kenmerk 8


Bladeren met een onmiskenbare zeer bittere smaak 

-> Opgelet, omwille van het soms voorkomen van de vossenlintworm, bladeren proeven die minstens 1,50 m boven de grond hangen. (Daarom wordt Salix repens - Kruipwilg hier niet vermeld. De blaadjes hebben ook een bittere smaak. Zie 5a 5b en 5c.)



8 Bladeren en twijgen kaal; schors binnenzijde geel; bladeren af en toe, en vooral aan de twijgtoppen, quasi-tegenoverstaand; bladeren dikwijls zwart wordend bij verdroging

8a 

 

8a Bladeren tussen omgekeerd eivormig en spatelvormig; de grootste bladbreedte duidelijk boven het midden; de bladeren van snel gegroeide eenjarige twijgen zijn dikwijls langer met meer evenwijdige randen; bladrand meestal gaafrandig onderaan maar dikwijls zeer fijn getand aan de bladtop.

►  Salix purpurea ssp. lambertiana   

Kruisingen tussen beide soorten (8a en 8b) zijn mogelijk. Tevens zijn er vele cultuurvariëteiten waarbij verschillen in kenmerken mogelijk zijn. 

 

8b Bladeren smal, lineair-langwerpig, gaafrandig tot bijna gaafrandig maar de top meestal wel fijn getand; met min of meer evenwijdige randen. 

Salix purpurea ssp. purpurea   

Kruisingen tussen beide soorten (8a en 8b) zijn mogelijk. Tevens zijn er vele cultuurvariëteiten waarbij verschillen in kenmerken mogelijk zijn. 

 

8c  Kleine smalle blaadjes, (11)-15-18-20-22-(40) mm L, 4-5-7 mm B; bladsteel 2-5 mm L en rood aangelopen, bladvorm lineair, grootste breedte boven midden, witte middennerf bovenkant, bladrand rood beklierd, toegespitste top, wigvormige bladvoet, onderzijde blauw bewaasd; weinig tegenoverstaand; jonge twijgen rood aangelopen aan zonnekant; oudere twijgen grijsbruin; geen lijstjes maar enkele puntjes. 

►  Salix purpurea 'Nana' 

 

8d Bladeren eerst nog behaard maar naar de zomer toe kalend of zwak behaard aan beide zijden; 4-13 cm L, 6-15 mm B; bladrand vlak of lichtjes omgerold; zwak getand tot gaaf; soms fijne tanding aan de top; grootste breedte boven midden; twijgen rond, nooit afgeplat; kenmerken afhankelijk van de moederplant ofwel S. purpurea ofwel S. viminalis; grote groep van cultuurvariëteiten die wat kunnen afwijken. 

►  Salix x rubra (S. purpurea x S. viminalis) 

 

8e Blad heeft grootste breedte op een derde van de top; 6-13 cm L; 12-28 mm B; met loep beharing te zien onderzijde blad; gave bladrand in onderste derde, fijn getand in bovenste  twee derden; bladeren worden zwart bij verdrogen; steunblad onopvallend en vroeg afvallend, soms afwezig; de ontschorste bruine twijgen zijn geelachtig; de twijgen zijn opstaand tot opgericht; 2-4 m H. 

Salix x leiophylla (S. purpurea x S. triandra) 

 

8f   Bladeren langwerpig-elliptisch of omgekeerd eivormig; 4-7 cm L, 1,5-2,5 cm B; bovenkant blad eerst bleek donzig, weldra kaal en glanzend groen; onderzijde asgrijs en licht donzig of kaal met wat haartjes op de nerven; bittere smaak; bladtop scherp of toegespitst; bladrand onregelmatig en scherp gezaagd met klierachtige tanden, of enigszins gaaf; nervatuur dikwijls eerder opmerkelijk en netvormig; korte bladsteel zelden > 5mm L; steunblad smal oorvormig, scherp, met klierachtige tanden in op de rand, afvallend of afwezig; zwakke twijgen, eerst licht donzig weldra kaal en glanzend rood-bruin; enkele lijstjes met lengte van 4 tot 7 mm; vertakte struik tot 5 m H. 

