Opvallende kenmerken
1. Berijpte takken: jonge twijgen zijn wit berijpt
2. Schors bij oudere stammen afbladderend met daaronder een oranje-roze kleur van de bast
3. Sterk afhangende ('treurende') takken
4. Kronkelige takken en bladeren
5. Laagblijvende struiken (tot 1,5 m H) + kleine bladeren (tot 3,5 cm L)
6. Ruitvormige lenticellen op de stam
7. Brede bladeren met grijze wollige beharing boven- of onderzijde
8. Bladeren met een onmiskenbare zeer bittere smaak
9. Struik met sommige sterk afgeplatte twijgen (fasciatie)
10. Struik of kleine boom met blinkende bladeren
11. Bomen en struiken met lange smalle bladeren, bladeren niet bitter smakend
12. Bladeren die zwart worden bij verdrogen
13. Lijstjes, korte en lange (opgelet, fijnere lijstjes worden pas zichtbaar na 1 dag drogen)
14. Zwarte katjes, zichtbaar in februari
15. Opvallende wit-groene blaadjes
Bijlagen
Knoppen
Bijlage 1 'Gele, oranje en rode twijgen'
Bijlage 2 'Vergelijken wilgen met rosse bladbeharing'
Bijlage 3 'Zeldzame waarnemingen'
Bijlage 4 'Wilgennamen'
Bijlage 5 'Foto's en determinatie'
Bijlage 6 'Wilgensprokkels'
Bijlage 7 'Wilgen stekken'
Bijlage 8 'Bloeitijden'
Bijlage 9 'Plantenflits'