Mark Braet

7 juli 1925 - 6 februari 2003

geëngageerde dichter vertaler, essayist, activist en pacifist

contact - copyright: Nèle Ghyssaert

publicaties secundaire bibliografie

recensies


Jan BAES:

recensie over "Herknoop het in de herinnering" in LeesID nr 10, december 1995. Blz 795


J. BARENTSEN ( In NED. BIBLIOTHEEK – EN LEKTUUR CENTRUM, oktober 1986):

“De poëzie van Mark Braet is altijd sterk geëngageerd geweest. Dat de Tweede Wereldoorlog diep heeft ingegrepen in zijn leven en werk, is ook in deze bundel ‘Verdriet waarop men danst’ (1986) weer merkbaar, waarin o.a. gedichten staan als hommage aan haar die in 1944 in Auschwitz omkwam. De poëzie van Braet is helder en rechtstreeks, maar heeft verschillende dieptelagen die eerst na herhaald lezen vrij lijken te komen. Het soms sterk muzikale ritme en de herhaling van zinnen is daardoor wel een s bedrieglijk. Braet publiceerde tot nu toe een tiental dichtbundels en is, naast zijn dichterschap, in België vooral ook bekend als mede-oprichter van het lit. Tijdschrift ‘Kruispunt’ (1959) en kenner van het werk van Pablo Neruda wiens poëzie hij ook vertaalde.

Misschien dat via deze bundel de poëzie van Braet ook in Nederland bekendheid zal krijgen want hij is beslist een dichter die de moeite waard is.”


BELGISCHE NATIONALE RADIO-OMROEP - BRUSSEL:

    • “...De gedichten van deze jonge, hedendaagse Vlaamse dichter getuigen vooral van een eigen aanvoelen. Er spreekt een persoonlijk accent uit zijn verzen hetwelk hem tot één der grote beloften maakt voor de toekomst...” (28.03.1951)

    • “...vanuit een kritische doch liefdevolle houding tegenover de mens schrijft de dichter zijn meestal korte en sobere verzen...” (Bij de poëziebundel "BAGATELLEN" uit 1952)

    • “...zijn geestdrift voor een betere mensheid inspireerde deze jonge Vlaamse dichter ontroerende verzen...” (Bij de poëziebundel "TUSSEN GISTEREN EN VANDAAG" uit 1955)


Rein BLOEM:

“Met Dolf Verspoors uitstekende vertaling van ‘De toppen van Macchu Picchu’ (1972) en de Belgische dito door Mark Braet van ‘Dat de houthakker ontwake (1973) is dan tenminste een deel van Neruda in het Nederlands bereikbaar”.


François BONI:

over "Een Voltooide Zomer" in Kruispunt-Sumier XV, 1976


Fernand BONNEURE (Bij de poëziebundel van MB "Afscheid nemen" uit 1965):

“Marc Braet is een even oprecht als zeldzaam idealist... Afscheid nemen is zijn gaafste en best geslaagde bundel. De dichter staat erin met al de facetten van zijn persoonlijkheid: opstandigheid en tederheid, levensaanvaarding en evasiedrang.”


Louis Paul BOON :

    • "...Moesten wij tot dezen behoren die de kunst als een spel aanzien, dan zouden we van Marc M. Braet zeggen dat hij zijn onderwerpen zoekt in de dingen die betrekking hebben met de oorlog en de weerstand de democratie en het geloof in de toekomst. Doch Braet weet dat kunst NIET een spel is, doch een getuigenis. Hij weet dat men geen onderwerpen "zoekt", doch dat men van een onderwerp zal doordrongen, zal doorhuiverd zijn..."