Salix x dichroa   ( S. aurita x S. purpurea) 


8g  Veel vertakte kale, eerder glanzend roodbruine twijgen; bladeren eerst dicht zijdeachtig maar weldra kaal; boven helder groene schijn, onderkant duidelijke zeegroene waas; sommige bladeren tegenoverstaand; bladeren worden zwart bij verdroging; blad langwerpig 2-4 cm L, 0,5-1,3 cm B, met abrupte scherpe of bijna getipte top; bladrand gezaagd of enigszins gaaf en smal teruggebogen; bladstelen zeer kort of bijna ontbrekend; zelden steunbladen. Meeldraden gewoonlijk Y-vormig. 

Salix x doniana  (S. purpurea x S. repens) 


8h  Opvallend witgroene blaadjes; blad lancetvormig; 4,2-6 cm L; 0,6-1,6 cm B; grootste breedte ongeveer in midden; opmerkelijke kleurschakering wit en groen; korte bladsteel tot zittend blad; de meeste bladeren zijn tegenoverstaand; bladrand meestal gekruld; eenjarige twijgjes rood aangelopen langs de zonnekant; blad met bittere smaak; boompje, wordt meestal geënt op stam van andere wilgensoort. 

Salix integra var. hakuro-nishiki (zie ook Bijlage 3: de wilde vorm) 


8i Blad langlot tot 24 cm L en tot 3,5 cm B, bladsteel 7-38 mm L; bladeren op de zijtwijgjes 7-11 cm L, 11-20 mm B; bladrand kortlot gaafrandig tot heel lichtjes gegolfd-gekarteld; bij bladeren van langloten is de onderste bladhelft gaafrandig tot gegolfd, de bovenste bladhelft is vaak getand-gezaagd; bladrand is vlak tot lichtjes naar beneden omgerold; bovenkant blad heldergroen, onderzijde opvallend blauwgroen; bovenkant blad enkele verspreide haartjes, bladonderzijde aanvankelijk donzig behaard maar snel bijna kaal; steunblaadjes groot en opvallend dolkvormig, vooral bij de bladeren van langloten, ongeveer 20 mm L en 2-3 mm B. Alleen mannelijke planten. Opvallende katjes: roze onderste helft van de katjesschub en bruinzwarte bovenste helft met de gele meeldraden.

Nog: dikwijls treurende twijgen, opvallende lenticellen en takken die gemakkelijk afbreken.

Salix miyabeana (eerder: 'Schmidtstam 65')


8j Lijkt op purpurea maar heeft bredere bladeren. Struiken tot 3 m hoog; schors grijsachtig groen. Twijgen geel- of roodachtig, kaal, glimmend. Knoppen geelachtig bruin tot roodachtig, eivormig, kaal, scherpe top, tegen de twijg aanliggend. Bladeren enigszins tegenoverstaand of tegenoverstaand, soms in kransen van 3 op langlot; korte bladsteel of bijna ongesteeld, soms wat omklemmend; blad elliptisch-langwerpig, 2-5 x 1-2 cm; boven- en onderkant lichtgroen, kaal, basis afgerond of stomp, bladrand gaaf of scherp getand naar de top toe; top kort toegespitst; duidelijke middennerf, lichtbruin, roodbruin wanneer nog niet volgroeid. Katjes verschijnen vóór de bladeren. Katjes 1-2 (-2,5) cm, met blaadjes aan de basis; schutbladeren bruin tot bijna zwart, omgekeerd eivormig, donsachtig, zelden kaal. Mannelijke bloem: 2 vergroeide meeldraden, kaal; helmknoppen rood tot dofrood. Vrouwelijke bloem: stempel lang eivormig, donsachtig, bijna ongesteeld; korte stijl; stigma rood, 2-4-lobbig. Doosvrucht 2-3 mm, behaard. Bloeit van mei tot juni.

Salix amplexicaulis