wording Kamiel Top richt hij een literaire kring op, waar Mark tot zijn groot ongenoegen niet aan mag deelnemen. Mark ontdekt vlug dat iedere literaire bijeenkomst bij hen thuis gepaard gaat met de klaarblijkelijke noodzaak menige fles wijn te ontkurken, wijn die broer Karel handig uit de kelders weet op te diepen. Het hele clubje in Nieuwpoort schrijft op dat ogenblik gedichten à la Jonckheere of Van De Woestijne. Ook Mark is er helemaal weg van.


1939   

23 juli 1939: eerste gedicht, uitgetikt op de schrijfmachine

Op 4 september 1939 wordt het Belgisch leger gemobiliseerd voorafgaand aan WOII. De mobilisatie zorgt thuis voor de nodige animatie: buren en vrienden komen er bijeen, landkaarten worden opengespreid, verhitte gesprekken volgen mekaar op. Hoewel Mark zich daar niet rechtstreeks mee verbonden voelt, vindt hij het erg leuk. Samen met andere vriendjes bootsen ze sirenes na voor het aangeven van luchtalarm. Eenmaal de nacht aangebroken, organiseren ze met zaklampen in het duister van de woonkamer de zoektocht naar vijandelijke vliegtuigen. Deze vliegtuigen blijken onschuldige vliegen te zijn die zij, eens in de stralenbundel gevangen, op allerlei manieren pogen te vernietigen. 

Broer Karel brengt de jazz-muziek thuis binnen via radio en speelplaten uit bakeliet, waar men, indien men ze per ongeluk laat vallen, slechts de brokken van kan bijeenvegen . De jazz-muziek brengt een andere nieuwe wereld dichterbij, een wereld die veel meer beroert en boeit dan klassieke aria's of symfonische concerten. Jazz is geboren uit de zwarte sloppenwijken. De beroemde solisten zijn zwarten of "negers" zoals ze op dat ogenblik worden genoemd, dus inferieure rassen waarmee raszuivere Germanen niets mee te maken wilden hebben. Wanneer de bezetter tijdens WOII o.m. het te gehore brengen van jazz-muziek verbiedt, is dit een reden temeer voor velen om zich tegen die bezettende macht te verzetten. 


1940

In februari 1940 komen zowat 700 uitgewekenen uit de Oostkantons aan te Nieuwpoort. Ze worden bij een aantal families ondergebracht, waaronder bij de familie Braet. 

Op 10 mei valt het Duitse leger onaangekondigd België binnen. Zowel binnenshuis als op straat heerst een drukte van belang. Continu worden radioberichten beluisterd en ontleed. Het luchtalarm weerklinkt dag en nacht. De eerste bombardementen grijpen plaats en huizen en straten vertonen een chaotisch karakter. Artillerie door paarden getrokken davert voorbij. Eenheden van het Franse leger verschijnen in het straatbeeld, en worden door groepen mensen belemmerd en omhelst terwijl kreten als "vive la France" weerklinken. 

"10 mei 1940: overval van Nazi-Duitsland op o.m. België; alle scholen dicht. Joepie! We zijn jong en dat is fijn! ...17 dagen later: drie bommen uit stevig Krupp-staal worden zo maar zonder toelating door een Duitse bommenwerper op het ouderlijk huis gelost. Huis aan diggelen, wij ongedeerd van tussen het puin en weg naar Brugge. Nieuwe school, nieuwe vriendjes, nieuwe ervaringen. De oorlog kon me gestolen worden en het dagdagelijks verboden beluisteren van de radioberichten uit Engeland was niet voor mij weggelegd. Mijn ik-persoontje interesseerde zich alleen voor boeken, gedichten, tekenen en schilderen."  (Mark Braet)

Broer Karel brengt zijn fiets in gereedheid, want samen met een groepje vrienden wil hij, gevolg gevend aan de oproep van de Belgische Regering, pogen via Frankrijk, Engeland te bereiken. Hij is net op tijd terug om op 27 mei de luchtaanval mee te maken die het ouderlijk huis tot een puinhoop reduceert.  

Vader Braet vertelt, als volleerde strateeg, wat er allemaal dient te gebeuren. Hij wil naar de Verenigde Staten uitwijken om er te werken in de munitiefabrieken. Ze raken echter nooit weg uit België. Bij hun terugkeer zit het ouderlijk huis boordevol militairen, die net op tijd weggeraken vóór het bombardement op 27 mei 1940 door Duitse vliegtuigen.


Het bombardement van 27 mei 1940:

"Omstreeks 08u30 begonnen de sirenen te loeien en werd het doordringend geronk van vliegtuigmotoren steeds duidelijker hoorbaar. Het betrof Messerschmidt's die de sluizen aan de Veurnevaart kwamen bombarderen. De eerste bommen troffen de tegenover ons huis gelegen Ijsfabriek waarvan vader Braet één van de vennoten was. Wij bevonden ons in de zogeheten 'badkamer' op het gelijkvloers. Dit was een plaats van ongeveer 5 meter op 5 dat later was bijgebouwd aan de 'achterkeuken'. Onze woonruimte was indertijd begonnen vooraan in het huis, maar telkens er een kamer werd bijgebouwd, namen we daar onze intrek. Zo kwamen we vanuit het 'salon' naar de keuken, dan naar de 'achterkeuken' en tenslotte naar de 'badkamer'. Deze benaming dankte haar bestaan aan de badkuip die vader bij de dood van zijn vader had meegebracht. Eerst hadden we de duizenden postzegels eruit gevist, geweekt, gedroogd en in albums ondergebracht. Later werd het bad effektief geïnstalleerd en ook als dusdanig gebruikt, maar tevens aten en leefden we in die nieuwe ruimte, lazen of schaakten er, maakten er onze huistaken, waren we bezig met onze Esperanto-briefwisseling, tekende en schilderde ik er en tijdens de wintermaanden creëerden we daar de smyrna-tapijten die tussen 10 en 27 mei 1940 spoorloos zouden verdwijnen. Die tapijten waren unieke stukken. Ze werden niet volgens te kopen modellen gemaakt, zoals gebruikelijk, maar volgens zelf ontworpen modellen."  (Mark Braet)

Bij het bombardement op 27 mei op het ouderlijk huis te Nieuwpoort wordt het huis volledig verwoest, maar niemand is gekwetst. Vader slaat een kruis; dat is ongezien. Karel springt naar een hoek van het bijgebouw met een gazet boven zijn hoofd. En Mark wil gewoon verder slapen. Het ganse huis is verdwenen; alleen de 'badkamer' staat nog overeind. De aannemer van die annexe, dat bijgebouwd was enkele jaren voor het uitbreken van WOII, had toen vader Braet ten stelligste afgeraden de kelder als schuilkelder te gebruiken, en liever in deze "badkamer" te blijven.   

"Tussen brokstukken en versplinterde balken had hij enkele ogenblikken later ongedeerd, en zich reeds in de gehavende tuin bevindend, zijn sinterklaaspaardje zien hangen, zwaar gewond, een lelijk gat in de rug. Maar er vloeide geen bloed nee, geen bloed vloeide er die zevenentwintigste mei negentienhonderd veertig omstreeks acht uur 's morgens. Alleen die deur was over hem gevallen en zijn broer was in een hoek van de kamer gevlucht en zijn vader had een kruisteken gemaakt, wat hem erg vreemd voorkwam; en alles was stof geworden en angst".  (Mark Braet)


Politieke achtergrond:

25 mei 1940: Koning Leopold III weigert de regering te vergezellen naar Londen in het kader van de strijd aan de zijde van de geallieerden. Op 28 mei 1940 capituleert koning Leopold III. Hij wordt door de regering veroordeeld voor defaitisme. Dit zal na de oorlog leiden tot de koningskwestie en jarenlange constitutionele spanningen.


Tot einde juni gaat Mark naar school in de RMS te Nieuwpoort, waar zijn vader een der steunpilaren van blijkt te zijn, waarbij z'n liberaal-vrijzinnige visie waarschijnlijk determinerend is. Onder Mark's vrienden bevindt zich Kamiel Top, die de dood zou vinden in het concentratiekamp van Flossenburg. 


Rijks Middenschool (RMS) Brugge:

In juli 1940 vindt het gezin onderdak te Brugge in de Jacob Van Maerlantstraat.

Mark volgt les aan de  RMS-Brugge. Daar wordt zijn creativiteit beslist gestimuleerd door zijn leraar Nederlands, de toen al bekende schrijver en criticus Jan Schepens. 43 jaar later schrijft Mark over die tijd in een artikel ter gelegenheid van de vijfenzeventigste verjaardag van zijn ex-leraar: "Poëzie & literatuur waren toen reeds mijn dada; ik dweepte onder meer met Karel van de Woestijne, schreef zelf gedichten (of wat er voor doorging). In de R.M.S. was 'n eigenaardige leraar Nederlands bedrijvig. Feitelijk reikte hij ons honderden dingen aan (die we toen niet zagen), legde evenveel bruggetjes via taal naar literatuur, bleek enorm belezen. En hij had een methode (weinig orthodox) om ons te doen (leren) romans te lezen en zo kennis maken met de Nederlandse letterkunde. Of nóg vreemder: om het schrijven van gedichten in hoge mate te stimuleren". Die weinig dogmatische aanpak houdt in dat Schepens de mogelijkheid geeft om hogere punten te halen door het inleveren van een extra opstel, in proza of poëzie. Schepens zou deze vrijwillige schrijfselen al die tijd bewaren, waardoor hij, in het liber amicorum van 1985 "Mark Braet Wit", meer dan veertig jaar later, een unieke primeur levert, namelijk zijn eerste verzen van Mark Braet, vier in totaal, waarvan één getiteld is: "Laat nu de bommen vallen...", opgedragen aan C.B. (de initialen van Braets broer). In het artikel bij de gedichten schrijft Schepens onder meer: "Die schokervaring heeft van Mark Braet de dichter gemaakt, zoals hij zich van toen tot nu gerealiseerd heeft". De eerste strofen luiden:

 

We bleven samen in den grooten nood,

terwijl de bommen vielen om ons heen;

we zwegen stil en luisterden alleen

naar 't gierend zingen van de dood.

 

We hebben samen lief en leed gedeeld;

we zijn niet bang al zijn we maar alleen...

laat nu de bommen vallen om ons heen,

waar wij als kinderen hebben gespeeld...

 


"Jan Schepens leerde ik aanvang sept. 1940 kennen in de verhouding: leraar-leerling.  Het oorlogsgebeuren had me naar Brugge gedreven waar ik aan de RMS verder studeerde. Nu was Nederlands (samen met tekenen) mijn lievelingsvak.   (...)   En ik kon het moeilijk beter treffen een leraar als Schepens te krijgen, een voorloper op menig gebied, een originele vent, ergens uniek en immer karaktervast. Een man wie het nooit aan moed ontbroken heeft, Vlaming en liberaal, steeds op de barricade. Zowel vóór als nà 1940 zijn menige handeling van hem als evenveel getuigen van dit alles. Het betreft hier niet alleen zijn publicaties maar ingewijden weten bv. welke belangrijke rol hij in de herfst van 1937 in het vrijzinnig midden van Brugge vervuld heeft, zoals ook anderen zich herinneren hoe hij tijdens de bezetting als gijzelaar opgesloten werd en in feite elke dag zijn terechtstelling kon verwachten. (…) Stel je voor: hij slaagde erin stakhanovisten te maken van ons voor wat het lezen van boeken betrof (goede, literair-verantwoorde werken en geen muf geklets à la Courts-Mahler!) en het schrijven van...gedichten! Hoe hij dàt weer klaarspeelde? Voor elk boek dat we gelezen hadden en waarvan we vóór de klas de korte inhoud konden vertellen, bekwamen we een vol punt en idem voor elk gedicht dat we indienden. Ik promoveerde meteen tot een elite-leerling : van dàt ogenblik af had ik steeds 10 op 10…  En hij hielp ons ook voor wat keuze en smaak betreft. Dankzij hem leerde ik talrijke binnen- en buitenlandse auteurs kennen via hun werk en maakte ik kennis met de diverse strekkingen in de poëzie van het ogenblik. Ik weet niet wat de inspecteurs van toen over die “onderwijsmethodes” dachten, noch of Jan daarvoor ooit berispingen of opmerkingen bekwam, maar hij zou toch voortgedaan hebben. Hij was de hedendaagse”gal-spuwers” ver vooruit, soms een soort enfant-terrible, provo of hoe je het ook noemen wilt. En eens zal hem toch recht moeten aangedaan worden en zal iemand zijn plaats dienen te bepalen alsook de rol die hij in onze Nederlandse literatuur heeft gespeeld. Deze is veel belangrijker dan sommigen zich kunnen voorstellen."  (Mark Braet over Jan Schepens in rubriek "Van boekenboei tot...boeiend boek!" uit het Brugs Handelsblad dd 29-03-1975)

 

Academielessen Architectuur- en technisch tekenen:

Het is voor Mark, na de avondlessen in de Stedelijke Academie te Nieuwpoort, een logische stap om zich ook in te schrijven in de Academie van Brugge. Vanaf september 1940 tot in de loop van 1943 volgt hij er de lessen architectuur- en technisch tekenen.  

stilleven geschilderd door Mark Braet            een schilderij van Mark Braet  

In zijn literair werk zal men elementen terugvinden die duidelijk met kleur, kleurgebruik of zelfs namen van schilders verbonden zijn, zoals bv. deze van Paul Klee.


Atletiek:

In de zomer van 1940 sluit hij aan bij de atletiekclub "cercle" te Brugge. Hij specialiseert zich snel tot spurten (60, 80, 100 m). Hij neemt deel aan veldloopwedstrijden , waarbij hij geregeld bij de eerst vijf aankomt.  


1941

Historische achtergrond: 

Op 22 juni 1941 valt Duitsland de Sovjet-Unie aan onder de codenaam "Operatie Barbarossa".

"Vader Braet ontstopt een overgebleven fles champagne, zeggend: 'De Moffen zijn er aan, nu ze Rusland hebben aangevallen. Leve het Rode Leger!' (...) Het leek me een vreemde bedoening. Het gebeurde allemaal zo ver van Brugge weg; het ging aan mijn ezelsoren voorbij en ik dacht: leve de boeken, leve de poëzie. (...) We droegen ons haar zo lang mogelijk, bijna tot op de schouders, een zwijgend teken van protest, en we werden smalend 'Zazoes' genoemd, voorlopers van hippies en punkers. Omdat dansen verboden was, organiseerden we illegale dansavonden als teken van verzet. Omdat jazzmuziek verboden was, plakten we met ons oor tegen de radio om toch maar een klank op te vangen van die muziek die voor ons vrijheid betekende. "   (Mark Braet)


1942 

Aanhouding broer Karel:

In mei 1942 poogt Karel, samen met zijn vriend en later bekende jeugdboekenauteur Albert Van Nerum via Frankrijk en Spanje, Engeland te bereiken. Ze willen er dienst nemen in het Belgische leger. Aan de demarcatiegrens (Moulins-Sur-Allier) tussen bezet en onbezet Frankrijk worden ze aangehouden.

"mijn broer wordt aangehouden in Frankrijk op weg om via Spanje Engeland te bereiken. Voor zijn leeftijdsgenoten was het ogenblik aangebroken om verplicht naar Duitsland te gaan werken. Het ‘Herrenvolk’ had slaven nodig, en in alle bezette landen stonden de plaatselijke slavendrijvers gereed om een handje toe te steken in de jacht op ‘werk-onwilligen’ ".  (Mark Braet)

Op 2 juni komt de Gestapo vader thuis informeren dat zijn zoon in Frankrijk is aangehouden. 

"Zo werd ik plotseling met mijn neus op de oorlog gedrukt. En vanaf dan luisterde ik elke avond mee met mijn vader en stiefmoeder naar de uitzendingen van de Engelse radio en groeide mijn interesse voor het wereldgebeuren."  (Mark Braet)

 

Aansluiting bij het verzet:

"En zie, mijn ik-wereldje kantelt, mijn ogen en oren gaan open, en plots is alles anders. Nog in de loop van hetzelfde jaar sluit ik aan bij het Verzet." (Mark Braet)

Mark Braet ontmoet in augustus 1942 Oscar De Waele, een jonge arbeider uit Gent, wiens nicht een relatie heeft met broer Karel. Hij blijkt in Gent betrokken te zijn bij een illegale verzetsorganisatie en verklaart zich bovendien communist. Voor Mark klinkt dit als een vloek. Wanneer Oscar De Waele vraagt wat Mark van het communisme denkt, antwoordt deze terstond: "iets dat slecht is." "En waarom?", vraagt de andere. Daar zit Mark klem en moet toegeven: "Ik weet het niet".  Oscar De Waele (oorlogsnaam 'Michel') zal later zijn oorlogsjaren beschrijven in zijn autobiografische roman  "De schapen zien de wol niet" (1995, uitg. Icarus, Antwerpen), met een voorwoord van Mark Braet, waarin Mark onder andere verwijst naar zijn bijdrage voor de  publicatie "BRUGGE BEZET" (uitgeverij Lannoo, Tielt, 1985) van Luc Schepens.

"En ik stond met mijn mond vol tanden en besefte plotseling dat ik moest oppassen voor uitspraken over dingen waar ik niks van wist. Dat was mijn eerste les. (...)" (Mark Braet)

Na een drietal dagen gedachtenwisseling heeft Mark ingestemd om lid te worden van de RVJ (Revolutionaire Volksjeugd), de illegale verzetsorganisatie van en voor jongeren . Daarmee nemen zijn illegale verzetsactiviteiten een aanvang. De oorlogsnaam van Mark Braet wordt 'Robrecht' en zou  later veranderen in 'Rik'. 

 Een belangrijke activiteit van de RVJ is het verspreiden van sluikpers, zoals de Rode Vaan, de Vrije Jeugd (het blad van de RVJ) en het ‘Brugsche Vrije’, gedrukt in de burelen van de Gist- en Spiritusfabriek. Voeg daarbij een aantal acties i.v.m. militaire berichtgeving. Mark's schoolkameraad en vriend Mathieu Hinoul (oorlogsnaam 'René') heeft de regionale leiding van de RVJ  in de Brugse Rijksmiddelbare School. 

"De partij duwde me onmiddellijk in de richting van de Partizanen, dat was een constante.  Maar Oscar vond dat ik beter zou renderen in de jeugdbeweging, in de school. In de RVJ zaten niet alleen communisten, maar ook socialisten en progressieve christenen. Dat werd mijn werkterrein. Verdelen van sluikbladen, organiseren van het blad Het Brugse Vrije, inlichtingsdiensten die dan gecentraliseerd werden door de partij. Bvb van iedere Duitse auto die ik zag moest ik de nummerplaat opschrijven, en dat werd doorgegeven. Ik vermoed dat dat gecentraliseerd werd zodat ze konden nagaan hoe de colonnes zich bewogen. Die inlichtingen gingen waarschijnlijk naar de bende van Trepper, het Rood Orkest, dat trouwens ook in Brugge verbindingen had.  "  (Mark Braet)


Historische achtergrond:

Het Communistische Verzet zal  een van de felste verzetsgroepen worden tijdens WOII.


Het Koninklijk Atheneum Brugge:

September 1942: Mark Braet richt een nieuwe verzetsgroep op in het Koninklijk Atheneum.

Omdat op zijn school al een groep van de R.V.J. actief is, krijgt Mark Braet de opdracht de Rijksmiddelbare School te verlaten en zich op het Koninklijk Atheneum in te schrijven, om daar een nieuwe verzetsgroep op te richten. Vanaf 1 september 1942 volgt hij er de lessen, en bouwt ondertussen aan een organisatie die zich bezighoudt met illegale pers en kleine acties van militaire berichtgeving. 


Bij een golf van arrestaties wordt de groep op het Atheneum opgerold. Zowat iedereen wordt opgepakt en gedeporteerd, en maar zeer weinigen zouden terugkeren. Braet ontspringt de dans. Een kwestie van geluk en van de zeer grote oplettendheid die hij steeds aan de dag blijft leggen. 


Mark's klasgenoot en vriend Jaak Fontier beschrijft hem later:

"De dynamiek van Mark, zijn onophoudelijke activiteit, zijn vermogen om te animeren waren onuitputtelijk, gingen samen met vindingrijkheid, speelsheid en fantasie. Mark ontplooide zijn inventieve dynamiek niet alleen in de klas, maar ook op de speelplaats, in de gangen en in de schuilkelders, waarin heel wat tijd werd doorgebracht. 

Mark was in de klas de gangmaker. Hij gaf het signaal om met een van de spelletjes te beginnen. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Ik probeer een viertal van die deugnietenstreken wat concreter te maken.

In elke klas stond achteraan een grote steenkolenkachel, een kolomkachel. ernaast een kolenbak met een kolenschop.

1. Het spel met de schop. Het bestond erin de schop ongemerkt tot op de trede te brengen. Een leerling op één van de laatste banken maakte zich meester van de schop. Die werd dan onder de banken van hand tot hand doorgegeven. Een leerling op de eerste bank diende dan op een gunstig ogenblik de schop op de trede te leggen. Zo, in het zicht van iedereen, lag de schop te wachten op de ontdekking door de leraar. Iedereen wachtte ook on grote inspanning op de reactie van de leerkracht.

2. Het spel met de kolenbak. Groepswerk was eveneens dit spel. Wanneer de bak niet zwaar geladen was, kon ze als een donkere slee glijden in het gangetje tussen de banken. Een leerling op één van de laatste banken alweer - de grootste deugnieten gingen steeds achteraan zitten - zetten de bak naast zijn zitplaats en schoof die voorzichtig en langzaam met de voet tot bij de volgende bank. Zo reisde de bak heel traag, telkens met kleine duwtjes van de voet, naar voren. Een positie voor de trede was het eindpunt.

3. De gekauwde papierpropjes. Papierpropjes, flink gekauwd en goed bevochtigd, haar het bord gooien kon iedereen. Maar de bedoeling was, dat ze inderdaad het bord bereikten en er provocerend tegenaan bleven kleven.

4. Het borddoek. Een leerling die aan het bord een opdracht had gekregen, diende hiervoor stiekem met het borddoek naar zijn plaats terug te keren. Dit werd doorgegeven  aan een durver. Op een gunstig ogenblik gooide die het doek met kracht omhoog en naar voren. Het ontplooide zich als een mislukte parachute en kwam in een stofwolk van krijt naar beneden.

Als gezegd, het signaal voor die spelletjes werd heel vaak door Mark gegeven, de grappen met schop of kolenbak door hem in gang gezet, het borddoek door hem gegooid. Als dan de leraar vroeg: "wie heeft dit gedaan? " was er even de snijdende stilte van het collectieve zwijgen, maar dan stak Mark de hand op en zei: "Ik deed dit mijnheer". Het niet verwachte antwoord temperde de woede van de leraar en zal in veel gevallen tot een minder zware straf hebben geleid.

Mark demonstreerde een durf die ons verbaasde en bij de leraars, die het mikpunt waren, de gamma van gevoelens van irritatie tot woede opwekte.

Maar de opwekking van die reacties was welbewust met het engagement verbonden. Vanuit zijn overtuiging koos Mark wie getart diende te worden. Zo beseften wij in onze klas, beter dan in de andere klassen, welke leraars aan de zijde van het fascisme stonden, welke medeleerlingen het "Heil Hitler" en het hakenkruis in het hart droegen.

De leraars lieten zich niet onbetuigd, uiteraard niet. Mark kreeg straf, veel straf, de punten voor gedrag en die voor dagelijks werk werden als wapens ingezet. Ik verdenk er enkele leerkrachten van, dat zij zijn proefwerken met speciale aandacht bekeken, evalueerden met in elke hand een rode pen. In die oorlogsjaren was er geen spraken van enige vorm van controle, van mogelijkheid tot protest. De willekeur heerste. De rapporten van Mark waren dus telkens weer met veel rood voor de onvoldoendes versierd. Maar dat tastte zijn  optimisme, zijn levendigheid, zijn kwikzilveren dynamiek niet aan. Hij behield zijn lach en zijn kracht. Zijn ambitie, zijn hoop en zijn doel stonden blijkbaar in generlei verband met schoolresultaten. Daardoor had hij iets onaantastbaars, stond hij boven de straf, boven het bloedbad van de rapporten, boven het strakke, schoolse systeem. Zijn deze herinneringen uit 1942-1944 na meer dan zestig jaar vertekend, misvormd door uitvergroting? Misschien. Dat Mark echter reeds in die atheneumjaren als zeventien-achttienjarige actief was in het verzet, is beslist geen vertekening maar een feit. Dat hij risico's van een geheel andere aard nam dan de schoolse, begrepen we pas, toen de bezetting voorbij was en de ware toedracht bekend werd. Bij het begin van het nieuwe schooljaar 1943-1944 kwam Mark niet opdagen en kon niemand enige informatie over die afwezigheid geven. Hij was precies van de aardbol verdwenen. Wat was er gebeurd? We zouden hem pas na de bevrijding terugzien en het geleidelijk allemaal vernemen. Al in 1942 was Mark lid geworden van de, toen verboden, communistische Partij van België en van de verzetsorganisatie De Revolutionaire Volksjeugd (R.V.J.). Zijn overstap van de rijksmiddelbare school naar het Atheneum had niets te maken met probleem van gedrag. We veronderstelden dat en Mark zelf suggereerde dat herhaaldelijk. Hij had van de verzetsorganisatie de opdracht gekregen in het Atheneum een afdeling van de R.V.J. op te richten. Als zeventienjarige nam hij zelf al deel aan gevaarlijke opdrachten en operaties. Lid geworden van het Onafhankelijkheidsfront (O.F.) werd hij belast met de verdeling van het illegale blad 'Front". Hij werkte eveneens voor de Service de Renseignements Alliés, een ondergrondse inlichtingendienst, en kwam uiteindelijk, via de Patriottische Milities, terecht bij het Partizanenleger. Deze verzetsgroep hield zich bezig met sabotagedaden en aanslagen, om aldus de collaborateurs te ontmoedigen en de bezetter te verplichten permanent troepen in het land te houden en ze zo aan het front te onttrekken. Die verzetsactiviteit en het verzen schrijven kregen tijdens de atheneumjaren van Mark ongetwijfeld meer aandacht dan het schoolwerk. Na de bevrijding kon of wilde hij de onderbroken middelbare studies niet voortzetten en besloot hij aan het werk te gaan. Het engagement en de poëzie bleven essentieel in zijn leven en denken. engagement, pacifisme en idealisme zijn sleutelwoorden voor de analyse van de persoonlijkheidsstructuur van Mark. Vijftig jaar lang was Mark erbij, en telkens heel uitdrukkelijk aanwezig ook: bij de betogingen tegen bewapening, tegen atoomwapens, proefnemingen met atoombommen en waterstofbommen, tegen de installatie van raketten op Belgisch grondgebied, opvallend aanwezig ook bij grote stakingen, arbeidersoptochten, protesten tegen sluiting van mijnen en fabrieken. Algauw was hij bij de ordehandhavers gekend als stimulator, agitator, verdeler van pamfletten en protestbladen. Meer dan eens werd hij opgepakt en ondervraagd. In de loop van de jaren werd zijn dossier bij de dienst veiligheid van de staat steeds dikker, maar dit was voor hem geen reden om te capituleren. Strafbare feiten en daden van geweld konden hem nooit ten laste worden gelegd. Waren Marks ideeën en idealen politiek geconcretiseerd in de naoorlogse stalinistische Sovjet-Unie? Hij hoopte het of hij verwachtte het. Maar de grote spanningen tussen theorie en praktijk zijn hem zeker niet ontgaan. Als overtuigde democraat had hij het moeilijk met de dictatoriale kanten van het regime. En het vrije woord dat hij als dichter onvoorwaardelijk wenste, werd er niet geduld. Het engagement bleef echter de sterkste stimulans. Het drukte de twijfel weg, het leefde voort op hoop, dat alles toch nog op de rechte banen van democratie, gelijkheid en vrijheid zou komen. Mark wilde in de nieuwe mens en in de rechtvaardiger samenleving blijven geloven. Misschien zijn daarvoor een vorm van naïef optimisme en een graad van eerlijke onschuld noodzakelijk. Idealistisch gekleurd optimisme of slopend cynisme, het is een moeilijke keuze. Hij deed de keuze, zich bewust van de gevolgen.  Bedroefd vaak, bedroefd om de mens omdat hij is zoals hij is, om de wereld omdat zij is zoals zij is. "Ik ben bedroefd maar niet wanhopig". Het is onder de vele mooie titels die Mark aan zijn bundels gaf, wellicht de titel die het dichtst de kern van zijn persoonlijkheid nabij komt."                

  

Verzetspoëzie:

Ondanks zijn verzetsactiviteiten en schoolwerk houdt Mark Braet tijd over om verzen te schrijven.   

De toetreding tot het verzet en de partij houdt een stap in die veel betekent voor de rest van het leven van Mark Braet. Ook in zijn werk laat deze keuze zijn sporen na. De oorlogs- en weerstandsthematiek is in zijn debuutbundel overduidelijk, evenals zijn communistische achtergrond.  

Begonnen in een traditionele, strakke vorm, maakt de dichter zich steeds verder los van de conventies, en gaat hij gebruik maken van symbolen en metaforen. Zijn poëzie zal zich ontwikkelen naar een grotere universaliteit, waarin het engagement weliswaar zijn rol blijft spelen, maar een algemenere thematiek de overhand krijgt.

"De vraag moet gesteld worden: waartegen kwamen dichters gedurende de jaren van bezetting en oorlog in opstand en om welke reden?  Hun verzet gold nl. niet alleen het feit van de militaire overrompeling van hun land, zelfs niet het feit dat de bezetters en hun medeplichtigen geweld gebruikten om hun macht te vestigen of te bestendigen. Maar hun verzet richtte zich, zelf geestelijk van aard, tegen de ontaarding van de geest. Het richtte zich tegen de afschuwelijke theorie van de bezetters en van hun handlangers die inhield dat de germaanse rasziel een opperste openbaring zou zijn van de bewuste of onbewuste drang die de geschiedenis der volkeren beheerst. Deze theorie, grondslag van het antisemitisme, de rassenwaan, de tot deugd verheven volkerenhaat moest onvermijdelijk als noodzakelijke gevolgtrekking de principiële verkrachting van alle rechtsbegrip insluiten. "Recht is, wat het Duitse volk voordeel oplevert", zo luidde de rechtsregel waaraan de bezette landen, zonder ontzag voor welke waarden ook, werden onderworpen."

"De krachtdadige afwijzing van de grondbeginselen van het fascisme steunde niet op vage gevoelens of voorbijgaande opwellingen van uitgedaagde toorn, doch op een vaste zekerheid omtrent de betekenis van het mens-zijn, zijn hoedanigheden en mogelijkheden. Deze dichters hebben niet uitsluitend het dichterschap verdedigd door hun verzet. Ze hebben ook de mens verdedigd. En ieder mens heeft misschien het recht te zeggen dat de poëzie hem onverschillig is, maar de poëzie zal hopelijk nooit belijden dat de mens haar onverschillig is."

"De sterkste drijfveer om in leven te blijven is een doel te hebben dat met hoop verbonden is, waarvoor je kost wat kost wilt blijven leven ondanks alle risico's. Ook mede daarom was tijdens de 2de W.O. de illegale pers zeer belangrijk, en waren de dichters die hun poëzie van verzet illegaal lieten verschijnen zeer belangrijk."    (Mark Braet)


Vriendschap met dichter Kamiel Top:

Een aantal van zijn vroege gedichten laat hij lezen lezen aan de jonge dichter en vriend Kamiel Top . De reactie die Top per brief geeft op de vroege probeersels van Mark zijn door de dichter altijd heel belangrijk gevonden. Top raadt hem aan om toch vooral de te sterke invloed van Van de Woestijne kwijt te raken. Zelf zou Kamiel Top nooit de kans zou krijgen om zijn dichterscarrière verder vorm te geven.  Tijdens de oorlog zal hij gearresteerd worden, en in 1945 sterven in het kamp Flossenburg.

In 1946 verschijnt een artikel over Kamiel Top van de hand van Mark Edo Tralbaut.  

Mark Braet publiceert in 1952 een artikel 'In memoriam Kamiel Top' 

Het zeer bescheiden oeuvre van Kamiel Top zal in 1984 door het Masereelfonds heruitgegeven worden met een inleiding door Karel Jonckheere. 

Op 15 april wordt in het Cultuurhuis 't Kasteeltje te Nieuwpoort op initiatief van Paul Top een literaire rondetafel over Kamiel Top georganiseerd.    Mark geeft zijn medewerking (video uit het archief van Paul Top).

In 1998 geeft auteur Paul Top in eigen beheer een biografie uit over Kamiel Top.   De finale versie van de biografie door Paul Top over dichter Kamiel Top komt uit in december 2023. 



1943

Historische achtergrond:

Van augustus 1942 tot februari 1943 omsingelen de Duitsers Stalingrad. Op 19 november begint een Russisch tegenoffensief, dat resulteert in een Duitse capitulatie. De slag wordt een keerpunt in de Tweede Wereldoorlog. De Duitse nederlaag aan het Oostfront doet de sympathie in het Westen voor de communistische partij en het partizanenleger gevoelig toenemen.


Het gewapend verzet - Het Onafhankelijkheidsfront en het Belgisch Partizanenleger:

"Ik voelde me erg opgewonden en tegelijkertijd onzeker.....Ongetwijfeld zou ik mettertijd bijleren, bruggen leren leggen die van het ene naar het andere leiden omdat niets 'een ding op zichzelf' is..... Mij ontbrak elke ervaring, elke lijn naar de rijke verscheidenheid van culturen, naar sociale politieke en historische realiteiten. Vele jaren later besefte ik wat het kon betekenen en welke nefaste, verschrikkelijke gevolgen konden voortvloeien uit een situatie waarin de machthebbers in het land een geestelijk, cultureel, politiek, historisch vacuüm scheppen waardoor men opgroeit middenin een woestijn van onwetendheid."   (Mark Braet)


Nadat Rik Szyffer, 'instructeur' van de RVJ voor de provincie West-Vlaanderen, kort na zijn contact met Mathieu Hinoul, die de regionale leiding van de RVJ  in de Brugse Rijksmiddelbare School heeft, gekwetst raakt tijdens een aanslag, wordt de instructeur voor de RVJ in West-Vlaanderen opgevolgd door Frans Tas (schuilnaam 'Roger'). Frans Tas zal Mathieu Hinoul, Mark Braet en anderen onder meer opleiding geven in het hanteren van wapens.

"Ik kwam dus in het atheneum en begin 43 hadden we daar al een relatief sterke organisatie uitgebouwd, op het principe van de groepen van drieën: d.w.z. er zijn er drie die elkaar kennen, maar de anderen niet. Een van de drie heeft dan contact met een andere groep van drieën, enz. (...) Een kwestie van veiligheid." (Mark Braet)

"Mijn eerste contact had een zekere Louise moeten zijn, een jodin, maar zij werd aangehouden nog voor wij elkaar hadden ontmoet. Pas in maart 1943 werd er weer met mij contact gezocht."  (Mark Braet)

De eerste ontmoeting van Mark met 'Roger' vindt plaats aan het station op het Zand in Brugge. 'Roger' overhandigt Mark drie boeken; "De Moeder" van Maksim Gorki, "Hoe het staal gehard werd" van Nikolaj Ostrovski en "De Geschiedenis van de Communistische Partij van de Sovjetunie". 

"Later kon hij zich onmogelijk herinneren of het mooi weer was, de hemel egaal blauw of bewolkt, maar wèl dat talrijken op stap waren. In de loop van maart negentienhonderd drie en veertig. Het station einde van de Steenstraat herinnerde hij zich haarscherp. Op een bepaald ogenblik afgebroken en later, heel wat later, had hij de in lood-gevatte-ruitjes die het sierden, teruggezien zoals ze door zijn neef aannemer van Openbare Werken, die met de afbraak gelast was, op vakkundige wijze herbruikt waren in een opgeknapt boerderijtje langsheen de Damse vaart." 

"Het station einde van de Steenstraat. Hij stond er met de rug naartoe; soldaten wandelden hem voorbij, tegen de hemel waren vliegtuigen ergens op weg naar. Nee, niet naar waar zijn broer zich bevond, nee, niet naar zijn broer, dat was onmogelijk, vermits deze op dat ogenblik nog in de gevangenis verbleef ergens in Frankrijk. (...) Hij herinnerde zich dat velen op stap waren en trouwens, altijd komen treinen aan en vertrekken er, dus zijn er altijd mensen die arriveren en afreizen. In die maand maart. Hij had erover nagedacht hoe 'Roger' er zou uitzien; groot of klein; blond of zwart; en hij poogde zich een beeld te vormen van diegene die hem straks zou aanspreken terwijl hij 'Volk en Staat' stond in te kijken . Die tot hem een vraag zou richten en hij wist welke vraag en het antwoord dat hij zou geven kende 'Roger' ook en toen maakte iemand zich los uit de menigte en kwam op hem toe en vroeg hem iets, precies hetzelfde dat hij wist wat men hem zou vragen en hij antwoordde en 'Roger' wist meteen dat hij met 'Robrecht', de latere 'Rik', te maken had, en zo was de eerste cirkel getrokken en zouden de volgende afspraken met plaatselijke verantwoordelijken doorgaan aan de Nepomucenusbrug die over de Dijver loopt, onder de waakzame ogen van hem die liever zijn tong liet afsnijden dan een geheim te verraden. In die maand maart van het derde oorlogsjaar. (...)"

"In de loop van die zonnige maand maart negentienhonderd drie en veertig. Met zijn rug naar het station, duidelijk zichtbaar ‘Volk en Staat’ lezend. ‘Roger’ hield een boekentasje aan de linkerhand, droeg een bruin pak, en stelde de verwachte vraag. Hij gaf het vooraf bepaalde antwoord, plooide ‘Volk en Staat’ dicht, en ze wandelden de Steenstraat in, naar de Grote Markt toe. ‘Jacqueline’ zou er vlakbij, nog hetzelfde jaar, haar zwarte schoenen kopen en nadien had hij zich afgevraagd of deze de reis met haar hadden meegemaakt; die lange, lange reis; om tenslotte in het horror-museum tussen bergen haar, prothesen en schoenen, te belanden. Wandelden ze de Steenstraat door, naar de Grote Markt toe. Was het nu vierhonderd jaar of meer, dat aldaar in de omgeving, schommelende galgen stonden; en anoniemen in een grote, lange, open put, waar vandaag de dag het standbeeld staat van Jan Breydel en Pieter De Coninck alles kwamen werpen wat voor hen waardeloos geworden was: krengen van katten, honden, huisvuil, pasgeboren kinderen. Hij was nu ‘Robrecht’ geworden, elke ervaring missend die hem van nut had kunnen zijn in de ingewikkelde situatie van een bezetting. Geen enkele leerschool had hij doorlopen; niet meegestreden met de Internationale Brigades in Spanje; niet in de XIIe, de ‘Louise Michel’ noch nadien in de XIVe, de ‘Henri Vuillemin’, waarin de Vlamingen waren bijeengebracht. Had geen deel aan overwinningen noch nederlagen. Hij kende niets, wist niets, had nooit iets gelezen over. En het leek hem alsof ‘Roger’ geen Nederlands maar een voor hem niet-bekende geheimtaal sprak: Komintern, KPSU, het ‘Blok van Rechtsen en Trotskisten’, Mensjevieken en Bolsjevieken, het niet-aanvalspakt anno negentienhonderd negen en dertig, de noodzakelijke oorlog met Finland, het verdrag van München; alles tolde rond in zijn hoofd en aan de Nepomucenusbrug gekomen, waar hij binnenkort ‘René zou ontmoeten; overhandigde ‘Roger’ hem drie boeken waarvan de lectuur, ongetwijfeld zou bijdragen tot een goede aanloop voor politieke scholing. Het bleek ‘De Moeder’ van Maxim Gorki te betreffen; ‘Hoe het staal gehard werd’ van Nikolai Ostrowski en ‘De Geschiedenis van de K.P.S.U.’ Niets wist hij. Alleen hoe je groen kon maken uit blauw en geel; oranje uit geel en rood; violet uit blauw en rood; water doorschijnend; dat je geen schaduw aanbracht met zwart; hoe je een grondplan tekende en een huis optrok uit lijnen en bogen met passer en winkelhaak. Nooit had hij echter gehoord of gelezen over Maxim Gorki, de ‘bittere’, noch over ‘De Moeder’ op vraag van Lenin geschreven. Noch over Ostrowski, schrijvend naar de dood toe, vechtend tegen de ongenadige, voortklimmende verlamming en blindheid. En dat de door Stalin vervalste ‘Geschiedenis van de K.P.S.U. later, na negentienhonderd zeven en vijftig, zou herschreven worden in de tachtiger-jaren opnieuw zou herschreven worden omdat historische waarheden nu eenmaal objectieve gegevens waren (...)."

De daaropvolgende afspraken met plaatselijke verantwoordelijken vinden plaats bij de Nepomucenusbrug over de Dijver, onder de waakzame ogen van een heilige die liever zijn tong liet afsnijden dan een geheim te verraden. 

Het is aan deze brug dat Mark regelmatig clandestien 'René' (Mathieu Hinoul) ontmoet in wie hij, bij de eerste kennismaking, met een schok een klasgenoot en sportmakker had herkend.