    • "...dat het Braet gelukt is zicht op eigen wijze te uiten , getuigt voor zijn sterkte, getuigt voor het eigen aanvoelen. De vrijheid is niet voor hem een dood woord, een toevallig motief, het is een essentiële levensvoorwaarde waarvan hij getuigt." (Bij de debuutbundel "ACHTTIEN STAPPEN IN DE STORM" uit 1950)

    • “...Voor Mark Braet heb ik steeds bewondering gevoeld, omdat hij erin slagen kon, politieke gedichten te schrijven, die boven de politieke gedachte uitstegen en als echte en waarachtige kunst mogen beschouwd. Iets zoals Guido Gezelle die eveneens boven zijn pastoorschap uitsteeg en een onzer grootste dichters werd.” (‘Vooruit’, 22/12/1975)


BURGERSWELZIJN (1967):

artikel over Ik leg mijn hand op Spanje


Guy COMMERMAN :

"(...) zelden kreeg ik in de Nederlandstalige poëzie (om maar te zwijgen over de Vlaamse) zulk geschenk van oprechte tederheid, doorvoelde betrokkenheid, "uit- en onuitspreekbaar als doorzichtig licht, pijn die niemand hoorde" (waarom ook?), "zon die men verzon". (...)" (in Gierik, 5de jrg nr. 1, juni 1987, bij de poëziebundel "Verdriet waarop men danst")


Frans CORNELIS (In: "Ons Brussel", maandblad van de Vlaamse club voor kunsten, wetenschappen en letteren, tweede jaargang, maart 1981, nr. 3. Blz 18) :

"Mark Braet, de dichter van de liefde, het verdriet en de weemoed"


CRASSUS (Bart Vonck):


Johan DAISNE:


Johan DEBRUYNE:

artikels nav verschijnen van poëziebundel "Brugge een zomersprookje" (1993)


Bert DECORTE:

“...Er spreekt een persoonlijk accent uit dat men helaas maar al te dikwijls bij jonge dichters mist...”


Raf DEKNOCK (1967):

studie over Ik leg mijn hand op Spanje


André DEMEDS (Radio-omroep Kortrijk, 1958) :

“Wij zijn ervan overtuigd dat sommige eksperimentele dichters die erin slagen sensatie te maken rond hun naam, veel minder betekenis hebben dan de bescheiden Braet .”


DE MERIDIAAN (Bij de poëziebundel "Bagatellen" uit 1952) :

“...de gedichten van Braet treffen door hun schrijnende ondertoon en hun persoonlijk accent waardoor zij onmiddellijk te herkennen zijn...”


Brigitta DE MULDER (In LEKTUURGIDS , november 1986):.

“...’Verdriet waarop men danst’: onmiskenbaar een werk van essentiële en autonome kwaliteit! Braet schildert boeiende poëzie, zonder ballast, doorspekt met exotische klankrijkdom en originaliteit. Een niet zo eenvoudige maar hartstochtelijke dichtbundel. In fascinerende, sterk gestructureerde verzen komen leven en dood aan bod, motieven die de sleutel bevatten tot het begrijpen van dit werk. Parel in deze bundel vormt de triptiek ‘Sulamith’, naam ontleend aan het gedicht ‘Todesfuge’ van Paul Celan."


DE PERISCOOP:

    • “...met dit nieuw bundeltje bevestigt Braet het talent dat reeds in zijn eerste werk tot uiting kwam. Braet schrijft bij voorkeur korte, zakelijke gedichten, waaruit echter nu en dan een ontroerende kreet of een bittere aanklacht opklinkt. Roals Richard Minne verbergt hij zijn gevoelens achter zijn sarcasme en zijn spot...” (Bij de poëziebundel "BAGATELLEN" uit 1952)

    • “Wij zijn blij met deze bundel" want "aan dergelijke mensen en dichters hebben wij een schrijnende nood. Waar Braet zijn diepste drang en zijn verheven zelf- en mensbetrachten poëtisch te valoriseren weet, is hij dan ook zóveel rijker en ons noodzakelijker dan de modieuze dichter-cynicus of de dichter-noteermachine.” (Bij de poëziebundel "AFSCHEID NEMEN" uit 1965)


