Wilgen determineren


Dit helpt bij het determineren van wilgen:

  • silhouet of habitus: vorm van de boom of struik, hoogte …

  • blad: smal, breed, beharing …

  • katjes: aantal en vorm van de meeldraden, stamper, tijdstip, kleur, aantal nectarklieren …

  • schors en twijgen: kleur, beharing, vorm, knoppen, lenticellen …

  • smaak: verschillende bitterheid van bladeren

  • gallen: bv. aanwezigheid van de Gewone wilgenroosjesgalmug, de Wilgenbezemmijt...

  • standplaats: bodem, licht ...

  • tijdstip: zomer (blad…); winter (silhouet/habitus, knoppen...); voorjaar (katjes al dan niet samen met blad...)

  • opgelet bij abnormale groei-omstandigheden zoals bij aantastingen door insecten of bij knotten en andere verwondingen: normale kenmerken (van bladeren bijvoorbeeld) worden abnormale

  • bij spontane opslag kunnen soms twee soorten in elkaar verstrengeld geraken

  • soms kunnen insecten een aanwijzing zijn; zie Bijlage 6 Wilgensprokkels

De gouden determinatieregel:


1. Wat ZIE ik?

2. Wat zie ik NIET?

3. NU