"Wachtend op ‘René’, onder de waakzame ogen van Johannes Nepomucenus; op ‘René’, die weldra zou aangehouden worden en in het KZ Grosz-Rosen zou belanden om tijdens de dodenmars die volgde op de ontruiming van het kamp, spoorloos te verdwijnen, opgelost in het niets. Grimmig de toekomst tegemoet ziende, ontbraken hem, zonder dat hij daar enig besef van had of er onder leed; vele nuttige, belangrijke stapstenen uit het verleden; maar misschien brengt weten en ervaring steeds meer vragen voort, dus meer aarzeling. Hij was een ander geworden, een zekere ‘Robrecht’ en weldra, nà de tweede golf van aanhoudingen zou hij de gedaante van ‘Rik’ aannemen en wegens de toevalligheden van het leven betrokken worden bij de inlichtingendienst vanuit Londen geleid en aldus bij de geschiedenis van de zware luchtaanvallen op dat kasteeltje te Sint-Michiels waar zich die uiterst belangrijke, geheime militaire basis bevond. Over een Fins-Russische oorlog wist hij nog niets, noch over een niet-aanvalspact tussen Hitler en Stalin geregeld, noch over de moord op Trotski en dus zeker niets over Ramón Mercader wiens recht- opstaande grafzerk hij later te Moskou zou zien; noch over de Komintern en haar VIIe Congres van negentienhonderd zes en dertig waar Dimitrov het hoge, beslissende woord had gevoerd; nee; niets, niets, niets dat hem nu, precies nu, in de loop van die moeilijke, ingewikkelde, gevaarlijke jaren van nut had kunnen zijn."   (uit de onuitgegeven autobiografische tekst van Mark Braet "De Zoete geur van zwavel", geschreven onder de pseudoniem 'Robrecht van Vlaenderen',1990)

"Samen met koerierster Jacqueline en René (zijn echte naam was Matthieu Hinoul) vormde ik een groep van drie. Maar zij tweeën hebben het einde van de oorlog niet gehaald. René werd aangehouden in september 43, Jacqueline is opgepakt na de tweede grote golf aanhoudingen in het Brugse. Hoe zij echt heette heb ik nooit geweten, ik weet alleen dat ze gestorven is in Auschwitz. Ik zie haar nog staan op de Grote Markt, met haar groen manteltje en haar zwarte schoentjes die ze in de Steenstraat had gekocht."

Sulamith

In een groot boek moet nu haar naam

vermeld staan : een statistiek van

zoveel doden en zoveel kubieke meter

gas en de onoverzienbare bergen van

schoenen en engelenhaar.

Ze moet gegaan zijn tussen de barakken.

Ze moet een tijdje in de rei hebben gestaan,

mooi en naakt, gereed zich door

het blanke water te laten omhelzen.

Naast haar, voor haar, achter haar

moeten anderen gestaan hebben, ook kinderen,

een stukje zeep strelend en geduldig :

gelieve u vooral niet te haasten.

Ze zal de betonnen kamer betreden hebben

even verbaasd omdat plafond en muren

door vingernagels zo zeer zijn gewond.

Voordien was ze uit Brugge weggevoerd,

uit Amsterdam en Warschau, met het lied

van de trein en de gewapende kreten

van soldaten zo donker.

Ze moet de eerste geweest zijn die

het blauwe gas heeft geproefd,

even verbaasd om het gehuil

vooral van de kinderen, vooral

van de kinderen.

Heel even zal ze aan mij hebben gedacht,

heel even nog aan de andere vrienden

en zwakjes nog aan het verduisterde Brugge

in het museum moet nu haar groene

manteltje liggen de zwarte schoenen

die ze kocht in de Steenstraat haar

haren van as toen ze as werd.

Sulamith Sulamith hoe kan ik

je helpen hoe kan ik vergeten dat

de dood een meester uit Duitsland was,

dat je nu leeft in de tederste wolken.

Elke dag legt men bloemen zo mooi

en welriekend in de donkere holte

van de oven waarin je verschroeide

: vergeef me vergeef me dat ik niet

in jou plaats kon gaan. 

(Mark Braet)

"Bij de tweede golf van aanhoudingen in het Brugse, eind 43, wordt o.a. Mathieu Hinoul aangehouden, waardoor weer heel de keten brak. Maar toch had ik al contact met mensen van het OF, via hen met de Partizanen, en via hen met iemand uit Blankenberge die werkte voor de Engelse inlichtingsdienst;  en in Brugge in Assebroek was er een uitzendpost die bediend werd door een zekere Boris; dat bleek later luitenant Van Poucke te zijn een beroepsmilitair uit het Belgische leger."   (Mark Braet)

Mark's schoolkameraad en vriend Mathieu Hinoul wordt op 21 september 1943 bij een inval in de school  samen met zijn vriend André Peuteman aangehouden en zal uiteindelijk, in februari 1945, een transport vanuit het concentratiekamp Groß Rosen naar het westen niet overleven.  Handgeschreven gedicht van Mark Braet "voor Mathieu Hinoul" . Op 8 november 2022 zal, ter herdenking van de laatste verblijfplaats van Mathieu Hinoul, een struikelsteen (Stolperstein) geplaatst worden in het voetpad voor het huis in de August Derrestraat 47 in Assebroek door de Duitse kunstenaar Gunter Demnig, in samenwerking met stad Brugge. 

Na de tweede golf van aanhoudingen in het Brugse (najaar 1943) wordt Mark Braet bij het Onafhankelijkheidsfront (O.F.)  belast met de verdeling van het illegale blad "Front". Hij is actief bij het Belgisch Partizanenleger. Dit laatste houdt zich bezig met sabotagedaden en aanslagen, met name op het spoorverkeer en de telefoon- en telegraafverbindingen, om collaborateurs te ontmoedigen, en de bezetter te verplichten permanent troepen in het land te houden, die zo aan het front onttrokken worden. Daarnaast werkt hij voor de "Service de Renseignements Alliés".  

Foto Mark met andere partizanen van Korps 031

De Brugse afdeling van het partizanenleger werd in april 1941 opgericht door Henri De Meyer en Lucien Vrielynck. Doordat ze vooral aan de kust veel leden wierven verplaatsten ze hun actieterrein naar de kust. Onder de leden zaten vooral dokwerkers en arbeiders. Deze groep deed vooral aan sabotage en het organiseren van stakingen in verscheidene fabrieken. De groep kreeg echter te maken met zware repressie. Henri De Meyer wordt in november 1943 gearresteerd waardoor de leiding in handen komt van zijn verloofde Simonne Danneels, alias Madame Paula. Maar ook zij moet na een tijdje onderduiken doordat de Duitsers haar in de gaten houden. Zo komt Albert Serreyn, die eerder de P.A. te Sint-Andries had geleid, aan de leiding. Maar ook hij wordt niet gespaard en tijdens een hernieuwde golf van arrestaties wordt hij samen met dertien anderen opgepakt. Door deze golf van arrestaties komt er een einde aan de werking van de P.A. te Brugge.  De tol onder de verzetslieden is ontzettend hoog in Brugge. Ook al is het O.F. niet zo groot als het Geheim Leger en de vele inlichtingen- en actiediensten, toch kennen ze een inbreng in het verzet. Vooral op het gebied van de sluikpers en de sabotage. 

           (bron: RUG-thesis over het verzet )            

foto uit 1945 Steenstr. Brugge  v.l.n.r. Henri Demeyer (Korpskommandant 'Georges', zijn vrouw Simonne Danneels (Koerierster 'Paula'), Mark Braet

"We hadden een afspraak gemaakt schuin tegenover het Gravenkasteel te Gent, en net toen ik aangewandeld kwam, zag ik 'Louise' (Myriam Sterenzy) en  'Michel' (Oscar De Waele), witjes en teneergeslagen, onder geleide van drie burgers, wegbrengen. Dit alles gaf me een zware dubbele schok. Eerstens was ik juist vijf minuten te laat om óók mee te gaan, tweedens brandde in mijn zak vier bladen rantsoenzegels en de duizend vijfhonderd frank voor 'Louise'.

Voor 'Michel', die pas als basislid was toegetreden en ingedeeld bij de P.M. (Patriottische Milities), de werkelijke reserve van onze Partisanen-detachementen, was het minder erg. Voor 'Louise' was het zaakje slechter. Duitse jodin zijnde, was ze reeds in 1935 uit haar land weggevlucht. Nu kwam het noodlot haar hier in Vlaanderen verrassen.

Ik was uit voorzichtigheid van logement veranderd, hoe spijtig het ook was de comfortabele kamer in het deftige burgerhuis van Mw. en M. De W... uit Gent te moeten verlaten. Ik was er innerlijk van overtuigd dat "Louise" en "Michel" niet zouden spreken. Toch wou ik geen enkel risico nemen. Alleen de koude, scherpe berekening kan geluk brengen, en de voortdurende waakzaamheid. Immers de meesten werden aangehouden omdat ze de moed niet hadden hun huis, hun ouders, hun vrienden, hun genoegens te verlaten. Hun sentimentele inconsequentie bracht hen in het concentratiekamp, in de gaskamer, tegen de muur.

De Potsdamer Platz werd aan het einde van 1943 zwaar gebombardeerd.

Omstreeks die tijd werd het kader van het Belgisch Partisanenleger, sector 031, bijna volledig aangehouden. Elf man in totaal. Geen één zou de lang verwachtte bevrijding aanschouwen. Zes stierven door het nekschot te Oostakker. De anderen werden verspreid over het duizendjarig Reich, dat pas tien jaar bestond, en reeds ten onder ging in een zee van fosforvlammen en in het geraas van de instortende huizen. Maar het verzet, de verbeten strijd ging verder. Sporen werden opgeblazen. Elektrische stations werden buiten gebruik gesteld. Verraders werden geliquideerd naar het voorbeeld van Collin, waarbij de drie heldhaftige partisanen Raskin, Fraiteur en Berthelot het leven lieten. Hun lijken rusten in de Nationale Schietbaan. Het Partisanenleger kreeg de slagen, en het sloeg terug met een heftigheid die de bezetter verbaasde en hem schrik aanjoeg. Voordien had Admiraal Raeder reeds verklaard dat het Onafhankelijkheids-Front, en zijn gewapende secties, publieksvijand nummer 1 was. Zijn woorden kregen een duidelijke maar wrange betekenis. De illegale pers bloeide als nimmer te voren. Het I.B. van het O.F. gaf duidelijk concrete richtlijnen. In het ganse land werkten en streden tienduizenden voor de bevrijding van het land. Eens zou de nationale opstand onafhankelijk worden van de nationale bevrijding.

Grégoire, lid van het Nationaal Bureel van het O.F., later minister in één van de vele regeringen die ons land kende na de bevrijding, nog later één der oprichters van de UDB of de partij van de Weerstand die door alle Weerstandsgroepen werd veroordeeld, vertrok in maart 1944 naar Engeland. Zijn direct doel was geldelijke steun te verkrijgen voor het grote leger van de ondergedokenen en voortvluchtigen. Zijn actie werd bekroond. Miljoenen frank kwamen naar België. "Solidariteit", de sociale dienst van het O.F. had haar handen vol om overal haar weldoende steun te brengen. Het verzet steeg. Bloeide.

In de Ardennen, te Buizingen, werd de "Kanadeesche Blokhut" door de speciale Duitsche diensten omsingeld, en de acht man daar tegenwoordig werden aangehouden. De gang met wapens en drukpers werd ontdekt. Ze gingen alle acht de sombere onzekerheid van het politiek gevangenleven tegemoet. Twee keerden terug. De ene was uit de trein gevlucht tijdens een luchtaanval. De tweede had de hel van Dachau en Neuengamme meegemaakt.

In het ganse land grepen massa-aanhoudingen plaats. En in het ganse land steeg de vlam van het verzet, rees de vlam van de Weerstand, laaide die vlam torenhoog boven de kapotte huizen, boven de verminkte lichamen van de kameraden die stierven aan de executiepaal, die afgemaakt werden met het nekschot, die ingespoten werden met benzine of die crepeerden in de concentratiekampen waarvan de namen als vurig rode letters in ons hart zullen gebrand blijven. De namen als Dachau, Neuengamme, Auschwitz, Buchenwald, Dora, Khala, Flossenburg, Gorz-Rosen , Bergen-Belsen, Oraniënburg en die ontelbare andere, als één keten van schande en bewijs van fascistische consequentie...

De vlam van de Weerstand laaide torenhoog boven het defaitisme en boven de hoofden van hen die de directe actie veroordeelden. Nooit zal iemand, die niet leefde te midden van de illegaliteit, als een opgejaagd beest, begrijpen kunnen hoé hoog en hoe schoon die Vlam gelaaid heeft in de harten van die tienduizenden, die nimmer getwijfeld hadden in de uiteindelijke zege van de verbonden naties, en die nimmer twijfelden aan de eigen kracht van de ganse Weerstand in het algemeen."

Mark Braet       Herinneringen uit de Weerstand       (publicatie van Kazerne Majoor Blairon, 1947)

1944

De bevrijding van Brugge op 12 september 1944:

Na de bevrijding van Brugge op 12 september 1944 treedt Mark in het werk bij het aannemingsbedrijf van vader. De belangrijkste werkzaamheden  (herstellen van bruggen of aanleggen van nieuwe) grijpen plaats te Brugge en omstreken.

foto Mark Braet 14 sept. 1944 Steenstraat Brugge


1945

foto mei 1945 nieuwe bruggen leggen nabij 'De Siphon' te Oostkerke

De familie Braet neemt terug zijn intrek te Nieuwpoort, Willem de Roolaan 10.


"Op 12 september 1944 is Brugge van de zwarte pest verlost. Maar de oorlog is niet ten einde. Op 6 augustus 1945 komt als ultiem toemaatje de dodelijke flits die uitgroeit tot een reusachtige paddestoelwolk van zowat dertienduizend meter hoog. Het ‘Manhatten-project’, zijnde de atoombom, was realiteit geworden, en hoewel de meeste wetenschapslui zich hadden uitgesproken tegen het gebruik ervan op het Japanse grondgebied, bleek de monsterachtige paddestoel boven Hiroshima een niet mis te interpreteren teken. Het was politiek duidelijk dat de USA ook in de toekomst voor het inzetten van atoomwapens niet zou terugdeinzen in het geval de zelfbepaalde zekerheidsbelangen dergelijke stap zouden ‘gebieden’. En droomden toenmaals niet sommigen, zelfs luidop en schaamteloos, van een preventieve atoomslag tegen de Sovjet-Unie?" 


"Het kindje op de arm van die vrouw; avond van negentienhonderd vijf en veertig. Op straat, voor het lage huisje, janhagel; dreigend en roepend. Stenen die geworpen worden. Hij, staande tussen hen en de grootmoeder, die een bevende, beschermende arm om het kind had gelegd. Hij, kijkend met enige verachting, gemengd met doffe woede, naar de meute die, oorlog en bezetting voorbij, ontbering en gevaar vergeten; plots de moed gevonden had ruiten in te gooien, inboedels op straat te sleuren, er de vlam in te steken, te jatten wat te jatten viel, en een oude vrouw die een kindje op de arm droeg, te bedreigen. Was haar zoon immers geen ‘Fabriekswachter’ geweest en hield hij aldus niet de wacht bij het onschendbare, onaantastbare eigendom van hen die de belangrijkste collaborateurs zouden worden tijdens de bezetting? Zij, die steeds en overal collaborateurs zouden zijn, of het Oostenrijkers, Spanjaarden, Fransen, Duitsers of Hottentotten betrof die het voor het zeggen hadden. Omdat, ook mede omdat reuk van geld en gevoel van macht altijd en overal blijkbaar aantrekkelijker is dan waardigheid. Het kind schreide zachtjes. Wellicht had het koud, gevoel van onheil en angst omdat het niet begreep, niet begrijpen kon. Hij keek, verachtend, met beklemmend gevoel van doffe woede, de duistere meute aan die morgen voor de communisten stemt en overmorgen voor de Maoïsten en uiteindelijk voor het Vlaams Blok; zoals in Duitsland was gebeurd waar Hitler op legale, democratische wijze, via verkiezingen, aan de macht was gekomen precies wegens het feit, dat een cultuurloos en primair lompenproletariaat, de Communistische Partij van Ernst Thaelmann de rug had toegekeerd en zich tot Hitler wendde." (uit de onuitgegeven autobiografische tekst van Mark Braet "De Zoete geur van zwavel", geschreven onder de oorlogsnaam en pseudoniem 'Robrecht van Vlaenderen',1990)


Mark wordt lid van de Belgo-Sovjetse vriendschapsvereniging. De in 1929 opgerichte vriendschapsvereniging  'Amis de l'Union Soviétique (AUS)' heeft in 1944 haar naam gewijzigd in 'Les Amitiés Belgo-Soviétiques (ABS)'.


Hij publiceert diverse gedichten in het tijdschrift "Arsenaal", en schrijft voor het studentenblad van het Koninklijk Atheneum Brugge "Het Belfort". Hij publiceert tevens voor de  "Nieuwe Jeugd" (het Nationaal orgaan van de Volksjeugd van België)


foto Mark   mei 1945     voor woning Jacob van Maerlantstraat 251 "Nooit Gedacht Maar Ons Genoegen"

          

"(...) En in de Berlijnse gevangenis werd de Duitser Dietricht Bonhoeffer, protestants theoloog, opgehangen. En Amerikaanse en Sovjet-soldaten bereikten elkaar aanvang april aan de Elbe in de omgeving van Torgau, en reikten mekaar de hand. En Mussolini werd einde april neergeschoten. En de daaropvolgende dag trad Hitler met Eva Braun in het huwelijk en samen pleegden ze een paar uren later zelfmoord. En Joseph Goebbels pleegde samen met zijn vrouw zelfmoord, nadat ze eerst hun kinderen hadden vergiftigd. en Heinrich Himmler pleegde zelfmoord. En precies om middernacht, tussen acht en negen mei van het jaar negentienhonderd vijf en veertig, capituleerde Duitsland, eens tot het Duizendjarige Rijk uitgeroepen, onvoorwaardelijk." (Mark Braet)


Politieke achtergrond:  

Vanaf begin 1945 staat de nederlaag van Duitsland al vast. Daarom wordt het nu tijd voor de geallieerde leiders om naar de toekomst te kijken. Tussen 4 en 11 februari 1945 ontmoetten Roosevelt, Churchill en Stalin elkaar op een  conferentie in de stad Jalta aan de Krim in Oekraïne. Op 12 april 1945 wordt Harry S. Truman president. Van 17 juli tot 2 augustus  1945 vindt de conferentie van Potsdam plaats, met als deelnemers de Sovjet-Unie, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika.  Het zou de laatste conferentie zijn tussen de geallieerde landen van de Tweede Wereldoorlog. Op deze conferentie worden ook de Japanse voorwaarden tot overgave bepaald,  zonder het woord "atoombom" te gebruiken.

In de ochtend van 6 augustus 1945, dropt de U.S. B-29 Enola Gay een kernbom van 4.000 kg genaamd ‘Little Boy’ op Hiroshima.  Amerika vestigt spoedig na de feiten ter plaatse een wetenschappelijk niet medisch onderzoekscentrum in Hiroshima.Van de circa 320.000 inwoners van de stad zijn er ruim 80.000 op slag dood. Veel mensen die niet meteen sterven, krijgen last van misselijkheid, hoofdpijn, diarree, malaise, koorts, bloedafwijkingen, infecties, littekenweefsel, tijdelijke of permanente blindheid, orgaanbreuken en hevige bloedingen. Sommigen die de aanval overleven, krijgen enkele jaren nadien stralingsziekten en kanker. Er is onvruchtbaarheid. Kinderen ontwikkelen groeistoornissen of worden geboren met misvormingen. Het dodental loopt nadien op tot 300.000 mensen die na 1945 sterven aan de gevolgen van de blootstelling aan de stralingen. Naast het enorme dodental zijn toegangswegen en infrastructuur verwoest, medische voorzieningen sterk gereduceerd, water- en voedselvoorzieningen vernietigd. Kinderen zuigen op stenen om hun honger te stillen. En er is het traumatisch menselijk leed. Hiroshima zal symbolisch herrijzen als ‘ Stad van Vrede’. 

"(...)  Nadat de reusachtige paddestoelwolk tot dertienduizend meter was gestegen, viel een vettige zwarte regen uit de hemel.  Het 'Manhattan-project' was realiteit geworden. (...) Niemand besefte wat er precies was gebeurd; met verbazing en ontzetting zagen sommigen hoe de schaduw van een horlogewijzer op de witte porseleinen wijzerplaat stond afgebeeld; hoe de schaduw van een zittende man op de muur achter hem stond afgebeeld terwijl van de man slechts een verkoolde klomp overbleef. Daar waren Robert Oppenheimer, de charismatische directeur van Los Alamos, het laboratorium; Edward Teller, de briljante Hongaarse immigrant die later, vanuit politiek conservatisme, Oppenheimers ideologische aartsvijand zou worden en de geschiedenis zou ingaan als de vader van de waterstofbom, en Enrico Fermi, de legendarische vluchteling uit het Italië van Mussolini. Daar waren ook Robert Wilson; Hans Bethe, de grote theoreticus van Duitse afkomst; Ernest Lawrence, de uitvinder van het cyclotron; Niels Bohr, de reus van de quantum-mechanica en de atoomtheorie, en Richard Feynman die de belangrijke theoreticus zou worden van de deeltjesfysica. Oppenheimer maar ook anderen, die bij het 'Manhattan-project' betrokken waren, droomden van een wereld waarin dezelfde wetenschapslui die de weg gevonden hadden die tot de doos van Pandora leidde, waarin de atoombom te wachten lag, ook de weg zouden vinden die tot de uitschakeling van Kernoorlog, en zelfs alle andere vormen van oorlog, zou leiden. Maar zou het openen van de doos, zoals Epimetheus ervaren had, niet alle ellenden over de aarde uitstrooien en zou men ze zo snel weer kunnen sluiten dat tenminste de Hoop er nog in achter bleef? Niettegenstaande de meeste wetenschapslui zich in het zogenaamde Franck-rapport hadden uitgesproken tegen het inzetten van het atoomwapen op het Japanse oorlogstheater, bleek de monsterachtige paddestoel boven Hiroshima een niet mis te interpreteren teken. Van nu af aan was politiek duidelijk dat de de USA ook in de toekomst voor het inzetten van atoomwapens niet zou terugschrikken in het geval de zelfbepaalde zekerheidsbelangen dergelijke stap zouden'gebieden'. En droomden toendertijd niet velen, zelfs luidop en schaamteloos, van een preventieve slag tegen de op atoomgebied nog inferieure Sovjet-Unie?

(...)  De stad was één hoop puin, op talrijke plaatsen was brand uitgebroken en aan de einder stond Het Teken, een monsterachtige paddestoel, dertienduizend meter hoog, ontstaan uit een witte vuurbol die afwisselend de kleur aannam van stralend groen, oranje en violet; en daarna was een vettige, zwarte regen uit de hemel gevallen.  Later zouden het vooral kinderen zijn die vertelden over wat ze met stellige zekerheid gezien hadden; hoe voor hun door angst vertroebelde ogen, hun door de felle lichtflits gekwetste ogen, boven de openbarstende witte bol die tot een monsterachtige paddestoel zou uitgroeien; hoe, dertienduizend meter hoog, een vuurrood paard verscheen en die erop zat was macht gegeven de vrede van aarde te nemen zodat zij aldaar elkaar zouden uitmoorden en talrijk waren de kinderen die voet bij stuk hielden dat ze dat vuurrode paard hadden zien verschijnen en dat ze gezien hadden dat aan de ruiter een groot zwaard werd gegeven en het leek alsof de derde engel de trompet gestoken had en uit de morgenhemel een verschrikkelijke helwitte ster was gevallen, giftig als Alsem, die aarde en water zou vergiftigen en vele, vele, vele honderdduizenden mensen dodelijk besmetten zou. En veertig jaar later ontdekte Vivian Bregman het lijk van haar zestigjarige broer Paul, die zich had opgehangen naast de trap van zijn appartement, en die navigator was geweest op één van die B-29 toestellen die de doos van Pandora begeleidden waarvan het deksel op negen augustus negentienhonderd vijf en veertig boven Japan geopend werd."  (uit de autobiografische novelle van Mark Braet "De zoete geur van zwavel" uit 1990, geschreven onder de pseudoniem Robrecht van Vlaenderen)


1946   

Het gezin bewoont het nieuw heropgebouwd huis, Langestraat 6 te Nieuwpoort.


Historische achtergrond:

In februari 1946 stuurt diplomaat en Rusland-kenner George F. Kennan  vanuit Moskou zijn historische  "Lange Telegram" naar Washington. 

Churchill houdt op 5 maart 1946 in Amerika zij  "Iron curtain speech" 

Op 1 juli 1946  wordt "ten behoeve van de mensheid" op het eilandje Bikini Atol een atoombom tot ontploffing gebracht. Het is de eerste in een lange reeks.


Militaire dienstplicht:

Op 2 september 1946 vangt voor Mark de militaire dienstplicht aan in het opleidingscentrum "Majoor Blairon" te Turnhout. Na een onderhoud met een hogere officier noteert deze op een streng-confidentiële fiche in verband met de functie die Mark best zou kunnen vervullen:

1. 6: Personnel de renseignement/dactylo dessinateur

2. 5 A: Employé de bureau technique

3. 5 A: Agent déchiffrement

4. 1: Estafette moto T.T.R. (3)

voorkomen: beleefd/aarzelend           

uiterlijk: tenger           

intelligentie: levendig          

karakter: sociaal/beïnvloedbaar/oprecht        

bijzonderheden: veel kunstzin       

opmerkingen: geschikt voor O/Off.  schijnt het best geschikt voor Tr.66 of Tr.5

Foto uit 1946 van militaire dienst te Turnhout          Foto van 1.10.1946  Turnhout Vosselaar    (Mark Braet links op foto) 


1947

Historische achtergrond:

Koude oorlog

In zijn historische rede van 12 maart 1947, gehouden in het Amerikaans Congres, belooft de Amerikaanse president Harry S. Truman hulp aan alle landen die zich door de communistische expansie bedreigd voelden. Amerikaanse Ruslanddiplomaat Kennan schrijft, na zijn lange telegram, de  vervolgtekst  "X Article" dat gepubliceerd wordt in juli 1947. Naar deze teksten wordt gerefereerd om in het kader van de Trumandoctrine de containmentpolitiek in te voeren. Een onderdeel van de strategie van de containmentpolitiek is de lancering van het Marschallplan dat de kwetsbare Europese economieën moet versterken om te voorkomen dat ze door armoede onder invloed komen van de communistische invloedsfeer. Samen met het Marhallplan exporteren de Amerikanen ook een virulent anticommunisme, dat in het 'moederland van de democratie' verpersoonlijkt wordt door senator McCarthy.  De door hem gebruikte tactiek om mensen te beschuldigen op basis van zwak, of zelfs onbestaand bewijs, is naar hem vernoemd: het mccarthyisme.

Op 5 oktober 1947 richt Stalin, als reactie op het Marshall plan, de Kominform  (Kommunistisch Informatiebureau) op.

Door de koude oorlog zullen overal in West-Europa communisten uit de regeringen worden gezet. Agenten van de Staatsveiligheid zullen infiltreren in de communistische partij. Sommige communistische militanten zullen laten zich omkopen en spelen tegen betaling inlichtingen door aan politiediensten. Het zal ambtenaren verboden worden lid te zijn van de communistische partij.


In het kader van de militaire dienst wordt Mark Braet na 6 weken militair instructeur.

 Het rapport over het gedrag en de wijze van dienen opgemaakt op 30 augustus 1947 zegt:

gedrag: voorbeeldig

wijze van dienen: uitmuntend

Ik druk mijn grootste tevredenheid uit over den vlijt en de toewijding waarvan korp  BRAET blijk gegeven heeft gedurende de uitvoering van het zware werk van onderrichter dat hem was toevertrouwd. Verdient als voorbeeld gesteld te worden. 

  

Foto Mark op kop van zijn peleton op het oefenterrein         Foto 2.6.1947 te Turnhout met Mark Braet in het midden

 

GELUK

En gij, vriend, die het geluk zoekt, hier en daar, en overal een beetje. Je denkt het misschien te vinden, toevallig of gewild; hoger dan de toppen van de bomen, hoger dan de Amerikaanse wolkenkrabbers, hoger dan de sterren. En verder dan je vaderhuis, dan je geboortegrond, dan het intieme plekje; verder dan de horizon, verder dan het dagelijkse wentelende leven. En ge zoekt en ge vindt het niet; wat ge vandaag dacht te bezitten aan positieve waarde, is morgen weer schijn; en alles wordt een beetje onwezenlijk, en ge zoekt nog hoger, nog verder, jij jonge idealist die je zijt, jij klein mensje in de chaos van de wereld. en ge leert misschien dat geluk niets anders is dan de bevrediging van een persoonlijk egoïsme. O smalle basis, o harde woorden die de ruiten van je droomwereldje komen inwerpen!

Keer terug tot je eigen-zelf mijn vriend, zoek het geluk in het kleine, in de alledaagse dingen rond je. Geluk is goedheid, schoonheid. Zie je niet hoe mooi de vlek zonneschijn is, die door de ruiten valt, en licht en schaduw tovert, zie je niet hoe fijn de waterdruppel is op de theeriekende roos? En heeft er nooit een zin uit een boek, of een stuk van een gedicht, je ontroerd tot in het diepste van je ziel? En denk vooral niet dat ge u de weelde kunt veroorloven van je terug te trekken in De Ivoren Toren. Je bent immers één van de schakels in die reusachtige keten van het gemeenschapsleven, je hoeft daarom geen kuddemens te zijn. En zoek het geluk in een dagelijks offer, in een dagelijks vechten tegen je eigen egoïstisch hart; zoek het geluk niet te ver van je af, de eenvoudige schoonheid, een goede daad, een vriendelijk woord, kunnen je gelukkiger maken dan het rusteloze zwerven naar verre horizonnen, dan het zoeken naar het eeuwig-onbekende. 

Gij vriend, die het geluk zoekt, hoe abstract dit idee ook is; zoek het geluk in het kleine. Later, veel later kun je dan misschien naar het grotere, wijdere overgaan, om ten slotte toch weer tot het nietige stof terug te keren.    

M.M. Braet       (uit publicatie van Kazerne Majoor Blairon, 1947)

AVOND TE TURNHOUT

Het duister komt de bossen uitgedreven,

omhult de stad, de huizen en de hoop.

De weemoed heeft een teerfijn net geweven,

rondom de kamer en de stalen loop.

van het geweer dat zwijgend hangt te dromen,

boven ons hoofd, als hield het daar de wacht.

We luisteren stil naar 't ruisen van de bomen,

het vallen van de regen in de nacht;

en denken slechts aan onze kleine zorgen,

en worstlen slechts met eigen eng gedacht --

al dromend van de jonge dag van morgen

die nieuw verlangen brengt en nieuwe kracht... 

(uit publicatie van Kazerne Majoor Blairon, 1947)   


biljet voor onbepaald verlof leger


1948

16 juni 1948. Mark Braet krijgt de erkenning als gewapend weerstander.  Op 6 december 1949 wordt daar een attest van opgemaakt en opgestuurd. 


24 december 1948 - Mark Braet wordt redactielid van het Maandschrift voor Kunst en Cultuur "Voorpost", waarin hij regelmatig gedichten zal publiceren. Het tijdschrift "voorpost" is echter een kort leven beschoren


Historische achtergrond:

In 1948 verschijnt het boek Our Plundered Planet van de Amerikaanse wetenschapper Fairfield Osborn. Hierin  stelt hij de overexploitatie van grondstoffen in de hele wereld aan de kaak. De alarmkreet van de natuurwetenschapper wordt van tafel geveegd. 

Paul Hermann Müller krijgt de nobelprijs voor zijn ontdekking in 1939 dat DDT bruikbaar is als insecticide. Het succes van dit product stimuleert grootschalig onderzoek naar andere insecticiden.


1949

Historische achtergrond:

In maart 1949 wordt de BUVV (Belgische Unie voor de verdediging van de Vrede) opgericht. Het initiatief komt vanuit communistische hoek. In de beginjaren is er een belangrijke medewerking van organisaties van weerstanders en oud-politiek gevangen die vaak ook onder communistische invloed staan.

Op 4 april 1949 richten de Verenigde Staten, Canada en een tiental West-Europese staten de NAVO op. Een van de belangrijkste punten is het principe dat men gezamenlijk zal optreden als een van de lidstaten door een vijand (met name de Sovjet-Unie) wordt aangevallen. 

Op 23 mei 1949 wordt de Bondsrepubliek Duitsland opgericht. Stalin reageert met de oprichting van de Duitse Democratische Republiek.


" (...) Het voornaamste feit sinds de 2e wereldoorlog is wel dat er midden in Europa niet meer één, doch twee Duitse staten bestaan. Ten Oosten van de Duitse Bondsrepubliek, tussen de Oostzee en Tsjechoslowakije, strekt zich een nieuw Duitsland uit, de Duitse Democratische Republiek of D.D.R. Deze staat werd op 7 oktober 1949 gesticht, nadat de westelijke bezetters in het andere deel van Duitsland besloten hadden een afzonderlijke Duitse staat, de Duitse Bondsrepubliek, op te richten. (...) Met de toestemming en actieve medewerking van enkele Duitse politici zoals Adenauer, Erhard, Carlo Schmid e.a. zijn de Westerse mogendheden zonder dralen overgegaan tot de splitsing van Duitsland in twee delen, tot de oprichting van een  op politiek, economische en militair gebied nauw met het Westen verbonden Duitse staat. De akkoorden van Potsdam (17 juli- 2 augustus 1945) bepaalden toch immers dat Duitsland als één economisch geheel zou worden beschouwd. Het is bekend dat de geallieerden in Potsdam een akkoord hadden bereikt over o.a. de vaststelling van de nieuwe Duitse grenzen: voortaan zou Duitsland ten Oosten begrensd worden door de rivieren de Oder en de Neisse, waarbij al de gebieden ten Oosten van die lijn Pools zouden worden, behoudens een gedeelte van Oost Pruisen dat bij de USSR gevoegd werd. (...)"  Mark Braet in «DE GROENE BOMEN», (uitgeverij Sonneville, Brugge, 1971)


Op 23 december 1949 huwt Mark met Christiane Delrue uit St.Joris a/Ijzer. Zij nemen hun intrede in een woning in de Schipstraat te Nieuwpoort. In 1951 verhuizen zij naar de Sparrestraat (nu Zilversparrenstraat) nr 11 te St-Kruis-Brugge. Na 17 jaar huwelijk gaan ze wettelijk scheiden.


1950 

Uitgave eerste poëziebundel  "18 stappen in de storm" , uitgeverij De Nieuwe Tijd, Antwerpen 


" (...)  De heksenjacht op Communisten, of wat er voor doorging, was open. Neen, ik werd niet terechtgesteld zoals het joodse echtpaar Ethel en Julius Rosenberg in de USA; ik moest niet naar het buitenland vluchten zoals o.m. Charlie Chaplin en Bertolt Brecht die in de USA verbleven; ik werd niet van de ene op de andere dag werkloos, zoals o.a. gebeurde met de directeur van Sabena, Dimitri Golde, die in het verzet tegen de vreemde bezetter, een belangrijke rol had vervuld.(...)"

"(...) Zouden dezelfde wetenschapslui, die de weg gevonden hadden naar de doos van Pandora waarin de atoombom te wachten lag, ook de weg vinden naar de uitschakeling van een kernoorlog samen met vele andere vormen van oorlog? Want zou het openen van de doos, zoals helaas  Epimetheos ervaren had, niet alle ellende over de aarde uitstrooien, en zou men de doos zo snel weer kunnen sluiten dat tenminste de hoop er nog in achter bleef ? En aldus kwam in de loop van maart 1950 te  Stockholm, op voorstel van de Franse kernfysicus Frederic Joliot-Cury, de oproep tot de verbanning van alle atoomwapens in de hele wereld tot stand. De eerste in ons land die de ‘Oproep van Stockholm’ ondertekende, was Koningin Elisabeth. Binnen enkele maanden was de ‘Oproep’, begeleid door de vredesduif van Pablo Picasso, door meer dan 500 miljoen mensen ondertekend."       

"En ook hij, samen met anderen, was te Brugge op stap gegaan, huis per huis aanbellend voor de inzameling van handtekens, om de mensen ertoe aan te zetten gehoor te geven aan deze schreeuw van het geweten."

(Mark Braet)


Historische achtergrond:

Het Koude Oorlogsklimaat wordt gekenmerkt door een virulent anti-communisme. Ook de KPB is hier het slachtoffer van. Zo worden KPB-militanten bedreigd of ontvangen ze dreigbrieven. De Staatsveiligheid, de rijkswacht en de politie bezoeken herhaaldelijk verschillende militanten. Infiltratie, intimidatie, misleiding en verraad zijn dagelijkse kost. Het Belgisch anticommunisme kende haar trieste hoogtepunt met de moord op Julien Lahaut op 18 augustus 1950 


1951

Met het gedicht "Partizanenlied" wint Mark Braet de poëzieprijs van het "Wereldfestival van de Jeugd en de Studenten" dat te Berlijn plaatsgrijpt.


Mark stopt de werkzaamheden bij het bedrijf van vader Braet en wordt handelsreiziger in boeken voor "Du monde entier" te Brussel. 


Historische achtergrond:

Op 16 juli 1951 neemt koning Leopold III, onder druk van de regering, troonsafstand ten voordele van zijn zoon Boudewijn. De bedoeling is dat er een einde komt aan de koningskwestie en hiermee ook de constitutionele crisis in België.

Onder Brits koloniaal bestuur is Malaya uitgegroeid tot ’s werelds grootste producent van tin, rubber en palmolie. De grote sociale ongelijkheid  heeft een communistische opstand veroorzaakt. In de periode van dit conflict  (1948-1960) gebruiken de Britten een scheikundig herbicide om de jungle te ontbladeren. Hierop geïnspireerd zullen de Amerikanen dit herbicide in hun Vietnamoorlog grootschalig toepassen. Codenaam: Agent Orange .

“Het Brits leger en politie zijn Woensdag begonnen met de stelselmatige uitroeiing van het Maleis dorp Tras… Tweeduizend dorpelingen werden naar een kamp overgebracht. Hun woningen werden weggevaagd…"          (Associated Press 8-11-51)

Tweeduizend mensen staan bijeengedreven   en zien hun dorp in vuur en vlam vergaan

tweeduizend mensen uit dit grote leven,  het wrange hart met rouw en as belaan.

Zij zien de rook uit deur en ramen waaien.  Vierduizend ogen door de haat gekust

waarin ‘t weerkaatste vuur zal blijven laaien   en nooit door bittre tranen wordt geblust.

Tweeduizend burgers die hun huis verloren.   Het leven draait in alle regelmaat

maar in hun hart zingt meer dan ooit te voren   het vrijheidslied dat nooit een volk verlaat.       

                                                      (Mark Braet)


Op 14 juli 1951 ontvangt Mark de "Herinneringsmedaille van de oorlog 1940-1945 met twee gekruiste sabels",   alsook de "Medaille van de Weerstand".


De "Vlaamse Volkshogescholen voor Kunst en Wetenschap" (VVKW):

In 1951 is hij medestichter van de "Vlaamse Volkshogescholen voor Kunst en Wetenschap" (VVKW), onder leiding van prof. Dr. Massart, Hoofd van het Wetenschappelijk Onderzoek van België, en prof. Dr. Vandendriessche.  

Er zullen afdelingen komen in Antwerpen, Brugge, De Pinte, Gent, Mechelen, Oostende, e.a.   In 1953 bestaat reeds een afdeling in Gent.   De officiële oprichting van de "Vereniging der Volkshogescholen ter Popularisering van Wetenschappen en Kunsten" zal plaatsvinden op 1 augustus 1955.   De afdeling in Oostende wordt opgericht in september 1956.


1952

Mark Braet wordt werkloos.


Strijd voor de vrede:

"Le poète Marc Braet proteste contre la guerre microbienne" (uittreksel uit 'Le Drapeau Rouge' dd 25 april 1952) 

Naar aanleiding van de uitgave van zijn gedicht "Vrede" (uitgeverij Britto, Brugge, 1952)  krijgt  Mark  brieven vanwege de voorloper van Vrede vzw, namelijk de  in 1949 gestichte Belgische Unie voor de Verdediging van de Vrede (BUVV) .

"Een mens is gemaakt om te bewegen, om door te gaan, niet om te stoppen, maar om eventueel in beweging te stoppen. Alle miserie komt uit immobilisme. Altijd" Dit had Jacques Brel geschreven en van hem had hij in die bewogen vijftiger jaren een prettige foto met opdracht gekregen. Het waren de jaren van de opkomende vredesbewegingen toen Brel hoogstens een achttal maanden lid zou zijn van de partij waartoe hij sedert negentienhonderd drie en veertig behoorde, en in het kader van de vredesstrijd over 'La colombe est blessée' zong" 

(uit de autobiografische novelle "De zoete geur van zwavel" van Mark Braet  uit 1990 geschreven onder de pseudoniem Robrecht van Vlaenderen)

"De dagen komen en de dagen gaan. Glijden weg in een wereld van gebeurtenissen, van herinneringen, diep. En het leven rent verder. Met de mechaniek van verspringende horlogewijzers. De dagen lijnen zich aaneen, groeien tot weken. Worden maanden, jaren. En zoveel jaren geleden: de eerste sneeuw viel, over de bergen, de bossen, de huizen, en de fabriek van de Siemens werd gebouwd, ergens ver over Frankfort, tegen Hanau. De Hollanders waren mistroostig, de Fransen floten sentimentele liedjes en de Lagerführer Kluge brulde zich hees, en sloeg naar de Sovjet-vrouwen die met hun punthouwelen de waterbassins moesten kappen in de harde rotssteen. Ingenieur Röhm, handen vol blauwdrukken, liep rond als een opgejaagde kip, bevelend, roepend. De fabriek rees omhoog, de bergen boden een betere beschutting tegen naderende bombardementen. Kerstdag en Nieuwjaar gleden voorbij in een triestige atmosfeer, de fabriek groeide, hoger, steeds hoger.

En dan: Jean-Louis Pierre die verongelukt, 's morgens. Geradbraakt onder het kantelende staal. En onderweg naar de Krankenstube: "'n geluk", fluistert hij, "dat alleen mijn vingers van mijn linkerhand kapot zijn, nu kan ik nog naar ons Moeke schrijven". 

En de tijd die verder en verder rolt. Vooruit, jaagt het hart. Het wentelen van de vliegwielen en het krijsen van de rollende bruggen. Vooruit! schreien de ogen vóór het smalle graf van Jean-Louis Pierre. Bons-bons-bons slaat het hart. Jean-Louis kapot, en een graf ergens in Duitsland tussen de wijde bergen-met-de-dennebosjes. Onder de verre, brede, loodgrauwe hemel. Maar de fabriek is gebouwd. De machines draaien. En de Siemens-trust redt haar dividenden.

Zivilisation! schampert Kluge, en de lijven buigen zich dieper, vermoeide armen zwaaien harder het zware punthouweel. Er moet spoed gemaakt, zegt Berlijn. Schneller. schneller!