DE RODE VAAN :


F. DE VLEESCHOUWER:

B.N.R.O. studio Kortrijk Boekenschouw (1952) over "Achttien stappen in de storm"


Paul DE WISPELAERE (boekbespreking opname 11 april 1962) :

“Bij "Marnix" te Gent en "Pegasus" te Amsterdam verscheen weer een nieuwe bundel van de Brugse dichter Marc BRAET, onder de titel "Alles 1 wereld". De chaotische tijd waarin de dichter leeft, de complexe gebeurtenissen en wereldsituaties die hem beroeren: oorlogen, opstanden, onrecht, nederlaag, lijden, tot aan de persoonlijke ervaringen van liefde en leed, dit alles vormt voor hem inderdaad één bewustzijnswereld waaraan hij in zijn poëzie gestalte wil geven. De uiteenlopende aard van de thema's leidt dan vanzelf tot een verscheidenheid van poëzie. Het sociaal en politiek-humanitair idealisme wordt uitgedrukt in gevoelige balladenvormen, zoals "Er rijdt een trein met Joden door uw hart" en "De Algerijnse jongen". In zijn momenten van meer persoonlijke lyriek daarentegen, schrijft Marc Braet een subtiele poëzie met experimentele inslag en aandacht voor het raadsel van het woord:

"Maar de vogels

mijn woorden

zij ontvliegen me

zij hebben hun eigen nest."


DIETSE WARANDE (Bij de poëziebundel "Bagatellen" uit 1952):

“...zijn gedichten zijn eenvoudig en direct... ...zijn belangstelling gaat bij voorkeur naar de schamelen en vertrapten, met een mengeling van vertedering en mannelijke hardheid...”


Pierre DYSERINCK:


Willem ELSSCHOT (Bij de debuutbundel "Achttien stappen in de storm" uit 1950) :

“...Aan zijn woede en verontwaardiging over het onheil dat zinloze oorlogen ons periodiek brengen, geeft deze jonge dichter uiting met de knapheid van een meester...”


Jaak FONTIER:

    • "De Nieuwpoortenaar Marc Braet verscheen onder ons in weinig bemoedigende omstandigheden: zijn woning werd in Mei van het oorlogsjaar 1940 door bommen vernietigd en noodgedwongen kwam de familie te Brugge huisvesting zoeken. En toch, als wij, zijn medeleerlingen, een ogenblik aan hem terugdenken, dan herinneren we ons zijn onschokbaar levensoptimisme als zijn markantste karaktertrek. Het is in onze stad, waar hij tot het einde van de Tweede Wereldoorlog verblijven zou, dat hij zichzelf zou worden. Eerst studeerde hij aan de Rijksmiddelbare School. Naar zijn eigen woorden was de invloed van leraar Jan Schepens doorslaggevend: "Jan Schepens, die me om zo te zeggen op het 'dichterspad' bracht". Na de R.M.S. volgde Marc Braet de lessen aan het Atheneum tot het einde van de oorlog in ons land. Het was na die blijde September van het jaar 1944 dat het plan, een schooltijdschrift op te richten, vastere vorm kreeg. Na veel moeilijkheden en ontgoochelingen slaagden enkele leerlingen van de moderne afdelingen er in, een blaadje "Studentenstem" geheten, te laten verschijnen. Het was nog een onooglijk, gestencild schoolblad, een versmelting van twee vroegere, nog schameler orgaantjes. Marc, die intussen naar Nieuwpoort was teruggekeerd, stuurde ons verder hoogstaande bijdragen en, toen het huidige blad "Het Belfort" zich uit "De Studentenstem" ontwikkelde, bleef hij nog geruime tijd medewerken.

Reeds in die tijd behandelde hij bij voorkeur die onderwerpen, die hij in zijn "Achttien Stappen in de Storm" op sublieme wijze heeft uitgediept: de oorlog en de weerstand, de demokratie en het geloof in de toekomst." (in "Het Belfort", Kon. Atheneum Brugge, Mei 1951, 6de jg. nr.9)


Raymond HERREMAN (Bij de poëziebundel "Liefde mijn huis" uit 1958) :

“De nieuwe bundel van M. Braet is mij een dubbele verrassing geweest. Verrassing vooreerst om de kwaliteit van de verzen .”


HET LAATSTE NIEUWS :

    • “...de belangstelling die hij geniet, en de lof die hem werd toegezwaaid, zijn ten volle verantwoord. In Braet heeft men immers een talent ontdekt, dat het ongetwijfeld ver kan brengen...” (Bij de debuutbundel "ACHTTIEN STAPPEN IN DE STORM in 1950)

    • recensie "Van de vuurrode bloem", 1980


HET VOLK :

  • “...deze nieuwe bundel van Braet bewijst opnieuw het poëtisch talent van de dichter, die zo eenvoudig en toch zo vormgaaf enige zeer schone verzen schenkt. Braet is stellig een persoonlijkheid en hem kan niet verweten worden de kunst van een ander af te kijken...” (Bij de poëziebundel "Bagatellen" uit 1952)

  • recensie over "Ik ben bedroefd maar niet wanhopig", 14 november 1994


Frank JACOBS (RV 26 juni-3 juli 1975):

recensie bij verschijning van "Een Voltooide Zomer"


Henri-Floris JESPERS (in DIOGENES, 4de jrg nr. 3, 1987) :

recensie "Verdriet waarop men danst"


Jos JOOSTEN

Uit: ‘DICHTER OP EEN HOGERE UITKIJK (Over het poëtisch oeuvre van Mark Braet). Bewerking van de doctoraalscriptie waarop de auteur in 1989 afstudeerde aan de Universiteit van Nijmegen:

“(Mark BRAET) een Vijftiger van ver na de vijftiger jaren. Een Zuideuropees dichter in het noorden... Een ik-dichter met toch steeds zorg om het collectief...Een zeer gecompliceerde persoon, met een afwisselend universeel oeuvre...”


Hubert LAMPO (Bij de debuutbundel "Achttien stappen in de storm" uit 1950) :

“...enkele verzen die getuigen van een sterk gevoel en een pregnante verwoordingskracht ”


Emmanuel LAUREYS (Bij de debuutbundel "Achttien stappen in de storm" uit 1950) :

“...Het is een feit dat geen enkel gedicht van de Weerstand, hoe dramatisch de inhoud er ook van weze, een pessimistische ondertoon heeft: allen dragen het brandmerk van een zegevierende vrijheidsgedachte. Dat kan natuurlijk niet anders, want het Verzet, de Weerstand, kon alleen tot stand komen met het rotsvast geloof in de uiteindelijke overwinning van Recht en Vrijheid.

Marc M. Braet is een van de zeldzame dichters van het Verzet in Vlaanderen; en ook bij hem, klinkt juichend van zekerheid, over vergoten bloed en geofferd leven, die voortdurende blijde roep van de Vrijheid en het Recht...”


Hector-Jan LOREIS (In DIOGENES 01, 1991) :

recensie over "Als de stroop van de scholen nog aan de vingers kleeft" van Jean De Boschère (keuze, vertaling en nawoord: Mark Braet)


"Op het Kruispunt" nr 168, maart 1997:

recensies over "Spanje in het hart" van Pablo Neruda (ver. Mark Braet & Bart Vonck) en "Verdriet waarop men danst" (uitg. Pablo Nerudafonds, 1986) door Mark Braet


Leo PICARD (uit brief dd 22 februari 1962) :

“...mag ik U verzoeken hem (M.B.) te zeggen hoe ik met grote vreugde kennis heb gemaakt met zijn gedichten (Alles I wereld). Er blijkt weer eens uit hoe een diep poëtisch gevoel de stem van een goed beredeneerde overtuiging geenszins dient te verstommen. Alleen door vereniging van beiden kan men immers het hoogste bereiken.”