De Sovjet-troepen voorbij Orel en Bjelgorod. Koersk viel. En de kleine Majka uit de Krim, die lacht. De brede lach van het Oosten. En die haar ijzerzaagjes zó maar doorbreekt. "Gesprongen" zegt ze in gebroken Duits. "Da, da..."

En de dagen die heenwentelen. Sneeuw die smelt. Zon en bleke waterplassen. 

De Russen namen de laatste verdedigingsgordel rond Berlijn, vochten op de Potzdamer Platz, vochten rond de Tiergarten. Unter der Linden stonden de rode vlaggen geplant van de vooruitgeschoven posten. De Reichstag brandde - voor een tweede maal. Een eenvoudige soldaat schreef met een stukje krijt op een half vernielde muur: "Ik kom van Stalingrad".

Door steden en dorpen, trekken 's morgens, overdag, 's nachts, schimmen van haveloze mensen, het stof der wegen, ransels en valiezen met vuile hemden, meedragend. Ze lopen op de voetpaden, ze komen met vlugrijdende camions, puilen uit de treinen.De Ausländer trekken huiswaarts.

"Al had ik maar één been, ik ging naar Duitsland werken", zegt de nazi-affiche in het vaderland. Puin, stukken, huizen, stations. Wuivende soldaten. Groepen in gestreepte plunjes . Ze hebben geen gezichten. Ze hebben slechts ogen en plunjes. De gezichten zijn in de ongeschoren wangen verdwenen, in de onmetelijke angst der eindeloze maanden, in de hongerdagen. 

En nu.

Vrede weer. Grote mannen spreken over vrede. Ook bedreigingen. Forestal. Truman. Collier's magazine. Het leven wentelt heen. Vooruit! Het rad der geschiedenis. Opgang der volkeren. Viet-Nam. China. En de strijd voor de vrede. Optochten. Congressen. Picasso. Curie. Honderdduizenden handtekeningen. Arbeiders uit Detroit. En uit de F.N. fabrieken. Boerenuit Hongarije. En uit Diksmuide. Strijders. Henri Martin. Eddy Poncelet: VREDE! En de kalme rustige stem van de Grote Stalin: de Vrede kan behouden en verstevigd worden, indien de volkeren de zaak van de Vrede in hun eigen handen nemen en haar tot het uiterste toe verdedigen.

En onze gedachten, soms ver weg, een foto van lang geleden, wazig, vergeeld, bergen, wegen, huizen, mensen, en het verre graf van een Vlaamse kameraad, het smalle graf van Jean-Louis Pierre, met alleen de wuivende groenende dennebossen rond hem, en de lucht die evenwijd en blauw is als die van het Vaderland."   (Mark Braet in publicatie R.V. 19/1/1952)


Historische achtergrond:

De Belgische communistische afdeling  KPB toont volledige loyaliteit aan de Sovjet-Unie. 

Stalingedicht (Rode Vaan, zaterdag 20 en zondag 21 december 1952) naar aanleiding van wat Stalins laatste verjaardag zou worden. Geboren op 18 december 1878, is eind 1922 zijn geboortedatum veranderd in 21 december 1879.  (bron: . RADZINSKY Edward, "Stalin: Onthullingen uit geheime privé-archieven" , Van Halewyck, Leuven, 1996, p. 19-22).

"Niets wist hij. (...). En dat de door Stalin vervalste 'Geschiedenis van de K.P.S.U.' later, na negentienhonderd zeven en vijftig, zou herschreven worden en in de tachtiger-jaren opnieuw zou herschreven worden omdat historische waarheden nu eenmaal objectieve gegevens waren; kon hij zeker niet weten, niemand niet; zelfs J. Vissarionovitch Djoegachvili, de latere 'Koba' niet noch de tenslotte tot Jozef Stalin geworden realiteit. Niets wist hij, maar met de tijd zou hij ongetwijfeld bijleren, de bruggen leren kennen en zoeken die van het ene tot het andere leiden omdat niets een ding op zichzelf is, of uitsluitend dat, een luchtledige abstractie. Zou hij leren dat 'De Geschiedenis van de K.P.S.U.' in functie van de onfeilbaarheid van Vadertje Stalin geschreven was; dat het 'Proces der Rechtsen en der Trotskisten' één vulgaire vervalsing was zij het dan een geniale; dat het 'Proces Slansky' te Praag in het raam van de likwidatie van de kaders van de Internationale Brigades in de loop van de jaren vijftig een vulgaire vervalsing was. Zou hij vernemen over het huis dat een zekere Jory, rustig burgermannetje uit Frankrijk, die in werkelijkheid Ceretti noemde, via het statige, oerdegelijke notariaat van Henri Thomas, gekocht had te Brugge in de Hugo Verrieststraat, nabij het kanaal waar toen twee molens stonden. Huis in feite door de Komintern aangekocht, in het vooruitzicht van de snel naderende oorlog en waarin een tijdje Maurice Thorez en Jeanette Vermeersch zouden verblijven vooraleer 'la drôle de guerre' zich omzette tot harde, ongenadige werkelijkheid. Er ontbrak hem elke ervaring; elke brug naar de rijke verscheidenheid van culturen, naar sociale en politieke en historische realiteiten, en vele jaren later besefte hij wat het kon betekenen en welke nefaste gevolgen konden voortvloeien uit een situatie waarin bewust in een land een geestelijk, cultureel, historisch vacuüm geschapen werd en men opgroeide midden een woestijn van onwetendheid. (...) De voorbije maanden had hij de tijd genomen om na te denken over zijn eigen 'zijn' midden die chaotische toestand, waar leugens, repressie en schijnsocialisme slechts tot leegte gedoemde illusies hadden voortgebracht, wat vroeg of laat zich wreken moèst. Eén zekerheid had hij uit dit alles durven distilleren: een onvolkomen, onvolmaakte, op pluralisme gebaseerde democratie waarin een nieuwe manier van denken aan bod kon komen viel duizendmaal te verkiezen boven een regime van holle frasen, waar richtlijnen het denken vervingen, de vervreemding alsmaar toenam, elke vorm van creatieve vernieuwing met een gratis verblijf in een psychiatrische instelling werd beloond en bij openbare controverse, zij het bij middel van het gesproken of geschreven woord, de onverlaat niet alleen voor jarenlang de cel riskeerde; tenminste als hij een beetje geluk had; zo niet een stevig eind touw om de hals kreeg wat met Slansky en Clement het geval was geweest te Praag; of naamloos verdween in één of ander massagraf. En hij herinnerde zich bijna woord voor woord de in het nederlands vertaalde bijdrage uit de Sovjet-krant 'Troed', die hij in augustus negenentachtig gelezen had, over 'Koeropaty', een in Wit-Rusland nabij Minsk gelegen gehucht, waar méér dan dertigduizend mensen in de loop van de jaren zeven en dertig tot een en veertig, werden terechtgesteld. 'En het zand op de kuilen bewoog nog, net alsof het ademde'. En wie waren het, die daarop de rand van het massagraf moesten gaan staan? En wie waren het die onverschillig de trekker overhaalden na het pistool tegen de slaap van hun slachtoffer te hebben gedrukt? En wie waren het die alle archieven met betrekking tot Koeropaty spoorloos hadden doen verdwijnen? En wie waren het die bevel tot doden gaven en de kuilen lieten gereedmaken? De met vers geel zand bestrooide kuilen en het bloed op het gras en het zand dat bewoog, net alsof het ademde (...) Tientallen jaren later was een jonge man naar hem toegekomen, hij herinnerde zich duidelijk waar en bij welke gelegenheid, die  tot hem zei dat hij lid wenste te worden van de Partij die toen nog iets betekende gezien bepaalde lauweren uit een roemrijk verleden, maar in wezen hopeloos en fataal op de terugweg was naar de ineenstorting. Hij had de jonge man aangekeken, ietwat verbaasd, ietwat ironiserend, want wie wilde nu nog lid worden van precies diè politieke formatie; met onderzoekende blik aangekeken, glimlachend de hand gereikt, vragend naar het waarom. Het antwoord had hem teruggevoerd in de tijd, naar die avond van vijf en veertig, , en het leek hem alsof hij het geroep nog hoorde; de donkere dreiging die van die naamloze massa uitging, nog voelde alsof achter hem nog de murmelende stem prevelde van een oude vrouw met een zacht schreiend kind op de arm, die prachtige avond van die maand in vijf en veertig waar hij elke dag aan het Station wachtte op binnenlopende treinen met hen die uit diverse dodenkampen terugkeerden; stond te wachten op hen de schoolmakkers die tijdens de tweede golf van aanhoudingen waren opgepakt, weggevoerd en die met geen enkele binnenlopende trein zouden terugkeren, toen niet, later niet, nooit; om de eenvoudige reden dat ze dood waren, gehangen, vergast, gecrepeerd. Hij die jonge man onderzoekend had aangekeken, ietwat verbaasd, ietwat ironiserend, en even had hij gevreesd dat tranen zijn blik zouden verduisteren, wat later, ouder wordend, wel vaker gebeurde; had hij dus gevreesd dat, want wie wilde nu toetreden tot een Partij die straks boeten zou voor haar gebrek aan verbeelding,  voor haar slaafs navolgen van het Grote Voorbeeld en haar slaafs napraten, dus goedpraten van alle wandaden, groteske vervormingen die onder leiding van het Vadertje Aller Volkeren plaats grepen. Had dus ietwat ironisch gedaan, niet uit de hoogte nee zeker niet, ietwat glimlachend ironisch wat hem de beste manier leek om zijn kwetsbaarheid niet te tonen en om de littekens in zijn geheugen niet opnieuw eens te meer terug te openen. (...) Ik ben van mening dat, wat ook de politieke en filosofische positie is die men uiteindelijk kiest, een  van de belangrijkste realiteiten van de twintigste eeuw de communistische ervaring is. Soms zeg ik een van de belangrijkste, soms zeg ik dé belangrijkste. Ik geloof dat het heel moeilijk is de 20ste eeuw te begrijpen als men zich niet op een of andere manier op de hoogte heeft gesteld van de communistische ervaring. Dat wil dus zeggen dat er niet veel mensen zijn die de realiteit van de 20e eeuw kennen. In de mislukking van dat experiment bevinden zich dingen die zeker voor de geschiedenis van de mensheid van beslissende betekenis zullen zijn. Je weet niet hoe, niemand weet nog hoe, je weet ook niet wanneer dat evident en beslissend zal worden, maar het is niettemin de mislukking van deze poging, van dit avontuur, van deze utopie, van deze illusie, die een beslissende invloed zal hebben op de loop van de geschiedenis." 

(uit de autobiografische novelle van Mark Braet "De zoete geur van Zwavel" uit 1990, geschreven onder de pseudoniem Robrecht van Vlaenderen)

Hij publiceert de  poëziebundel "Bagatellen" (uitgeverij Britto,Brugge, 1952).


Paul Eluard

Vandaag

bracht de krant

het ontstellend bericht:

Eluard

overleden. 

Ik zal je geen gebeden

wijden, maar een simpel gedicht. 

Iets is

dat me weerhoudt te schreien

wijl ik steeds moet luistren

naar de kracht van je woord,

en de zilte verbeten tranen

mijn ogen verduistren.

En bekijken moet ik, je goed gelaat

waarop de rustige kracht licht

van een waarachtig Communist

en kameraad

van het volk.

En je verzen

dat het kind op school zal leren,

je verzen dat het volk als zijn bezit zal eren,

zullen de bloemen zijn

die bloeien rond je graf,

die elkeen zal bezitten.

Want sterven kan je niet,

en dat is de lichtende zekerheid

die zich een weg baant doorheen mijn verdriet. 

Eluard overleden,

zo meldt me de krant.

Ik wijd geen gebeden.

Slechts dit simpel gedicht

en mijn gebalde hand.

En met de opbouw van de nieuwe tijd

zullen sterker dan ooit

als een gloeiend licht

je verzen gloren.

Ik heb vandaag een dierbare vriend,

een broeder verloren.

MARC.M.BRAET


1953

In maart 1953 onderschrijft Mark zijn deelname aan het huldecomité ter ere van Charles De Coster en zijn oeuvre (auteur van de legende van Uilenspiegel), samen met Bert Brauns, Frans Buyens, Johan Daisne, Willem Elsschot, Alois Gerlo, Raymond Herreman, Achilles Mussche, David Scheinert e.a. 


Historische achtergrond:

Stalin overlijdt op 5 maart 1953. Na het overlijden van Stalin kampt De KPB met inhoudelijke moeilijkheden. Pas jaren later zou blijken hoezeer de Europese communistische partijen zich in Stalin hadden vergist.  Hij stond voor de vaderfiguur die sloeg en zalfde, hij stond voor ontvoogding en macht van de eerste arbeidersstaat ter wereld, macht van de overwinning op het fascisme. 


Mark Braet wint in 1953 de poëzieprijs "Wereldfestival Demokratische Jeugd" in Boekarest.


1954

Op 16 maart 1954 treedt hij in dienst in de sector decoratie van de Innovation, te Kuiperstraat, Brugge.


Politieke achtergrond: 

Door de anti-communistische hetze en de interne problemen belandt de KPB in een periode van neergang. Om zich meer aan te passen aan deze nieuwe situatie worden er hervormingen gelanceerd. Die bereiken hun hoogtepunt in het Elfde Nationaal Congres van de KPB, het zogenaamde Congres van Vilvoorde in 1954. Dit congres betekent een breukpunt in de geschiedenis van de partij. Heel de oude partijtop wordt op dit congres weggestemd en vervangen door jongere functionarissen. Cruciaal is dat er afgestapt wordt van het ‘dogmatisch marxisme-leninisme’.  De Belgische KP is hiermee de eerste Europese communistische partij die afstand neemt van het Stalinisme en het begrip 'dictatuur van het proletariaat'. 


3 en 4 april 1954: Mark Braet neemt deel aan een samenkomst van Oost- en West-Europese letterkundigen in Knokke:

Opname in het Duits i.v.m. de bijeenkomst (met onder meer de stem van Mark Braet)

Baron Antoine Allard  (Brussel, 16 december 1907 - 18 juni 1981)  vredesactivist, kunstschilder, dichter, medestichter en eerste voorzitter van Oxfam België, organiseert op 3 en 4 april 1954  in Knokke een samenkomst van Oost- en West-Europese letterkundigen, met o.m.: Elsa Triolet, Renaud de Jouvenel, Jean-Paul Sartre en Vercors (Frankrijk); Anna Seghers en Bertolt Brecht (D.D.R.); Carlo Levi (Italië);  Constantin Fedin (U.S.S.R.); Jaroslaw Iwaskievicz (Volksrepubliek Polen); Georgi Karaslavov (Bulgarije) en de Belgische auteurs Georges Norge, Robert Vivier, Franz Hellens, Constant Burniaux, Willem Ellschot, Achilles Mussche, Charles-Louis Paron, Herman Van Snick, en Jean Hubaux.  Aloïs Gerlo en Mark Braet fungeren als secretaris. Mark is de jongste van het literaire gezelschap. De bedoeling is een vredesconferentie van schrijvers uit oost en west voor te bereiden, een initiatief dat na de Hongaarse Opstand de mist zou ingaan. 

"Later dacht hij dikwijls na over de controverse die hij, jong broekje, met Sartre had gevoerd, omdat hij in opstand kwam tegen wat hij een mechanische opvatting vond van het determinisme. Maar nog veel later verbaasde het hem niet Sartre terug te vinden bij de Maoïsten en werd hij in zijn mening versterkt dat Simonne de Beauvoir dé grote drijvende kracht was geweest die ertoe had bijgedragen dat Sartre tot een belangrijke, interessante auteur was uitgegroeid."  (Mark Braet)


Juli 1954 - Mark onderschrijft de oproep van de "10de verjaardag van de Bevrijding" .


1955

Historische achtergrond:

De Duitse Bondsrepubliek treedt op 9 mei 1955 toe tot de NAVO. Als reactie hierop wordt op 14 mei 1955 in de Poolse hoofdstad Warschau door de Sovjet-Unie, Albanië, Bulgarije, Roemenië, de DDR, Hongarije, Polen en Tsjecho-Slowakije het Warschaupact  ondertekend. 


Uitgave poëziebundel van Mark Braet "Tussen gisteren en vandaag" , uitgeverij De Nieuwe Tijd, Antwerpen.


1956

Politieke achtergrond: 

Chroesjtsjov is, sinds de dood van Stalin in 1953, partijleider in de Sovjet-Unie. Op 25 februari 1956 schokt hij de gedelegeerden van het 20e partijcongres door in zijn toespraak getiteld Over persoonsverheerlijking en de gevolgen ervan  kritiek te leveren op de cultus rond Stalin, en Stalin te beschuldigen van massamoord tijdens de grote zuiveringen en een groteske persoonsverheerlijking.

De destalinisatie brengt het communisme wereldwijd in een legitimiteitscrisis. 

 

Op dezelfde 25 februari 1956 overlijdt Mark's vader Leo-Josef Braet.  Het is een prachtige winterdag.  Hij begeeft het plotseling terwijl hij aan het schaatsen is op het ijs bij de Siphon te Damme, vlakbij zijn geboortehuis.


In 1956 verschijnt de bundel  "Variaties op een gegeven thema" ,  uitgeverij De Nieuwe Tijd, Antwerpen. Deze telt 12 gedichten, waaronder een ingekorte versie van het eerder gepubliceerde gedicht "Vrede", nu genoemd "Eluard achterna". De bundel is voorzien van een aanbeveling van Willem Elsschot: "Lees 'Eluard achterna' en het zal tot u doordringen dat Marc Braet, als de aartsengel Michaël, bereid is het zwaard te hanteren en alles te offeren in dienst van broederliefde en vrede".


Schilderij van Mark Braet uit 1956 


Mark is in de zomer van 1956 een genodigde op het kasteel 'Drie Koningen' te Beernem  ter gelegenheid van het 19de kunstweekend van Gravin Hélène D'Hespel

"Gravin Hélène d'Hespel zocht een manier om het gedachtegoed van haar overleden man Hubert van Outryve d'Ydewalle, vastgelegd in "Noblesse en Flandre" in de praktijk om te zetten. Tevens was ze ervan overtuigd dat het kasteel Drie Koningen voor iets moest dienen. In samenspraak met haar rentmeester en leraar Nederlands Albert Vermeire wilde ze het culturele leven in Vlaanderen op een hoger niveau brengen, of toch tenminste culturele uitwisselingen laten plaatsgrijpen in een poëtisch decor.  Het streefdoel was adel en kunstenaars dichter bij elkaar te brengen, toenadering te brengen tussen de kunstenaars zelf, en kunstenaars rust en steun geven. Het 19de weekend vond plaats in juni 1956. Joris Blondeel voerde de deelnemerslijst aan, waaronder een aantal schrijvers en dichters zoals Mark Braet, Raf Declercq, André Desplenter en Pliet Van Lishout. Het muzikale gedeelte namen Norbert Rosseau en Bérénice De Vos voor hun rekening. Beeldhouwer Frans Lambrechts, kunstschilder Marcel Notebaert en tekenaar Victor Stuyvaert, die zijn vrouw meebracht, waren de vertegenwoordigers vanuit de plastische kunsten. Verder vinden we er professor Paul Coremans, architect Paul Felix, acteur Julien Schoenaerts en NIR-man Corneel Mertens. De kunstenaars kwamen de zaterdag  aan rond 17 uur, en waren er te gast tot de maandagmorgen.  Ze kwamen als kunstenaar, en verlieten het kasteel als vrienden." (Een geschiedenis van Beernem, zijn kastelen en de kunstweekends zijn beschreven in "Schriften van Driekoningen" door Reginald Braet)

     

1957 

In  augustus 1957 neemt Mark deel aan het "VIe Wereldfestival van jeugd en Studenten" te Moskou (uitnodiging) . Hij ontmoet er onder andere de Turkse dichter Nazim Hikmet en de Griekse componist Mikis Theodorakis.

Historische achtergrond:

Wereldwijd zijn talrijke kernproeven aan de gang de de atmosfeer blijvende schade zullen aanrichten.

Mark Braet organiseert een literaire actie tegen atoombewapening:

In 1957 baart Mark Braet opzien door een literaire actie tegen atoombewapening. Met een open brief aan schrijvers en kunstenaars doet hij een oproep om vooral niet te ontbreken in de "grote wassende stroom van humanisten". Van juni tot oktober 1957 organiseert hij een handtekeningenactie onder Vlaamse letterkundigen en kunstenaars tegen het gebruik van atoomwapens, met méér dan 300 handtekeningen en adhesiebetuigingen als gevolg. De oproep wordt ondertekend door een mooie doorsnede van de toenmalige Vlaamse literaire wereld, van Ernest Claes tot Blanka Gyselen, van Johan Daisne tot Ward Ruyslinck.  Bij de brief is een gedicht gevoegd, een bewerking van Mark Braet van een vers van de Turkse Communistische dichter Nazim Hikmet, die hij eerder dat jaar heeft ontmoet: het gedicht "het kleine meisje". 

Open brief:

"Sinds lange tijd reeds, maar de laatste weken veelvuldiger, zijn in de ganse wereld stemmen opgegaan die steeds dringender en met steeds meer klem het verbod eisten der atoomproefnemingen. Het is des te verheugender vast te stellen dat steeds meer mensen van diverse opinies, steeds meer organisaties of zelfs staatshoofden hun stem laten horen, en dat aldus steeds méér en méér de muren van politiek of godsdienstig vooroordeel wegvallen en de mens er zich bewust van wordt dat de noodzakelijkheid van handelen ook de dwingende taak der eenheid stelt.

We hebben voor ogen de oproep van Einstein en Joliot-Curie, van Dr. Schweitzer en de Amerikaanse biologen, van de Paus en de Duitse atoomgeleerden, van de Sovjet-leiders en van de Japanse vissers, van de Heer Nehru en het Oostenrijkse Staatshoofd, en van nog zoveel anderen.

Doch het lijkt dat in deze grote wassende stroom van humanisten de stem van de schrijvers, van de dichters, van de kunstenaars niet te horen is, of althans niet luid genoeg klinkt. Het zou niet denkbaar zijn dat zij op het appèl tot het wereldgeweten zouden ontbreken, het zou niet denkbaar zijn dat niet ieder van ons zich uitspreken zou tegen zelfmoord en bedreiging van het leven; wij immers die hartstochtelijk van het leven houden en het op onze eigen, persoonlijke manier bezingen, uitbeelden, vertolken. 

Daarom ook richt ik deze open brief tot U allen, met de zekerheid dat uw stem in het koor der protesten niet zal ontbreken, maar dat U vandaag nog uw naam zult toevoegen aan de lange lijst van de geleerden, de denkers, de godsdienstige en politieke leiders; opdat de plaats der schrijvers, der dichters, der kunstenaars zo groot en zo belangrijk zou zijn als ze dan ook door haar diepmenselijke uitstraling verdient." 


Mark neemt deel aan de dagen van het Vlaamse Boek te Brugge die plaatsvinden op 7, 8, en 9 maart 1957


In maart 1957 is er een wederoproeping onder de wapens in het kader van de militaire dienst. Mark krijgt in de kazerne zonder enige uitleg verbod deel te nemen aan militaire oefeningen, tot het bijwonen van militaire instructie en tot het hanteren van ieder soort wapens. Uit protest tegen deze incivieke behandeling neemt hij een oefengranaat mee naar huis die hij in de loop van hetzelfde jaar in de kelders van de Innovation te Brugge tot ontploffing laat brengen. Dit ziet hij louter als een ludieke, gratuite daad zonder enige politieke betekenis, maar de ontploffing doet niet alleen ramen en deuren trillen. Na het onderzoek dat onvermijdelijk volgt en waarop hij onmiddellijk, in aanwezigheid van talrijke personeelsleden, zich als "dader" bekendmaakt, blijkt later dat hij met naam en toenaam schriftelijk gecatalogeerd zou staan als "de bommensmijter".


1958

Op 1 maart 1958 neemt Mark ontslag uit de dienst decoratie van de Innovation te Brugge.


Verschijning poëziebundel "Liefde mijn Huis", uitgeverij De Nieuwe Tijd, Antwerpen, 1958


Geen visum voor Belgisch Congo:

In 1958 vraagt Mark Braet een visum aan voor een bezoek aan zijn broer Karel in Belgisch Congo, die er sedert 1947 werkzaam is in het kader van het onderwijs. Het visum wordt geweigerd door de Belgische Staatsveiligheid. Motivatie: deelname Wereldjeugdfestival te Moskou enerzijds, en de actie bij Vlaamse Letterkundigen voor het verbod op gebruik van atoomwapens anderzijds. Hierover zal hij later een ironiserende bijdrage schrijven in het eerste nummer (januari 1959) van "Kruispunt", het literair tijdschrift dat hij opricht, samen met Georges van Acker:  "Het was in 1958 dat ik bij het Belgisch Gouvernement een visa aanvroeg voor het maken van een toeristische reis naar het toenmalige "Belgisch Congo". Dit idee was bij mij opgekomen omdat er korte tijd voordien een aantal burgerlijke letterkundigen, op kosten van de staat, een studiereis aldaar hadden ondernomen. Na korte tijd ontving ik een gewichtig uitziende enveloppe uitgaande van de Dienst der Belgische Staatsveiligheid, waarin ik verzocht werd me dringend op hun Burelen te Brussel te komen aanbieden. Wat ik dan ook deed. Het gesprek dat ik daar toen had met de Directeur van deze dienst was zeer betekenisvol en leerzaam. Eerst en vooral bleek het dat over mijn persoon een gans dossier was aangelegd (méér dan 250 genummerde stukken) en dat er zelfs fotokopies bij waren van brieven aan mijn adres verzonden... Ten tweede verklaarde de Directeur, dat op basis van mijn dossier ik geen visa voor Congo kon bekomen. Ik was nl., zo verklaarde hij, in 1957 te Moskou geweest en verder had ik geijverd voor de vrede... Dit klein voorval is vooral betekenisvol in die zin dat het algemeen werd toegepast op iedereen die naar Congo wenste te vertrekken (in staatsdienst, privaat, toeristische reis, familiebezoek enz.) en waarvan men niet volledig zeker was over zijn politieke betrouwbaarheid. Door op die manier te handelen was het Belgisch Gouvernement ervan overtuigd dat er geen "subversieve" elementen Congo zouden binnenkomen teneinde de zwarten aldaar met de microben zoals democratische, progressieve, socialistische ideeën te besmetten. De geschiedenis heeft aangetoond hoe nutteloos en hoe belachelijk in feite de maatregelen, in die zin genomen, waren. Einde 1959 begon ik verscheidene contacten op te nemen, in België en in Congo, in het vooruitzicht een publicatie te laten verschijnen in de Nederlandse taal, uitsluitend handelend over Congo en uitsluitend door Congolezen zelf samengesteld. Zo belandde ik op een mooie namiddag, ergens te Brussel, bij Paul Mushiete. Hij was toen nog student in Sociale en Politieke Wetenschappen, vervuld van een grote liefde voor zijn volk, waarvan hij vooral trachtte het cultureel patrimonium vast te leggen. In die zin was hij van plan, van zodra hij in zijn land zou zijn teruggekeerd, zich met een bandopnemer naar de brousse te begeven teneinde de liederen, de gedichten, de verhalen die er de ronde deden, op band vast te leggen, om ze later schriftelijk te kunnen weergeven.  We hadden een lang en vruchtbaar gesprek die namiddag. Mushiete vertolkte op zijn gitaar enkele liederen, waaronder een paar stukken van Bach. Hij was in elk geval "un interlocuteur valable" !! Nog vóór bedoeld nummer met zijn studie verscheen, vertrok Mushiete, die afgestudeerd was, opnieuw naar Congo, in gezelschap van zijn blanke vrouw (hij was inmiddels gehuwd) naar Leopoldville, alwaar hij aan de universiteit zijn verworven kennis verder zou gaan uitdragen. Kwamen inmiddels de tragische gebeurtenissen van Juli 1960 en de ganse ingewikkelde nasleep. Voordien was er met de Congolese vrienden besloten om na de onafhankelijkheid van Congo, de contacten te normaliseren, verder uit te breiden, te bestendigen. Ik had het plan me wellicht persoonlijk naar Leopoldville te begeven; deze maal zouden de Belgische Kolonialisten me dit heel zeker niet kunnen verhinderen...  Het lot besliste er anders over. Te Brussel ook had ik contact gekregen met een aldaar verblijvende zwarte, een zekere Joseph Mobutu, die zichzelf  "l'ami intime" noemde van Patrice Lumumba, en dit inderdaad ook was. Op het ogenblik dat onze kennismaking op het punt stond zich verder te verstevigen en er ook andere vraagstukken van politiek-organisatorische aard zouden behandeld worden, ontving ik een lijstje met namen vanwege een betrouwbaar persoon uit Brazzaville, van zwarten welke in België werkten voor de diensten van de Staatsveiligheid. Tussen de 8 namen welke daarop fungeerden vond ik ook deze van Joseph Mobutu... Het verder verloop van de tragische gebeurtenissen in Kongo heeft de volledige bevestiging gebracht van het feit dat Mobutu (nu kolonel geworden) een onbetrouwbaar element was, die zelfs niet geaarzeld heeft "son ami intime"Patrice Lumumba gevangen te laten nemen, aan zijn vijanden uit te leveren, en hem aldus een zekere dood tegemoet zond. Voor mijzelf stelde zich meteen ook de kwestie niet meer, gezien de ontwikkeling van de toestand, om naar Leopoldville af te reizen. Alle verbindingen werden verbroken, schriftelijke contacten werden minder en minder raadzaam. De vriend Paul Mushiete kon ik moeilijker en moeilijker bereiken, en dan nog langs allerlei omwegen. Dit bracht mede dat het nog niet mogelijk was om nieuw literair materiaal vanwege hem te bekomen...."   (Marc Braet, april 1964)   


Neen

ik was niet te Oesoemboera.

De blanke heeft geen visa gekregen

de blanke mag bij ons niet binnenkomen, 

de blanke is nochtans niet zwart geweest? 

Niet te Madimba Kisantoe Toemba

zal de trein voorbij kruipen

met de Belgische bwana.

Ai ai ai,

de blanke is zeer stout geweest;

hij dronk niet teveel pombé

en hij sloeg niemand met de zweep,

maar hij noemde zich 

onze broeder onze ndoekoe. 

Neen,

niet ik was te Oesoemboera.


De Vereniging België-DDR:

15 april 1958 - Mark Braet wordt mede-stichter van de Vereniging België-DDR, samen met o.m. prof. Dr. Willem Pee. (archief Vereniging België- DDR: zie AMSAB)

"Mijn eerste kennismaking met de Duitse Demokratische Republiek kwam door persoonlijk contact met Anna Seghers en Bertolt Brecht. We schreven toen 1954. De koude oorlog drukte zijn stempel op mensen en gebeurtenissen. We waren bijeen ergens te Knokke, een nogal bont internationaal gezelschap van schrijvers en dichters, om te overleggen of we al dan niet konden komen tot een wereldtreffen van kunstenaars dat in het teken zou staan van een oproep tot de verdediging van de vrede en de internationale ontspanning.(...) Van Anna Seghers' boek "Das Siebente Kreutz" had ik in 1949 de uitstekende Amerikaanse verfilming gezien met Spencer Tracy in de hoofdrol, van Brecht wist ik dat hij gedichten schreef maar zijn theater bv. had ik nog niet gelezen, laat staan gezien. Brecht droeg te Knokke zijn typische lange vest, een soort tuniek, bleek in de omgang een zeer rustig man te zijn die zonder ophouden het probleem van de verdediging van de vrede in zijn gesprekken centraal stelde, wat me op dat ogenblik een beetje irriteerde, omdat ik nog niet duidelijk het verband tussen vrede en literatuur had verwerkt.  Het tweede contact greep plaats in december 1959, toen ik naar de D.D.R. reisde, door Berlijn wandelde, de puinhopen zag, aan de Brandenburger Tor stond en nadacht over wat het fascisme aan leed in de wereld had gebracht. Op de Alexanderplatz kocht ik toen een reeks boeken, spotgoedkoop, en zo kwamen nieuwe namen en nieuw werk naar voren. Op een hotelkamer in Berlijn, las ik 's morgens tot 5 uur het boek van Bruno Apiz "Nackt unter Wölfen" alsook een eerste bundel van Johannes Bobrowski. (...)"

Mark Braet in «DE GROENE BOMEN», (uitgeverij Sonneville, Brugge, 1971)

In September 1958 richt Mark "Ars et Cultura" op met de bedoeling als zelfstandige een aantal activiteiten te organiseren, nl invoer en verkoop van fonoplaten met klassieke muziek uit de DDR, het organiseren van concerten, recitals e.a. met nationale en internationale solisten, literaire vertalingen van Nederlandstalige auteurs naar andere taalgebieden en omgekeerd.


1959  

"Maar ergens moet een Kruispunt liggen":

Het driemaandelijks tijdschrift "Kruispunt" wordt in het leven geroepen dankzij de samenwerking tussen Mark Braet en de sociale en politieke militant en aforisticus Georges Van Acker.  "Maar ergens moet een kruispunt liggen, daar waar mensen met de meest uiteenlopende levensopvattingen mekaar ontmoeten, elkaar begrijpen en beter waarderen kunnen; (...) door zijn werk levert de kunstenaar een belangrijke bijdrage voor de vrede, voor een betere verstandhouding, voor de vestiging van een nieuw humanisme." Zo luidt de redactionele inleiding in het eerste nummer van "Kruispunt". Het tijdschrift zou los staan van de communistische partij, hoewel de oprichters en de medewerkers van het eerste uur lid zijn van de KPB. Het eerste nummer verschijnt in januari 1959 en kent een groot succes. Na vier dagen is de oplage van 300 exemplaren verkocht en een tweede druk wordt uitgebracht....     


Mark Braet zal diverse keren naar de DDR reizen. Op 1 maart 1959 bezoekt hij Buchenwald. " De glooiingen vol schaduw en sneeuw die wij passeerden, de dorpen als krijtblokjes tussen het groen van de wouden, en de liederen van steden met namen als Jena en Weimar. Het sprak de taal van vrienden, en de blinde vogels van ongeluk maakten plaats voor de zangen van vrede. En er was de glimlach van de kinderen langs de wegen van deze nieuwe wereld, de wonden genezend van littekens grijs als as. En ook de zon vertelde haar verhaal toen we Buchenwald betraden, het plein van oneindigheid waar vrienden leefden en stierven. Er dreef geen wolk van rook boven de schouw van het crematorium. Er lagen bloemen, veel bloemen. Alles sprak de taal der doden. En naar mijn droge keel greep een magere hand. De spiegels van mijn ogen besloegen. En in de donkere bomen waren de stemmen van velen, de zachte doordringende stemmen van tienduizenden die mij maanden: gij moogt niet vergeten ! " (Mark Braet, 11-03-1959, Leipzig)


Met het oog op de deelname van België aan de Internationale tentoonstelling voor het Mooie Boek van 1 augustus tot 30 september te Leipzig (in de voormalige DDR) is een Belgisch comité samengesteld onder ere-voorzitterschap van Frans Masereel. Voorzitters zijn Herman Teirlinck en Maurice Carème. Leden van het comité zijn Armand Bernier, Mark Braet, François Claessens, Frank Edebau, Pierre-Louis Flouquet, Achilles Mussche, Willem Pée, en Gerard Walschap. Secretarissen zijn Herman Van Snick en David Scheinert.


Brief Philibert Luyeye, stichter FEBOSCO (Fédération des Boy-Scouts du Congo) aan Mark Braet


Op 12 december 1959 neemt Mark Braet samen met de schrijvers Lia Timmermans, Marcel Matthijs, Luc Van Brabant en Jan Vercammen, deel aan een literaire avond in het Stadhuis van Wenduine, georganiseerd door het comité van "De Vrienden van het Vlaamse Boek"


1960

"Poëzie...een slagboom op weg naar de meest volledige bevrijding van de mens":

In een artikel uit 1960 over de hedendaagse Vlaamse poëzie, verschenen in " 't Zal wel gaan", orgaan van het Gents studentengenootschap van dezelfde naam, schrijft Mark Braet:  "Zoals de voorbeelden in het buitenland aantonen en bewijzen (o.a. Pablo Neruda, Nazim Hikmet, Salvatore Quasimodo) staat de toekomst aan de kant van die dichters welke met inzet van hun ganse persoonlijkheid en soms zelfs met inzet van hun eigen leven, de zijde gekozen hebben van een poëzie die niet alleen een middel tot registratie van de realiteit maar ook een aanvalswapen betekent in deze grote strijd die de progressieve krachten voeren tegen al wat is voorbijgestreefd, wat zichzelf heeft overleefd en aldus een slagboom geworden is op de weg naar de meest volledige bevrijding van de mens."


Mark werkt, op aanvraag van de A.B.S. (Amitiés Belgo-Soviétiques), aan een keuze van Vlaamse gedichten. Hij staat aan het hoofd van een commissie, in navolging van een uitgave in Moskou met een keuze van Waalse dichters dat tot stand gekomen is door David Scheinert.


Mark Braet klaagt  met het gedicht "Aan mijn Kongolese vrienden" in De Jonge Garde (het maandblad van de Communistische Jeugd) van januari 1960 de situatie in Congo aan. "En als een dagblad schrijft "ze zijn niet rijp" is dit gewoon bedrog. En als een priester zalft: gehoorzaamheid, is dit veel erger nog. En als Cornelis spreekt van 's lands belang, denkt hij aan zijn tegoed, en als een radio Stan'ville zegt proef ik de smaak van bloed."    (Mark Braet)


Op 19 februari 1960 heeft Mark in Brugge een ontmoeting met Philibert Luyeye (codenaam "Gazelle Rusée"), stichter Febosco (Fédération des Boy-Scouts du Congo), en privésecretaris van Joseph Kasavubu. Abako-leider Kasavubu zal aangesteld worden tot eerste president op het ogenblik van de onafhankelijkheid van Congo in juni 1960. 

"(...)Met de secretaris van Kasavubu bijvoorbeeld ben ik lang bevriend geweest, die kwam hier in Brugge bij mij logeren (...) "  (Mark Braet in het hoofdstuk "De KP en de koloniale kwestie" van het boek "De laatste communisten", Ivan Ollevier, Uitgeverij Van Halewyck, Leuven)


In februari 1960 reist Mark Braet opnieuw naar de DDR.  Hij gaat o.m. naar de oorlogsbegraafplaats Treptower Park, en brengt een tweede bezoek aan Buchenwald.


In een brief aan Mark Braet toont de Deutscher Schriftstellerverband reageert enthousiast op het voorstel van Mark om het boek "Nackt unter Wölfen" van Bruno Apitz te vertalen en zo een bredere bekendheid te geven. Er blijkt echter reeds een overeenkomst te bestaan tussen Mitteldeutscher Verlag en Pegasus voor een Nederlandstalige verschijning van het boek in 1961.


Op 8 maart 1960 is Gerrit Vandewiele is ten huize van schrijver Mark Braet voor de VRT. Het gesprek wordt opgenomen. Ze spreken over zijn werk, het tijdschrift 'Kruispunt' waarvan hij hoofdredacteur is, Braets afkeer van experimentele poëzie, zijn eerste gedichten en zijn lievelingsdichters (Gezelle, Van De Woestijne). Hij leest 2 van z'n gedichten voor:- 'Aan Hans Lodeizen' uit de bundel 'Liefde mijn huis'.- 'Aan mijn Congolese vrienden'. 


In 'De Jonge Garde' (maandblad van de Communistische Jeugd) van april verschijnt een ode aan de Congolesen Luis Lubashi, Emmanuel Kitagu, Victor Lubangi en hun makkers, neergeschoten op 4 december 1941 "voor 0,50F loonsverhoging per dag" tijdens de staking te Lubumbashi. "Zijn ons gelaat en onze handen zwart, ons werk is goed. Doch wie, buiten ons, kan leven van honger en pijn? Ziet onze kinderen hoe mager ze zijn, en onze vrouwen die geen melk meer hebben, en onze hutten waar de regen door slaat, en zwart onze handen en ons gelaat. Wij hebben de armen gekruist en het werk viel stil. Wij wilden geen kwaad. Slechts vijftig centiemes per dag vroegen wij: voor onze kinderen die hongerig zijnen voor onze vrouwen wier borsten verdrogen, en om onze hutten tegen storm en regen te schutten. Slechts vijftig centimes per dag vroegen wij en verbeten de haat en de hoon. En men heeft ons betaald: een stukje heet lood was ons loon." (Mark Braet)


Eind april 1960 onderneemt hij een studiereis naar Polen met een delegatie van het Centraal Comité van de KPB op uitnodiging van de VPAP (Verenigde Poolse Arbeiderspartij). Hij ontmoet en heeft een gesprek met o.m. W. Gomulka, president. Hij maakt een rondreis en brengt het eerste bezoek aan het KZ Auschwitz-Birkenau.


In mei vindt er in het Zwart Huis te Brugge een ontmoeting plaats tussen West-Vlaamse letterkundigen en 60 Nederlandse studenten onder de leiding van de Prof. Dr Weynen. Onder de vooraanstaande gasten bevindt zich onder meer gravin d'Hespel.


6 juni 1960 - Mark  brengt  een bezoek aan Berlijn (DDR).


Mark Braet brengt in september een nieuw bezoek aan de DDR.   Mark op de foto samen met Christiane Delrue op de MS Sassnitz op weg naar Trellebörg (Zweden)


Mark Braet neemt op 23 oktober 1960 samen met Paul Berkenman  deel aan een colloquium met als thema: "de kunstenaar in de maatschappij. Is de kunstenaar gebonden aan criteria buiten de esthetica?" . Dit vindt plaats in de zaal "Pan", Korte Meer, 2 te Gent. Aansluitend vinden plaats een muzikaal-literaire kunstavond en een tentoonstelling plastische kunst. 


Mark Braet reist naar Catalunya en brengt zijn eerste bezoek aan Barcelona. In de zomer van 1960 maakt hij een studiereis naar Spanje met een reisbeurs van het Ministerie. 


Mark Braet heeft een zeer persoonlijke poëziestijl ontwikkeld waarvan enkele kenmerken gelijkenissen vertonen met de stijl van de Vijftigers. De dichters van de Beweging van Vijftig zoeken heel sterk de uitdrukking van de totale mens, dus zowel gevoel als verstand. Tegelijk hebben zij een afkeer van wat zij gekunsteld noemden. Echte vitale kunst kan alleen gemaakt worden door werkelijk vrije mensen. Esthetische conventies zijn bij uitstek zaken die vrijheidsbelemmerend werken en daarom moet de kunst weer rechtstreeks kunnen ontstaan vanuit haar oerbronnen.  Die drang tot onbelemmerde uiting, vrij van allerlei beperkingen van vorm, leidt er bij hen toe dat zij heel veel vormaspecten loslaten. Zo laten zij rijm en ook vaak interpunctie (punten, komma's en andere leestekens) en hoofdletters achterwege in hun gedichten. Vaak weet je niet waar de ene zin ophoudt en de volgende begint. Zinnen worden voor meerdere uitleg vatbaar. 

Mark laat zich in Amsterdam fotograferen door Giny Oedekerk en haar man Leo Klatser. In 2005 zal uit hun fotoarchief een keuze van hun schrijvende vrienden  gemaakt worden. Het resultaat wordt de publicatie "Terugblik. 50 portretten van schrijvers 1952 - 1965" . Verschillende van hen maken deel uit van de Vijftigers.  Giny Klatser-Oudekerk schrijft over Mark: 

"Hoe Mark en mijn man (de auteur) Leo Klatser in contact gekomen zijn, is niet meer te achterhalen. Ongetwijfeld zal het verband gehouden hebben met hun beider liefde voor de poëzie van Lorca en Neruda. Nadat ze elkaar waar dan ook ontmoet hadden, werd "Kruispunt" opgericht. (...) Kort daarna, in het tweede of derde nummer, konden abonnees in Nederland hun bijdrage overmaken op mijn gironummer. Er werd dus intens samengewerkt. Mark bracht een aantal bezoeken aan Amsterdam, logeerde dan bij ons (...). We hadden altijd veel plezier en we moesten wederzijds erg lachen om uitdrukkingen die ons komisch in de oren klonken. Zo herinner ik mij dat Mark alvorens de stad in te gaan eerst een 'schone plastron' omdeed. Hij zag er altijd keurig uit."


Mark neemt deel aan de herdenking te Brussel van de moord op Julien Lahaut, met het voorlezen van poëzie.


1961

In februari 1961 vindt een  demonstratie plaats van het eerste "Brugs Komitee voor de Vrede" voor het verbod op de atoomwapens. 


Mark maakt in dat jaar een studie over de dichter Herman Van Snick ter publicatie in de uitgave 'Kunstenaars van Heden'.


Historische achtergrond:

Bouw van de Berlijnse Muur. 


1962

Renaat Ramon wil in de zomer van 1962 een stukje schrijven over Theun de Vries. Deze schrijft het volgende over dit bezoek in Amsterdam:

"Een bloedhete namiddag. Wij, de blonde vrouw en ik, wij bellen aan: een mooi herenhuis langs de zonovergoten gracht. De bel produceert geen geluid, maar de deur staat op een kier. Na enige aarzeling, na enig overleg nemen wij de trap naar de eerste verdieping. Komen op de overloop, zien recht voor ons, achter een immens bureau de man die wij herkennen als Theun de Vries; de schrijver veert op, gestoord, gebelgd: wat doen jullie hier, hoe durven jullie, verdwijn...Ik heb de tegenwoordigheid van geest om te zeggen: ik kom met de groeten van Mark Braet. Deze woorden hadden een magische uitwerking. Komt u binnen, zei de schrijver. Gaat u zitten. Hij liet koffie brengen, schonk eigenhandig cognac. Uren hebben we met hem gepraat. En de vrolijkheid ging in het rood gekleed....Mark Braet was reeds tijdens zijn leven een legende. Dat is het gevolg van het samengaan van diverse factoren: zijn rol in het verzet, zijn politieke activiteit, zijn charme, zijn enigszins raadselachtige persoonlijkheid en natuurlijk zijn dichterschap. Want dat hij zich in de eerste plaats als dichter beschouwde en dat ook was, daarover kan geen twijfel bestaan."


uitgave poëziebundel "Alles 1 Wereld" , uitgeverij Marnix, Gent & Pegasus, Amsterdam, 1962


Mark neemt deel aan de 3de Paasboekenbeurs te Wenduine. 


Op zondag 8 april 1962 te 10.03 u verleent hij zijn medewerking aan het radioprogramma "De Windroos".


Hij zit in een nieuw gevormd Beschermcomité van de Belgo-Cubaanse Vereniging, als letterkundige en Algemeen Secretaris van de Vereniging van Volkshogescholen.


1963

Mark schrijft naar aanleiding van de moord op de Spaanse Communistische verzetsleider Julian Grimau op 20 april 1963:

Is deze dag ten einde

(de stenen schreeuwden om vergelding

daar waar uw bloed ze had aangeraakt)

is deze dag voorbij

u vulde hem met de zachte en sterke

stem van uw hart met het licht

van uw ogen dat hoger is

dan het vuur van elke dageraad

laat zij die u wilden vergeten

zien hoe ieder vezel van uw lichaam

in de donkere aarde wortel vat

hoe niets kan weerhouden de kracht

die u naliet

uit het rode lied van overwinning

uit de blauwe bittere wonde

van vergetelheid:

het oorlogspaard dat de mensen

met zijn gloeiende ijzers merkte

het geluid van brekende zon dat

op de huid van Spanje openviel

als een verloren ster

laat zij die u wilden vergeten weten

hoe uw naam in verschrikkelijk veelvoud

is opgestaan de stilte van het doodskleed

doet bewegen

opdat de zwarte toro u kenne

en de cederbomen uw gelaat

zouden aannemen

de zee uw stem zou meedragen

en de wind erover spreken zou

verder dan de Sierra Nevada

zodat deze aarde uw huis is geworden

waarvan de deuren voor iedereen 

openstaan.

(MARC BRAET, 29-4-1963)


Mark krijgt een brief en een dichtbundel opgestuurd van de 23 jarige Oost-Duitse dichter Bernd Jentzsch. Hierin schrijft Bernd Jentzsch dat hij via zijn vriend Dieter Stellmacher enkele gedichten van Mark heeft gelezen die hij zeer waardeert. Tevens vraagt hij om een verdere kennismaking met de nieuwe Vlaamse poëzie.


Aanvang oktober 1963 wordt hem de poëzieprijs van Wemmel toegekend (zie uitnodiging) voor het beste gedicht dat in het voorbije jaar in een tijdschrift verscheen:

Als zij mij roept vertel haar

dat ik stierf ergens tussen as en stilte.

Zeg haar niet hoe ik schreiend

de plaats zocht van haar afwezigheid

de blinde vorm van haar lichaam.

Als zij mij roept geef haar mijn ogen

mijn grijze woorden traag en trager.

Zeg haar dat ik me verloren heb

dat ik een vogel werd duister

op de oevers van vergetelheid

steen bezijden alle wegen

zuidzee om de wanhoop te verdrinken

in een zwijgen zo tijdelijk

en zo behoedzaam.

Zeg haar dat ik haar mond

wenste te bewaren, te wonen

in haar gelaat als in mijn eigen huis.

Als zij mij roept vertel haar alles

wat je weet, wat je wist, wat je vermoedt.

Eens een dag zullen ook de bomen 

van mij vertellen wanneer ik werd

saffraanoog van de maan -

nachtzwaluw van saturnus

alles alles maar nooit dat

wat zich bergt achter een masker van stro

wat een dode vinger krast

op de muren van kerkhof en bordelen.

Als zij mij roept vertel haar

hoe ik leef en hoe ik sterf.

Geef haar mijn ogen de verschroeide

vleugels van mijn geluid

mijn klankloze woorden als maden

in het vergeeld portret van mijn gelaat.


In 1963 hij Mark verkozen tot lid van het Centraal Comité van de KPB. Door het Politiek Buro van deze Partij wordt Mark aangeduid, samen met Gerard Calsijn uit Eeklo, om gedurende 3 jaar te Moskou de Centrale Partijschool te volgen (studies economie filosofie en andere). Wegens reorganisatie echter van Partijstructuren wordt hij in plaats daarvan aangesteld tot bezoldigde Politiek Secretaris van de KPB, Federatie West-Vlaanderen. Hij zal bezoldigde Politiek Secretaris van de KPB Federatie West-Vlaanderen blijven tot 1970.


In 1963 fuseert het literair tijdschrift Kruispunt met Sumier, het tijdschrift van Jan Verwest en Willy Tergat. De buitenkant van de omslag blijft voorlopig "Kruispunt".


1964

In juli 1964 krijgt Mark medische verzorging in de polikliniek te Sotchi (Zwarte Zee)/USSR. Daaropvolgend brengt hij een bezoek aan de SSR (Socialistische Sovjet- Republiek) Oezbekistan.


Er vindt  in Merelbeke in 1964 een samenkomst plaats naar aanleiding de fusie tussen de tijdschriften Kruispunt en Sumier.


Mark Braet verzorgt de opening van de tentoonstelling André Sorel op 12 september 1964.   "(...) Kijk maar, u ziet niet wat u ziet (...)"


1965

In 1965 verandert de omslag van de gefuseerde tijdschriften Kruispunt en Sumier in "Kruispunt-Sumier". Dit zal zo blijven tot 1979. In 1980 zal het tijdschrift z'n vertrouwde naam "Kruispunt" terugkrijgen. 


Op 8 april 1965 verschijnt in de rubriek kunst en cultuur van De Roode Vaan een brief van Mark Braet aan de Spaanse dichter Marcos Ana 


uitgave poëziebundel "Afscheid nemen" , uitgeverij Marnix, Gent & Pegasus, Amsterdam, 1965 (zie foto met Adolf Merckx van culturele kring Celbeton)


1966

Mark Braet is in 1966 medeoprichter van het "Vlaams Marxistisch Tijdschrift" .   Artikel over verschijning van eerste nummer Marxistisch tijdschrift.


foto van Mark Braet uit 1966 door fotograaf Jean Mil


Er wordt Mark Braet een reisbeurs toegekend naar Spanje.  

         foto Mark Braet in Spanje                  foto in tuin van Miguel Hernandez te Orihuela


Hij maakt in 1966 een studiereis naar Polen 

"(...) dacht hij plots aan de ontmoeting met Gomułka te Warschau in negentienhonderd zes en zestig.  Voordien had hij Ozwiecim bezocht, stomp in de maag, dode hand die je ongenadig bij de keel grijpt. Gomułka had de gasten begroet, beleefd geïnformeerd wat ze allemaal reeds hadden gezien en bezocht, maar het was zijn medewerker, kameraad Kliszko, die onmiddellijk daarop het woord nam en binnen het half uur uitlegde wat er allemaal in Polen ten goede veranderd was; waarom alles nu zoveel beter en vlotter verliep; waarom de katholieke kerk practisch over geen invloed meer beschikte en dergelijke meer. De daaropvolgende dag had hij de 1 mei-optocht meegemaakt en te oordelen naar de juichende, met bloemen zwaaiende, achthonderdduizend personen tellende menigte die aan de tribune voorbijtrok, bleken de woorden van kameraad Kliszko alleen maar aan inhoud te winnen. En nog een dag later verbleef hij te Katowice en was er te gast bij kameraad Gierek die tijdens de bezetting in Limburg verbleef als mijnwerker, deelnemend aan het verzet. Een kameraad Gierek vertelde precies het tegengestelde van kameraad Kliszko; waarom de economische toestand catastrofaal was; waarom de reactionaire vleugel van de katholieke kerk steeds méér aan invloed won en dergelijke meer.  (...) "  (Mark Braet)


1967

"Ik leg mijn hand op Spanje":

In 1967 publiceert Mark Braet de essay "Ik leg mijn hand op Spanje" 

Mark koopt in 1967 samen met de dichter Jan van der Hoeven een woning in het toen nog niet op de kaart gelegen dorpje Masarbones in Catalunya (zie aankoopakte)       foto dorpje Masarbones /Catalunya

       

Poëzieprijs van de stad Tielt 1967:  hij  wordt tweede geklasseerd met zijn inzending "Met glinsterend Haar".


Hij gaat in de Karel Mestdaghstraat 35 te Brugge wonen.


In een krantenbericht uit "Vooruit" (14.05.1967) verschijnt een gedicht van Mark Braet:

POLITIE SCHIET JONGE ZWARTE DOOD IN VS

Vrijdagavond overleden.

In de rug geschoten

te Jackson.

Een jonge neger

van het Staatscollege.

Politie opende het vuur,

de tweede maal

in 24 uren.

Het gaat onopgemerkt voorbij,

Men schiet er op los,

in de rug zomaar,

te Jackson op 12 mei 1967

in de VS.

Volgens een bericht

van Reuter.


1968

In 1968 maakt Mark deel uit van een delegatie van het Centraal Komité van de KPB voor een studiereis vaar de USSR. Hij bezoekt aldaar de Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek Rusland, de SSR Oezbekistan en het Autonoom gebied Bachkirië. (zie foto's)


Mark schrijft een bijdrage naar aanleiding van het zedenproces tegen Hugo Claus (zie artikel)


1969

"Die lift te Athene. Mei negentienhonderd negen en zestig. Snikhete maandag. Twee dagen voordien aangekomen na een lange vlucht, die nog langer duurde omdat het vliegtuig, naar het hem toescheen, eindeloos rondom de stad bleef rondtoeren vooraleer de boordcommandant toelating tot landen bekwam. Het was zijn eerste vlucht waar een warme maaltijd werd opgediend, Gigot de mouton met flageolets, en bijna twintig jaren later zou hij net eenzelfde maaltijd opgediend krijgen in de reusachtige machine van de Lufthansa op weg naar Caracas. De landing verliep uitstekend, hitte sloeg hem, bij het uitstappen, in het gelaat, en het beeld dat hij registreerde bij het betreden van de ruime aankomsthal was zoals men hem te Brussel, op die hotelkamer nabij de ‘Aneessensplaats’, beschreven had: links de rij met Grieken; zakenlui, emigranten, potentiële verdachten en rechts de buitenlanders van allerlei slag; de welkome deviezen. Hij droeg zijn valies aan de rechterhand; de zwarte handtas links. Het was snikheet, de luchthaven stonk naar kerosine, teer, bedorven lucht, en naar het regime van de kolonels. Naar het verderf in de kelders, het geronnen bloed, zweet van angst als ijskoude sneeuw, de verloren schrei van wie sterft. Hij keek uit naar wat er precies gebeurde, aanschuivend, reiziger met dubbele bodem. Nazicht van documenten, het soms openen en nazien van tassen, valiezen, koffers. Een kruier liep de rij af, bedrijvig; greep hier en daar willekeurig naar valies en tassen, bracht ze vlug, ongehinderd, de controlepost door naar de gereedstaande bus van ‘Sabena’. Toen de man terugkwam, zwetend, rondspeurend, stak hij hem onmiddellijk valies en handtas toe. Het was een gok; was het een gok? Ach nee, wellicht niet. Terwijl hij zijn reispas voorlegde aan één van de ambtenaren, zag hij de kruier reeds op weg naar de wachtende bus, en het nazicht in een lange, houten bak boordevol steekkaarten, leverde blijkbaar niets op zodat hij dóórkon en de volgende reeds aan de beurt kwam. In deze diepblauwe, snikhete meimaand van het jaar negentienhonderd negen en zestig.  (...)  Zich dus naar de ‘Sabena’-bus begevend, omgeven met de stank van kerosine, teer, bedorven lucht en de klamme doodsgeur van het reeds in ontbinding verkerende regime van de Kolonels. Hij drukte de gereedstaande, zwaar transpirerende kruier een bankbiljet in de hand, mede omdat dergelijke, onvoorziene maar welkome hulp, een royale beloning verdiende. Vanaf de luchthaven naar het centrum toe, intense drukte. Vrachtwagens boordevol soldaten daverden voorbij, taxi’s slingerden zich, zoals overal, met ware doodsverachting door het hels verkeer. Op de Omonia ging hij bij ‘Sabena’ de terugvlucht boeken en meteen het toeristische programma bekijken en vastleggen. Een hotelkamer betrekken midden het centrum stelde blijkbaar geen problemen. Het Hotel zelf, zo bleek later, was vuil en verwaarloosd maar had het voordeel van de centrale ligging. Dankzij het stadsplan, hem te Brussel overhandigd, wist hij dat het eerste contactadres vlakbij lag. Het tweede, alleen bruikbaar bij noodtoestand, ietwat verder. De toeristische mogelijkheden bleken interessant omdat men ze volgens wens en omstandigheden kon aanpassen. Uiteraard wist hij precies waar hij de daaropvolgende maandag, in de loop van de voormiddag, de zwarte tas zou achterlaten om precies zeven dagen later, bij het einde van de voltooide cirkel, ze terug op te halen. Daartussen lag tijd, ruimte, zon, vreugde en onrust. Hij zou het smalle, met mos overwoekerde stenen trapje betreden dat naar het Orakel van Delphi leidt en later zou hij zich herinneren dat het Orakel hem had toegefluisterd: ‘het licht zal zijn boom vinden, en de boom zijn vrucht’. Hij zou Thebe zien, speurend, tevergeefs naar de Zeven Poorten die de stadsmuur eens telde en denkend aan Bertolt Brecht’s ‘Vragen van een lezende arbeider’ en aan de Oedipus-legende; en hij zou langs de Acropolis slenteren tot waar Manolis Glezos tijdens de Nazi-bezetting, de daar wapperende hakenkruisvlag had weggetoverd vlak voor de neus van de op wacht staande soldaten, dankzij een geheime gang waar weinigen weet van hadden en hij zou nabij de Pireus avondmalen, een bereiding van vis; droge, witte wijn erbij drinkend, en met een Italiaanse Senator, over onbelangrijke zaken zitten kletsen. Hij zou het binnenland verkennen, uitkijkend naar de eeuwige sneeuw boven de Parnassus. En hij moest Panayotis zien, in zijn advocatenbureel, want daarom was hij tenslotte naar hier gekomen en twee dagen voordien reeds, de zaterdag, zodra hij de hotelkamer betrokken had, wandelde hij tot bij het gebouw waar hij de daaropvolgende maandagmorgen de zwarte tas zou achterlaten. Vlakbij bevond zich een brede fontein die klaterend water in overvloed liet ruisen en hij was de overdekte galerij ingegaan die hem onmiddellijk aan iets gelijkaardigs te Leipzig en Barcelona deed denken. Winkeltjes, snacks, koffiehuisjes. Rechtover de lift bevond zich een kapperssalon. Twee dagen later zou hij hier terugkomen wetend wat hij Panayotis moest vragen en wat deze hem zou antwoorden, en even zou hij terugdenken aan maart drie en veertig, aan ‘René en hij zou terugdenken aan Berlijn december negen en vijftig. De zondag had hij een taxi aangeroepen om zich nabij de straat van het tweede adres te laten voeren. Te voet was hij nadien zich gaan vergewissen dat het om een winkeltje ging, boordevol spullen. Zo was hij dus druk in de weer, zich gelukkig voelend, al bleek het hotel smerig en boordevol stof en zaten de tafels vol vlekken van gemorste koffie. Op het grote Omonia-plein waar het ‘Sabena’-gebouw gevestigd is, kon hij prettig buiten zitten en fris bier drinken made in Holland; flessen waaruit je twee volle glazen schonk en er natuurlijk in verhouding voor betaalde, en het roomijs smaakte uitstekend al werd men onophoudelijk lastig gevallen door gewiekste lui die postkaarten te verkopen hadden, kleurendia’s aanboden en postzegels en luciferdoosjes en kranten, en zodra ze het aftrapten kwam een nieuw contingent verse krachten opduiken die postkaarten te verkopen hadden en kleurendia’s en postzegels en luciferdoosjes en kranten en.  De volgende dag, zesentwintig mei van het jaar negentienhonderd negen en zestig, zou hij omstreeks tien uur bij Panayotis aanbellen, het van buiten geleerde zinnetje opzeggen, luisteren naar het antwoord om nadien de handtas te overhandigen en voor een poosje te verdwijnen. Die maandag. De deur van het kapperssalon stond open. De schichtige ogen van de kapper, bedrijvig bezig, knippend, taterend, rondkijkend. Hij kan registreren: maandagvoormiddag tien uur; vreemdeling; zwarte lederen tas aan de linkerhand. Hij kan de verspringende nummers volgen en vaststellen dat de lift op de tweede verdieping stopt. Wie werkt daar? Wie is op dat uur bereikbaar? Kijk eens aan, daar bevindt zich, al dan niet toevallig, het advocatenbureau van de heer Panayotis. In welke kringen beweegt zich mijnheer Panayotis? Wie komt precies tot hem en welke zaken behartigt hij? Wie behoort tot zijn vriendenkring? Wie telefoneert hem en over wat wordt er gepraat? Hij duwde de liftdeur open; in de lift stond een man die blijkbaar voortdurend mee op en neer ging, de gewenste knoppen indrukkend, glimlachend en beleefd deed, waarschijnlijk op wat nikkel rekende en wellicht voor de politie werkte zodat hij het probleem met de kapper rustig en onmiddellijk mocht vergeten. Dus, hoger die lift. De kooi van hoop en angst laten hangen tussen woorden en schijn, het spoor onduidelijk maken, uitwissen. Mikis in de gevangenis. Florakis in de gevangenis. Ritsos gevangene op het eiland Samos, schrijvend aan zijn ‘Liederen van het bittere vaderland’. Hij, toerist met luttele bagage. Het is waar dat hij het karos van de nacht sedert lang kende, midden zijn kleine, woeste oorlog; de hand van de dode vriend in zijn hand; de ogen van de veraste vriendin op hem gericht; onrustig de witte zomers verwachtte, een aftelrijmpje, een paswoord, een liedje vol sneeuw; een uurwerk boordevol bloemen; een spiegel met binnenin een andere spiegel uit Venetiaans glas. Het is waar dat hij het Orakel van Delphi, vóór de zevende dag aanbrak, had geraadpleegd en dat het hem toegefluisterde antwoord bestond uit de versregels door de grote Griekse dichter geschreven, die op het eiland Samos gevangen zat: ‘het licht zal zijn boom vinden, en de boom zijn vrucht’. Hij liet de lift tot de vierde verdieping stijgen, daalde na het uitstappen langzaam de trap af, precies wetend waar hij straks zou aanbellen. Een klerk zou de deur openen; hij zou even in de wachtkamer moeten wachten om daarna de heer advocaat in zijn bureel te ontmoeten. De Griekse volzin had hij fonetisch uit het hoofd geleerd. Het antwoord zou overeenstemmen met wat hij bij voorbaat wist. Hij zou de tas overhandigen, alles zou vlot verlopen. In feite een klusje, een kwestie van routine. (...)   De tweede verdieping bereikt, sloeg hij links af, de gang in met de vele kantoordeuren, naar het einde toe waar zich rechts het kantoor bevond waar hij zich diende aan te melden. Bellen was overbodig; de deur stond open; er bleek helemaal geen wachtkamer te bestaan. Wat hij zag sloeg hem met verstomming, mede omdat het totaal afweek van de klassieke, geijkte schema’s zoals hij die in zijn land kende en mee vertrouwd was. In een niet zo grote ruimte zaten een tiental personen, links en rechts langsheen de muur. Rechts, in de hoek, stond dwars een bureautje waarachter een dactylo bedrijvig was. Naast haar, een oudere, grijzende man die hoorbaar iets dicteerde en vanachter het bureau opstond; ietwat aarzelend opstond, zodra hij de man bemerkte die in de deuropening verscheen, zwarte tas in de linkerhand. Vanachter het bureau vandaan kwam, iets zeggend dat de vreemdeling niet begreep; teken doende dat de tas naast de deur diende neergezet. Er werden geen vooraf van buiten geleerde volzinnen gezegd en er klonk ook geen antwoord dat zou overeenstemmen met wat hij, fonetisch uit het hoofd had geleerd. De grote, rijzige man begeleide de pas aangekomene tot op de gang. Deze moest hem nog iets overhandigen: een nieuw scheermesje in keurig omhulsel. De man scheurde het open, las het minuscule papiertje met de boodschap die het bevatte, voortdurend pratend met gedempte stem; maar wat hij precies vertelde bleef voor de bezoeker volstrekt onbegrijpbaar. Weinige ogenblikken later stond hij terug naast de fontein die klaterend water rondsproeide. Hij had een fout begaan, maar besefte dit, op dat ogenblik, toen niet. Hij zou het pas vaststellen in de loop van de dag, op de hotelkamer. Daar liet hij de gehele film van wat zich die morgen vanaf tien uur had voorgedaan, onophoudelijk afrollen. Hij ergerde zich verschrikkelijk. Hoe viel uit te leggen dat een zo belangrijke tussenschakel geen enkele andere taal machtig was buiten het Grieks. Binnen een twaalftal dagen zou hij de persoon die hij in de hotelkamer te Brussel ontmoet had, te Berlijn terugzien, en vanzelfsprekend zou hij deze over zijn wedervaren en opvattingen terzake, informeren. Van bed opgestaan, ijsbeerde hij de kamer rond, stak machinaal de handen in de broekzakken en voelde, met beklemd gemoed, een klein, glad voorwerp in de rechterzak. Hij haalde de sleutel van de zwarte tas te voorschijn, sleutel die hij in de verwarring van de morgenontmoeting, vergeten had aan de rijzige, grijzende advocaat te overhandigen. Hij staarde de sleutel aan met starre blik, keek hoe laat het was en zette zich meteen in beweging. De fontein sproeide onophoudelijk helder, klaterend water; de kapper was druk bezig: knippend, taterend, rondkijkend. Kon dus registreren: maandagnamiddag omstreeks vijftien uur; dezelfde vreemdeling van deze morgen die met zwarte tas tot de vierde verdieping steeg. Resoluut duwde hij de liftdeur open, verwachtend de lift-boy te zien die vriendelijk glimlachend de gewenste knop zou indrukken, maar de liftkooi bleek volstrekt leeg. Opnieuw sloeg hij de gang in met de vele kantoordeuren, naar het einde toe. De deur bleek, dicht, bellen overbodig. Later, te Berlijn zou hij vernemen dat het kantoor slechts ’s voormiddags open was. Maar dat wist hij toen, die maandagnamiddag, niet. Die schitterende meimaand van het jaar negentienhonderd negen en zestig. Buiten verblindde de felle zon hem; doelloos wandelde hij rond; ietwat besluiteloos; een uitweg zoekend; de sleutel met de vingertoppen in de vestzak beroerend, ronddraaiend. Zich vastklampend aan verzachtende omstandigheden, zoals men het zo mooi in juridische termen kan formuleren; omstandigheden die uit het morgengebeuren voortvloeiden. Een uur later bevond hij zich opnieuw in de gang met de vele kantoordeuren. Zodra terug buiten waar de scherpe zon zijn ogen kwetste, riep hij een taxi aan, duidde op het stadsplan de straat aan die parallel liep met deze waar zich het tweede contact bevond. Rechtover het winkeltje gekomen had hij even rondgekeken om na te gaan of hij niet gevolgd werd, de straat overgestoken om de prullen te bekijken die er blijkbaar te koop waren. Hij was binnengestapt. De ruimte bleek leeg op een Amerikaanse na, die hoorbaar de vaas van haar leven aan het kopen was, en zodra ze de winkel had verlaten, wendde hij zich tot de verkoper en zei wat te zeggen viel. Hij bemerkte dat het gelaat van de man ietwat verstrakte en dieper kleurde, maar het antwoord klonk correct. Helaas bleek ook hier, dat de winkelier geen jota begreep van wat de bezoeker wilde mededelen, hem een sleutel tonend. Hij had een fractie van seconden staan nadenken, zoals voor een schaakbord wanneer hij bij een wedstrijd betrokken was, tot hij de oplossing gevonden had. Hij nam een stukje papier en krabbelde er drie letters op die de gehele wereld door begrepen worden. De man las het S.O.S., knikte begrijpend, greep de sleutel en deed teken dat hij de winkel wenste te verlaten. ’s Avonds, op bed liggend in de vuile, verwaarloosde hotelkamer, liet hij keer op keer de film van de voorbije gebeurtenissen afdraaien. Niemand kon hem tenslotte te kwade duiden dat hij het tweede contact had ingeschakeld. Er bleef hem eenvoudigweg geen keuze, en tenslotte bestond het voor dergelijke noodtoestanden. Zijn ongerustheid ging vooral uit naar het antwoord op de vraag of de sleutel nog tijdig daar zou belanden waar het moest zodat men niet gedwongen zou zijn het slot van de zwarte tas open te breken. Diezelfde avond verliet hij het hotel niet. Hij voelde zich in deze stad erg onveilig. Morgen ving voor hem de eerste, toeristische trip aan."  (uit de onuitgegeven autobiografische tekst: "De Zoete geur van zwavel", geschreven onder de pseudoniem 'Robrecht van Vlaenderen', 1990)


Aantekeningen uit 1969


MET DUBBELE BODEM

Onrustige man, met luttele bagage

die zwaarder weegt dan men vermoeden kan.

Te voet of met een taxi zich verplaatsend,

omkijkend aan elke hoek

of hij nog niet hun vlugge schaduw ziet.

Duiven in parken en plantsoenen.

Verliefden die de ganse wereld door

dezelfde dromen delen en de zoenen;

soldaten die op stap gaan door de straat

midden een stad verdronken onder haat.

Glimlachend, met luttele bagage

die lichter weegt dan een half uur voordien;

voorbijlopend aan pooiers en verklikkers,

wetend dat hij die nooit zal wederzien

tenzij misschien midden het kruis van dromen.

Maar verder reizen kan hij nu opnieuw:

nog heeft de dood zijn handtas niet ontnomen.

( Athene, mei 1969)


Mark Braet is eerste laureaat voor de literaire prijs van de stad Tielt met de inzendingen "weer verder", "nog tot morgen" en "in hun laarzen van honger" .


Op initiatief van o.m. Mark Braet wordt binnen de Communistische Partij het plan opgevat om een cultureel fonds op te richten. Mark oppert het voorstel om met Frans Masereel contact op te nemen en hem de vraag te stellen een socio-culturele vereniging, die een eigen progressive identiteit zou dragen, naar zijn naam te noemen. 1969 is het jaar waarin, in het stadhuis van Blankenberge, een retrospectieve is georganiseerd ter gelegenheid van de 80ste verjaardag van Frans Masereel.

In december 1969 ontmoet hij  Frans Masereel te Avignon in het vooruitzicht van de oprichting  van het Frans Masereelfonds (zie aantekening).


1970

Samen met Raoul Baligand , en Pierre Joye  stelt Mark Braet in 1970 een brief op voor steun tegen de Franquistische onderdrukking in Spanje.


Hij gaat in 1970 samenwonen met Luke C.  


Mark Braet stapt uit de functie van Politiek Secretaris van de KPB, Federatie West-Vlaanderen. Vanaf 1970 tot 1986 is Mark Braet Nationaal Secretaris Generaal van de Belgo-Sovjetse Vereniging (vanaf 1977 Vereniging België-USSR of VBU). Hij verzorgt de culturele uitwisselingen tussen Vlaanderen en de 15 Sovjetrepublieken.


"(...) In elke partij waren er, naar het sovjetvoorbeeld, partijleiders opgestaan die zich Stalin-allures aanmaten. En die, op kleinere schaal, autoritaire methodes hanteerden die deden denken aan het eigengereide en paranoïde optreden van die ex-seminarist uit Georgië. Ook de Belgische communistische partij had haar eigen Stalin-in-zakformaat. (...)"  (Mark Braet op blz 184 in "De laatste communisten, hun passies, hun idealen", Ivan Ollevier, uitg. Van Halewyck, Leuven, 1997)

" (... ) Ikzelf ben één keer moeten verschijnen voor de politieke controlecommissie van de partij en ik kan je verzekeren dat dat geen lachertje was. De beschuldiging aan mijn adres sloeg nergens op, het was een echte bagatel. Maar als je daar zit op die stoel, voor de kerels, als voor de vierschaar...Ik was zo verbouwereerd dat zoiets in onze eigen partij mogelijk was. Ik moest naar voren komen om mezelf te beschuldigen, autokritiek heette dat toen. Zodra je daar stond, bleef er van je persoonlijkheid niets meer over, het was een regelrechte vernedering, je was gewoon een willoos object in de handen van de hoge heren van de partij. Ik weet nog dat ik dacht ik ga daar naar voren en het enige wat ik doe, is heel het gebeuren ridiculiseren. Wat ik ook deed. Jankend stond ik daar, een kleuter imiterend: "ik zal het nooit meer doen." Maar dat viel niet in goede aarde. De slimsten onder hen begrepen maar al te goed dat ik met hen de draak aan het steken was. Ik was in die tijd politiek secretaris voor West-Vlaanderen en de hele affaire was meteen ook het einde van mijn carrière. Ik ben toen secretaris geworden van de Belgisch-Sovjetse Vereniging, wat mij eigenlijk ook veel beter beviel.(...) "  (Mark Braet op blz 186 in "De laatste communisten, hun passies, hun idealen", Ivan Ollevier, uitg. Van Halewyck, Leuven, 1997)


 Historisch-politieke achtergrond:

Norman Borlaug,  "vader van de groene revolutie",  krijgt in 1970 de nobelprijs van de vrede. Hij staat, samen met  de Rockefeller foundation en de ford-foundation,  aan de wieg van de agro-industrie. Om de honger de wereld uit te helpen, en zich te wapenen tegen een mogelijke rode revolutie,  werd in het begin van de vijftiger jaren wereldwijd op grote schaal de verdeling begonnen van gehybridiseerde hoogproductieve rassen van zaden, pesticiden, en kunstmest. Landen als Indië hebben tientallen miljoenen geïnvesteerd in landbouwmachines van de Amerikaanse en Europese agro-business. De gevolgen worden stilaan duidelijk:  nood aan grootschalige irrigatie, verhoogde co2-uitstoot, hoog verbruik van brandstoffen, negatieve opbrengst, vernietiging van de biodiversiteit, ziektes bij mens en dier, ..


1971  

Oprichting Masereelfonds:

Op 6 januari 1971 krijgt Mark Braet een brief van Frans Masereel waarin deze schrijft: "[...]Sachez toutefois que je suis très sensible-et ému- de cette idée de créer un "F.M. Fonds"! [...] .  Op 16 januari van hetzelfde jaar wordt de Socio-culturele Vereniging "Frans Masereelfonds" officieel opgericht.


Op 11 februari 1971 gaat hij in de Havenstraat 6 te Brugge wonen. Hij is mede-oprichter van de VZW "jeugdclubhuis 't Muzekot" te Brugge  . 


Op 3 april 1971 reist hij via Amsterdam naar Moskou. Hij reist door naar de Socialistische Sovietrepubliek Ouzbekistan. De volgende dag is hij te Samarkand en Bouchara. Op 5 april bevindt hij zich te Tasjkent (hoofdstad). Op 9 april is hij te Ourgensk en Khiwa. Op 16 april landt hij te Brussel (uittreksel agenda Mark Braet).

Een vrouw zong een

nachtelijk liedje te

Boucharra en ik dacht

plots aan een andere avond

te Brugge

weet je nog

hoe we samen waren

en de nacht ons

toedekte zo teder

ik bleef toch nog bij je

ik was toch diegene

die sedert jaren op 

het wonder wachtte

toen de avond over ons

viel als een donkere deken

ach hoe de tranen reeds deel

uitmaakten van mijn

vermoeide woorden

ik was toch nog naast je

hoe stil en verhongerd ook

en omdat ik stierf achter

mijn ogen en omdat ik lachte

zo herinner ik me die

andere avond te Brugge

toen ik langs de donkere straat

naar mijn hotel ging

en hoorde hoe een vrouw

een nachtliedje zong

te Bouchara

ik heb weer eens in de wind

van Centraal Azië geleefd

hoe vrolijk ik terugkwam

wat ik allemaal niet gezien

en geproefd heb en waarom

ik ongelukkig werd toen ik

aan brugge dacht

en waarom ik ongelukkig werd

toen ik dacht aan haar

donker steppehaar

en waarom ik ongelukkig bleef

toen ik dacht aan je

verdrietige ogen

ik heb

in de woestijn een kamelenjong gestreeld

meloen gegeten en landwijn

geproefd tot ik bewusteloos viel

van pijn omdat ik niet meer spreken kon

omdat de laatste droom voorbij was

omdat ik wist dat voortaan

ik alleen leven moest

ach mensen met niemand om

tegen te praten en te zingen

om de armen te strekken en in elkaar

te zinken als een zon

(Mark Braet, Tachkent 05.04.71)


Op maandag 11 en dinsdag 12 oktober 1971 bevindt hij zich te Amsterdam.


Op 23 februari wordt hij benoemd tot "Ridder in de Orde van Leopold II".


 De schilder Roger Somville draagt een exemplaar van zijn kalligram op tekst van Maurice Carême op aan Mark Braet.


Bloemlezing Duitse poëzie uit de DDR: 

DE GROENE BOMEN», (uitgeverij Sonneville, Brugge, 1971)

Mark Braet stelt een bloemlezing Duitse poëzie uit de voormalige D.D.R. samen. Hijzelf en Paul Vanderschaeghe verzorgen de vertalingen. Mark schrijft de inleiding. Er wordt poëzie opgenomen van Erich Arendt, Johannes R. Becher, Johannes Bobrowski, Volker Braun, Bertolt Brecht, Hanns Cibulka, Adolf Endler, Elke Erb, Uwe Greszmann, Uwe Grüning, Bernd Jentzsch, Sarah Kirsch, Kuba, Günter Kunert, Richard Leising, Karl Mickel, Hans-Jürgen Schultze, Walter Werner en Paul Wiens. In de inleiding lezen we: " (...) In tegenstelling met een bepaalde opvatting dat de poëzie in de D.D.R. een van boven af opgelegde gelijkgerichte en gestroomlijnde vorm van thematiek vertoont, brengt een nadere kennismaking de lezer onmiddellijk tot een andere overtuiging.  (...)  De letterkundige productie van de D.D.R is indrukwekkend door haar omvang en verscheidenheid : 80 uitgeverijen drukken ieder jaar 8 tot 10000 werken met een totale oplage van meer dan 100 miljoen exemplaren (1 boek op 10 is uit een vreemde taal vertaald)  (...)  En met een parafrase op August Vermeylen kan vandaag wellicht gezegd worden:  Europeeër zijn om Vlaming te blijven."        (Mark Braet, aprilmaand 1971)       


1972

Op 22 april 1972 verhuist Mark naar Dudzele .


Mark Braet ontmoet in Brugge de latere president Michail Gorbatsjov samen met zijn Russische delegatie"Hij was toen nog een illustere onbekende en reisde mee met een delegatie. Ik heb hen toen rondgeleid in Brugge, we zijn in Oostende tot een stuk in de nacht gaan drinken en praten. Hij was een heel rustig man, zeer geïnteresseerd in onze cultuur. Er was toen nog een ander delegatielid bij die wij al snel de bijnaam "de cultuurbarbaar" hadden gegeven. Toen we bijvoorbeeld in het Groeningemuseum bij de werken van Permeke kwamen, schoot "de cultuurbarbaar" in de lach, hij wees naar Permeke en met zijn andere wijsvinger naar zijn voorhoofd. Hij snapte er niks van. Maar Gorbatsjov luisterde naar ons, hij keek naar die werken en was geïnteresseerd."  (Mark Braet in 'De laatste communisten' van Ivan Ollevier, uitg. Van Halewyck, Leuven, 1997. Blz 218)


Op 16 november 1972 is hij te Erfurt (DDR) waar hij deelneemt aan de internationale samenkomst van de Verenigingen voor culturele betrekkingen met de USSR .


Mark Braet geeft een nieuwe poëziebundel uit: "Onbewoonbaar verklaard"  (uitgeverij Paris-Manteau, Amsterdam-Brussel, 1972) . Naar aanleiding van deze uitgave verschijnt  in het Brugsch Handelsblad van 2 december 1972 een bijdrage van Pierre Dyserinck in de reeks "Van Boekenboei naar... Boeiend boek!"

"(...) In het huis van zijn hart heeft er een hele tijd geen kachel gebrand, er verschenen scheuren op de muren en de kalk reuzelde van tussen de zoldering, de pannen lieten zich losrukken door de storm en door de schouw kringelde niet langer een hartversterkend rookpluimpje: het huis van zijn ziel werd voor een tijdje 'onbewoonbaar verklaard'. Maar de burcht van zijn principes heeft geen averij opgelopen. En in het huis van zijn ziel is men druk in de weer: de vermolmde balken worden vervangen, de deuren en ramen opnieuw in een frisse verf gezet en straks bezemt een vrouw de laatste restjes groezelig stof naar buiten. Dit is zowat de zeer summiere sfeertekening van een drie uren-conversatie met een van onze meest subtiele dichters. Zeer summier omdat je binnen de vijf minuten meegesleurd wordt in de talloze gevoelskronkels van deze uiterst lucide geest, zeer summier omdat de wereldreiziger Braet permanent van het ene land op het andere overwipt, wat echter nooit belet dat Marc Braet eveneens een vrij spontane belangstelling koestert voor de kleine dingen die hem omringen: hij complimenteert je vrouw voor de hem gelukkig makende ontvangst, hij fluistert dingen in het oor van je kinderen, dit op een manier zoals jijzelf het nooit zou kunnen, hij is speels maar onmiddellijk daarop weer ernstig, hij apprecieert een goed schilderij, niet om je vleien of zomaar, nee: hij motiveert zijn keus, ook deze van zijn verzen, zijn woorden. Hij is niet zomaar een dichter uit het rijtje. En in 'Onbewoonbaar verklaard' ontdek je enkel en alleen de verlengpatronen van zijn gevoelens, van zijn denken, hij tricheert niet, schrijft instinctief en toch weer doelbewust, de beelden hebben er hun vaste betekenis, hun verantwoorde plaatsing in de context. (...)"      


Historische achtergrond:

De Club van Rome geeft een verontrustend rapport uit:   "The limits to growth"

Op 21 december 1972 treedt het 'Grundlagenvertrag' tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Duitse Democratische Republiek in werking. Dezelfde maand erkent België officieel de DDR.