Anne PROVOOST:

recensie nav "Ik ben bedroefd maar niet wanhopig" in Brugsch Handelsblad, 23 december 1994


Willem M. ROGGEMAN (1967):

artikel over Ik leg mijn hand op Spanje


Peter ROOSE:

recensie over "Ik ben bedroefd maar niet wanhopig" in Het Nieuwsblad, 16 november 1994


Jan SCHEPENS:

“Het is bijna tien jaren geleden, dat ik de eerste gedichten van Marcel te lezen kreeg. Hij kwam uit Nieuwpoort als leerling van Karel Jonckheere en werd daarna de mijne. Nu volgt hij ZIJN weg; moge die hem ver leiden!”


Katholiek Cultureel Tijdschrift STREVEN (December 1951):

“...Deze bundel is gegroeid uit de partizanenstrijd en is een van de weinige die we kennen, uit deze kring, waar het menselijke, de diepe toon der ervaring en het persoonlijke het hebben gewonnen van het programmatische...”


Bert VAN AERSCHOT:

recensie "Alles 1 wereld"


E.H. Remi VAN DE MOORTELE :

    • “Marc Braet is de begaafde dichter die in zijn nieuwe bundel een reeds gevestigde naam eer aandoet. Eenvoudig en knap, zakelijk en toch speels, zijn deze gedichten geschreven in een geheel eigen trant en toon”. (Bij de poëziebundel "TUSSEN GISTEREN EN VANDAAG" uit 1955)

    • “...het heeft ons getroffen dat zijn aardse lied zo vol is van vertrouwen in de toekomst. Waar een ganse generatie geen uitweg meer ziet en dreigt in wanhoop ten onderen te gaan, staat Braet tussen ons als de idealist, die zich verzet tegen alle pessimisme en de droom van een aards geluk najaagt...Zijn verzen hebben de vaste gang van de mannelijke stap. Hun beeldspraak is uiterst sober...” (Bij de poëziebundel "VARIATIES OP EEN GEGEVEN THEMA" uit 1956)


Jan VAN DER HOEVEN :

  • 1975:

“...ademen deze bundels bijna allen in een klimaat van verdriet en weemoed, waar een tragisch eenzaamheidsgevoel en een onlesbare dorst naar liefde soms op schampere, soms op overgevoelige toon er de emotionele weersgesteldheid bepalen. Nogal onverschillig tegenover de literair-historische problematiek is de schriftuur van Mark Braet de spontaneïteit zelf, naar het aloude recept van poëzie als directe verwoording van emoties. De authenticiteit van het accent dat de welluidende mineurtoon van zijn vers beheerst, gepaard aan de ongedwongen en kleurrijke beeldspraak, verlenen aan zijn vers dat aparte parfum dat hij wint in zijn ‘vlakte van liefde’.

Gekneld tussen oorlog en vrede, tussen liefde en dood, heeft Mark Braet zich vrijgezongen in talloze gedichten die onze literatuur blijvend hebben verrijkt”.


Paul VANDERSCHAEGHE:


R. Van de VEIRE (1967):

artikel over Ik leg mijn hand op Spanje


Lic. Hugo VAN HOECKE in BOEKENGIDS (Februari 1989):

“Met veel gevoel voor de muzikaliteit overal in Neruda’s werk aanwezig en die mee de dynamische kracht van zijn verzen bepaalt, baande Mark Braet, de vertaler van ‘Twintig liefdesgedichten en 1 lied van wanhoop’ zich bekwaam een weg doorheen het labyrint van Neruda’s beeldspraaak, om uiteindelijk een homogeen werkstuk af te leveren dat, ook al door de mooie uitgave, de dichter alle eer aandoet”.


Herman VAN SNICK:

“...gedichten die de razernij en de pijn der naastenliefde kennen...” (Bij de debuutbundel "Achttien stappen in de storm" uit 1950)

  • In een brief aan Mark Braet dd. 6 juli 1988 schrijft Herman Van Snick, naar aanleiding van de uitgave "Verdriet waarop men danst" (uitg. P. Nerudafonds, Brugge 1986): "In je verzen vond ik tenminste een dozijn manen. Het is bij jou echter meestal een tragische maan, nauw verbonden met de dood. Mijns inziens, niet zozeer een verdriet waarop men danst, tenzij het om een dodendans gaat. Zon die men verzon. Maar dan toch zo teder: “wapperend lint aan een twijgje...” Mark blijft Marc. Het drieluik Sulamith, nooit las ik een zó ontroerende tekst over concentratiekampen. Zó echt, zo menselijk. Simpele woorden, simpele dingen “zwarte schoenen die zij kocht in de Steenstraat...” maar daardoor zo ongemeen tragisch. Een tekst die mij neersloeg!"


Ugo VERBEKE:

recensie over "Ik ben bedroefd maar niet wanhopig", 1996


Drs. M.A. VISSERS (In NED. BIBLIOTHEEK- EN LEKTUURCENTRUM, oktober 1988):

“De goed leesbare, poëtische vertaling van ‘Twintig liefdesgedichten en 1 lied van wanhoop’ is van Mark Braet”


tijdschrift VREDE (1967):

artikel over Ik leg mijn hand op Spanje


Gerard WALSCHAP (Bij de poëziebundel van MB "Afscheid nemen" uit 1965):

“Wanneer men een dichter echt bedanken kan voor één enkel gedicht, is zijn bundel verantwoord.

Ik bedank u voor zes gedichten: "Maar ook daar", "Nu ik geen handen meer heb", "als zij mij roept", "memento", "ballade" en "voorlopig testament".

Proficiat!

Hartelijke groet, getekend Gerard Walschap. ”


Roland WILLEMYNS (Boekbespreking uit "Perspektieven", februari-maart 1962):

"alles 1 wereld":

Deze nieuwe dichtbundel van Marc Braet die zeker geen onbekende meer is in de wereld van de hedendaagse poëzie, is een uiting van zijn wil om de huidige wereld te veranderen. Al het wereldleed laat hij aan zich voorbijtrekken en klaagt hij aan. Geen nihilisme, maar opbouwend werk en trots alles steeds een glimp van hoop.

Zijn wil om iets te verwezenlijken komt reeds tot uiting in de opdracht:

"binnen mijn puinen

bleef niet veel ruimte

neen niet veel ruimte

voor nieuwe straten

- maar ze zijner"

De bundel begint met enkele landschapsbeschrijvingen van Spanje, mooi en rustig. Een Spanje zoals het zou kunnen zijn. Maar het landschap weerspiegelt niet de geest van het land noch de rust van de bevolking.

Wij keren terug naar de burgeroorlog...

Het is niet te geloven dat dit landschap, dat die wereld blijft zoals ze is in dit land vol sociale onrechtvaardigheid. Het is zoals in de verklarende tekst staat: "dit heerlijke landschap waar slechts plaats leek voor liederen en liefde, huisde ook de schaduw van de verdrukking. En nochtans is geen enkele mens meer dan zijn medeburger. Niemand heeft het recht een andere te verdrukken zoals uit volgende verzen blijkt:

"ik weet

gij weet

wij weten

niemand leeft uitverkoren".

De dichter toont aan dat hij over een dergelijk leed als er in Spanje heerst niet kan zwijgen.

En de gedachte aan Spanje doet Marc Braet denken aan al die andere landen waar ongeluk heerst, o.a. aan Hirosjima waar de mensen het klagen verleerd hebben (onder druk?) en berusten in hun lot:

"Zij denken dat morgen de deur opengaat

van hun hemel die toch niet bestaat".