1973

Historische achtergrond:

Het werd  doorheen de jaren steeds moeilijker voor de productiecapaciteit om de stijgende vraag naar energie bij te houden.  Steeds duidelijker werd dat de macht van de oliemaatschappijen minder groot was dan eerder aangenomen en dat de olieproducerende landen in staat waren om prijs en productie te bepalen.  Dit mondt in 1973 uit tot een  oliecrisis die wereldwijd een grote invloed  heeft op de economie.


Een uitgeverij:

Mark Braet organiseert een uitgeverij in het kader van het F. Masereelfonds.  Het F. Masereelfonds heeft ondertussen reeds enkele werken uitgegeven met historische, economische en politieke impact.


Hij geeft op 21 februari 1973 een poëzie-avond in l'Estaminet te Brugge (zie uitnodiging en foto's) .


In het kader van de Brugse boekenbeurs (31 maart - 9 april) geeft Mark een biografisch interview. " (...) Onze planeet bereisde ik te voet, per fiets, auto en vliegtuig. Talrijke steden zag en proefde ik, historisch-belangrijke, cultureel-grootse, oude en jongere steden, mooie en lelijke. Ik wandelde in Brussel, Amsterdam en Parijs, in Bern, Bonn,Salzburg en Berlijn, ik zag het heropgebouwde Warschau en Leningrad, Kiev bekoorde me door de vele parken. Boechara, Samarkant, Tashkent, Khiva in Centraal-Azië zijn werkelijk sprookjesachtig. Athene niet, Madrid ook niet. In Bakoe waait de verpestende geur van petroleum je tegemoet, maar het rozenwater smaakt er exotisch. Ach ja, er zijn er nog zovele andere waarover ik op een mooie dag schrijven moet... (...) "


In juni 1973 bezoekt hij Vilnius (SSR Litauwen) .


Van 18 tot 22 oktober 1973 maakt hij een rondreis in Joegoslavië op uitnodiging van de Vereniging van Servische Auteurs (zie uitnodiging)   (zie ook uittreksel agenda) .  Hij bezoekt o.m. het dorpje Kragujevac waar de Nazi-bezetters tijdens WOII honderden schoolkinderen hadden terechtgesteld.

Kragujevac

Ook ik hoorde de kinderen met de krekelstem.

Waren er niet driehonderd?

Was één niet 1 te veel?

Waar bleven na de moord de moordenaars?

Zijn allen reeds geoordeeld?

Eenentwintig oktober van dit jaar.

Een zondag dus te Kragujevac.

Waren de moordenaars zo kinderloos?

Was er niet één bij hen die in de rij

der kinderen een blik herkende:

Hier stonden ze zo weerloos en onschuldig

uit school gesleept, gedreven ongeduldig

tot in het veld dat geen beschutting biedt.

Nog weinig tijd tot leven,

een wolk springt op.

Krekels zingen onophoudend verder.

(Het is hun tijd nog niet).

Hier moet ik denken hoe in ‘t zuiden

van mijn woorden angst en pijn

als krekels dag en nacht aanwezig zijn.

Hier stierven ze, weerloos neergeschoten.

De krekels hielden even op met zingen

tot van het laatste schot geen echo bleef.

Vrouwen kwamen bloemen op de lijkjes leggen.

Ook ik hoorde de krekels met de kinderstem.

Meer valt er niet te zeggen.

(Mark Braet, Beograd 21 X 1973)


Op 27 oktober 1973 wordt aan Mark Braet de onderscheiding "Ehrennadel für Verdienste um die Freundschaft der Völker in Silber" toegekend vanwege "De Liga für Völkerfreundschaft der Deutschen Demokratischen Republik" (Berlin). In November wordt hem het ereteken met oorkonde overhandigd tijdens een plechtige zitting te Brussel.


Historische achtergrond:

Chili: Na de staatsgreep van Pinochet en de dood van Allende, sterft ook Pablo Neruda. De voorziene uitvoering van de Canto General door de componist Mikis Theodorakis kan er niet doorgaan. Hij zal zijn muzikale compositie uitbreiden met een "Neruda Requiem Aeternam".


2 december 1973 om 15 u: Mark houdt in het kader van de 10de Dilbeekse boekenbeurs een causerie over de pas overleden Chileense dichter en nobelprijswinnaar Pablo Neruda. Hij heeft het over zijn gepubliceerde vertaling van de  IXe Zang uit de ‘Canto general’ van Pablo Neruda «DAT DE HOUTHAKKER ONTWAKE» (uitgeverij Sonneville, Brugge & Nijgh & van Ditmar, ’s-Gravenhage, 1973).


Op 29 december 1973 is hij te Moskou. Hij reist door naar de SSR (Socialistische Sovietrepubliek) Oekraïne. Op Zaterdag 5 januari 1974 keert hij terug naar Moskou.


1974

Mark Braet publiceert de essay «PABLO NERUDA», uitgeverij Orion, Brugge 1974.


Op 7 januari 1974 is hij te Leningrad. Op 9 januari te Alma-Ata de hoofdstad van SSR Kazachstan  (zie foto) waar hij besprekingen voert ivm culturele uitwisselingen. Op 12 januari 1974 keert hij terug naar België via Moskou.


op 8 mei vindt in cultureel centrum De Goezeput een poëzieavond plaats met Walter Haesaert geïnterviewd door Mark Braet. (zie info)


Op 21 september 1974 is hij te Moskou met een Belgische delegatie (Steden en Gemeenten) waaronder de Volksvertegenwoordigers Daniël Coens (CVP), Blanckaert (VU), Persoons (FDF), Havelange (FDF) ea. Zij worden ontvangen op het Kremlin met regeringsleiders van de USSR. Op 5 oktober keren ze terug naar België.


Op 8 november verzorgt hij een culturele avond met eigen poëzie in het kader van de 12de boekenbeurs in De Pinte (zie uitnodiging)


Hij houdt  op 28 november een voordracht over Pablo Neruda, in het kader van de middagen van de Poëzie te Antwerpen (zie brief)


Op 4 december 1974 is hij te Berlijn in het kader van een studiereis. Hij keert terug op 18 december.


Hij schrijft in 1974 geregeld bijdragen voor de rubriek "Van boekenboei tot boeiend boek" die verschijnen in het Brugsch Handelsblad.

In dezelfde reeks verschijnt een bijdrage van Pierre Dyserinck over Mark Braet.


1975

Persoonlijke agenda 1975


Van 11 tot 18 april 1975 is hij in de DDR (Duitse Demokratische Republiek). Hij is te Berlijn, Leipzig en Dresden. Hij neemt er deel aan de "INTERNATIONALE DICHTERLESUNG" in het kader van 30 JAAR BEVRIJDING VAN HET FASCISME .      


Foto van Mark Braet door Gerhard Kiesling (Bildjournalis VDJ, Berlijn)


Mark neemt deel aan de anti-imperialistische dag in de VUB op 29 maart 1975.


Op 14 juni 1975  verhuist hij naar de Oostmeers 34 te Brugge.


Juni 1975: hij bezoekt diverse plaatsen in Siberië. 

Mark wordt op 25 juni tot Ereburger van de stedelijke plaats Askiz (Russische autonome deelrepubliek Chakassië) uitgeroepen, en ontvangt er een schriftelijk certificaat van.  (zie origineel document)      (link naar Wikipedia voor info over Askiz)


Uitgave poëziebundel "Voltooide Zomer" , uitgeverij Orion, Brugge, 1975  (zie uitgeversverdrag)


Er verschijnt een literair portret van Mark Braet in het Blad "Eksit":

(...) Mark Braet: "Ik ben een militante Vlaming. Ik zeg niet flamingant. Ik verafschuw chauvinisme en nationalisme. Beide zijn gevaarlijke uitingen, maar tussen dat en de fundamentele rechten van het Vlaamse volk is er een groot verschil. (...) Na 58 heb ik een bureau als impresario geopend. Met wisselende kansen was ik alleen-invoerder van fonoplaten uit de D.D.R. Hele goede opnamen waren dat. Daaraan lag het dus niet. Tussenin werkte ik zelfstandig als decorateur. In 1963 heeft de Communistische Partij me gevraagd om in het partijapparaat mee te spelen. Heb ik aanvaard. Tot 1968 was ik verantwoordelijke voor de provincie West-Vlaanderen. Na 68 is de federatie West-Vlaanderen om organisatorische redenen gesplitst in kleinere groepen, zijn er jongere krachten gekomen, heb ik tot 70 op het partijcentrum in Brussel gewerkt: administratief, ideologisch, politiek. Intussen was ik op het congres van 1963 in Antwerpen tot lid van het Centraal Comité van de Communistische Partij verkozen."

Eksit (Luc Decorte): "Waarom ben je uiteindelijk in mei 70 overgestapt van de partij naar die Vereniging Belgie-USSR?"

Mark Braet: "Primo omdat de vereniging dringend iemand zocht voor het Vlaamse land. Secundo omdat de partijleiding me vroeg om die opdracht te aanvaarden.

Eksit: " En af en toe trek je er voor langere of kortere tijd onderuit?"

Mark Braet: " Ik heb wel al iets van de wereld gezien.  In de tweede helft van juni heb ik een relatief grote trip gemaakt door de Sovjetunie, Centraal Azië, een stuk van Siberië. Dat was in verband met tentoonstellingen, documentatie, het schrijven van artikels voor onze twee publicaties in de landstalen, reportages. (...)  Reizen is prettig maar lastig. De hele dag overal naartoe: trein, auto, vliegtuig halen, in een ander taalgebied - met Franse vertaling - notities nemen, met mensen praten, 's avonds blijven hangen. Dat is vermoeiend. Echte vakantie, daar heb ik meer aan, dat maakt me uitzinnig blij, elk jaar weer. Het is zo dat ik die reizen niet zelf kan betalen. De meeste worden gefinancierd door organisaties die me de opdracht bezorgen. Van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur heb ik ook al een paar keer een reisbeurs gekregen. Zo heb ik in 1966 op een vrij grondige manier een maand lang Spanje doorkruist.(...) In 1973 ben ik via het Ministerie naar een internationale bijeenkomst van dichters in Zagreb - Joegoslavië kunnen gaan. Met nadien lezingen in diverse steden. (...) En van 14 tot 17 april was ik dit jaar ook in Oost-Berlijn voor een Internationale Dichterlesung zum 30. Jahrestag der Befreiung vom faschismus. Er waren wel 20 landen aanwezig. Allemaal dichters uit de Weerstand. Een welbepaald kader, een afgebakende tematiek."

Eksit: " Je Poëzie is je leven."

Mark Braet: "Ik zou durven zeggen dat alles wat ik geschreven heb direct of indirect een neerslag van mijn eigen leven is. Ik ben niet iemand die een thema gaat zoeken om erover te schrijven. Het heeft altijd met mijn eigen zaken, gevoelsleven te maken. Goed of slecht. Door mijn poëzie heen kan je mijn leven opnieuw opbouwen."

Eksit:"Je hebt ook vertalingen gemaakt."

Mark Braet: " Doe ik erg graag. Als een soort verpozing; dat klinkt misschien vreemd. Die bloemlezing over de poëzie in de D.D.R. is tijdens een vakantie in Zuid-Frankrijk ontstaan. Vertalen geeft mij adem. Er is ook 'Dat de houthakker ontwake'. Dat is niet zomaar in een paar maanden tot stand gekomen. Ik heb daar jaren aan gewerkt, zij het niet elke dag. 

(...) We moeten in de context van het leven de vormen voor meer geluk zoeken. Meer autovrije zones, meer zuivere lucht, werk voor iedereen, een zekerheid om te leven, geen angst voor de dag van morgen, enz. enz. (...) Of je het wil of niet, we gaan naar een andere vorm van maatschappij. En daarin moeten ze de zaken zo ordenen en creëren dat die maximaal kunnen bijdragen tot het algemene geluk en dat van elk individu."

Eksit: "Wat zijn je grootste ontgoochelingen?"

Mark Braet: "Bah, dat iemand zijn woord geeft en het dan niet houdt vind ik verschrikkelijk." 

"(...) Mijn politieke keuze? Die heb ik in augustus 42 gemaakt. Dat is eigenaardig verlopen. Die jonge man, - hij was jonger dan ikzelf -  stelde me de vraag: "Wat denk  jij over communisme?" Ik zei: "Dat is iets slechts." Daarop vroeg hij: "Waarom?" Ik wist het niet. Toen had hij mie te pakken. Enfin, hij bleef in Brugge, legde me dat alles uit, gaf me daar een idee over. Na drie dagen ben ik toegetreden en -  trotzdem alle problemen nationaal en internationaal - ben ik een trouwe aanhanger gebleven. Omdat ik in die partij werkelijk een voorhoede zie die beschikt over een ideologie die oplossingen kan bieden voor deze tijd, maar ook voor de komende jaren. Oplossingen die geldig zijn voor de overgrote meerderheid van ons volk. Zowel op economisch als op menselijk vlak. (...)"


Mark verzorgt op 15 augustus 1975 de opening van de tentoonstelling Mark Debroux    "(...) de schilder moet aldus een ja-woord zijn tot het leven, een bloem in het haar van de wereld (...)"


Mark neemt  op 8 november 1975 deel aan het evenement "Poëzie in het theater", in het kader van "Dilbeekse zesdaagse" boekenweek (6 - 11 november) die plaatsvindt in ontmoetingscentrum Westrand in Dilbeek. Het thema is "de schrijver is zich van zijn verantwoordelijkheid bewust dankzij de taal (Thomas Mann)". Moderator is Ivo Michiels. De andere deelnemende auteurs zijn: Roland Jooris, Clara Haesaert, Karel Jonckheere, Marcel van Maele, Herman J. Claeys, Daniël Van Ryssel, Leopold M. Van den Brande, Eddy van Vliet, Renée Van Hekken, Roel Richelieu Van Londersele, Lucienne Stassaert, Patricia Lasoen, Frank De Crits, Willem M. Roggeman, Marc Insingel.


Hij geeft verschillende gespreksavonden over de communistische wereldbeschouwing.


1976

10 januari 1976: Mark Braet wordt ingewijd in de vrijmetselaarsloge La Flandre te Brugge. 

brief vrijmetselaarsloge La Flandre dd 20/12/1976  

opmerking brief:     59, dat zijn de voorgedrukte eerste twee cijfers van het maçonnieke jaar (4000 jaar meer en beginnend op 1 maart). 

Op 12 maart 1976 neemt hij deel aan een literaire avond georganiseerd door 'Humanistisch Vrijzinnig Vormingswerk Houtland'


Mark Braet reist in april 1976 naar Moskou. In augustus 1976 bevindt hij zich te Tbilissi.


Mark reist van 23 augustus tot 4 september 1976  (zie: agenda MB 23 aug - 4 sept), op uitnodiging van de Schrijversvereniging van de Tjechisch-Slovaakse Socialistische Republiek (C.S.S.R.) naar Praag (zie: brief ivm Belgisch-Tsjechoslovaaks cultureel akkoord). Hij heeft er onder meer een ontmoeting met Gusta Fucikova, echtgenote van verzetsstrijder en auteur-journalist Julius Fucik, die onthoofd werd te Berlijn op 8 september 1943. Gusta Fucikova had in het KZ Ravensbruck gezeten, en er kennis gemaakt met Milena Jesenká , de vrouw met wie Kafka een gepassioneerde briefwisseling had onderhouden. Milena zou het nazikamp niet overleven.

In 1948 verschijnt van Julius Fucik een uitgave met aantekeningen gemaakt in de gevangenis.  Luigi Nono zou in 1951 een muziekstuk wijden aan Julius Fucik. 

"Vriendin van Kafka, had Gusta gezegd. En staande op de Karelsbrug, wezenloos starend naar het vliedende water van de Moldau, had  hij voorslenterend, met droevige ogen opgekeken naar het beeld van Johannes Nepomucenus. Zodra thuis, had hij alles in het werk gesteld om over Milena Jesenká meer te weten te komen en vrij gemakkelijk het boek van Kafka, ‘Brieven aan Milena’, gevonden alsook dit van Buber-Neumann waarin Milena te voeten uit beschreven werd. En zodra terug te Praag, was hij via de metro tot aan het nieuwe joodse kerkhof gereden, om de eenvoudige grafzuil waarin o.m. de naam Franz Kafka stond gegrift, te bekijken. In de boekhandels bleek deze auteur onbestaande; wellicht had het gezag hem tot fictie verklaard, onbestaande hersenschim ontstaan uit één of ander duister complot. En zich voorstellend dat een dergelijke Kafkaïaanse toestand een paar eeuwen zou aanslepen; wie zou zich dan nog in dit land de naam van die auteur herinneren laat staan zijn werk hebben gelezen? Willem Elsschot had ooit geschreven dat Vlaanderen een graf was voor progressieve auteurs maar blijkbaar en helaas bleek meer dan één Vlaanderen in de wereld te bestaan. En toch werd Kafka opgeëist door sommige marxisten die nadien ongetwijfeld tot dissidenten werden uitgeroepen, maar ook en meteen, hoe verwarrend; door diepreligieuze joden en atheïsten, door zionisten, anarchisten, existentialisten. Door allen dus, die in zijn verhalen een afbeelding vonden en vinden van hun eigen ontevredenheid met een bestaande toestand waarin de toevalligheden van het lot hen geplaatst had, en die, Kafka toch ook? Op een of andere manier aan die situatie van absurde vervreemding wilden ontsnappen. In gesprekken met een groepje, vroegere, surrealistische dichters welke vooral met de Franse groep van André Breton contacten hadden onderhouden; had hij vernomen dat het Kafka-congres dat nabij Praag te Liblice in negentienhonderd drie en zestig plaatsgreep, door allen als het begin van de Praagse Lente geïnterpreteerd werd. De overeenkomst tussen de burocratische nachtmerries van Kafka’s romanhelden, of betrof het anti-helden? En de in werkelijkheid bestaande dagelijkse toestand van burocratie en absurde uitspraken; was zo duidelijk, dat zijn schijnbaar kop noch staart rakende parabels tot symbool werden voor de democratische omwenteling. En aan de kant van het politieke schaakbord kon Kafka’s kritiek worden toegepast als een bijtende satire op de wereld van de multinationale monopolies en het dagelijkse conformisme dat in zovele democratieën onder het mom van vrijheid wordt aangeleerd en in stand gehouden. ‘De Messias zal pas dan komen, als hij niet meer nodig zal zijn; hij zal pas een dag na zijn aankomst komen, hij zal niet, op de laatste dag komen, maar op de allerlaatste’ zo had K. het in ‘De komst van de Messias’ geschreven. Was dit niet zowel een aanval op de passiviteit van hen die de Redder van buiten of boven de wereld verwachten als de zekerheid dat de Messias, de verlosser, er niet zal komen als wij ons eerst niet zelf bevrijd hebben? Bedoelde K. dat de laatste dag de opgave van de mens zelf is, zonder hulp van een God en dat volgens de parabel, er plaats is voor de ‘allerlaatste’ dag, voor een hogere werkelijkheid? En dieper doordringend in het hallucinante werk van de voor sommigen niet- bestaande auteur, had hij in ‘De put van Babel’ die andere, tot denken dwingende zin gelezen: ‘Wat ben je aan het bouwen? – Ik wil een gang graven. We moeten vooruitgaan. Mijn positie daarboven is veel te hoog. Wij graven een put van Babel’. Dus geen toren van Babel meer als symbool van menselijke solidariteit en technologische vooruitgang, maar in naam van diezelfde vooruitgang, van het onbeperkte groeimodel dat op deze aarde het Paradijs van overvloed, van geluk dus, zal brengen; is de mens bezig de wereld en zich-zelf in de put te helpen. Natuurlijk wist K. nog niets over kernenergie, was de atoomhel over Hiroshima nog niet uitgestort en bestond Tjernobyl nog niet noch de moderne bewapeningswedloop, noch de gekwetste ozon-laag, noch het besmette water; maar zijn dialectische benadering van zich stellende problemen via het trefwoord ‘Babel’ was ronduit geniaal. Zo dacht en overwoog hij, lezend en zoekend, lerend door vallen en opstaan, en kwam hij ertoe, na een lange, uitvoerige gedachtenwisseling, met een vertegenwoordiger van de milieu-beweging die hij tijdens zijn verblijf te Jerusalem had leren kennen; te beseffen dat christenen en marxisten net dezelfde denkfout hadden gemaakt toen ze de mens in het centrum van alle prioriteiten hadden geplaatst. Beide strekkingen, ogenschijnlijk aan mekaar tegengesteld, maar met zovele raakvlakken en gemeenschappelijk, fundamentele opvattingen, hadden blijkbaar niet beseft dat niet de mens het primaire gegeven was, maar de natuur, waar de mens, doorheen een lange ontwikkelingsfase, in terecht was gekomen en dat precies die mens tot verantwoordelijke opdracht had, ervoor te zorgen dat, in zijn eigen belang het oorspronkelijk milieu in evenwicht bleef. En wat K. betrof: viel hij als een onheilsprofeet, een beroepspessimist te catalogeren, en maakte hij het de stalinisten moeilijk omdat ook zij zich in hun zelfzekerheid voelden aangetast? Wat de nazi’s ‘ontaard’ noemden omschreven de stalinisten als ‘decadent’ maar het resultaat was hetzelfde: K. en met hem de belangrijkste auteurs van de twintigste eeuw, werden als ‘verziekt’ en ‘gevaarlijk’ uit boekhandels en bibliotheken gehaald, publiek verbrand te Berlijn, onvindbaar te Praag. In Berlijn even grondig verbrand als de opruiende geschriften van die andere joden, Marx en Freud; in Praag even onvindbaar als de kritiek van Rosa Luxemburg op de dictatuur van de partijbureaucratie. Lange tijd had hij doorgebracht op het nieuwe joodse kerkhof, rondwandelend, kijkend, nadenkend. De computer van de herinnering produceerde onophoudelijk flarden gegevens die met het verleden verband hielden, brokstukken gesprekken en indrukken dwarrelden door mekaar. Die eerste ontmoeting met Federico Sanchez die vooral tussen Praag en Madrid pendelde, net zolang tot hij in de loop van de zestiger jaren de stalinisten in zijn partij, wegens politieke meningsverschillen, aan de deur zou worden gezet. Een groot deel van de illegale leiding van de P.C.E. verbleef immers te Praag; het volstond tram nummer twee en twintig te nemen en uit te stappen aan de halte Bilà Hora, de Witte Heuvel; daar waar de sovjet-tanks in negentienhonderd acht en zestig in het kader van de socialistische solidariteit en het proletarisch internationalisme, bij prioriteit naartoe reden om de gehele wijk af te grendelen zodat de Spaanse, communistische broeders, hun hoofdkwartier niet meer binnen of buiten konden. Federico Sanchez had hij gesproken over Arthur London en hem naar zijn mening gevraagd, maar had eerder vage, ontwijkende antwoorden gekregen. En nog éénmaal had hij Federico Sanchez ontmoet, te Parijs, tijdens een internationale bijeenkomst die in het teken stond van de solidariteit met de te Madrid aangehouden Julian Grimau. En zovele jaren later voegden zich legdeeltjes van eenzelfde puzzel bijeen tot één geheel. Federico Sanchez bleek Jorge Semprun te noemen, gevierd auteur van prachtige boeken als ‘Le long voyage’ waarin hij zijn aanhouding tijdens de bezetting in Frankrijk beschrijft en de daarop volgende periode in het KZ Buchenwald; gevierd scenarist van films met Yves Montant, en als klap op de vuurpijl huidige Minister van Cultuur in de regering Felipe Gonzalez. Te Praag, in één van de vroegere, literaire cafés, hadden ze het ook over K. gehad, over de ‘Brieven aan Milena’; boek dat Sanchez in negentienhonderd zes en vijftig op de Bahnoffstrasse te Zurich had gekocht op weg naar een ontmoeting met La Pasionaria, in het kader van belangrijke, te nemen beslissingen." (uit de onuitgegeven autobiografische tekst van Mark Braet: "De Zoete geur van zwavel", geschreven onder de pseudoniem 'Robrecht van Vlaenderen', 1990)


Mark is Verkiezingskandidaat:

Mark Braet staat op de lijst van de Kommunistische Partij van België (KPB) voor de gemeenteverkiezingen van 10 oktober 1976.  


1977

Op 10 januari 1977 wordt Mark Braet bij de vrijmetselaarsloge La Flandre bevorderd tot Gezel. Op 27 mei 1977 wordt hij verheven tot Meester. 


Fotopresentatie van Mark Braet in zijn woning te Oostmeers 34, Brugge.


In 1977 levert hij een bijdrage over SOCIALISTISCH REALISME, in opdracht van de Grote Winkler Prins .


Er verschijnt een gedicht van Mark Braet in tijdschrift "het spoor"


Het tijdschrift "Diepdruk publiceert in 1977 een  biografisch interview  "Guido Buys in gesprek met Mark Braet"


4 september 1977: Ontvangst te Brugge op het ABVV van weduwe Allende, met poëzievoordracht over Pablo Neruda door Mark.


1978

de Brugse initiatiefgroep op tegen kernwapens:

Mark Braet richt  samen met Filip Delmotte de Brugse initiatiefgroep op tegen kernwapens. Daarvoor hebben ze een 20-tal personaliteiten uit diverse partijen en sociale bewegingen aangezocht, die het initiatief mee hebben gesteund en ondertekend. Nadat de overkoepelende organisatie VAKA (Vlaams Aktiekomitee tegen Atoomwapens) op nationaal niveau werd opgericht is de Brugse Initiatiefgroep feitelijk opgehouden te bestaan. Bij de oprichting van VAKA waren Mark en Filip niet betrokken. Maar zij waren wel leden van de Brugse afdeling van het VAKA. Daarnaast zetelde Filip Delmotte in het nationaal bestuur van het VAKA. Het was niet meteen een formeel bestuur, maar wel een overlegorgaan.


Mark schrijft in 1978  de  voorbereiding voor het autobiografisch nawoord te verschijnen bij de bloemlezing van zijn gedichten in Duitse vertaling, en heeft een uitvoerige correspondentie met vertaler Hans Joachim Schädlich en uitgeverij Verlag Volk und Welt Berlin.


Uitgeverij Masereelfonds geeft poëzie uit:

In 1978 verschijnt bij uitgeverij Masereelfonds op voorstel van een werkgroep een poëziereeks, met naast originele literaire werken uit de Nederlandstalige wereld ook vertalingen van Pablo Neruda en Nicolas Guillèn. Andere geplande publicaties zijn: Pavese, Hikmet, Alberti, Ritsos, Aragon, Hernandez.  Mark zal in de loop der jaren  uit zijn collectie Catalaanse xylografieën  (Xilografías catalanas de oficios del siglo XVIII Iluminado a mano Gráf. "El Tinell") putten om verschillende covers uit de reeks poëzieuitgaven van het Masereelfonds van een illustratie te voorzien. Op dinsdag 18 april 1978 gaat een poëzie-avond van het "Frans Masereel Fonds" door.  Mark Braet stelt er de nieuwe poëzie-uitgaven voor: "Twintig gedichten" van Pablo Neruda vertaald door Willy Spillebeen, "Cubaanse gedichten" uit het werk van Nicolas Guillen vertaald door Stefaan van den Bremt, "Om aan drijfzand te ontkomen" van Paul Vanderschaeghe, en de bekroonde debuutbundel "Het karige maal" van Miriam Van hee. Een bijeenkomst van het Masereelfonds met bilan en verdere perspectieven ivm poëzie en publicaties vindt op 21 mei plaats Te Damme.Mark correspondeert voor uitgeverij Masereelfonds met Union Verlag Berlin en  Verlag Volk und Wissen.


Op vrijdag 21 april neemt Mark  deel aan een poëzie-manifestatie georganiseerd door het verbond der Vlaamse Academici afdeling Brugge.  


Mark verzorgt de inleiding bij verschillende tentoonstellingen van kunstenares Rita Dely


Juni 1978:  op de foto met Koningin Fabiola


Eind juni bevindt hij zich op het forum van Moskou.


1 juli 1978: verhuis naar Westmeers 51 te Brugge.


16 juli 1978: deelname aan literaire bijeenkomst te Brugge.


Mark Braet wint in 1978 de poëzieprijs van het tijdschrift “Nieuwe Stemmen. 


Mark is in 1978 opnieuw kandidaat bij de verkiezingen


Op 27 december 1978 vindt in Gasthof De Kroon, Houtkaai Brugge, een poëzieavond plaats met Mark Braet,  Jan Braet en Paul Vanderschaeghe.


1979

Hij reist in januari en in maart 1979 naar Amsterdam.


Op 10 april 1979 bevindt hij zich in Moskou. Hij reist door naar Tbilissi (SSR Georgië).


1 september 1979: neemt deel aan de Poëzie-biënnale te Knokke met o.m. Paul Wiens en Erich Arendt uit de DDR  ter gelegenheid van het bezoek van Koningin Fabiola. 


In oktober 1979 vertrekt Mark Braet naar Italië (Milaan en Pizza). Hij heeft er een ontmoeting met de, in de loop van de “Koude Oorlog”, naar de USSR gevluchte atoomgeleerde Pontecorvo, die in Italie zou worden aangehouden wegens zogenaamde spionageactiviteiten.


Op 20 december 1979 om 20 u, organiseert Het Masereelfonds  in Tweebruggenstraat 13, te Gent, een 'Knittelkerst' :  Jan en Mark Braet, Miriam Van Hee, Stefaan van den Bremt, Marc Reynebeau, Ronald Soetaert, Marcus Cumberledge en Jo Reynaert lezen voor, het Gentse Universitair Jazz Combo animeert.


1980

Uitgave poëziebundel "Liefde een meervoudig woord", uitgeverij Masereelfonds, Gent, 1980


Mark Braet schrijft een woord bij de uitgave van Masereelfonds poëzie "Gang en trap" van Yannis Ritsos .Van deze uitgave zal een tweede druk volgen. 


"Van de vuurrode bloem" (reeks: Poëtisch Erfdeel der Nederlanden, uitgeverij Heideland NV, Hasselt, 1980) verschijnt. Het bevat een keuze uit verschenen werk van Mark Braet.


Na een jarenlange briefwisseling met vertaler Hans Joachim Schädlich en uitgeverij Verlag Volk und Welt te Berlijn, verschijnt in 1980 een bloemlezing gedichten van Mark Braet in Duitse vertaling:  «MEIN ENDLOS BEFLAGGTES SCHIFF».


Het literair tijdschrift Kruispunt-Sumier krijgt in 1980 z'n vertrouwde naam  "Kruispunt" terug.


1981

Toespraak 12 januari 1981 van Mark Braet over de rol van het Masereelfonds


Aankondiging "eerste VKTTR poëzieavond" in het "stemmig vossenhol Stene-dorp" op donderdag 8 januari 1981 om 19.30 uur. Pia Goetinck speelt harp. Lezen voor uit eigen werk: Mark Braet, Paul Brondeel, Patricia Lasoen, David Scheinert, Suzanne Servais, Paul Vanderschaeghe.


Op 23 januari 1981 organiseert het Diksmuids Jongerenontmoetingscentrum 'Den Andjoen' in samenwerking met de afdeling van Kultuuropbouw en het Frans Masereelfonds een poëzie happening met poëziebeurs, vrij podium, en cabaret door Denis Nowé, Hugo Clito en theatercollectief Periekel. Dit gebeuren vindt plaats in de Paterskerk te Diksmuide vanaf 16u30. De deelnemende dichters zijn Frank Decrits, Mark Braet, Hedwig Speliers, Erik Verpale, Willy Spillebeen, Myriam Van Hee, Johnny Verstraete, Patricia Lasoen, en Hedwig Verlinde.


Centrum Bob Claessens organiseert op zaterdag 21 februari  in het Feest-Kultuurpaleis Oostende om 19u30 een poëzie/jazz/mime avond. Het T.P.S.-trio Edy Laga, Jos Sobrie en Michel Vereecke spelen folk, blues en instrumentale swing jazz.  Thierry Koch en Geert Hoste spelen mime, en de poëzie wordt verzorgd door Gaby Becue, Jet Bogaert, Mark Braet, Frankie Decerf, Roger Devriendt, Roge Foekedey, Dirk Jonckheere, Jaak Lust, Patricia Opsomer, Fons Roets, Gigi Rommelaere, Rita Scarphout, Roland Vandenberge, Paul Vanderschaeghe, Myriam Vanhee, Geert Verbeke, en Christian A. Wauters.


Mei 1981: culturele reis Leningrad en Moskou met deelname van verschillende Vlaamse auteursEr is te Moskou een tentoonstelling over Vlaamse literatuur.           


Hij neemt deel aan een betoging te Amsterdam, reist naar Barcelona,  trekt naar de Ardennen.


Op zaterdag 23 oktober 1981 vindt in Kapel Groenenheuvel een avond plaats "luisteren naar/praten met: Mark Braet". Lezen voor: Mark Braet, Joske Gilis, Diane Belmans, Griet Maes. Muzikale omlijsting: Nadine Duymelinck.


1982

Mark Braet is medeoprichter van de Brugse vrijmetselaarsloge Tanchelijn. Na de erkenning op 22 december 1981 volgt op 20 maart 1982 de officiële oprichting. "(...) Reeds op de voorbereidende vergaderingen voor de oprichting heerste unanimiteit over de positie die de A.:L:. Tanchelijn binnen de vrijmetselarij zou innemen. De nieuwe loge wilde zich duidelijk manifesteren als vrijdenkend, progressief, geëngageerd en bewust van de noodzaak tot bestendige evolutie van elke institutie. Indien een organisatie niet door verstarring achterhaald wil worden, dient zij een bestendige waakzaamheid aan de dag te leggen, de kritische reflectie levendig te houden en zich voortdurend te bezinnen over de historische processen."   (uit: "20 jaar A.:L:. Tanchelijn O:. Brugge 1982-2002")


Mark treedt toe tot het beschermcomité ter gelegenheid van de internationale conferentie te Keulen op 30-31 oktober 1982 voor de eerbiediging van de Rechten van de Mens in Turkije met o.m. Albert de Smaele (oud-Minister), T. Dhanis (Nationaal Aalmoezenier van de M.O.C.), Pierre Galand (Nationaal Voorzitter van OXFAM), en diverse leden van het Europees Parlement. 

Turks tijdschrift "Nouvelles de Turquie", 33-34 (dec '82-jan'83)


Hij geeft verschillende lezingen over Pablo Neruda.


1983

Van 14 tot 21 mei 1983 is Mark in Moskou en Bakoe (hoofdstad SSR Azerbajdjan).     


Hij verzorgt op 30 september de presentatie van de nieuwe poëziebundel van Frans Cornelis


Op zaterdag 19 november 1983 wordt een poëziemanifestatie georganiseerd naar aanleiding van de "tweede Masereelfonds-poëzieprijs" met Mark Braet als juryvoorzitter.


1984

De Canto General:

In september 1984 verschijnt bij uitgeverij Masereelfonds voor het eerst de integrale “Canto General” van Pablo Neruda in Nederlandse vertaling. De vertalers zijn Mark Braet, Willy Spillebeen en Bart Vonck. 

folder ivm uitgave "Canto General" van Pablo Neruda in Nederlandse vertaling door Mark Braet, Willy Spillebeen & Bart Vonck

interview met Mark Braet  in Brugs Stadsmagazine KAN'T n.a.v. uitgave Canto General

Aktief (ledenblad Masereelfonds) over Pablo Neruda en de Canto General

Er vinden verschillende initiatieven plaats naar aanleiding van deze uitgave:


In 1984 verschijnt een  bloemlezing van gedichten van Mark Braet in Russiche vertaling (uitgeverij Radouga, Leningrad-Moskou)


Er staan voor Mark Braet opnieuw talrijke verplaatsingen op de agenda: 

februari: Amsterdam; 

mei: Moskou, Tallinn; augustus: Barcelona; 

september: Warschau en Krakow op uitnodiging van Poolse Schrijversvereniging, met bezoek Oswiecim (Auschwitz):  mijmeringen Mark Braet n.a.v. verblijf in Polen van 5 tot 16 september 1984 

september: Amsterdam met o.m. voorstelling van de vertaling van de “Canto General” van Neruda; 

december: Moskou, Tallinn.


Mark stelt zich in 1984 kandidaat voor de Europese Verkiezingen als nr 5 op de lijst van de KPB


Hij stelt een Federico Garcia Lorca Projekt voor in het vooruitzicht van een herdenking in 1988. 


Op 30 november neemt Mark deel aan de jaarlijkse poëzieavond georganiseerd door de Letterkundige Afdeling van het Gemeentekrediet, onder voorzitterschap van Frans Cornelis voor de Nederlandstaligen en van Marie-Christine Ruys voor de Franstaligen. Deze vindt plaats in het Auditorium van het Gemeentekrediet (de Lignestraat 2 te 1000 Brussel). Toneelacteurs Nicole Persy en Luk Willekens brengen Nederlandse en Franse poëzie. Mark Braet spreekt over zijn poëzie en draagt voor uit eigen werk. Jan Guiot leest enkele fabels voor.


1985 

Uitgeverij Masereelfonds stopt:

Op 28 januari 1985 wordt een overeenkomst afgesloten tussen Masereelfonds en Uitgeverij C. de Vries-Brouwers voor overname van de volledige stock van de publicaties van het Masereelfonds.

"(...) Bedoeld als cultuur- en vormingsorganisatie, trad het Masereelfonds vooral als uitgeverij van historisch gerichte publikaties naar buiten (...). In 1978 voegde het aan zijn uitgavenprogramma een poëziereeks toe met vertalingen (...) en oorspronkelijk werk (...). Tot zijn fonds behoorden eveneens de 'LeF-cahiers' (Links en Feministisch), een reeks vrouwenstudies, en de 'VMT-cahiers', aansluitend bij het in 1966 opgerichte en later door het Masereelfonds overgenomen Vlaams marxistisch tijdschrift. Eind 1979 werd de uitgeverij gestructureerd tot een aparte entiteit, onder leiding van de historicus Rudi van Doorslaer, en in 1982 werd ze uitgebouwd tot een n.v. onder voorzitterschap van de Gentse boekhandelaar Jacques de Boever. De uitgeverij nam een belangrijke vlucht; succesboeken uit deze jaren waren 'In tegenstroom' (1982), de autobiografie van de politicus Bert van Hoorick, en de volledige vertaling van P. Neruda's 'Canto general' (1984) door Mark Braet, Willy Spillebeen en Bart Vonck. Begin 1985 werd de n.v. in vereffening gesteld omdat onvoldoende kapitaal kon worden gevonden voor een leefbare exploitatie (...)."

uit: Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen Deel 2 (Lannoo, 1987) door Ludo Simons

Stichting uitgeverij "Pablo-Neruda-fonds":

Hetzelfde jaar kondigt Mark Braet de oprichting aan, samen met A.-M. Braet en Bart Vonck, van uitgeverij "Pablo-Neruda-fonds".  "(...) Hoewel we beseffen dat het hier niet om een wereldschokkende mededeling gaat, menen we dat deze uitgeverij in het Nederlandse taalgebied  een weliswaar kleinschalige, maar toch belangrijke rol kan vervullen. De koers die de uitgeverij varen wil onder de witte vlag van Neruda met zijn logo in het teken van de vis, ligt vast. En -- zoals wijlen Willem Elsschot ter gelegenheid van de oprichting van het literaire tijdschrift 'Kruispunt' aan ondergetekende toewenste, zo ook verwachten we dat deze vaart zich zal verderzetten "sans peur et sans reproche". De uitgaven zullen 2 reeksen omvatten: enerzijds een 'Poëzie-reeks' met werk uit binnen- en buitenland; anderzijds een 'Profiel-reeks' waarin studiewerk, memoires, e.a. in zullen worden  gepubliceerd. (...)"        (uit Brief dd. 16 december 1985 van Mark Braet aan Roel Jacobs )

 

31 mei 1985: toekenning Russisch ereteken.


1985: juli: Perpignan, Barcelona, september: Parijs.


"Barcelona, Fellini en de Katalaanse cognac", artikel Mark Braet in De Rode Vaan


Ter gelegenheid van de 60ste verjaardag van Mark Braet stelt John Heuzel in een speciaal nummer van “Kruispunt” het liber amicorum “Marc Braet Wit” samen, met bijdragen van o.m. Fernand Bonneure, Jaak Brouwers, Frans Buyens, Bert Decorte, André Demedts, Jaak Fontier, Mark Galle, Walter Haesaert, Jan van der Hoeven, Roger Somville, Guivi Maisouradze (Tbilissi), Albert Van Nerum, Bob de Nijs, Renaat Ramon, David Scheinert, Gilbert Swimberghe, Joeri Sidorin (Moskou), Herman Van Snick, Hedwig Speliers, Willy Spillebeen.  Bij de overhandiging van de bundel zegt Mark "ontroerd te zijn en brokstukken van zijn leven terug te zien".

Artikel Nieuwsblad ivm Liber Amicorum        Artikel Streekkrant ivm Liber Amicorum        "Mark Braet aan het lijntje" (RV Nr 24, 13-20 juni 1985)       Brief Hans Joachim Schädlich aan John Heuzel         Brief Jaak Brouwers aan John Heuzel         Brief Roger Somville

"(...) Wie die kleurrijke figuur ziet, houdt vooral zijn witte waaibos in herinnering. Wie hem in een station ziet, denkt aan kwikzilver. Wie zijn stem hoort, denkt aan vér-dragend geluid op een lichtende dag. Wie zijn teksten leest, is getroffen door de eenvoudige en doorzichtige woorden. Mark Braet wit dus. Ook in een kristallen bol worden de vreselijkste visioenen zichtbaar. In de gedichten van Mark Braet zijn de woorden schijnbaar argeloos - dragers van hoop en verwachting, ondanks de verschrikking waarnaar zij dikwijls verwijzen. (...)"


Mark Braet schrijft, na lezing van het Liber Amicorum, een bedenking neer ivm zijn  artikel "Lorca in het Huis van B. Alba"


Op 19 september 1985 vindt de voorstelling van het boek van Luc Schepens “Brugge Bezet” (uitgeverij Lannoo, Tielt)  plaats, met bijzonderheden over het verzet van WOII door o.m. Mark.  Brief van Luc Schepens aan Mark Braet


 Naar aanleiding van een betoging tegen kruisraketten op 20 oktober verschijnt een Interview over de vredesbeweging.   In 1978 was reeds door Mark Braet en Filip Delmotte een  Brugse initiatiefgroep tegen kernwapens opgericht.


Op 22 november spreekt Mark  in zaal Germinal, Stationsstraat 37, Oostkamp, op uitnodiging van de Culturele Centrale Oostkamp, over leven en werk van de Chileense dichter en Nobelprijswinnaar Pablo Neruda, van wie hij tevens gedichten in Nederlandse vertaling voorleest. 


Op 28 november houdt hij een literaire lezing over Neruda voor de Culturele Centrale te Marke.


La Pasionaria:

In december 1985 woont Mark Braet in Madrid de viering van de 90ste verjaardag van Dolores Ibárruri “La Pasionaria” bij.  Zij was een belangrijk politiek leider tijdens de Tweede Spaanse Republiek en de Spaanse Burgeroorlog. Na haar overlijden (12 november 1989) zal oud-Spanjestrijder Albert De Coninck voor het tijdschrift 'Vrede' het artikel schrijven "In herinnering aan La Pasionaria"

"Pasionaria", Mundo Obrero Diciembre 1985, N.°4           Mundo Obrero año VII n.° 362, p.26-27 (Homenaje a Pasionaria)

 Artikel Mark Braet over La Pasionaria uit "De Rode Vaan"

"Dolores zag het levenslicht op 9 december 1895 in de mijnstreek van Gallarta, in de provincie Visqaya, als achtste kind uit een mijnwerkersgezin.(…) In 1920 sloot de socialistische groep van Somorrostro, waarin ook Ibárruri op dat ogenblik militeerde, zich aaneen met andere groepen om de Kommunistische partij van Spanje (PCE) te vormen.(…)18 juli 1936. Generaal Franco en zijn rebellen grijpen naar de macht. Ze willen de Republikeinse regering omverwerpen en een militaire diktatuur instellen. Ze worden daarbij geholpen door Hitler en Mussolini. Via de radio slingert Ibárruri – dan reeds in brede kringen bekend onder de naam “Pasionaria” – de leuze “No pasarán” (ze komen er niet door) de ether in. In september van hetzelfde jaar, te Parijs, ter gelegenheid van een reusachtige volksverzameling ter ondersteuning van de Republiek, laat ze een nieuwe leuze weerklinken die geschiedenis zal maken: “Liever staande sterven dat op de knieën te leven” (…) Na de nederlaag van democratisch Spanje vertrekt “La Pasionaria”, zoals zovele tienduizenden anderen, naar het buitenland. Ze vestigt zich in Moskou. Van 1941 tot 1954 staat Dolores aan het hoofd van “Radio España independiente”. Ze wordt sekretaris-generaal in 1942, om in 1960 voorzitter van de PCE te worden. Het mag tot de enorme verdiensten van de PCE worden gerekend, dat die partij als enige onder de bezielende leiding van Ibárruri, vanaf 1956 de “politiek van nationale verzoening” proclameerde, die een einde moest stellen aan de diepe verdeeldheid binnen het Spaanse volk als gevolg van de burgeroorlog. Daardoor konden nieuwe bondgenoten gevonden worden in de strijd tegen de Franco-diktatuur. 13 mei 1977. Dolores Ibárruri keert vanuit Moskou naar Madrid terug, en in juni van dat jaar wordt ze opnieuw tot afgevaardigde in de Cortes verkozen. De “homenaje” die haar op 8 december te Madrid te beurt viel, is met geen woorden te beschrijven. Men moet het meegemaakt hebben om te weten, te beseffen, te ervaren hoezeer “La Pasionaria” tot een levende mythe is geworden, tot een nationaal en internationaal begrip. Toen Albert De Coninck (zelf oud-Spanjestrijder, auteur van het boek “Belgen in de Internationale Brigades”, en… Kommandant “Victor” in West-Vlaanderen tijdens de Duitse Bezetting) en ondergetekende op de luchthaven van Madrid arriveerden, bemerkten we het “komitee van ontvangst” nabij een stand van de PCE, versierd met grote foto’s van de “Pasionaria”. Dit toonde meteen aan dat de hommage een breed, officieel karakter had. De burgemeester van Madrid behoorde trouwens tot het erekomitee, samen met andere personaliteiten als de dichters Rafaël Alberti en Gabriel Celaya, de populaire zanger Juan Antonio Labordeta, de beroemde filmacteur Antonio Gala (in de film “Carmen” van Saura), e.a. Tijdens de officiële ontvangst, aangeboden door het Centraal Komitee van de PCE, kwam de burgemeester haar persoonlijk begroeten. De receptie was groots en door haar omvang en door haar representatief karakter. Het verleende ook mogelijkheid tot het terugzien van bekenden, of tot kennismaking met anderen. Daar was Alberti (een andere mythe), flink en beweeglijk, hoewel reeds de tachtig voorbij; daar was de kwieke, springlevende Marcos Ana, die niemand zijn 23 jaar gevangenisleven onder het Franco-regime kan aanzien; daar was Marcelino Camacho, de legendarische en onbetwiste leider van de CC.OO (syndikale organisatie), met wie ik talrijke anekdotes uitwisselde uit de periode toen hij nog in de gevangenis zat en ik ergens in Cataluña over hem sprak. (…) De hommage in het Sportpaleis werd door tienduizenden bijgewoond terwijl duizenden zich in de omliggende straten  verdrongen om toch maar iets te kunnen opvangen via de luidsprekers. Binnenin was het grandioos. Van 11 uur tot 16 uur was het feest, waarbij opmerkelijk veel film-en theatermensen teksten kwamen voordragen, waarbij kunstenaars uit alle hoeken van Spanje hun liederen lieten weerklinken, en waarbij het meest verbazingwekkende, althans voor ondergetekende was, dat de poëzie hoorbaar een ereplaats innam. (…)"        (Mark Braet)


14 december 1985: uitreiking  3de Poëzieprijs van het Masereelfonds onder voorzitterschap van Mark Braet en de juryleden Geert van Istendael, Gwij Mandelinck, Lionel Deflo, Willy Spillebeen en Jan Mestdagh. Ivan Ollevier is secretaris. Bart Vonck ontvangt de prijs en leest voor uit eigen werk. Het programma gaat van start met een babbel van Jan Braet met Lut De Block, Dirk Van Bastelaere en Myriam Van Hee, telkens gevolgd door een stuk voordracht uit eigen werk, waarna alle aandacht zich richt op Raymond van het Groenewoud. In het tweede deel komen Pjeroo Roobjee, Gerrit Kouwenaar en Herman De Coninck ten tonele.  Foto met Gerrit Kouwenaar en Mark Braet


1986

In januari 1986 gaat Mark met pensioen bij de Vereniging België-USSR. Hij zal wel lid blijven van het nationaal voorzitterschap. In België-U.S.S.R. magazine nr 1 dd januari 1987 schrijft hij: "Terugblikkend in de spiegel van het verleden, mag gezegd worden dat de Vereniging België - USSR, medewerkers en leden, méér dan één reden tot fierheid heeft: ze leverde een fundamentele, niet weg te cijferen bijdrage in het kader van haar nationale doelstelling wat informatie, toenadering, begrip en vriendschap betreft tussen ons land en de USSR en omgekeerd. Deze bijdrage bracht tevens, in kleinere of grotere mate, een verrijking mede voor alle betrokkenen, landgenoten en Sovjetburgers. Althans, zo voel ik het aan, zo beleefd en beleef ik het. Natuurlijk was de Sovjet-Unie voor mij tot een begrip uitgegroeid tijdens de 2e wereldoorlog, toen we zelf onder nazi-bezetting leefden en, in afwachting van het in 1942 door de Geallieerden toegezegde "Tweede Front" dat steeds maar op zich liet wachten; we onze blikken, onze hoop naar het heldhaftige Rode Leger en het Sovjetvolk richtten en in grote mate aldus vertrouwen en inspiratie vonden tot de strijd die in eigen land diende geleverd. Vanzelfsprekend las ik na het einde van de 2e wereldoorlog veel dat met de USSR verband hield, was ik sedert 1945 lid van de 'Belgo-Sovjetse Vereniging'. Maar toen ik in de loop van 1957, ter gelegenheid van het Wereldjeugdfestival, samen met 600 dappere Belgen voor het eerst te Moskou aankwam, bleek de werkelijkheid duizend keer veelomvattender en gevarieerder dan ik me ooit had kunnen voorstellen. Sedert 1970, jaar van mijn permanente werkopdracht bij de V.B.U., had ik het voorrecht een groot aantal Sovjet-republieken te bezoeken en de Sovjet-realiteit én diversiteit van naderbij te leren kennen. En de aldus opgedane ervaringen voegden aan de werkelijkheid nog talrijke - voor mij voordien ongekende -  nieuwe facetten toe. Deze ervaring, de niet te berekenen rijkdom die dit voor mezelf heeft meegebracht, valt onmogelijk in enkele woorden samen te vatten. Daarom, méér dan ooit, bij dit afscheid als bestendige medewerker aan de V.B.U., neem ik me voor me in te zetten opdat zoveel mogelijk landgenoten van deze rijkdom zouden kunnen deelachtig worden. De wereld waarin we vandaag leven en evolueren, heeft stabiliteit en vooral vrede nodig. Binnen het kader van verantwoordelijkheidszin en welbegrepen nationaal belang, kan er moeilijk een mooier, edeler doel bestaan dan samen met de USSR en haar vredelievende volkeren, te ijveren voor menselijke en culturele contacten, voor beter wederzijds begrip, wederzijds respect, vriendschap, vrede. Laten we samen, méér dan ooit, voor een zo edele zaak, ons moeite noch inspanning getroosten !"    


Het Frans Masereelfonds viert:  

"1971 is het jaar waar we noteren hoe, met als grote stimulator Mark Braet, enkele progressieve Vlamingen uit en rond de KP een initiatief namen om een progressief kultureel fonds op te richten." (uit: Aktief jrg.10, jan 1986).

Het Frans Masereelfonds viert haar 15 jarig bestaan: FMF cahiers nr 2 met een bundel opstellen over het Masereelfonds wordt uitgegeven in het Ledenblad Aktief Jrg.10, dec 1986.  Het maandelijks ledenblad van het Masereelfonds  'Aktief' bestaat 10 jaar. 20 jaar Vlaams Marxistisch Tijdschrift: In 1966 werd het eerste VMT, op initiatief van een redaktiekomitee van Vlaamse communisten met Hugo Benoy, Mark Braet, Guy Cooreman, Jan Debrouwere, Leo Michielsen, Maarten Thijs en Jef Turf, in het leven geroepen  om het marxistische ideeëngoed een frisse doorstroming te geven. Als uitgever noteren we de Marnix in Gent. Vanaf het laatste nummer van 1972 noteren we als uitgever: Het Masereelfonds.

Zaterdag 30 augustus is een feestelijke dag voor het Masereelfonds met de opening van kunstencentrum De Werf te Brugge

"In Theater 19 gingen regelmatig toneelvoorstellingen door, georganiseerd door het MF. Vooral politiek vormingstheater, zoals dit toen in de jaren 1970 en ‘80 heette. Masereelfonds Brugge bestond naast Rik Bevernage als personeelslid uit een kern van vrijwilligers. Mark en ik (Filip Delmotte) maakten daar geen deel van uit. Een bepaald ogenblik kreeg het MF het aanbod om Theater 19 over te nemen en volgde er een lange en intense discussie daarover. Dit zou immers het profiel van het MF grondig kunnen veranderen. Uiteindelijk werd de uitdaging aangegaan en kreeg het MF ook uitzicht op een subsidiëring op een ander decreet : niet meer als socio-culturele vereniging maar in het kader van het kunstendecreet, met uitzicht op meer middelen. En dus werd het MF een kunstencentrum en werd een nieuwe naam – De Werf – gekozen, wat stond voor een kunstencentrum in opbouw, in de steigers, een werf of “chantier” of laboratorium. De hele raad van bestuur van het MF Brugge ging over in de raad van bestuur van De Werf en het MF zat op zijn gat. Er was geen onmin of vijandschap over deze ommezwaai, integendeel dit werd positief begroet als een nieuwe mogelijkheid. Maar het MF had geen werking meer. Vanaf dan hebben Mark, Willy Meyvaert, en anderen het initiatief genomen om het MF opnieuw op te starten, uitsluitend met vrijwilligers. Traag en gestadig, maar voortbouwend op de realisaties van Rik en zijn ploeg in het verleden. Werking met vrijwilligers is ook een troef gebleken. Je bent verplicht zelf de handen uit de mouwen te steken en niet te rekenen op de vrijgestelde als manusje-van-al. Vandaag is daarvan het bewijs geleverd, vermits Brugge de sterkste afdeling is van het MF in Vlaanderen."      (Filip Delmotte in mail aan Nèle Ghyssaert dd 02-10-2020)


Mark is gast-akteur in het toneelstuk "Heer Krolpuyt en zijn Dol-mens"


Herdenking 50 jaar Spaanse Burgeroorlog:

Mark Braet had in zijn jeugd reeds kennis genomen met kinderen uit Spanje die via de Esperantobeweging, na de nederlaag van de Spaanse Republiek tegen de militaire Staatsgreep van Generaal Franco, het land hadden verlaten en als pleegkind terecht waren gekomen in het gezin Braet. Hij bezit in zijn bibliotheek onder meer het boek ("Mourir à Madrid", Editions Seghers, Parijs, 1963) gebaseerd op de pakkende historische film "Mourir à Madrid" uit 1963 (door Frédéric Rossif) met  de filmmuziek van M. Jarre, evenals een LP met originele opnames van gezangen uit de Spaanse Burgeroorlog (samenstelling: Frédérec Rossif) . 

Hij maakt een script over de Spaanse burgeroorlog met historische feiten, poëzie, en muziek van o.a. Paco Ibañez. Zo zingt Paco Ibañez in  "Triste historia" : "...De todas las historias de la Historia  la más triste sin duda es la de España" (geïnspireerd op het gedicht 'Apología y petición'  van Jaime Gil de Biedma).

Hij schrijft een stukje over de geschiedenis van Spanje voor het ledenblad van het Masereelfonds "Aktief"

Wie Spaanse burgeroorlog zegt, zegt tevens poëzie: er wordt gezegd dat de tragische terechtstelling van de mythische dichter Federico García Lorca op 19 augustus 1936 de militaire staatsgreep "opent", terwijl de dood van Antonio Machado, gestorven in ballingschap op 22 februari 1939, de militaire staatsgreep "sluit". 

"(...) Of was het niet noodzakelijk nuttig bijvoorbeeld weet te hebben van een dichter die de naam Federico Garcia Lorca droeg, en over alles wat met deze dichter en zijn werk te maken had? 

Maar via hem kwam je onvermijdelijk terecht bij een stuk sociale, politieke, culturele geschiedenis van Spanje. (...)  De Spaanse fascisten droegen er zorg voor de aan de voorgevel van 'La Colonia' aangebrachte stenen plaat discreet te verwijderen toen het regime samen met de dood van de Generalissimo ten onder ging. (...) Een stenen plaat dus. Een daarin gebeitelde tekst aanvangend met  'En este palacio de Viznar se establecio el cuartel de la primera falange Española de Granade el 29 de julio 1936. Dentre de sus muros...' . (...)  Hadden ze het blijkbaar wenselijk geoordeeld, toen hun rijk samen met de dood van de Caudillo roemloos kapseisde, de stenen plaat discreet te verwijderen; waar ze indertijd, pochend en met zegevierende bebloede handen, in laten beitelen hadden dat ze dit huis te Viznar, nauwelijks negen kilometer van Granada verwijderd, tot hoofdkwartier van de Eerste Spaanse Falanx van Granada hadden verheven op negen en twintig juli negentienhonderd zes en dertig. (...) Tot waardig slot - kroon op het harde werk - stond in de steen gebeiteld dat 'ze' het een grote eer vonden dit huis bekomen te hebben door het doden, voor zulke grote doeleinden, van de eigenaars. Met naam en toenaam. Veel later had hij ingezien dat er  'voor zulke grote doeleinden'  verzachtende omstandigheden konden naar voor gebracht. In de Pauselijke encycliek van Pius XI van drie juli negentienhonderd drie en dertig werden, zonder er veel doekjes om te winden,  'de Spanjaarden opgeroepen tot een heilige kruistocht voor de volwaardige herstelling van de rechten van de Kerk' . Deze rechten bestreken diverse domeinen :  het recht de grootste grootgrondbezitter te zijn van geheel Spanje, het recht om scheiding tussen Kerk en Staat te verhinderen, het recht om het gehele onderwijssysteem te beheersen, het recht om wettelijke scheiding van het huwelijk ongedaan te maken, het recht om individueel denken en vrij onderzoek te doen stikken onder de middeleeuwse duisternis van een feodaal systeem.  (...) Had hij nooit gelezen laat staan vernomen dat Federico in 'La Colonia' terecht kwam zoals getuigen verklaren:  samen met een paar andere veroordeelden uit Granada overgebracht 'naar een gebouw in Viznar'. (...) De daaropvolgende dag  - de morgen bleek nauwelijks ontwaakt - waren ze langs een zich naar beneden slingerend pad naar de plek gebracht die bekend staat als 'de bron van de tranen'. Daar werden ze neergeschoten, als eerste een onderwijzer, vervolgens twee stierenvechters. Federico het laatst. Uiteraard herinnerde hij zich, alsof het gisteren gebeurde, dat een Spanjaard hem, aanvang van de zeventiger jaren, te Brussel een adembenemend verhaal vertelde; mythe of werkelijkheid, wie kan het weten, tenzij de verteller? Als twaalfjarige herdersjongen die, naar plaatselijke en landelijke gewoonte, 's nachts bij zijn kudde schapen sliep nabij 'de bron van de tranen', zo ving het verhaal aan,  was hij getuige geweest van een terechtstelling. Hoe een man die nà drie andere als laatste zou worden terechtgesteld en deze, met ontzetting vervuld, zich wanhopig verzette; en tenslotte, met bloed bevlekt vóór hij dodelijk getroffen neerviel, uitriep:  ik leef, ik leef !  Betrof dit dan het 'vergoten bloed', dat vanaf de prille jeugd door de poëzie van de terechtgestelde gepulseerd had, en haar dat krachtige zij het donkere timbre had verleend dat af en toe door het gejuich van de dichter heen klonk? De herdersjongen dus blijkbaar gezien had dat dit slachtoffer meerdere ringen om de vingers droeg. Hoe hij nadien - de lijken waren reeds begraven - een hoopje stenen bovenop de omgewoelde aarde had gelegd teneinde moeiteloos deze sinistere plek te kunnen terugvinden. Later bevond de herdersjongen zich in het buitenland, was in Frankrijk aanvang vier en veertig aangehouden, en kwam terecht in het KZ Mauthausen. Misschien had hij het mede daaraan te danken dat hij overleefde; omdat hij in kinderlijk, hardnekkig geloof overtuigd was; eenmaal de verschrikkingen voorbij, hij het plekje nabij 'de bron van de tranen' zonder moeite zou terugvinden dankzij het hoopje stenen dat hij boven de vers omgewoelde aarde had opgestapeld. Zo had hij het hem verteld aanvang van de zeventiger jaren, rechtstaande in het enge kamertje gelijkvloers van het statige herenhuis te Brussel nummer een en twintig, waar die andere landgenoot van hem, Barto Pozuela, als conciërge, over wee en welzijn van alle aldaar werkenden, waakte. Had de vroegere schaapherdersjongen hem verteld dat, zodra de toestand in zijn land zou veranderen, hij onmiddellijk naar daar zou terugkeren en alles in het werk zou stellen om zijn kinderdroom te realiseren. Later, niet zovele jaren later, zal de vroegere herdersknaap in onverwoestbaar kinderlijk geloof teruggekeerd zijn naar de geboortegrond waaraan men hem ontrukt had, willens nillens. Teruggekeerd, zodra de Tiran overleden bleek en het gehate bestel mèt hem in het graf verdween. Vanuit Granada, nauwelijks negen kilometer verder, zal hij de omhoogkrinkelende stofferige weg naar Viznar hebben gekozen, met bonzend hart, boordevol tegenstrijdige gevoelens. Nauwelijks op het kerkpleintje gekomen zal hij, wellicht met enige verbazing en niet zonder wrevel, de frigo-box met Coca-Cola zien staan hebben en op de muur van 'La Colonia' de nog nauwelijks leesbare slogan 'Todo por la Patria'. Hij zal de tijd niet genomen hebben er binnen te treden, de vervallen, verwaarloosde tuin te bekijken, noch de uitgedroogde fonteintjes, en ook de resten niet van fresco's die vroeger erg mooi moeten geweest zijn, vroeger toen de eigenaars nog leefden. Ongetwijfeld zal hij onmiddellijk de weg gekozen hebben tussen beide huizenrijen door; weg die naar het open veld leidt, naar de 'barranco', tussen de barre berghellingen, met rechts ervan de groene vega waaruit de Sierra de Elvira als een vulkanisch eiland oprijst. De weg die naar 'de bron van de tranen' loopt. Met ontzetting zal hij vastgesteld hebben, hij de vroegere schaapherdersjongen, man geworden in vreemde landen, hard, midden de verschrikkingen van het KZ Mauthausen waar zich die beruchte trap bevindt waarvan elke trede naar men berekend heeft het leven aan honderden heeft gekost, dus vastgesteld hebben hoe zijn geheugen op dat ultieme ogenblik verbrandde. Precies op dàt ogenblik na die lange bittere jaren in vreemde landen doorgebracht. Hoe dus; op dat ultieme en voor hem zo belangrijke ogenblik dat hij met de ogen van de schaapherdersjongen het hoopje stenen herkennen zou, die hij er die negentiende augustus had gestapeld op de omgewoelde aarde waaronder een man lag met beringde vingers en die zich, met ontzetting vervuld, verzet had, tot hij roepend, met bloed bevlekt, neerviel. Op dat ogenblik dus uitkijkend naar de 'barranco' , met rechts ervan de Sierra de Elvira als een vulkanisch eiland oprijzend uit het groen, hij met verstomming en wanhoop zal gezien hebben hoe progressief het landschap zich ontwikkeld had dankzij de nieuwe rijken die het vol hadden gepoot met riante villa's en diep-blauwe privé-zwembaden. ' Er bestond geen prins in Sevilla die zich met hem kon vergelijken ' . ' Pero ya duerme sin fin, ya los musgos y la hierba abren con dedos seguros la flor de su calavera ' . De bloem van zijn schedel. Maar hij slaapt reeds, eindeloos. Vanzelfsprekend konden verzachtende omstandigheden worden ingeroepen. Viel inderdaad niet te lezen in het telegram met gelukwensen vanwege Paus Pius XII anno 1939 aan Generaal Franco:  "Ons hart tot God verheffend, verheugen we ons met Uw Excellentie over de zo begeerde overwinning van het katholieke Spanje. We drukken de wens uit dat Uw geliefde land, eens de vrede herwonnen, met hernieuwde krachten zijn oude christelijke tradities, die het zoveel grootsheid verleenden, zou hernemen. Het is met deze gevoelens bezield dat we Uwe Excellentie en het ganse edele Spaanse volk onze Pauselijke zegen schenken." Vanzelfsprekend bestonden er verzachtende omstandigheden voor wat 'de zo begeerde overwinning van het katholieke Spanje' betrof. En de Caudillo, Generaal Francisco Bahamontes Franco, liet zijne Heiligheid Paus Pius XII, zijn antwoord geworden : "Diep ontroerde me het telegram van Uwe Heiligheid ter gelegenheid van de volledige overwinning van onze legers welke streden in een heldhaftige kruistocht tegen de vijanden van de godsdienst, van het vaderland, en van de christelijke beschaving. Het Spaanse volk dat zoveel geleden heeft, verheft, in samenspraak met Uwe Heiligheid, zijn hart tot God die het zijn genade verleende, en smeekt hem zijn bescherming af voor de grote verwezenlijkingen van de toekomst. Zich bij mij aansluitend, drukt het zijne Heiligheid zijn oneindige erkentelijkheid uit voor zijn gevoelens van genegenheid en voor zijn Pauselijke Zegen die het met godsdienstige vroomheid en met de grootste devotie ten overstaan van Uwe Zaligheid in ontvangst nam" . Wat de 'grote verwezenlijkingen van de toekomst'  betrof, deze zouden niet lang op zich laten wachten. En velen begrepen, met het verstrijken van de tijd, dat hun enige hoop buiten de grenzen van hun land lag. Sommigen voelden zich niet tot de katholieke kerk aangetrokken, en Franco had verklaard:  'In Spanje is men katholiek of is men niets' . En zij wilden wèl iets zijn, iemand kunnen worden met eigen stem met recht op twijfel zichzelf te zoeken en te ontdekken. (...) Monseigneur Diaz Gomara had verklaard: 'Gezegend zijn de kanonnen indien, in de bressen die ze slaan, het evangelie opbloeit' . (...) En ter verduidelijking had Franco eraan toegevoegd: ' Ik laat, indien nodig, de helft van Spanje terechtstellen' . En velen voelden zich niet uitverkoren precies tot die éne helft te behoren die Franco, indien nodig , zou laten terechtstellen. (...)  "

(uit de autobiografische novelle van Mark Braet "De zoete geur van zwavel" geschreven door Mark Braet onder de pseudoniem R. van Vlaenderen, 1990)

Verschillende organisaties herdenken in 1986 het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog 50 jaar eerder, die 3 jaar later zou eindigen met de vernietiging van de democratie, met later daar bovenop de amnestiewet uit 1977 die stelde dat leden van het Franco-regime niet vervolgd konden worden voor politieke misdaden begaan tijdens de burgeroorlog of de daaropvolgende dictatuur.

"Het Masereelfonds en de Spaanse Burgeroorlog

Het Masereelfonds als culturele organisatie wil langs diverse wegen bijdragen aan deze herdenking van “50 jaar Spaanse Burgeroorlog”. Hiertoe zal via het kanaal van haar lokale afdelingen een brede waaier van initiatieven opgezet worden. Deze initiatieven behelzen onder meer:

Een hele reeks invalswegen waardoor zowel de politieke als culturele betekenis van de inzet van de Spaanse strijd aan bod komt.

Om dit project tot een goed einde te brengen,werd een oproep gelanceerd naar een aantal prominenten toe om zich aan te sluiten bij de “Bescherm- en Ondersteuningsgroep”.

Initiatiefnemers:  Albert De Coninck, Mark Braet, Norbert De Batselier, Antoon Roosens

Sluiten zich hierbij aan; en ondersteunen moreel en financieel het project: Olga Lefeber, Marijke Van Hemeldonck, Marcel Schoeters, Bert Van Hoorick, Jos Wyninckx, Louis Tobback, Walter Debrock, Albert De Bruyne, Louis Van Geyt, Alfons Laridon, Pierre Chevalier, Willy De Coninck,  (wordt vervolledigd)

Het Masereelfonds dankt deze mensen voor hun steun.

We kijken met belangstelling uit naar deze actie die tijdens november haar zwaartepunt zal kennen."



Historische achtergrond:

De VN roepen het jaar 1986 uit tot 'internationaal jaar van de vrede'.


Op 9 april organiseert de Socialistische Federatie van Plaatselijk Open Jongerenwerk (S.F.P.O.J.) in De Ceder te Astene-Deinze een Literair Kaffee met Mark Braet, Freek Neyrinck, en Mireille Cottenjé. Dit vindt plaats in het kader van een studieweek van 7 tot 11 april


Op 23 mei is er een poëzie-avond met Mark Braet in aanwezigheid van voordrachtkunstenares Nica Watelle. Het gebeuren wordt georganiseerd door Culturele Centrale Ostkamp en vindt plaats in de grote zaal van het Gemeenschapshuis te Ruddervoorde.


Interview met Mark Braet over oprichting Pablo Nerudafonds (Aktief, Jrg.10, sept. 1986)          Pablo Nerudafonds folder 1986


De Nederlandse vertaling uit 1984 van de Canto General van Pablo Neruda wordt, met weglating van het nawoord, opnieuw uitgegeven in 1986 in de reeks Rainbow Pocketboeken. 

Op vrijdag 19 september houdt Mark Braet in Cult. Centr. Hasselt een voordracht over de poëzie van Pablo Neruda (org. Koninklijke Vereniging van Limburgse schrijvers).

Op 17 oktober houdt Mark een lezing rond het leven en werk van Pablo Neruda in het Dienstencentrum van Drongen.


Op de agenda van Mark voor 1986 staan onder meer, zoals elk jaar, verschillende reizen gepland:   Zagorsk, Bakoe, Moskou,  Parijs, "casa" in Masarbones (Catalunya) via Perpignan,  ardennen,  Kiev.


Eind oktober 1986 neemt Mark Braet neemt deel aan een grote Internationale schrijversbijeenkomst in Sofia (Bulgarije). Herman De Coninck en Hugo Raes zijn hier eveneens aanwezig. Lijst aanwezige auteurs int. bijeenkomst Sofia      Foto int. schrijversbijeenkomst Sofia     Affiches int. schrijversbijeenkomst Sofia


Op 8 en 9 november vindt een geslaagde geschenkenbeurs van de vereniging België-USSR plaats te Kortrijk in aanwezigheid van gemeenteraadslid Coelembier, volksvertegenwoordiger Derijcke, dhr. Demeyere, voorzitter V.B.U. gewest Kortrijk, dhr. Maissouradzé (ambassade USSR) en Mark Braet, nationaal sekretaris V.B.U.  


Uitgave poëziebundel "Verdriet waarop men danst" , uitgeverij Pablo Nerudafonds, Brugge, 1986


1987

Mark Braet krijgt op 20 januari 1987 een onderscheiding vanwege het “Rode Leger” (U.S.S.R.) voor hulp aan Sovjet-Krijgsgevangenen tijdens WOII


1987: Januari: Amsterdam; 


6 februari: Groenzaal van St.-Bavo Gent: "Vredescantate (mijn lied is als een duif)": tekst van o.m. Mark Braet


Vrijdag 20 februari 1987: Raadzaal Ontmoetingscentrum Harelbeke: Mark Braet over voorstelling van het Pablo Nerudafonds.


mei: Rotterdam voor een ontmoeting met o.m. du Bouchet, een persoonlijke vriend van Paul Celan, in het kader van “Poetry International”. 


Vrijdag 20 maart 1987: in het VOC Antwerpen: Mark Braet over eigen werk.   


Op 21 maart praat auteur Ward Adriaens met ex-brigadist Albert De Koninck, dichter Mark Braet en kunsthistoricus Paul Van Calster over solidariteit tijdens de Spaanse burgeroorlog, het geheel afgewisseld met een flamenco concert van de Wannes van de Velde-groep (zaal Forum Mechelen, Org. Masereelfonds, CSC, CC en Elcker-Ik)


Zaterdag 28 maart: "De Rode Draad" kunsthappening "Vooruit" Gent met Hugo Claus, Gust Gils, Roger De Neef, Nic Van Bruggen ea.   


Van 6 tot 13 juni reist Mark via Moskou  naar Askhabad en de Karakoemwoestijn. Tijdens zijn verblijf in de Karakoemwoestijn in juni 1987 maakt Mark de indrukwekkende geboorte van een kamelenjong mee.

Van 15 tot 30 juni 1987 is Mark Braet te Caracas in het kader van een cultureel akkoord Venezuela-België (brief aan ministerie met verslag verblijf in Caracas). Hij stelt er een brief op  voor Miriam Sterenzy ("Louise" tijdens het verzet in WOII).     

één van die nachten te Caracas

wellicht een droom

ster die we zorgzaam droegen

tot bij de glazen boom

zoen breekbaar

lijk zoenen zijn

ver weg

van schamperlach vandaan

ook het verdwalen

als een spelend kind

binnen de kubus van het labyrint

behoorde ons als

vuur in glazen boom

zorgzaam behoed

met liefde en met droom

afdruk van droefheid

oceaan van ogen

woestijn van mond.

Wie buiten ik kende de breekbare tederheid

een hart vol zoemende bijen.

Binnen de lijnen van haar hand:

reizend naar het hooggebergte,

verslindende kleur van vriendschap.

(Mark Braet, 27.06.1987, Caracas)


Andere verplaatsingen zijn: 7 augustus: Barcelona; Taragona; 10-12 augustus 1987: Salamanca;  september: Praag


In de reeks literaire zondagvoormiddagen, op touw gezet door het Fakkelteater in samenwerking met het literair Salon Antwerpen en het Vermeylenfonds, vindt op 20 september een poëtische voormiddag plaats. Inleider is Jim Van Leemput. Eddy Van Vliet, Rose Van de Walle, Dirk Claus, Guy Commerman, François Boni, Erik Van Malder, Mark Braet, Emiel Willekens en Annmarie Sauer lezen voor uit hun werk. Alain Meerbergen vertolkt enkele van z'n chansons.


Op 21 september 1987 wordt hij in Oostende aangehouden wegens verspreiding van vlugschriften, waarop hij een brief schrijft aan de burgemeester van Oostende ivm zijn consternatie en verontwaardiging voor het getypte blad van het verhoor waarvan een deel met papier bedekt werd, en dat hij met de volgende bemerking had ondertekend: “Voor akkoord, wat mijn verklaring betreft, maar onder voorbehoud voor wat de daaraan voorafgaande tekst betreft, die ik niet heb mogen lezen.”


Op 11 december spreekt Mark Braet over leven en werk van Pablo Neruda. Hij leest tevens gedichten voor. Organisatie: Culturele Centrale Oostkamp.


1988

Van 14 maart t.e.m. 1 april loopt de actie "Salto's": 10 jonge onafhankelijke uitgevers, waaronder het Pablo Nerudafonds, verenigen zich..


Het Pablo Nerudafonds verzorgt de uitgave «TWINTIG LIEFDESGEDICHTEN EN 1 LIED VAN WANHOOP» van Pablo Neruda. Vertaling en inleiding: Mark Braet


Zondag 20 maart: Literair Feest in Raamtheater Zuid, Antwerpen. Deelnemers zijn Liva Willems, Ed Franck, Willie Verhegghe, Ivo van Strijtem, Maurits van Liedekerke, Renaat Ramon, Roel Richelieu van Londersele, Leo de Haes, Antoine Wiertz, Herman F.M. Brusselmans, Marc Parion, Pirana, Zak, Dirk van der Bauwhede, Paul Ponsaers, Liliane Versluys, en Mark Braet (met Pablo Neruda).


Op 22 maart 1988 wordt de notarisakte verleden voor de aankoop van het huis in de St.-Clarastraat 16, 8000 Brugge, woning die Mark volledig zal renoveren en bewonen tot aan zijn dood.


Vrijdag 15 april: Masereelfonds Vilvoorde: inleiding tot het grafisch werk van J. Verhaegen en voorlezing uit eigen werk (MB).


1988: April:Parijs; 

mei: Praag; 

juni: Barcelona; 


In een brief aan Mark Braet schrijft Herman Van Snick, naar aanleiding van de uitgave "Verdriet waarop men danst" (uitg. P. Nerudafonds, Brugge 1986):

"In je verzen vond ik tenminste een dozijn manen. Het is bij jou echter meestal een tragische maan, nauw verbonden met de dood. Mijns inziens, niet zozeer een verdriet waarop men danst, tenzij het om een dodendans gaat. Zon die men verzon. Maar dan toch zo teder: “wapperend lint aan een twijgje...” Mark blijft Marc. Het drieluik Sulamith, nooit las ik een zó ontroerende tekst over concentratiekampen. Zó echt, zo menselijk. Simpele woorden, simpele dingen “zwarte schoenen die zij kocht in de Steenstraat...” maar daardoor zo ongemeen tragisch. Een tekst die mij neersloeg!"


uittreksel agenda MB (07-07-0988)   "wohin wir gehen? Immer nach Hause"  (Novalis).


Van 3 tot 13 september reist Mark via Moskou naar Yerevan (hoofdstad Republiek Armenië).    Filip Delmotte schrijft hierover een artikel in De Rode Vaan.


Op 20 september 1988 vindt in het Karel Cuypershuis te Antwerpen een Pablo Neruda - evocatie plaats.


Het A. Vermeylenfonds De Pinte organiseert in de Gemeenteraadzaal De Pinte op 14 oktober 1988 een poëzie-avond rond de Canto General van Pablo Neruda met Mark Braet en voordrachtkunstenares Klaar Leyre.


Op 21 oktober 1988 wordt de 3e Schaap Prijs aan Mark Braet uitgereikt in het Ontmoetingscentrum Harelbeke.

“De Orde van het Zwarte Schaap werd opgericht te Beveren (Roeselare) op 6 maart 1982. Zij is een confrerie van mannen en vrouwen die ijvert voor een open, verdraagzaam en pluralistisch Vlaanderen. De orde van het Zwarte Schaap steunt op het modern humanisme dat aanzet tot nadenken en creatieve bezinning. Zij doet een beroep op menselijke vermogens die zij als positief ervaart, zoals redelijkheid, verantwoordelijkheid en kritische zin. Derde Schaap Prijs 1988 wordt toegereikt aan Mark Braet

-         "voor zijn ijver om het humanistische ideeëngoed ingang te doen vinden bij de Vlaamse intelligentsia"

-         "voor zijn bijdrage tot de Zuidnederlandse cultuur als auteur, vertaler en uitgever"

-         "voor zijn inspanningen om de toenadering tussen de volkeren te bevorderen"  


Van 29 oktober tot 4 november 1988 reist Mark naar Istanbul.


9 november 1988: Cultureel Centrum "De Oude Dekenij"/Kortrijk: voorstelling van de dichters Bart vonck en Ivan Ollevier door Mark Braet.


foto's Mark Door Stefan Dewickere


10 november: "De Vrienden van de Biekorf-bibliotheek" Brugge: Mark Braet spreekt over Zuid-Amerikaanse literatuur (Hof van Gistel, Naaldenstraat 7).


Donderdag 17 november 1988: Volkshogeschool/brugge: poëzieavond met o.m. Mark Braet uit eigen werk.


1989  

Vrede vzw organiseert op 14 februari 1989 een dialoogavond met Mark Braet ivm de wortels van de etnische onlusten in de USSR.


Mark Braet houdt in 1989 verschillende lezingen over de Spaanse dichter Federico García Lorca :

"Met moeite achtendertig jaar oud en een oeuvre nalatend van ongewone rijkdom vol flitsende kleuren en edelstenen, vol donkerte ook en tot aan de uitersten heen gedreven passie. Wat hij met zijn taal aanraakte werd poëzie als smaragd en topaas; wat hij in zijn toneelwerk binnenbracht, groeide uit tot een stroom van lava en diepe menselijkheid, tot een gevecht tussen leven en dood, tussen helderheid en duisternis."   (uit de lezingen van Mark Braet over F.G. Lorca)

          

20 mei 1989: Brugge: viering 30 jaar "Kruispunt". 


In 1989 verschijnt een Monografie door Bart Vonck: "Mark Braet, zwerven tussen strijd en liefde". (uitgave Vereniging West-Vlaamse schrijvers).


21 maart 1989: debat- en gespreksavond in Cultureel Centrum "De Werf". 


Er wordt door de BRT aan Mark Braet gevraagd een bloemlezing te maken voor het programma "CODA van de BRT-Vlaamse televisie.


Op verschillende tijdstippen en locaties wordt 100 jaar geboorte van Frans Masereel herdacht. Op 4 oktober is er een hommage in het Toreken, Vrijdagsmarkt te Gent, waar een eerbetuiging wordt gebracht door Juul Verhelst, Rein Ramaat (met zijn animatiefilm 'De Stad'), Frans Buyens en Mark Braet.


19 november: de Vereniging België-USSR houdt haar traditiegetrouwe nationale dag. De akademische zitting wordt er voorgezeten door Mark Braet.


1 december: Culturele Centrale Oostkamp: Mark Braet over eigen werk.


Op zaterdag 9 december: St.-Pietersabdij Gent vindt een poëziegebeuren plaats naar aanleiding van de uitreiking van de 5de poëzieprijs van het Masereelfonds. De juryleden zijn Ivan Ollevier, Michel Bartosik, Daniël Billiet, Guy Mandelinck en Mark Braet (voorzitter). Norbert De Beule wordt bekroond met de prijs.


De reisverplaatsingen uit 1989 zijn:  Barcelona  (25 maart, 21 juli, 10-16 augustus 1989), Moskou (20 juni), vertrek naar Centraal Azië - Republiek Oezbekistan (21 juni), Oergensk , Khiwa (22 juni), hoofdstad Tasjkent (23 juni), Samarkand (25 juni),Tasjkent (27 & 28 juni), Moskou (29 juni-1 juli)


Historische achtergrond:

Val van de Berlijnse muur.

1990

Foto Mark Braet in Israël eind 1989 begin 1990  ter gelegenheid van het internationaal initiatief "Time for Peace"


Mark neemt in 1990 zijn intrek in de St-Clarastraat 16 te Brugge, waar hij tot het einde van zijn leven zal verblijven.


Ter gelegenheid  van 30 jaar Kruispunt verschijnt er een interview door Bart Vonck met Mark Braet, Georges Van Acker en John Heuzel in het weekblad "De Rode Vaan".


21 februari 1990: vzw "Den Overkant" Menen: lezing door Mark Braet over leven en werk van Pablo Neruda. 


foto's bezoek delegatie SSOD Moskou aan Brugge op 11-03-1990


13 maart: Hoger Instituut St.-Maria Antwerpen:  Federico García Lorca met o.m. Mark Braet.


Prof. Dr. Paul Sars organiseert op 26 maart een bijeenkomst in de KU Nijmegen, ter gelegenheid van de herdenking van de zeventigste geboortedag van Paul Celan . De deelnemers, waaronder Mark Braet, stellen statements op om zich voor te stellen in hun eigen verhouding tot of omgang met het werk van Celan. 


29 maart: Hoger Instituut voor Sociale Studiën De Haan: poëzie-avond over leven en werk van F.G. Lorca met o.m. Mark Braet.