In plaats van lijdzaam te blijven zouden ze beter reageren zoals in een reeks gedichten die wat verder staan en waarin tegen het atoomgevaar wordt geprotesteerd. De vernieling zaaiende bom ontploft in het gedicht. Maar HIER vraagt het "kleine meisje van Hirosjima" om solidariteit, om actie ten einde iets dergelijks in de toekomst te voorkomen:

"Maar ik sta op je stoep

en je moet mij aanhoren"

Maar toch klinkt steeds een straal van hoop door, zoals in dit driestrofig gedicht, waarvan er twee eindigen met:

"er is altijd een kind dat reeds dood is"

terwijl tenslotte de derde strofe het vertrouwen in de mensheid belichaamt:

"er is altijd een kind

dat de wereld van morgen zal zien

er is altijd een kind dat blijft leven"

Dat kind zal verder leven in een rechtvaardige maatschappij die niet meer de huidige kapitalistische wereld zal zijn en die er slechts zal komen wanneer de mensen de ideeën van de dichter zullen overnemen, die hij hier uitdrukt:

"ga ik voorbij

dag heren, dag hoge heren

hoe meer ik u stoor des te beter".

Vooraleer de dichter begint met de beschrijving van de nood in Algerije, klinkt, na de opstandigheid, het geloof in de mensen, in de wereld van morgen die na de opstand zal ontstaan:

"en als ik zeg er leven altijd mensen

er is dan altijd hoop en liefde

het is zo eenvoudig

en het is alles".

Het begint met een gedicht over een jongeling die zijn vader opvolgt in de strijd voor de vrijheid van zijn vaderland en die valt, met de vlag van het FLN onder de kogels van de repressie. Hoe kan de wereld dit aanvaarden?

"Er ligt een dode jongen op het plein

Het had uw eigen jongen kunnen zijn".

De rondgang op zoek naar onderdrukte mensen eindigt in Congo. De dichter onderlijnt zijn solidariteit met zijn zwarte broeders. Hij heeft hen nooit in de steek gelaten en deelt niet in de schuld die thans terecht op hun verdrukkers wordt geladen.

Tenslotte wordt zijn strijd tegen de fascisten nog eenmaal uitgedrukt in een gedicht over de Joden, verpersoonlijking van zovelen die onder een fascistische dictatuur geleden hebben.

Het slotgedicht dat we hier afdrukken, vergt geen commentaar. De dichter weet dat hij zich door zijn stellingname de haat van velen op de nek zal halen, maar zijn rechtvaardigheidsgevoel primeert. Een laatste maal nog blijkt zijn geloof in de onderdrukte mensheid:

"De wensen hebben hun waarde

ik weet het, ik schrijf het

ik wil niet dat we opnieuw

doorheen het slijk moeten

ik wil dat de zon horizontaal

onze smart geneest

dat open en klaar onze handen

onze ogen terugkeren van de afschuw".


De woede heeft haar waarde

ik weet het, ik roep het

de onderdrukte aarde, de droom

van de mensen aan flarden gescheurd,

verslaafd vernield verstrooid,

ik wil dat er rechtvaardigheid kome

RECHT ZONDER MEDELIJDEN,

DAT DE HEERSERS IN VOLLE GEZICHT SLAAT,

DE VADERLANDSLOZE MEESTERS

TUSSEN ONS.


De wanhoop heeft geen waarde

ik weet het ik zeg het

zij heeft ongelijk

Er is steeds begin van nieuw leven.

De oude wereld kan mij niet raken,

ik ben vrij

ik ben geen koningszoon

ik heb niemand verraden

ik heb niemand moeten leugens vertellen

IK BEN EEN MENS, RECHTSTAANDE,

DIE MEN ZOU WILLEN VELLEN