Mark Braet over zijn persoonlijke schrijfkunst:

" (...) Ik meen dat het woord 'modern' het begrip 'nieuw' dekt. (....) Op de moderne dichter maakt de eeuwenoude verleidingskunst van de schone vormen nog weinig indruk. ( ...) Voor mij gaat het nieuwe meer samen met de gedachte (hier dus inhoud) dan met de stijl (hier dus vorm). Het is echter duidelijk dat de schoonste inhoud van kracht verliest of zelfs tot een banale historie wordt herleid wanneer de dichter er niet in slaagt aan de gedachte die hij vooropstelt een dusdanige vorm te geven die het geheel maakt tot kunst, tot poëzie, die erin slaagt de mens tot wie ze gericht is te ontroeren, te treffen. Het lijkt me ook duidelijk dat de moderne dichter zich niet houdt bij een eens en voor altijd vastgelegde formule, bij een statisch gegeven. Het niet inzien of niet aanvaarden van deze vooropstelling was de kapitale fout van een ganse reeks kunstenaars die zich voor hun werk op het socialistisch realisme beriepen. Ze zagen dit als een voor eeuwig vastgelegde opvatting der kunst die men aanleren kon en met recepten werkte. (...) De moderne dichter  waarover wij het hebben is evolutionair, zijn weg zoekend doorheen nieuwe onderwerpen en stijlvormen...Poëzie die geen ander doel heeft dan zichzelf snijdt automatisch het merendeel der kringlopen af welke zich moeten uitstrekken tussen de dichter en de wereld. (...)

'Sociale dichter' heeft men naast mijn naam gezet. Mijn werk naziende, te beginnen van de eerste bundel welke in 1950 verscheen zou men in die periode kunnen spreken van een kenmerkende thematiek, zou men zoals sommige critici het deden kunnen spreken over weerstandslyriek. Inderdaad stond de aanvang van mijn werk in het teken van de oorlog die we kwamen te doorleven, ieder op zijn manier. Op mij heeft alles wat er toen gebeurde en wat ik meemaakte grote diepe en wellicht een blijvende indruk gemaakt. Het heeft misschien zelfs mijn visie op de wereld van vandaag en deze van morgen voor goed bepaald. Het heeft in mijn poëtisch werk in ieder geval die sociale en menselijke aspecten gebracht die er vandaag nog steeds een essentieel kenmerk van blijken te zijn. Datgene waarvoor ik leef, dat wat mijn diepste wens is put zijn realiteit uit een wereld van tegenstellingen, uit het bestaan van mensen die met elkaar niet tot overeenstemming komen, en kan slechts zichzelf bepalen doorheen de tegenstelling. Er is geen licht zonder schaduw. En niets lijkt me gevaarlijker dan de mooie prentjes. Mooie en geruststellende prentjes die voor de mens geen enkel probleem stellen en waarmee ieder het bij voorbaat eens is (...) Een ander schrijft:  'Bij Braet was het tevens een symptoom van een zich verdiepend bewustzijn dat tegelijkertijd verinnerlijking en verruiming was. En het kon dat tezelfdertijd zijn, daar het wezen van die verdieping een speuren was naar de diepste materiële basis der verschijnselen; een opmerkzaam worden als het ware van een objectief bestaande poëzie' ."


"De zoete geur van zwavel":

Tussen 18 en 28 juni 1990 schrijft Mark Braet onder de pseudoniem 'Robrecht van Vlaanderen' de  autobiografische novelle  "De zoete geur van zwavel".

"Via stem en ogen was in duizenden cellen van hersenen alles geregistreerd, opgeslagen binnen deze weke materie als in de geheimtaal van computers; de donkere kamers van herinnering. Te slapen gelegd, jarenlang, ogenschijnlijk vergeten, uitgewist binnen de tijd. Tot plots; een banale zin, melodie van een oud liedje, geur van een bloem, titel van een boek, naam van een metrostation, kleur van parfum, timbre van een stem, de al dan niet toevallige ontmoeting, herkenning van een stadsbeeld, het schilderij in het museum, straat van vroeger, gevel van een huis, spiegel, grafzerk; alles deed ontwaken, trillend tot leven bracht. (...)  Inmiddels doorkruiste hij een stuk van de wereld. Het bleek dat zijn planeten vanaf de geboorte zich in het Negende Huis bevonden, zijnde het Huis van de Reizen zoals iedereen bekend. En tussen vertrek en terugkeer en de vooruitzichten, vroeg hij zich steeds veelvuldiger af of het verleden zich méér en méér in handel en wandel zou nestelen; deze vreemde, door velen aanvaarde, verwarrende toestand van sterven naar de steeds korter wordende toekomst toe, waarbij het groeiende verleden een steeds belangrijkere plaats gaat innemen. Hij vroeg zich soms af of de oude Hegel het ook zo had gezien en doorvoeld toen deze schreef dat het verleden een historische projectie was op de toekomst.  Waarschijnlijk, om niet te zeggen onvermijdelijk zo meende hij, duiken bij iedereen herinneringen op, soms vergeelde foto's gelijk, met wazige contouren, gezichten, achtergrond, tijd als door mist en sneeuw vervaagd, soms overbelicht in een warreling van surrealistische onwezenlijkheid, soms haarscherp ook, bestand tegen tijd en dood; overwinning van het vakmanschap, de goede kwaliteit; en de zelden voorkomende vraag wie de foto op de gevoelige emulsie vastlegde, wat soms belangrijker is dan de vraag wie of wat op de foto te bekijken valt. Herinneringen bestreken bij hem vele terreinen, steden, landschappen, treinen, lawaaierige stations, vliegtuigen, drukke luchthavens, auto's, mannen en vrouwen, vrouwen en mannen, gesprekken, afspraken, misverstanden, vergaderingen, meningsverschillen, dranken en vreemdsoortige spijzen, luxueuze hotels tot miezerige kamertjes; foto's met tot onbeweeglijkheid gedoemde hoofdspelers of figuranten, bevroren gesprekken en het blijvende residu. (...) Was het niet fantastisch dat men in een fractie van seconden van het ene einde van de wereld naar het andere reizen kon, van het ene gesprek naar het andere; dat, met de snelheid van het licht of sneller nog, men in negentienhonderd zestig te Auschwitz kon zijn en tegelijkertijd te Brugge maart negentienhonderd drie en veertig. Dat men zich de zwarte Goya's in het Prado te Madrid voor ogen kon halen en meteen de steeds verbluffende Picasso te Barcelona of de speelse, kleurige Miró, heerser over de Mont Juich; de ernstige, moeizaam zoekende Tapiès; of wortels uit Vlaanderen in de Ermitage te Leningrad, in de fantastische werken van Bosch te Bilbao; in de gobelins te Krakow. Straten, huizen, mensen en pleinen en straten en huizen en mensen en metrostations en stoere standbeelden die lange, blauwgrijze schaduwen werpen over opnieuw pleinen en straten; knusse eethuisjes met vrolijke terrassen waar men zich neerstrekt, de benen languit zich neerstrekt na een erg vermoeiende reis, met langzame slokjes koele dranken proevend, een hapje savourerend, met trage bewegingen, diep-genietend, benen lang-uit op adem komen, denkend aan vroeger, aan wat komt, wikkend en wegend, kritisch of ironisch analyserend, de duizenden gekleurde kijkplaatjes deel uitmakend van een gigantisch caleidoscopisch geheel, de Menselijke Landschappen zoals Nazim Hikmet ze noemde. En deze had hem over bepaalde aspecten van zijn jarenlange gevangenschap verteld, over de zwarte verschrikkelijke nachten van eenzaamheid in het buitenland; over vele dingen had hij gezwegen, zoals over de dood die aan zijn hart knaagde en die hem zou vellen precies op het voorziene ogenblik; en ook over de onvrijheid die hem te beurt viel, wat zijn creatief werk betrof in het land dat hem onderkomen verleende, had hij gezwegen. Ja, het was inderdaad fantastisch dat men in fracties van seconden te Berlijn verbleef en een metrostation uitstapte te Parijs, Moskou, Barcelona, Praag; dat taxi's met gierende banden door de straten scheerden van Bern, Madrid, Amsterdam, Bakoe, Pisa, Zagreb, Alma-Ata, Oefa, Caracas, Tbilissi, Erewen, Talinn, Kiev, Bonn, Warschau, Istanbul, Jerusalem, Oelan-Bator.  En al die andere. Het bewegen van witte zeilen over de Finse Golf; de boot naar Zweden; de zilveren zon boven de Kaspische Zee, het woud van boortorens, het net geboren kamelenjong, midden de zondoorgloeide Hongersteppe; de adembenemende hoogvlakte van Pamir; de kleurige, rumoerige theehuizen te Boechara, te Samarkand. En die rode vos, ergens in het  hartje van Siberië, schijnbaar achteloos slenterend langsheen kudden  duizenden schapen. Het weemoedige liedje 'Une mèche de cheveux' van  Adamo in een onwezenlijk restaurant midden eeuwenoude pijnbomen, nabij die gigantische stuwdam, eens te meer de grootste ter wereld, die een stevige, fundamentele bijdrage zou leveren tot welvaart en welzijn van de bevolking en tot de vrede. Fantastisch, dat men in fracties van seconden van het ene gesprek het andere kon overschakelen, dwars over jaren heen, als was het goochelspel.  Van het gesprek met Bruno Pontecorvo te Pisa in negentienhonderd negen en zeventig naar dit met Nazim Hikmet  die hoogst merkwaardige zomer van negentienhonderd zeven en vijftig te Moskou, net na de nog merkwaardiger rede van Nikita Chroetsjev over het Vadertje Aller Volkeren en de terechtstelling van Beria, waarna miljoenen Moskovieten dansend en zingend de straat opkwamen. En de sprong naar deze met Carlo Levi, Bertolt Brecht, Anna Seghers, Elsa Triolet, Jean-Paul Sartre, Vercors te Knokke negentienhonderd vier en vijftig. En met de Rode Koningin Elisabeth. (...) En de scène op de tram te Brussel met Patrice Lumumba aanvang de zestiger jaren; de gesprekken met Kasa-Vubu en 'Gazelle rusée' en het eerste onderhoud met een zekere Jozef Mobutu, onbelangrijke bediende bij 'Infor Congo' te Brussel, krantenknipsels plakkend op witte bladen tegen zes duizend frank maandelijks, maar met toch reeds een prettige bijverdienste als loopjongen bij de Belgische Staatsveiligheid. En te Brugge in de loop van negentienhonderd twee en zeventig met de toen nog onbekende Gorbatsjov. Samen met hem was een andere afgevaardigde van het Centraal Comité van de KPSU, die hij onmiddellijk tot cultuurbarbaar had omgedoopt. In het Groeningemuseum kreeg die de slappe lach bij het bekijken van schilderijen van Permeke en draaide veelbeduidend zijn wijsvinger tegen zijn rechterslaap. En later, in het restaurant, nadat hij geluisterd had over de uitleg betreffende het onderscheid tussen Bordeauxwijn en Bourgogne, had hij met vrolijk gebaar beide flessen gegrepen en de goddelijke drank in één en hetzelfde glas gegoten. Met de Sovjet-auteur Simonov had hij tijdens de 'drooglegging' in het 'Huis van de Schrijvers' te Moskou cognac zitten drinken vermomd als koffie in heuse koppen. En te Praag had hij aandachtig met respect geluisterd naar Gusta Fucikova die over Milena Jesenka, met wie ze samen in het KZ Ravensbrück verbleef, weigerde te praten, tenzij om te zeggen dat het hier toch duidelijk een Joodse bourgeois-verraadster betrof, weliswaar door de Nazi's vermoord, maar die het gewaagd had tijdens haar journalistieke loopbaan kritische woorden te uiten t.o.v. de USSR. En was ze tenslotte niet een vriendin van Kafka geweest? Op de Karelsbrug te Praag had hij nadien met droevige ogen het standbeeld bekeken van Johannes Nepomucenus dat daar in zestienhonderd drie en negentig was opgericht en het leek hem dat Jan Nepomucky er magerder uitzag dan zijn evenbeeld te Brugge waar hij vanaf maart negentienhonderd drie en veertig regelmatig de clandestiene ontmoetingen had met 'René' en 'Jacqueline' en 'Roger', maar toen wist hij nog niets over deze Boheemse heilige; trouwens, hij interesseerde zich niet aan het verleden en zeker niet aan heiligen maar keek grimmig, zij het vastberaden de toekomst tegemoet. Was het geen teken geweest dat hij precies dáár die ontmoetingen had, onder de waakzame ogen van hem die in dertienhonderd drie en negentig op last van Koning Wenceslaus IV werd gevangengenomen en na zware folteringen, waarbij zijn tong werd afgesneden omdat hij weigerde het biechtgeheim te schenden, in de Moldau geworpen; viel dit werkelijk niet als een bijzonder teken te interpreteren?  (...) De XXIe eeuw zou ongetwijfeld de eeuw van de computer, de informatica zijn; de eeuw van de duizelingwekkende genetische manipulaties; de eeuw van de ontsluiering van de Kosmos en van de definitieve ecologische uitdaging.  In de slotmonoloog van Galilei uit het toneelstuk van Bertolt Brecht, stuk dat hij te Amsterdam maar gelukkig ook te Berlijn had bijgewoond, laat de auteur de verdediger van de opvattingen van Copernicus het volgende zeggen: "Het enige doel van de wetenschap is dat het moeilijke menselijke bestaan wordt verlicht. En als de geleerden, door baatzuchtige regeerders bang gemaakt, er genoegen mee zullen nemen dat ze kennis terwille van de kennis vergaren, kan de wetenschap mank gaan lopen, en zullen uw nieuwe machines alleen nieuwe last met zich meebrengen. In de loop der tijd zult u waarschijnlijk alles ontdekt hebben wat er te ontdekken is, maar uw vorderingen in de wetenschap zullen allen verwijdering van de mensheid zijn. En de kloof tussen u en de mensheid kan dermate groot worden dat op een kwade dag uw zegevierende kreet over een nieuwe ontdekking op algemeen geschreeuw van ontzetting zal stuiten".  (...) Liep alles niet voortdurend door mekaar, verleden en heden en zelfs de toekomst? Versprong niet alles voortdurend in de tijd en in het geheugen? Bestond vandaag de dag niet tegelijk een totaal wereldbeeld, een omvattend geschiedenisdenken, een ethiek en een politieke filosofie? En hij had, als was het een amusant tijdverdrijf, de moeite genomen om de periode die sedert de vorming van de mens verlopen is, samen te vatten in één enkele dag. Spielerei? Misschien ook; maar hij kwam tot ontstellende vaststellingen die in die zin met realiteit te maken hadden dat vandaag de dag op soms dramatische wijze in een uiterst kort tijdsbestek beslissingen werden genomen die het zijn of niet zijn van de menselijke beschaving en cultuur, en dus als het ware de huidige en toekomstige geschiedenis van de mensheid betroffen. (...) En dikwijls had hij zich ook de vraag gesteld of waarheid al dan niet absoluut was of kon zijn?  Hij herinnerde zich zeer scherp een Japanse film die volgend thema tot leidraad had: vier personen zijn getuigen van een moord. Om beurt leggen ze een verklaring af die, wat hen betreft, hun absolute waarheid is. Het bevreemdende, ontstellende, bestaat in het feit dat de vier verklaringen fundamenteel van mekaar verschillen zodat er rond één zelfde gegeven vier van mekaar verschillende waarheden ontstaan. En trouwens sterren, die we vorige avond gadesloegen en hun schittering bewonderden, kunnen al duizenden jaren geleden uitgedoofd zijn, maar vanwege de grote afstand vangen we pas nu hun heldere licht op en dus bewonderen we iets dat al lang is uitgedoofd, al lang niet meer bestaat. Hoe bedrieglijk dus onze zintuigen zijn en meteen hoe vlot we bedrogen worden. (...)  Ik dacht aan de gedachtewisselingen, de dialogen, de monologen, die we nog zo kort geleden samen hadden gevoerd; en ik zag hem nog vóór me, bewogen en erg ontroerd, toen hij over zijn reis door Israël sprak de toestand van de Palestijnen, zijn bezoek aan de bezette gebieden. De traumatische ervaring toen hij in Jerusalem nabij de oude stadsmuur, tijdens een vreedzame toegelaten manifestatie, een jonge Palestijn de arm zag doorslaan met de zware, lange stok die een politieman hanteerde alsof het een tennisracket betrof. En daarop volgend waren de waterkanonnen in actie gekomen; de schichtige paarden midden duizenden mensen waarbij ook hij tegen de straatstenen was terecht gekomen; en tenslotte waren er de geweerschoten geweest en de méér dan zeventig gewonden. (...)  En hij had al zijn overredingskracht aangewend om me te doen inzien welke fundamentele lessen uit het hele gebeuren dienden getrokken en dat een onvolmaakte democratie of een soms aarzelende socialistische beweging veruit te verkiezen viel boven diegenen die alles tot dogma's hadden herleid en de brandstapels door meer eigentijdse dwangmiddelen hadden vervangen. Ik had de indruk dat hij niet in een uitzichtloos cultuurpessimisme was vervallen, maar vastbesloten leek vele linkse of pseudo-linkse Heilige Huisjes een fikse trap te geven. (...)"


 

Van zaterdag 14 juli tot en met vrijdag 20 juli gaan te Kiev en Odessa de "Kultuurdagen  van de Stad Brugge" door, als antwoord  op de "Kulturele dagen van de S.S.R. Oekraïne en haar hoofdstad Kiev" die in december 1987 te Brugge plaats hadden. Niet minder dan 31 personen nemen hieraan deel, waaronder CVP-senator Johan Weyts en de Brugse Schepen voor cultuur Hugo Schepens. Er is een tentoonstelling van boeken en kant in aanwezigheid van kantwerk verzamelaar Paul Verstraete. Er zijn muziekoptredens met het koperkwartet Fughetta. Daar is de solist-klarinettist Hedwig Swimberghe. Er zijn balletvoorstellingen voor uitverkochte zalen door het Ballet Olivia Geerolf . Er zijn de 11 eigentijdse kunstenaars geselecteerd door kunstcriticus Jaak Fontier. Er is een ontvangst in de Handelskamer. Er wordt een gesprek gevoerd met enkele parlementsleden, toevallig precies op de dag dat Oekraïne bepaald heeft dat zijn wetten voortaan voorrang hebben op de wetten van de Sovjet-Unie. 

"(...) De uitstekende organisatie van de reis was het werk van Johan Ghyselen, nationaal sekretaris van de Vereniging België-U.S.S.R., van Mark Braet, lid van het nationaal voorzitterschap van deze vereniging en, uiteraard, de medewerkers van de Oekraïense zustervereniging die in de U.S.S.R. dezelfde oogmerken nastreeft: de vriendschap, de samenwerking, de kennis van en de waardering voor elkaar dankzij kontakt en kommunikatie. " (Jaak Fontier in België-USSR magazine nr 7, september 1990)


Donderdag 6 september: Centrale Openbare Bibliotheek Antwerpen: "De Zomeravonden van de poëzie": Mark Braet over eigen werk.


September 1990: publicatie  "Dichter op een hogere uitkijk. Over het poëtisch Oeuvre van Mark Braet", door Jos Joosten (uitg. Kruispunt, Brugge) .  Op 14 december verschijnt hierover een artikel in De Rode Vaan .


Foto Mark Braet in Marokko


17 november 1990: Culturele Centrale Diksmuide: Portugese avond. Spreker: Mark Braet


1991 

Inleiding Mark Braet op de  Raad van bestuur Vereniging België-USSR van 17 april


Aankondiging MB over eigen werk 30 april 1991


Programma maçonniek lentefeest 15 jaar bevrijding op 4 mei 1991


Masarbones (anagram: 'Bramonesas'):

Zoals elk jaar reist Mark Braet naar zijn thuishaven in Catalunya: de in het dorpje Masarbones gelegen casa die hij deelt met Jan van der Hoeven.       Foto van het dorpje uit 1980      Foto uit 1981 van Mark Braet in Masarbones      Foto's uit 1990      Latere foto Mark Braet op het terras van de casa

"Ja, zo reilde en zeilde het hier in dit kleine stille Bramonesas...Zag ik daar Boris de kater rechtop staan in de dakgoot. Ik vroeg me af wat ie daar te zoeken had, maar hij deed alsof hij me niet zag, alsof ik niet bestond, die "valschaard". Integendeel, hij sloeg z'n ogen ten hemel, net alsof hij van daar iets te verwachten had. Ik keek mee en zag of hoorde niks, tenzij een discreet wolkje dat voorbijdreef, en een of andere krekel die zijn magere billen tegen mekaar sloeg. En ik vroeg me af wat Boris uitspookte. Want ik wist: hij was een kwaje. Net toen ik besloten had dieper op die, naar m'n mening gefundeerde opvatting in te gaan, liet hij zich, z'n staart als parachute gebruikend , z'n vier poten wagenwijd open,  zo snel als een bliksemstraal naar beneden vallen ,  pardoes op de zwartzijden rug van zoete-broodjes-bakkende juffrouw Esmeralda, die die tegen een steen terechtkwam en daarmee haar kin lelijk bezeerde.  Hij zette z'n tanden vlak achter 'r oren net niet te diep in haar tere o zo vrouwelijke hals, kapselde haar met z'n felle poten in en drukte haar met  z'n zware lijf tegen de grond aan, dit dankzij z'n opmerkelijke toename aan gewicht, sedert ik hem op amper 'n week tijds kilo's vlees, vis, jus van verse look en olijfolie, en vele liters room ten geschenke had aangeboden waarvoor de gluiperd trouwens nooit 'n woord van dank of 'n blijk van genegenheid over had, tenzij dat kronkeltje in het puntje van z'n staart waar hij z'n venijn bewaarde. En kater José die mocht nog zoveel noten op z'n zang hebben als de maan 's nachts zilver sproeide, en, begeleid door Paco de Lucia, een Cancion de amor, bij voorkeur 'a la perla de Cadiz', ten gehore brengen,  z'n snorharen met brillantine insmeren om er nadien met z'n daarop getrainde klauwen langs te strijken zodat ze opkrulden als serpentines zoals die klassieke linten die klassiek-glimlachende hippe-verkoopstertjes rondom klassieke pakjes met geschenken wikkelen om er even met het klassieke scherp van de schaar langs te strelen zodat ze opwervelen dat het 'n lust is voor het oog. Nee, kater José die zo graag achter juffrouw Esmeralda aan drentelde was gezien voor de rest van z'n leven, en tot in z'n derde nageslacht. Juffrouw Esmeralda zuchtte en kreunde van maagdelijke onschuld, of wat er moest voor doorgaan. Ze grolde en krolde en smeekte in haar verwarring om nog of begreep ik het verkeerd? Je kon met de duivel of met Boris op je rug zitten, het maakte geen verschil uit. Ja Boris was 'n kwaje. Hij wist van wanten en kon vier wegen tegelijk nemen, één met elke poot. Hoe kon zo'n onschuldig bloedje als juffrouw Esmerald tegen zoveel geslepenheid ook maar het minste verweer hebben? Ik moest even zo terloops denken aan die lieve zoete Lola van Mijnheer Nabokov, of was het aan de Archetypes van wijlen C.G. Jung? Geef me maar de canapé van Papa Freud. En zo draaide en keerde het hier en de tuin achteraan de casa werd alsmaar mooier. Het onkruid was reeds uitgeharkt en over het lage muurtje in de barranco weggewerkt, de Agave uit een bijna dodelijke wurggreep van een doornstruik bevrijd, het palmboompje weer netjes in de kijker geplaatst en wat straks de geheime, wonderbare bloemen uit Bramonesas moesten worden, dagelijks met helder water besproeid. De kersen wiegden zachtjes in het welkome windje en vingen reeds met blozen aan; het nachtuiltje riep; krekels sjirpten dat het een lust was om horen; hagedissen schoten als flitsende schaduwen voorbij; maan strooide zilver en donkere oker doorheen de hemel; het was mei en het zou straks nog beter worden. Bij nader toezicht bleken de nesten in de hoge muurholten, die vorig jaar bevolkt waren, totaal leeg. Blijkbaar waren de kleine draakjes die toen zo'n blaasconcerten hadden gehouden, uitgevlogen en konden ze niet terug in die muurholten wegens het feit dat ze nu grote draken waren geworden. En ik harkte 'n laatste hoopje dorre bladeren weg en daar lag het symbool van het verraad, de zwarte slang, ineengekronkeld, dun als zo'n plastieken darm waaruit water spuit dat zo voedzaam is voor de bloemen, die wonderbare, uit Bramonesas. Het gif liep reeds uit haar bek, haar keel klopte als een stoomketel en ik begon zachtjes te roepen: " Boris, Borisje schat van me, kom toch vlug met je vier poten tegelijk en laat je met al je gewicht dat je aan mij te danken hebt bovenop deze lekkernij vallen en zet je scherpe tanden in haar nek, maar niet te strelend, nee alsjeblief nee, bijt hard en ongenadig door, zo hard als je maar kan en scheur tegelijkertijd flanken en buik open. Voor jou is dat een koud kunstje, Boris, ach m'n lieve Borisje. En wees niet bang, held van me ;ze heeft haar appels thuis gelaten."  Zij lag en ik stond recht maar wat was het verschil? Ze had een driehoekige kop en een tong van wel een halve meter lang. Het was overduidelijk dat Eva overwoog of ze me aan de linkse of rechtse kant zou aanpakken Schatje Boris was echter in geen hoeken noch kanten te bekennen, de lafaard.  En precies op het ogenblik dat ik het ergste vreesde hoorde ik 'n ritselend geluid en o, daar kwam, zich van geen kwaad bewust, onze José aangeslenterd. "Ik beloof je wel vijf Esmeraldatjes, de ene al jonger dan de andere en steeds in toenemende mate onschuldiger en gewilliger." En lieve José kwam flikflooiend, al had hij van mij nog nooit enige korst zelfs maar beschimmeld brood gekregen, laat staan potten en pannen vol zachte biefstukken en gestoofde makreel, of een litertje verse room als toemaatje. Hij had nog alles van me te verwachten, en ik nam me heilig voor z'n stoutste verwachtingen in drievoudige vervulling te laten gaan. Op dat ogenblik zag, rook, of hoorde zwarte Eva het naderende gevaar en draaide plotseling met een schichtige beweging weg, zijwaarts het muurtje langs, om in 'n dikke daarop groeiende laag klimop spoorloos te verdwijnen. Domme José had eens te meer niks opgemerkt. Nu had hij de definitieve kans gemist zich tot het archetype van het edele ras van de Wrekende Katers te boek te laten stellen. Ja zo draaide en keerde het hier te Bramonesas, en ik kwam Eulalia tegen met haar mormel Stroch dat voor een hond moest doorgaan en zwart uitsloeg van ischias. Ze vertelde dat ze het erg goed stelde; haar politie-agent had ze de bons gegeven; hij sloeg haar teveel met de gummistok. Geen universiteit te Barcelona . Geen studies filosofie. Het verkeer regelen te El Vendrell, en als agente-in-opleiding onnozele toeristen op de bon zetten omdat die altijd verkeerd geparkeerd stonden, daar had ze geen lust meer toe. Het enige wat haar momenteel nog kon boeien was in Tarragona cursussen volgen over de voor-en nadelen van het Toerisme in het vooruitzicht van het Heilige jaar 1992, en eenmaal terug in de volstrekte eenzaamheid van haar woning, op haar hoofd staan om haar bewustzijnsinzicht te verbreden en meteen haar kijk op de dingen en de mensen vanuit een andere positie te bekijken. Tenslotte  vertrouwde ze me toe in een bui van gedoseerd vertrouwen dat ze in feite sedert vele vele lange maanden op zoek was naar haar 'Identiteit' en daarom een psychiater had ingeschakeld . Ik zag die brave man reeds bezig met kompas, verrekijker, vergrootglas en pendel, zoekend naar Eulalia's 'Identiteit' , en ik hoopte dat ze het spoedig zouden vinden, hoe dat ding er ook mocht uitzien. Ik vroeg me af waar de Identiteit zich had kunnen verstoppen . Wellicht zou de canapé van Papa Sigmund het antwoord kunnen verstrekken, want die Identiteit zou zich zonder twijfel in het onderbewustzijn bevinden, omdat de Umwelt er verdorie anders uitzag dan de opgeklopte slagroom van de metafysica. Ja zo draaide en keerde het hier te Bramonesas, en ik kwam Montserrat tegen, of Montsé zoals men het hier zegt, mooi en beminnelijk zoals ze altijd mooi en beminnelijk was geweest. Ze vertelde me dat ze met haar echtgenoot hier tijdens de weekends in de casa woonde waar Tonya Bosch, je weet wel, die lesbische Jodin, vroeger haar intrek had. En ik beaamde dat ik natuurlijk wist waar Tonya Bosch, die lesbische Jodin, die schande voor het weldenkende deel van dit feodaal-ingestelde dorpje, en op de koop toe nog lid van de PSUU, had gewoond, tot men er in geslaagd was haar weg te pesten door haar auto 's nachts met slijk te besmeuren, de koplichten ervan in te slaan en nu en dan als opfrissertje in herinnering aan de Kristallnacht, 'n zware kei door een of ander van haar ramen te keilen. Ik beaamde dus dat ik dit huis, deze prachtige casa, goed kende omdat ik er meermalen was om een babbeltje te slaan, over de recente werken van Tapiès te praten, de laatste evoluties in de Spaanse KP te evalueren en meteen het erg creatief samengesteld interieur te bewonderen. Welnu Monsé verbleef nu daar met haar man die, zoals ze me vertelde, nog niet gescheiden was van z'n vorige vrouw maar toch reeds met haar, Montsé dus, een nieuw, Heilig Verbond was aangegaan. Ze hadden het samen, in 'n bui van opperste geluk en blijde stoutmoedigheid, schriftelijk aan familie en vrienden laten weten. En ieder was blij om het geluk dat Montsé ten deel was gevallen, vooral na de tragische gebeurtenis met haar broer Oriol die bij 'n beklimming van die grillige, vreemde bergen van Montserrat, de dood had gevonden. Op z'n grafzerk had iemand 'n houten plankje gezet waarin in fraai-geschilderde letters te lezen stond: 'HIJ WILDE TE DICHT BIJ DE STERREN ZIJN'. Helaas was hij nergens meer, tenzij in de herinnering van sommigen. En tenslotte zei Montsé me, in een bui van gerechtvaardigd vertrouwen, dat ze zich in feite erg ongelukkig voelde, en even vreesde ik dat ze op zoek was naar haar 'Identiteit' of 'n vorm van bewustzijnsverruiming. Maar nee, of toch? Het kwam hier op neer dat ze, in de anarchistische euforie van opperste geluk en blijde stoutmoedigheid, meteen nadat familie en vrienden daarvan schriftelijk op de hoogte waren gebracht, haar werk had opgezegd. Van geluk kon je toch leven? En nu had ze niets meer omhanden en haar man slaagde er blijkbaar niet in te scheiden zodat 'n flink stuk van z'n inkomen in de handtas van zijn wettige echtgenote terechtkwam. In feite wou ze nu zo vlug mogelijk kinderen om een bezigheid te hebben en dus opnieuw gelukkig te kunnen worden. Even vroeg ik me af of ze niet beter werk zou zoeken als ze iets omhanden wou hebben, in afwachting dat de scheiding een wettelijk feit zou zijn, en de financiële basis rooskleuriger, maar dit was wellicht een te alledaagse opvatting. Ja, zo reilde en zeilde het hier in dit kleine stille Bramonesas.  (Mark Braet, 'Bramonesas'/Catalunya, 24 mei 1991)


foto's poëziedag "Kruispunt" Brugge 29 juni 1991 met o.m. Mark Braet en Jan van der Hoeven


Begin september 1991 is Mark in Praag.


Op vrijdag 18 oktober 1991: Openbare Bibliotheek Denderleeuw: "Boeken brengen je in alle staten" (boekenmarkt): officiële opening met o.m. Mark Braet 


Van 26 okt tot 4 nov 1991 is Mark in Alma-Ata (Kazakhstan)


Historische achtergrond:

De leiders van Rusland, Oekraïne en Wit-Rusland ondertekenen op 8 december 1991 het Akkoord van Białowieża. Daarmee  komt formeel een einde aan de Sovjet-Unie. De vriendschapsvereniging België-USSR zal hierna vzw Spoetnik worden. 


1992

In het HLN van dinsdag 31 maart verschijnen reacties op het Brugs verkeersplan (waaronder reactie van Mark Braet). Mark schrijft: "Mocht ik beslissen dan werd de binnenstad onmiddellijk helemaal verkeersvrij".


Vrijdag 3 april 1992 openingsrede door Mark Braet voor het Willemsfonds Nieuwpoort in het teken van het boek "In de Ban van de ring" van auteur J.J.R. Tolkien.


Het blad van de KP "Feiten en argumenten", 13de jrg, nr 48, bevat een  resolutie over het fundament en de toekomst van de communistische identiteit . Op het IVe Vlaams KP-congres wordt o.a. op 23 mei  een stemming gehouden voor het al dan niet behouden van de term "Partij": 27 stemmen voor het behoud, 21 stemmen tegen. Mark Braet reageert hierop met een brief: 

"(...) Het resultaat van de stemming van 23 mei jl. waarbij bij "meerderheid" tegen "minderheid" geopteerd werd voor het behoud van de benaming Communistische Partij, bracht bij mij niet alleen een gevoel van ontreddering en consternatie teweeg, maar tevens een gevoel van diepe spijt omdat we nu, gewild of ongewild, naar de feitelijke liquidatie van wat van de partij nog overbleef zullen toegaan.(...) Wat we voor de huidige periode (van bv de komende 5 jaar) nodig hadden is niet een Communistische Partij maar wel een organisatie met Communistische identiteit en andere structuur. Men moet geen nieuwe wijn in oude zakken doen.(...)"


1993

De uitgeverij Nerudafonds vzw kondigt haar poëziereeks 1993 aan.  

" (...) Uitgever-dichter Mark Braet waakt met strenge veeleisendheid over de literaire norm van zijn fonds. (...) " 


19 januari 1993: Vermeylenfonds Brugge: lezing door Mark Braet over het toneelwerk "Bloedbruiloft" van F.G. Lorca.


Vrijdag 29 januari 1993: Koninklijk Atheneum Brugge: poëzie-avond met o.m. Mark Braet


Mark Braet zetelt in de jury van het Cinema Novo Festival dat zich afspeelt van 11 tot 18 maart te Brugge.


Zaterdag 27 maart: Biekorf Brugge: voorstelling van Mark's poëziebundel "Brugge een zomersprookje"  (uitgeverij Pablo Nerudafonds, Brugge, 1993)  door Yves Roose. 

" (...)  Ik heb gekozen voor de titel zomersprookje naar analogie met het wintersprookje van de Duitse 19de eeuwse dichter Heinrich Heine. (...)  In mijn gedichten plaats ik mij op een hogere uitkijk. Hier kan ik mijn tederheid, mijn ontroering voor schoonheid en  mijn diepste gevoelens kwijt. Ik schrijf lyriek in de zuiverste zin van het woord, vandaar dat een flink deel van mijn werk uit liefdespoëzie bestaat. (...)  Poëzie moet een evenwicht houden tussen verstand en gevoel. (...) "        (Mark Braet)


Zaterdag 3 april 1993: Dienstencentrum Ledeberg: "Media- en Opinievorming" ter gelegenheid van het driehonderdste nummer van het tijdschrift Vrede, met poëzie en teksten van o.m. Mark Braet. 


8  april: Tjechische Republiek: bezoek aan o.m. Praag en het KZ Terezin. 


29 april: Cultureel Centrum De Biekorf Brugge "1 mei forum, debat over het heden en de toekomst van het socialisme": dichterlijke omlijsting: Mark Braet.


8 augustus: Watoe: "poëtisch aperitief" met Mark Braet.


Naar aanleiding van de rondreizende tentoonstelling 'De wereld van Anne Frank, 1929-1945' (initiatief: Anne Frank Stichting, Nederland), die van 11-9-1993 tot en met 3-10-1993 te Brugge plaatsvindt, geeft het literair tijdschrift Kruispunt het speciaal nummer "Omtrent Anne Frank" uit . Het is samengesteld door H. Verleyen en bevat bijdragen van G. van Acker, F. Bonneure, M. Braet, P. Brondeel, L. van Eenaeme, M.-J. Gobron, D. van Hecke, J. Heuzel, J. v.d. Hoeven, H. Leys, P. Rigolle, G. Soete, P. Vanderschaeghe en Bart Vonck.


Op 2 oktober vindt de plechtige uitreiking van de prijzen plaats in het kader van de tiende poëziewedstrijd Keerbergen. Mark Braet is een van de juryleden.


Op 17 oktober zetelt Mark in de jury tijdens een voordrachtwedstrijd  "Afrikaanse poëzie" in het kader van de 11-daagse focus op ontwikkelingssamenwerking "Afrika exit?" in Theater Biekorf te Brugge.


6-7 november 1993: deelname aan de Internationale Conferentie te Athene met als thema “Nouvel Ordre Mondial”


Op 9 november 1993 vindt er een ontmoeting met Arafat plaats te Brussel.


Op 8 december 1993 is de Russische President Eltsine in België voor de ondertekening van het verdrag inzake verstandhouding en samenwerking tussen het Koninkrijk België en de Russische Federatie. Mark neemt deel aan het eetmaal dat voor deze gelegenheid in Lambermont is georganiseerd.   De Belgische eerste minister Jean-Luc Dehaene en de Russische president Eltsine houden elk een officiële toespraak.  "(...) Deze nieuwe dimensie van verstandhouding en partnerschap, ontstaan uit de wil van de Verdragsluitende Partijen om de gevolgen van de verdeling van Europa in tegengestelde blokken te overstijgen, is terug te vinden in alle gebieden van de bilaterale betrekkingen. (...)"

Mark verzorgt in december 1993 de inleiding van de tentoonstelling "Frans Masereel" in Cultuurcentrum Begijnhof te Diest.


Mark Braet beantwoordt 14 biografische vragen van Hendrik Carette volgend op een brief van Hendrik Carette van 16 december 1993. Kort daarop stelt Hendrik Carette voor om vraag 12 te veranderen.  In 2003 zullen ze voor het eerst worden gepubliceerd in het Kruispuntnummer Memento (blz 30-47)  met de gewijzigde 12de vraag.


1994

Omtrent 3 brieven van Mark Braet aan Louis Paul Boon 


Mark geeft op 10 januari in Literair Café Den Hopsack te Antwerpen een voordracht over leven en werk van Lorca en Neruda.


Op 15 januari 1994 vindt de stichtingsvergadering plaats voor de vereniging SPOETNIK.  Stichtende leden zijn Mark Braet, Johan Ghyselen, Raoul Vanderstockt en Carlos Van Vooren. De statuten worden gepubliceerd in het maandelijks tijdschrift Contact. Artikel 3 van de statuten vermeldt: "De v.z.w. Spoetnik, als pluralistische organisatie, heeft tot doel, volledig soeverein, de relaties, de wederzijdse kennis en de samenwerking onder iedere vorm en op elk gebied te bevorderen tussen Vlaanderen enerzijds en de volkeren van Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Estland, Georgië, Kazachstan, Kirgistan, Letland, Litouwen Moldova, Oekraïne, Oezbekistan, Rusland, Tadzjikistan en Turkmenistan anderzijds." 


Naar aanleiding van het recente ontslag van Mark Braet uit de Raad van Bestuur van het Masereelfonds, verschijnt een interview met hem (afgenomen door Bernard Desmet)  in het ledenblad van het Masereelfonds "Aktief"  " (...) Laat mij toe Raf Vandenbusshe, vroegere direkteur van het Masereelfonds, te citeren: "Eind 1960 werden onder impuls van Mark Braet binnen de Kommunistische Partij gesprekken op gang gebracht om over te gaan tot de oprichting van een kultureel fonds." Het idee om een socio-kultureel fonds op te richten ontstond op basis van een objektieve werkelijkheid, die ik niet enkel binnen maar ook buiten de KP ervaarde, nl. de nood aan een politieke, progressieve kultuur als tegenwicht voor de overwoekerende burgerlijke tradities in het klassieke Vlaamse Verenigingsleven dat met Kultuur en vorming bezig was. (...)   In 53-54 was er reeds de oprichting geweest van de VZW 'Volkshogeschool'. Deze VZW wilde, midden de koude oorlog, een tribune waarborgen van waaruit de progressieven, met meestal Marxistische visie, diverse onderwerpen naar voren konden brengen. De Volkshogeschool stond model betreffende de wijze waarop personen behorende tot diverse politieke strekking zich rondom eenzelfde doel kunnen organiseren en op de meest democratische wijze met mekaar samenwerken. (...)  De keuze van de naam Masereel is aan het toeval te danken.  (...)   Deze persoon verenigde immers alles wat we als profiel voor ogen hadden: hij was een Vlaming (geboren te Blankenberge), een internationaal beroemd kunstenaar, een partijloze progressist. (...)  Het Masereelfonds moge dan ook al geboren zijn uit een initiatief van de KP, het werd steeds gekenmerkt door een pluralistisch progressieve instelling, wars van dogmatisch denken.  (...) Masereelfonds moet (mag) zich niet in plaats stellen van andere organisaties die op hun specifieke terreinen veldwerk leveren. Het Fonds dient vanuit een bewuste en met overleg gekozen strategie andere organisaties rondom een streefdoel te verenigen. (...)  Raadgevingen? Of wensen? Ik hoop dat Masereelfonds zich zal profileren als een bundelende kracht die rondom progressieve sociaal-politieke projekten de blauwdrukken kan helpen ontwikkelen voor een nieuwe sociale beweging. (...) "       (Mark Braet)


In  Kunstencentrum Limelight te Kortrijk vindt, in samenwerking met de Anne Frank tentoonstelling, op 3 februari 1994 een poëzieavond plaats met als thema "Vergeef me dat ik niet in jouw plaats kon gaan". Verschillende auteurs en dichters, waaronder Mark Braet,  geven 'acte de présence'.


Op 12 maart wordt Mark Braet gehuldigd ter gelegenheid van een nationale trefdag van het Masereelfonds


Mark Braet neemt deel aan de Romero-dag te Brugge op 26 maart 1994 


3 juni 1994: galerij Paradox/Gent: opening tentoonstelling van Hans Eneman: inleiding door Mark Braet. 


5 juni: Literaire Culturele Kring Apollo/Diest: Mark Braet over leven en werk van Pablo Neruda.


17-24 juni: Mark Braet bevindt zich in Lissabon.  Hij laat zich fotograferen met het beeld van Pessoa


Op 12 juli 1994 vertrekt Mark Braet met een Belgische delegatie naar Israël. Op het programma staan verschillende ontmoetingen, onder andere in de Bezette Gebieden, de autonome Gaza-strook en Jericho. De terugreis vindt plaats op 26 juli. Tijdens een interview met Markant spreekt Mark zich uit over zijn ervaringen en bevindingen.


Op 14 augustus 1994 organiseert het Masereelfonds in Gasthof De Eendracht te Watoe de literaire ontmoeting "Mark Braet brengt Neruda en Lorca". 


Woensdag 28 september: voorstelling poëziebundel "Een roos als enig houvast" van Hilde Domin. Welkomstwoord door uitgever Mark Braet.


In Kunstencentrum De Werf Brugge vindt op 15 oktober een viering plaats voor 50 jaar vriendschapsvereniging België Rusland. Mark Braet draagt tevens het voorzitterschap van vzw Spoetnik Brugge over aan Marc Iserentant.


Oktober: Mark Braet leest gedichten uit eigen werk voor "Coda" (programma BRTN)


Op 25 oktober vertrekt hij naar Berlijn. Hij blijft er tot 28 oktober. Van 29 oktober tot 2 november is hij te Praag.


Mark Braet over 35 jaar Kruispunt            John Heuzel over Kruispunt 


Op zaterdag 12 november 1994 stelt het Vermeylenfonds Brugge in Foyer De Biekorf zijn poëziebundel  "Ik ben bedroefd maar niet wanhopig", uitgegeven bij uitgeverij Pablo Nerudafonds, Brugge, voor.


Maandag 14 november: Saaihalle/Brugge: Bart Vonck over Mark Braet als uitgever en auteur . 


25 november: Gent/Amsab: inleiding tot de tentoonstelling F. Masereel


'De oorlogskranten' deel 58 met bijdrage van Mark Braet


Op 2 december 1994 geeft Mark Braet een lezing over leven en werk van F.G. Lorca in de Culturele Centrale te Oostkamp. Daar ontmoet hij zijn toekomstige vrouw Nèle Ghyssaert.  Ze gaan vrijwel onmiddellijk samenwonen. 


1995

Dinsdag 10 januari 1995: Literair Café Den Hopsack/Antwerpen: Mark Braet over leven en werk van Lorca en Neruda. 


In Januari is Mark Braet in Bagdad met een internationale delegatie.


Woensdag 15 maart 1995: Masereelclub/Leuven: Mark Braet over het werk van Frans Masereel in het kader van  de vertoning van een kunstfilm over Frans Masereel. 


Op 19 maart vindt de presentatie van de bloemlezing "souterrain 135" uitgegeven door Pablo Nerudafonds vzw plaats te Brussel.


Interview met Mark Braet in De Krant van West-Vlaanderen dd vrijdag 24 maart 1995.


Mark braet sticht een nieuw literaire salon:  ISLA NEGRA . Op 26 maart 1995 is de Argentijnse schrijfster Luisa Futoransky, op initiatief van de Vlaamse poëzie-uitgeverij Pablo Nerudafonds, eerste gast van het literaire salon ISLA NEGRA. Het gebeuren vindt plaats in Foyer De Biekorf te Brugge. " ISLA NEGRA (letterlijk 'het zwarte eiland'), het huis bij de zee, waar de Chileense Pablo Neruda woonde (en dat na zijn dood door de dictatuur werd verwoest), is het symbool van de poging van het Pablo Nerudafonds om zoveel mogelijk literaire (en soms andere) stemmen te doen klinken voor het publiek dat inziet dat het eerste noodzakelijk moment van de multiculturele dialoog het luisteren naar de (ander(en) is. Daarna kan het woord een wederwoord oproepen. Uit die dialoog groeit een verruimd bewustzijn."  (Mark Braet)


Zaterdag 8 april: Trefcentrum "Het Baken" Oostende: Mark Braet over leven en werk van Pablo Neruda. 


Op donderdag 27 april vindt de persvoorstelling in Het Vredeshuis Gent plaats van "De schapen zien de wol niet. Een communist in de val van de Gestapo" van Oscar De Waele. Mark verzorgt er de inleiding. 


De maand mei brengen Mark en Nèle door in Catalunya.


Mark verzorgt als directeur van de uitgeverij Pablo Nerudafonds, op 22 juni 1995 in het Vredescentrum te Deurne, de inleiding bij de voorstelling van de dubbeltalige poëziebundel "Feuilles de vie / Bladeren in het leven van David Scheinert (vertaling Guy Commerman).


Enkele vrienden organiseren een etentje ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag.


Op zaterdag 7 oktober 1995 vindt in het kader van een cultureel uitwisselingsprojekt met de Stad Brugge te Swansea in Wales de voorstelling plaats van een Engelstalige bloemlezing van Mark Braet "Gedicht in Oktober/Poem in October" , alsook een tentoonstelling die loopt van 8 oktober tot 12 november 1995 met werk van Hans Eneman en Peter Jonckheere.   Dit artistiek-literair projekt vormt de aanleiding tot de jaarlijkse officiële aanstelling van een Brugse kunstenaar, vereniging of culturele figuur tot cultuurgezant uitgaande van de culturele raad van de Stad Brugge.   Foto van Mark Braet met Nèle Ghyssaert

Statement voor de bezoeker aan de tentoonstelling te Swansea door Mark Braet:

"Wat hebben schrijvers en beeldende kunstenaars met mekaar gemeen?  Ze hebben o.m. inzicht, creativiteit, gevoel ter beschikking en van daaruit scheppen ze strukturen, pogen ze via her-beelding en her-taling vorm te geven aan een objektief bestaande chaos; pogen ze verbindingen tot stand te brengen die de kijker of lezer niet ziet, of niet onmiddellijk.  De beeldende kunstenaar beschikt over een ruim en uitgebreid arsenaal aan materialen: verf, doek, papier, potlood, hout, krijt, lood, borstel, computer, laser. De schrijver beschikt over 26 lettertekens die op een bepaalde wijze geordend taal worden, middel en poging tot communicatie. In essentie gaat het wellicht om een identieke zoektocht; om een visionaire, humanistische, ondogmatische visie waarin kosmos, aarde en hemel, vrouw, boom, engel, dier, water, vogel, bloem, steen en noem maar op, vanuit die chaos herschapen worden tot een natuurlijke context waarbij het verschijnsel mens als dynamisch gegeven zijn onverbrekelijk deel heeft. Sommigen beroepen zich daarbij op de ratio. Maar we weten dat de ratio in menig geval verstikkend is opgetreden en soms vele andere vermogens van de mens heeft overwoekerd. Dat het beperkend werkte, ook mede door haar gevaarlijke eenzijdige benadering, zodat het resultaat ons dikwijls een dor, vertekend,verstard en al te simplistisch beeld bracht. Want de kunstenaar, de schrijver, is meer dan een 'redelijk wezen'. Hij is ook instinct, hij handelt volgens impulsen, emoties, intuïtie, verbeelding, creativiteit, kunstzin. Dit alles is in de mens op velerlei wijze met de ratio verbonden, maar het ontsnapt er ook aan, het overstijgt op een bepaald ogenblik de rationaal vastgelegde grenzen, de zuiver redelijke wijze van denken. "J'aime l'émotion qui corrige la règle" zei de Franse schilder Braque, en de Spaanse kubist Juan Gris zei "J'aime la règle qui corrige l'émotion".  Als de beeldende kunstenaar en schrijver slapen met de herinnering, dan kunnen zij die tot leven wekken. Voor hen hebben woorden en begrippen als liefde, haat, vriend, zon, maan, zuster, oorlog, Auschwitz, fascisme, angst, verdriet, woede, dood en verwoesting, dwingende betekenis en ze leggen die vast, fixeren ze, maken ze onuitwisbaar bij middel van hun specifieke tekens. Het gaat tenslotte niet om een klakkeloos begrijpen of om, niveau-verlagend, de illusie begrepen te worden. De dichter parafraserend kan men zeggen: kijk maar, je ziet niet wat je ziet. "     


De nieuwe poëziebundel "Herknoop het in de herinnering" (uitgeverij Pablo Nerudafonds, Brugge) wordt op vrijdag 27 oktober 1995 , in samenwerking met het Masereelfonds en het Vermeylenfonds, voorgesteld in het Huis der Kunsten te Brugge.


Dinsdag 14 november 1995: Paleis voor Schone Kunsten Brussel: Mark Braet over Verzetspoëzie. 


Op 17 november 1995 wordt, ter gelegenheid van de 70ste verjaardag van Mark Braet, een groots feest opgezet in het Brugs kunstencentrum De Werf .    Toespraak Renaat Ramon     Er wordt een amicale extra editie van De Rode Vaan over Mark Braet gedrukt.          

Er verschijnt een krantenartikel over Mark Braet"(...) Ja, ik ben zeker getekend door de oorlog, tot in de kleinste details.(...)" 

Mark Braet door fotograaf Jan Vernieuwe    


Foto Mark Braet aan de Nepumucenus brug te Brugge, herinnering aan het verzet... 


19 december: Humanistisch Vrijzinnig Vormingswerk Groot Beernem: Mark Braet over leven en werk van Pablo Neruda.


Mark Braet schrijft het voorwoord voor de uitgave "ESPERANTO", uitgegeven door het Masereelfonds:

"Een utopie?  In de loop van 1939 werden in het ouderlijk huis te Nieuwpoort, waar we verbleven vooraleer de luchtaanval van 27 mei 1940 de woning volledig zou verwoesten en ons naar Brugge zou verdrijven, twee jonge Spanjaarden opgenomen. Het betrof de gebroeders Gonzales, die als kinderen van republikeinse vluchtelingen onder zovele anderen, in het teken van internationale solidariteit onderdak en bescherming zochten en ook in België vonden. Het naderende einde van de vreselijke tragedie van de Spaanse Burgeroorlog die meer dan 1,5 miljoen slachtoffers met zich zou meebrengen, werd immers o.a. gekenmerkt door de massale uittocht van tienduizenden families die niet onder de knoet van het komende Franco-regime wilden leven. Hoe, via eventueel welk toeval kwamen die jongens bij ons terecht? Vader Braet, vanaf 1926 een aktieve Esperantist, nam deel aan nationale en internationale congressen en leidde te Nieuwpoort een Esperanto-club. Hij voerde tevens een drukke briefwisseling met Esperantisten uit tientallen landen waaronder Spanje. En via deze contacten waren de gebroeders Gonzales voor enige tijd in onze huiskring terechtgekomen. De oudste zou tijdens de 2de Wereldoorlog als politiek gevangene omkomen in het KZ Mauthausen. De jongste zou sneuvelen tijdens de bevrijdingsgevechten te Nieuwpoort in de loop van 1944...  Esperanto, Esperantobeweging en de daaruit voortvloeiende contacten in binnen- en buitenland waren bij ons thuis doodgewone zaken. Dankzij deze geniale taal opende zich een venster op de wereld, op onze wereld, en voelden we ons zowel internationalisten als Vlamingen.  Na de oorlog richtte vader Braet, teruggekeerd naar Nieuwpoort, een nieuwe Esperantoclub op. Mijn broer die de gevangenissen van de Nazi's in Frankrijk en het werkkamp in Duitsland overleefd had, organiseerde te Brugge Esperantocursussen voor jongeren. Toen hij in 1947 in Belgisch Kongo aankwam, waar hij gedurende 30 jaar onafgebroken in het onderwijs zou bedrijvig zijn, was een van zijn eerste bekommernissen een Esperantoclub oprichten waarbij ook de Kongolezen - en na 1960 Zaïrezen - zouden betrokken zijn. Aanvang van de 90er jaren, nadat alle poging om via ambassades, officiële organisaties, radio, TV, pers en noem maar op, vroegere Russische, Wit-Russische en Oekraïense lotgenoten op te sporen die met hem in het werkkamp in Duitsland waren terechtgekomen, mislukt waren, bleek het relatief eenvoudig om dankzij de Esperanto-contacten in de ex-USSR, het merendeel van de nog levende werkmakkers terug te vinden. Zo zie je maar weer.  Aan het eerste na-oorlogse internationale Esperanto-Congres dat in 1947 te Bern (Zwitserland) plaatsgreep,  nam ik samen met vader Braet deel, en ontmoette er o.m. het taalgenie Dr. Lapenna uit Joegoslavië waarnaar ook de auteur van dit boek verwijst. Uit ervaring kan ik slechts getuigen dat Esperanto in de praktijk haar enorm nut duidelijk heeft bewezen. Daarbij komt wat de auteur van voorliggend werk de interna ideo noemt. Want voor de schepper van het Esperanto, Dr. Zamenhof, betekende deze taal veel meer dan alleen maar de mogelijkheid te creëren om met andere volkeren, andere culturen in contact te komen. Aan het Esperanto  was en blijft m.i. een idee verbonden, een ziel, een humanistisch ideaal. Met mekaar kunnen spreken, mekaar kunnen begrijpen, mekaar dus beter leren kennen en misschien waarderen, kon en kan een basis vormen tot universele broederschap. Dat zoiets echter inderdaad tot soms idealistische, naïeve opvattingen kon en kan leiden, is het best te illustreren met de uitspraken van vader Braet daar waar hij overal verkondigde dat, eenmaal iedereen over de ganse wereld Esperanto zou spreken en schrijven, er geen oorlogen meer zouden kunnen ontstaan. Wie met taal begaan is, met taal creatief bezig is, weet hoe fundamenteel belangrijk het is zich begrijpbaar uit te drukken. Begrepen worden, in de zovele nuances die een moedertaal rijk is, via omzetting naar het Esperanto, is perfect mogelijk en tevens onomstotelijk in de praktijk bewezen. Dat weten alle linguïsten die o.m. het Esperanto, naast diverse andere talen, beheersen.  Nee, Esperanto is geen onbereikbaar, idealistisch gegeven, maar een actief na te streven doel. Dat het Masereelfonds, mede dankzij de publicatie van het m.i. uitstekend betoog van Fernández, actiever ideologische aandacht aan het Esperanto als maatschappelijke realiteit wil besteden, kan alleen maar hoopvol stemmen. Want "Das Prinzip Hoffnung", zoals de Duitse filosoof Ernst Bloch het formuleerde, is en blijft fundamenteel belangrijk voor de mens. Ik zou zeggen: het belangrijkste. Want zonder hoop kunnen wij niet leven."  (M.B., Brugge, april 1995)


1996

Mark Braet in een cartoon van Marec


12 januari 1996: Koninklijk Atheneum Brugge: deelname aan de "24-urenmarathon" met als thema "iets met taal". 


Vrijdag 19 januari: Gent: tentoonstelling hommage Jan Verwest: openingstoespraak


Op 27 januari viert het Masereelfonds in het Leuvense stadhuis zijn 25-jarig bestaan, met burgemeester Louis Tobback als gastheer. Gewezen voorzitter Toon Roosens en voorzitter Ludo Abicht belichten verleden en toekomst van het cultuurfonds.


Op 29 januari 1996 richt Mark een schrijven aan het Ministerie van Justitie (Bestuur van de Veiligheid van de Staat) ten einde inzage te vragen in zijn dossier bij de Veiligheid van de Staat. Deze aanvraag berust op een wet goedgekeurd in de loop van 1994 die inzage mogelijk maakt van een Belgische Staatsburger in een dergelijk dossier waarvan hij het bestaan kent of vermoedt. Op 2 februari ontvangt Mark een negatief antwoord: “(…) Ingevolge het voorafgaande dient uw verzoek te worden verworpen omdat enerzijds het belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van de Nationale veiligheid (art. 6 §1, 4° van de wet van 11 april 1994 betreffende de Openbaarheid van de Bestuur) en omdat anderzijds de consultatie van de gevraagde bestuurlijke documenten een inbreuk vormt op het privéleven van derde personen alsook op de verplichting tot geheimhouding ingesteld bij wet (art. 6 §2, 1° en 2° van genoemde wet).(…)

Op 26 februari richt hij een tweede schrijven aan het Ministerie van justitie en aan de Commissie voor de toegang tot bestuursdocumenten, met opnieuw een negatief antwoord tot gevolg. Later zou zijn vrouw Nèle een derde schrijven richten met steeds hetzelfde negatief antwoord tot gevolg.


Woensdag 7 februari 1996: bibliotheek Brugge (Foyer Biekorf): lezing door Mark Braet over het leven en werk van Nazim Hikmet

In 1995 is de uitgave "Mensenlandschappen" van Nazim Hikmet verschenen. In verband met deze uitgave zal Geert Van Istendael zeggen: "Het woord 'Communistisch" werd in het Westen al heel lang met sinistere bijbetekenissen beladen en dat is er de laatste vijf, zes jaar niet beter op geworden. We zouden wel eens kunnen vergeten dat dat woord voor tientallen miljoenen mensen hoop, bevrijding, strijd, emancipatie betekend heeft. Zo ook zag Nazim Hikmet het..."


Op 30 januari en 8 februari geeft Mark lezingen voor de Kring André Breton van de R.U.G. 


Op 16 maart vindt de jaarlijkse vergadering plaats van de vzw Spoetnik.


19 maart 1996: presentatie gedichtenbundel "Souterrain 135"


31 maart 1996: galerij De Queeste te Loker: tentoonstelling "GoetheBaüme" van Hans Eneman met poëtische vernissage "Herknoop het in de Herinnering" van Mark Braet. 


In het tijdschrift Agora van maart-april verschijnt een biografisch artikel over Mark Braet


9-15 april: Mark en Nèle gaan naar Barcelona


19 april: Mark verzorgt de inleiding van de tentoonstelling Filip Crul in Brugge


Op 25 april 1996 organiseren de Vrienden van de Biekorf vzw een poëzieavond in de A. Van Ackerzaal van de Biekorfbibliotheek. De twee Brugse dichters, Mark Braet en Marcus Cumberlege interviewen elkaar en lezen voor uit eigen werk.


foto 1 mei viering van Masereelfonds Brugge met Mark Braet als spreker


In het kader van de poëziezomer te Watou spreekt Mark op 11 augustus 1996 over Heinrich Heine. Hij werkt in die periode aan de vertaling van "Deutschland, ein Wintermärchen" (Duitsland, een wintersprookje).


"mededelingen van de A:.M:. :  (...) Op de COD dd. 25.03 heeft B:. Mark Braet gevraagd om van zijn functie als Redenaar ontheven te worden. Hij heeft hierbij de A:.M:. aan zijn woord willen houden in verband met de afspraken die bij het aantreden van de COD in december 1994 gemaakt werden. Ondanks het aandringen van alle Commissieleden om zijn mandaat uit te doen, is B:. Mark bij zijn standpunt gebleven. Het is dan ook met heel veel spijt in het hart dat wij B:. Mark met ingang van september 96 zijn functie van Redenaar zullen zien neerleggen. (...) Met BB:. groeten (...)"    (vrijmetselaarsloge Tanchelijn)


60 jaar na het begin van de Spaanse burgeroorlog schrijft Mark Schrijft een artikel voor het tijdschrift Agora over Federico García Lorca en de Spaanse burgeroorlog.

Op 7 september houdt Mark Braet in het kader van een "Spaanse avond" een voordracht over Federico Garcia Lorca en de Spaanse burgeroorlog. 


Mark Braet en Nèle Ghyssaert nemen deel aan het groot feest van de familie BRAET dat plaats vindt op 15 september 1996 te Deinze.  André Braet kondigt het resultaat aan van zijn studie over de familie Braet, namelijk de uitgave "De Braetroute".


Op 1 november grijpt in het Gravensteen te Gent de uitreiking van de Louis Paul Boonprijs 1996 plaats, alsook de oprichting en onthulling van  het 'Gedenkbeeld vermiste personen". Er is een poëziemanifestatie in het Gravensteen te Gent waarbij enkele dichters, waaronder Mark Braet, gedichten voorlezen. Ter gelegenheid van dit HAMNESTY project wordt een publicatie uitgegeven.


Op 13 november houdt Mark Braet een lezing over Nazim Hikmet. Nèle Ghyssaert leest poëzie voor.


Het Masereelfonds organiseert op 29 november 1996 het programma '60 jaar Spaanse burgeroorlog'.


1997

De nieuwe afdeling 'Masereelfonds Midden-Limburg' zet in het startprogramma het thema maatschappelijk engagement centraal. Op donderdag 30 januari komt ook Mark Braet aan bod.


Op zondag 2 februari spreekt Mark Braet over Nazim Hikmet in G.C. De Kriekelaar te Schaarbeek. Nèle leest gedichten.


Ter gelegenheid van 25 jaar Masereelfonds wordt op 14 februari 1997 een academische zitting gehouden in de Raadzaal van het Stadhuis van Brugge.    Filip Delmotte geeft een toespraak namens de kern van Brugse vrijwilligers.


Op vrijdag 21 maart verzorgt Mark Braet een lente poëzieavond in de Wellingstraat 103 te Beernem (organisatie Werkgroep Kunst en Kultuur).


Op 22 maart 1997 viert de vrijmetselaarsloge Tanchelijn haar 15-jarig bestaan.


Op 29 maart vindt een poëzieavond plaats, georganiseerd door het Oostends Literair Collectief Tegen-stellingen.


Op 5 april wordt te brugge een vluchtelingen-solidariteitsdag gehouden. Mark neemt deel aan het "poëtisch aperitief".


Op 15 april wordt in het Cultuurhuis 't Kasteeltje te Nieuwpoort op initiatief van Paul Top een literaire rondetafel over Kamiel Top georganiseerdMark geeft zijn medewerking (video uit het archief van Paul Top).


Mark is jurylid van de poëziewedstrijd voor jongeren van de Stad Damme. Op 3 mei 1997 om 11 uur vindt de prijsuitreiking plaats. 


Op 5 juli opent de tentoonstelling "Slaughterhouse5"  in Florenville met werk van Brugse kunstenaars. Nèle leest poëzie van Mark Braet in Franse vertaling.


Op zondag 27 juli verzorgt Mark Braet voor de vijfde maal een aperitiefvoordracht in het zomerse Watou. Hij heeft het over leven en werk van Bertolt Brecht. De voordracht wordt doorspekt met fragmenten uit werk van Brecht, gebracht door Nèle Ghyssaert.


Naar aanleiding van de 40ste verjaardag van het tijdschrift Vrede, organiseert de vzw Vrede (m.m.v. AMSAB) de tentoonstelling "Hoe koud was de vrede? 40 jaar inzet van de vredesbeweging in beeld". Voor de tentoonstelling is geput uit een waardevolle collectie van meer dan 2000 vredesaffiches. In het kader van deze tentoonstelling wordt in samenwerking met het Masereelfonds op 28 juli een praatcafé georganiseerd in het Vredeshuis te Gent.  Mark brengt er vredespoëzie.


Op 28 augustus houdt kunstcriticus Jaak Fontier in het Huis der Kunsten, en in samenwerking met het Masereelfonds, een voorstelling met dia-projectie over de eigentijdse kunst. Mark Braet verzorgt de inleiding.


Mark Braet en Nèle Ghyssaert huwen in intimiteit op 19 september 1997. 


30 september:  Mark verzorgt de inleiding bij de voorstelling van de nieuwe poëziebundel "De zee mijn liefste" van Frans Cornelis . 


2 oktober 1997: Voorstelling van de vertaling "Duitsland, een wintersprookje" door Mark Braet, naar aanleiding van de 200e verjaardag van de geboorte van de Duitse auteur Heinrich Heine.


Op 19 oktober neemt Mark deel aan het programma Leuven Literair. Hij leest enkele gedichten voor uit zijn vertaling "Duitsland, een wintersprookje" van Heinrich Heine.


Op 22 november is Mark in Het Internationaal Centrum te Brussel in het kader van een Poëtisch Aperitief.


1998

"Gelukkige verjaardag, mijnheer Brecht ! 1898-1998":

In het kader van de Malpertuis Maandagen houdt Mark Braet een voordracht over Bertolt Brecht in Oostende op 12 januari en op 19 januari in Tielt. Naar aanleiding van deze lezingen bij Theater Malpertuis wordt hij uitgenodigd om in de ochtend van 9 januari een gesprek te voeren in de Zuidkantstudio van de BRTN.

Mark Braet levert een bijdrage over Bertolt Brecht voor "Muziek & Woord", voor het tijdschrift Agora, alsook voor het tijdschrift "Vrede".

Het Masereelfonds organiseert ism het "Collectief Brecht", van 6 tot 15 februari, in Het volkshuis te Sint-Niklaas een hommage aan Bertolt Brecht (1898-1956) met onder meer Mark Braet.

De vzw "Vandaag & Morgen" organiseert op 24 april 1998 in de stadsbibliotheek van Oostende een avond over Bertolt Brecht met Mark Braet.

Mark Braet verzorgt op 30 mei een Brechtavond georganiseerd door het "Collectief Brecht", met optreden van het Brussels Brecht-Eislerkoor. 

Op zondag 8 november houdt Mark n.a.v. 100 jaar Bertolt Brecht in het Huis der Kunsten te Brugge een aperitiefbabbel over deze schrijver.

Op dinsdag 10 november verzorgt Mark in Elcker-Ik te Ledeberg de inleiding voor het stuk "Mutter Courage und ihre Kinder" (organisatie Masereelfonds).


Ook de Spaanse dichter Federico García Lorca zou 100 jaar oud geworden zijn:

Op 9 januari staat Mark om 20.30u op de programmatie in de reeks "smakend woord" van vzw Respiro Dell'Arte te Kortrijk. Hij schetst enkele mijlpalen en markantste ogenblikken in het leven van de Spaanse dichter. Nèle leest gedichten voor.

Op 12 februari organiseren  de Vrienden van de Biekorf Bibliotheek een voordracht over Federico García Lorca met Mark Braet.

Op 19 september organiseert het August Vermeylenfonds een Latijnse avond te Handzame met onder andere poëzie van Federico  García Lorca gebracht door Mark Braet.

Op 14 oktober houdt Mark over de Spaanse dichter een door het Frans Masereelfonds georganiseerde voordracht in het Huis der Kunsten.


Mark Braet neemt eervol ontslag als federaal voorzitter van Spoetnik vzw ingaande vanaf de algemene vergadering te Brugge op 14 maart 1998. Hij wordt voorgedragen als erevoorzitter van de vereniging voor zijn jarenlange inzet in Spoetnik, maar evenzeer in de Belgo-Sovjetse Vereniging, in de vereniging België-USSR en in de andere verenigingen die betrekkingen hadden met de landen van het socialisme.


Op 14 maart 1998 vindt de proclamatie plaats van de poëziewedstrijd van de stad Oostende met als thema "Stad in reflectie". De juryleden zijn Maja Panajotova, Mark Braet, Frank Decerf, Geert Van Istendael, Mark Meekers, Tony Rombouts, Simon Vinkenoog en schepen van Cultuur Geert Lambrecht die het beraad voorzit. Er verschijnt bij deze gelegenheid een kunstbrochure met de geselecteerde gedichten alsook kunstfotografie van Robert Vollekindt.


Van 21 tot 27 maart reizen Mark en Nèle naar Malaga, Córdoba en Granada.


Op 27 maart houdt Mark Braet, net terug uit Málaga, een lezing over zijn jeugdvriend Kamiel Top in het kader van een herdenkingsavond georganiseerd door de dienst Cultuur De Panne.


De Brugse foto- en diakring Bryggja viert zijn eerste lustrum  met het project Beeldtaal. Er wordt een experimenteel verbond aangegaan tussen fotografie en taal. Ook Mark Braet neemt aan dit project deel.  Op 30 april vindt de opening van de tentoonstelling plaats in het Provinciaal Hof te Brugge.


Op 2 mei gaat de proclamatie, de feestelijke slotavond en de openstelling van de tentoonstelling n.a.v. de provinciale jeugdwedstrijd "Valkaartprijs 1998" door in de theaterzaal van De Valkaart te Oostkamp. Mark Braet is een van de juryleden.


Oproep van Bagdad:

Van 5 tot 11 mei 1998 Neemt Mark Braet deel aan een delegatie te Bagdad (Irak), samen met zijn vrouw Nèle Ghyssaert, Rik Bevernage, Willy Meyvaert, Jan Vernieuwe, en een afvaardiging uit Frankrijk en de USA.

"Op 10 mei 1998 zijn Amerikaanse, Franse en Belgische delegaties samengesteld uit persoonlijkheden, verantwoordelijken van verenigingen en syndicale organisaties, te Bagdad (Irak) bijeengekomen, in aanwezigheid van Ramsey Clark, oud-staatssecretaris van justitie van de Verenigde Staten van Amerika. Na de blijvende lijdensweg van het Iraakse volk te hebben vastgesteld, alsook de tragische gevolgen van het embargo ten opzichte van de gezondheidszorg en op sociaal, economisch en cultureel vlak, richten zij een oproep tot de wereldopinie, om een einde te stellen aan de sancties die vooral kinderen uit minder-begoede milieus treffen en naar de dood leiden. Het embargo is een onrechtvaardigheid, een daad van geweld, een oorlogsdaad die indruist tegen een duurzame vrede in het Midden-Oosten en de stabiliteit op wereldvlak bedreigt. De delegaties besluiten permanente contacten tot stand te brengen en hun inspanningen op te voeren ten opzichte van de veiligheidsraad van de Verenigde Naties en hun respectievelijke regeringen. Ze besluiten tevens een Internationaal Tribunaal samen te roepen om over het embargo een vonnis te vellen, wat de volkeren van de wereld in de mogelijkheid zou stellen hun stem te laten horen." Namens de Belgische delegatie: Bevernage Rik, Braet Mark, Ghyssaert Nèle, Meyvaert Willy en Vernieuwe Jan." 

(verschenen in Vrede nr 332, juli-augustus 1998, blz. 23)

Op 16 mei brengt Mark eigen werk alsook poëzie van Heinrich Heine, Federico García Lorca, Bertolt Brecht, Pablo Neruda en Nazim Hikmet in JH 't Ulekot te Herzele.


Op 70 juni draagt hij voor uit eigen werk in het Vrijzinnig Ontmoetingscentrum van Brugge.


Op 1 augustus geeft Mark een poëzievoorstelling in Kunsthandel Litera-Este te Oostende.


In augustus neemt hij deel aan de Kunsthappening A(rt)ssenede 1998.


Van 27 augustus tot 3 september reist Mark naar Tripoli op uitnodiging van de mensenrechtenorganisatie Nord-Sud XXI.


Op 5 september 1998 grijpt de viering plaats van het 25jarig statutaire bestaan van de vriendschaps- en samenwerkingsvereniging België-USSR afdeling Kortrijk. De vereniging wordt op het Kortrijkse stadhuis ontvangen door een afvaardiging van het schepencollege. Ook vertegenwoordigers van ambassades en consulaten uit de Russische Federatie, Oekraïne, Belarus en Oezbekistan zijn present.


Amsab vzw en Masereelfonds vzw nemen het initiatief om hulde te brengen aan Pierre De Geyter, de componist van de Internationale. Er wordt naar aanleiding van zijn 150ste verjaardag een tentoonstelling op touw gezet en een boek uitgegeven. Op 23 december is er een geleid bezoek aan de tentoonstelling door Werner Vandenabeele alsook een gevarieerd avondprogramma met Joost Vandommele, Mong Rosseel, Mark Braet, Ambrozijn en Jan Debrouwere.


1999

Historische achtergrond:

Ter gelegenheid van 50 jaar Navo worden wereldwijd conferenties georganiseerd. Tegelijk zet de Navo van 23 maart tot 10 juni 1999 de operatie 'Allied Force' op tegen de federale republiek Yoegoslavië. Talrijke organisaties verzetten zich hevig tegen deze Kosovo oorlog. Mark Braet participeert aan verschillende manifestaties.

Ook de in 1949 opgerichte Belgische vredesbeweging viert in 1999 haar 50ste levensjaar. 


In Parijs vindt op 23 februari 1999 een bijeenkomst plaats ter voorbereiding van de herdenking van Pablo Neruda in  2004.


In februari wordt het project Beeldtaal, dat het voorbije jaar in Brugge is tentoongesteld, nu tentoongesteld in het Centrum voor Amateurkunsten te Brussel.


Het is het 200ste geboortejaar van de Russische dichter Aleksandr Poesjkin. Ook bij Spoetnik vzw, waarvan Mark Braet als medestichter nu erevoorzitter is geworden, staan de activiteiten in 1999 in het teken van het Poesjkin jaar.


Op 13 maart 1999 houdt Mark Braet voor het Vermeylenfonds een voordracht over de Spaanse dichter Antonio Machado.  In 1939 stierf Antonio Machado nadat hij in ballingschap de Franse grens was overgestoken. 1999 is hiermee ook het 60ste herdenkingsjaar van de "retirada", de dramatische uittocht van meer dan 450000 Spanjaarden die plaats vond tussen 27 januari en 9 februari 1939.


Van 27 maart tot 4 april reizen Mark en Nèle naar Madrid. Ze bezoeken Salamanca en Ávila.


Op 27 april spreekt Mark over Pablo Neruda in de Gato Negro te Torhout. Nèle leest poëzie voor. 


Op 14 mei neemt Mark het woord op een colloquium in Parijs over internationale solidariteit.


Mark Braet draagt in oktober een gedicht op aan de net overleden grote Spaanse dichter Rafael Alberti.


Mark Braet is te gast op de pre-hommage voor Frederik Lucien De Laere op 21 november 1999 in de Kelk te Brugge .

"(...)  En wat nu dat duizendpotig wezen betreft dat 'dichter' heet: het registreert via z'n persoonlijk bewustzijn of/en via z'n onderbewustzijn, en deze registraties legt de dichter vast via de taal, in strukturen die sommigen bevreemdend kunnen overkomen, in metaforen die op het eerste zicht onduidelijk of extravagant kunnen lijken, maar die, als ze vanuit een wezenlijke authenticiteit zijn geschreven, zich  vroeg of laat in het leven zullen integreren. (...)"           (Mark Braet)


"De Vrienden van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (SOMA)" organiseren een wedstrijd die beoogt een zo groot mogelijk aantal oorlogstekeningen of -schetsen te verzamelen. Op 2 december gebeurt de bekendmaking van de winnaar. Mark Braet is een van de juryleden.


2000

In het kader van het project "Latijns-Amerikaanse literatuur: inspiratie en passie" georganiseerd door het Masereelfonds en SAGO, worden op een aperitiefbabbel op 16 januari Mark Braet en Willy Spillebeen bevraagd over de invloed van Latijns-Amerikaanse literatuur op het literair en politiek-maatschappelijk engagement.


Op 25 februari 2000 houdt Mark Braet een lezing in een reeks seminaries georganiseerd door DACOB over intellectuelen, literatuur, kunstenaars en communisme in België. Hij getuigt over inzet en groeiende bewustwording, verzet, oorlog, over zijn ja-woord aan de KPB en over de verhouding tussen zijn communist zijn en zijn poëtisch oeuvre.


Op 18 maart 2000 vindt de proclamatie plaats van de poëziewedstrijd van de stad Oostende. Mark Braet is een van de juryleden. 


Op 26 maart neemt Spoetnik Gent deel aan de organisatie van een ontbijtdebat over de communisten en de val van de muur in 't Volkshuis. Journalist Mark Peirs is moderator. De sprekers zijn Mark Braet, professor Ruddy Doom, en schooldirectrice Chantal de Smet. 


Elke vrijdagavond van 24 maart tot 16 juni wordt, ter gelegenheid van de weekends 'Damme binnenste buiten' 2000, een Romantisch diner bij kaarslicht georganiseerd in het stadhuis van Damme. Op 14 april is het de beurt aan Mark om poëzie te brengen tijdens het aperitief.


Voorbereiding Nerudajaar in 2004:

Mark Braet sticht samen met het Masereelfonds de vzw “2004 Pablo Neruda 100”. Deze vereniging heeft als doel een groots opgezette internationale herdenking te organiseren naar aanloop van de 100ste verjaardag van de bekende Chileense dichter Pablo Neruda in 2004. 

Hij richt ter ere van Pablo Neruda een groot internationaal erecomité op . 

Er wordt een driemaandelijkse nieuwsbrief gepubliceerd. Het eerste nummer van "ISLA NEGRA" zal verschijnen eind 2001 en het laatste nummer eind 2004.   De nieuwsbrief zal worden verstuurd naar openbare bibliotheken, culturele centra in Vlaanderen , Schepenen voor Cultuur van belangrijke steden, leden van het internationaal erecomité, literaire organisaties en leden van de stuurgroep van het Masereelfonds. 

Hij voorziet vanaf 2001 allerlei culturele projecten. Zo contacteert hij, in het kader van de wereldwijde herdenking van het geboortejaar van Neruda, ' Pablo Neruda 100' de fotograaf Yvon Poncelet om naar Chili te reizen en er een reportage te maken van de drie huizen van Nobelprijswinnaar Pablo Neruda. Hij programmeert een tentoonstelling plastische kunsten door 5 Chileense kunstenaars aangevuld door 5 Vlaamse kunstenaars, en een tentoonstelling over boeken van en over Pablo Neruda in diverse taalgebieden. Hij denkt tevens aan een opvoering van het enige door Pablo Neruda geschreven theaterstuk. 

Van 6 mei tot 19 mei 2000 reizen Mark en Nèle naar Chili. Zij brengen er onder meer een bezoek aan Volodia Teitelboim, biograaf van Neruda, en aan de 3 huizen van Pablo Neruda. De voorzitter van de "Fundación Pablo Neruda, Santiago de Chile" wordt lid van het erecomité . Zij bezoeken bij deze gelegenheid ook een retrospectieve van de belangrijke Chileense schilder Roberto Matta.  


Het driemaandelijks tijdschrift Brugge die Schone heeft 20 jaargangen achter de rug. Ter gelegenheid hiervan brengt het bestuur van de VZW Brugge die Scone op 12 juli alle medewerkers samen in het ontmoetingscentrum van de KBC bank in de Steenstraat 40 te Brugge. Ook Mark is bij de genodigden.


Het Rodenbachfonds organiseert van 28 juli tot en met 9 augustus 2000 een vormingsproject over Baskenland, met een tentoonstelling en een lezingenreeks. Op 3 augustus is Mark aan de beurt met de lezing "Gernika".


Mark Braet en Eddy Van Acker getuigen op 27 augustus voor de organisatie "Brugse Jongeren Tegen Racisme" in de Zandberg te Assebroek over het verzet tegen de nazi's tijdens WOII.


Op 8 oktober 2000 worden Belgische lokale verkiezingen gehouden. Mark Braet is kandidaat op de lijst Agalev voor Brugge .   

"Als onafhankelijke progressieve Bruggeling op de Agalev-lijst wil ik samen met Agalev werken aan een open cultuurbeleid met visie dat verder denkt dan 2002." (Mark Braet) 


Op 31 oktober verzorgt Mark een poëzie-avond in de Valkaart te Oostkamp.


Op 7 november geeft Mark een lezing over Nazim Hikmet in het Elzenhof te Elsene, dit op uitnodiging van Masereelfonds-Elsene.


Mark en Nèle vertrekken op 9 september naar Lissabon. De terugreis vindt plaats op 16 september.


Van 20 tot 26 november 2000 reizen Mark en Nèle naar Barcelona.


2001

Van 8 tot 15 september reizen Mark en Nèle naar Madrid. Ze bezoeken tevens Toledo en Segovia.


Het Wereldcentrum organiseert van 6 tot en met 19 oktober in het Provinciaal Hof te Brugge een tentoonstelling met hedendaagse Ecuadoriaanse kunst. In het kader hiervan wordt onder meer een poëzieavond georganiseerd; op 13 oktober brengen Peter Verhelst en Mark Braet eigen poëzie, afgewisseld met gedichten uit Cuenca.


Op 30 november vindt in Brugge de jaarlijkse receptie van Spoetnik vzw plaats. Erevoorzitter Mark Braet en Schepen van Cultuur Yves Roose openen de geschenkenbeurs.


2002

Vrijmetselaarsloge Tanchelijn viert haar 20-jarig bestaan. Er verschijnt bij deze gelegenheid een speciale uitgave.


Mark houdt op 23 februari een lezing over Rafael Alberti voor het Vermeylenfonds.


Op 13 februari vertelt Mark in het Studentenhuis de Brug te Gent over zijn oorlogsjaren in Brugge en ook over de hedendaagse samenleving en het engagement van jongeren.


De Volkshogeschool organiseert op 16 maart 2002 i.s.m. Masereelfonds Brugge een stadswandeling over Brugge tijdens de bezetting. Mark Braet stippelt deze uit en vertelt waar de kandidaat-partisanen lessen kregen in het hanteren van wapens, waar het sluikblad "Het Brugsche Vrije" werd gedrukt, over rantsoeneringszegels, het hoofdkwartier van de Gestapo, de DVLAG, enz ... .

 

Mark Braet op de foto in Escaladei op 1 mei 2002 

Mark Braet gefotografeerd door Michel Vanneuville


Op 20 juli 2002 organiseert het Masereelfonds Brugge i.s.m. de Volkshogeschool een stadswandeling o.l.v. Mark Braet met als thema "Brugge tijdens de bezetting".


Op  10 november 2002 wordt  "Taalspoor", de laatste poëziebundel  van Mark Braet, uitgegeven bij uitgeverij De Beuk te Amsterdam, voorgesteld in huis Perez de Malvenda te Brugge. Onder meer Jos Joosten houdt er een toespraak. 


                

2003

Op 6 februari 2003 om 21:00 u overlijdt Mark op 77-jarige leeftijd aan de gevolgen van een herseninfarct.  

foto grafsteen Mark Braet

De activiteiten rond de Pablo Neruda herdenking worden verdergezet.


In memoriam Mark Braet:

In maart 2003 verschijnt het Kruispunt tijdschrift nr 192 volledig gewijd aan Mark Braet  (samenstelling Jan van der Hoeven en John Heuzel).


In 2008 creëert het Masereelfonds de "Poëziewedstrijd Mark Braet".


In 2020 brengt de hoofdredacteur Dmytro Drozdovskyi (Дмитро Дроздовський) van het Oekraïense literaire tijdschrift Vsesvit (Всесвіт) een eerbetoon aan Mark Braet door het organiseren van een vertaling en het op muziek zetten van gedichten van Mark Braet.


" Intussen heeft Mark Braet, met zijn geheel eigen weemoedig en precieus accent, zijn dromerig timbre en zijn innemende spontaneïteit een heel mooie, rode anjer van liefde in het knoopsgat van de Vlaamse letteren gestoken. "         

(Jan van der Hoeven. VWS-cahiers, jg 21, nr 3, 1986)