kenmerk 6
Ruitvormige lenticellen op de stam .
De schors bij bomen (> 5 jaar) is glad en grijs met ruitvormige verkurkte lenticellen. Wanneer de boom ouder wordt, wordt de schors grijs tot zwartbruin en krijgt deze brede groeven. Dan kijken naar de dikke takken.
6a Bladrand gegolfd of onregelmatig gezaagd; bladeren breed elliptisch tot cirkelrond, groen bovenaan; 5-12 cm lang en 2,5-8 cm breed; aanvankelijk dicht viltig behaard onderaan, later op het seizoen minder uitgesproken behaard, met duidelijke nervatuur; gedraaide bladtop; steunblaadjes vroegtijdig afvallend of ontbrekend, behalve aan zeer jonge langloten. De katjes verschijnen vóór de bladeren. Kleine boom op relatief drogere plaatsen.
► Salix caprea
Opmerking: Soms worden bij Salix caprea kleine dunne ribbels, lengte 2-4 mm L, opgemerkt. (Normaal heeft caprea geen ribbels.) De kans bestaat evenwel dat het geen zuivere S. caprea is maar S. x reichardtii (Salix caprea x Salix cinerea) die terug ingekruist is met S. caprea. Zie ook 6c.
6b Bladrand vlak of met omgekrulde zoom, gaafrandig of bijna gaafrandig; omgekeerd-ovaal; wigvormige bladvoet; bladeren eerst zilverachtig, zijdeachtig behaard op beide zijden, de onderzijde en bovenzijde behaard blijvend, 3-7 cm L en 1,5-4,5 cm B, robuuste struik of kleine boom; steunblaadjes vroegtijdig afvallend of ontbrekend, behalve aan zeer jonge langloten. De katjes verschijnen na de bladeren.
► Salix caprea var. sphacelata
6c Duidelijke (hogere) ribbels 5-25 mm L; blad tussen S. caprea en S. cinerea ssp. cinerea; uitgesproken nervatuur onderzijde blad; zowel langwerpige als ovale en ronde bladeren; bladrand +/- gegolfd en soms met gedraaide bladtop; bij volgroeide bladeren nog slechts spaarzaam behaard tot bijna kaal; geen rossige haren; steunblaadjes vroeg afvallend of ontbrekend behalve bij snelgroeiende jonge twijgen. Kleine boom of forse struik.
► Salix x reichardtii (S. caprea x S. cinerea)
6d Idem als 6c maar met rossige beharing onderkant blad. (Opm. Meikle: de rosse beharing wordt niet altijd overgeërfd .)
► Salix x quercifolia (S. caprea x S. cinerea ssp. oleifolia)
6e Blaadjes kortloten omgekeerd eirond, sterk variabel in grootte; 1,5-7 cm L, 8-45 mm B (bladeren langlot kunnen tot 8 cm L en 5 cm B); onderkant blad blauwachtig, nauwelijks behaard ogend maar toch zacht aanvoelend (loupe!); bladrand wat golvend en top vaak gedraaid maar minder uitgesproken dan bij S. aurita; nerven bovenkant blad wat 'ingezonken' zodat het blad wat rimpelig oogt; ribbels niet erg talrijk, meestal ongeveer 5-15 mm L Steunblaadjes opvallend en persistent. Twijgen vaak wat roodachtig zoals bij S. aurita.
► Salix x capreola (S. aurita x S. caprea)
6f Blad kortlot lancetvormig of smal elliptisch; bladrand asymmetrisch (bij langlot soms wel symmetrisch), 5,5-9-(11) cm L en 1,5-2,2 cm B; bij snelgroeiend langlot 13-16 cm L, 3-3,5 (5,5) cm B; onderzijde blad zacht, blijvend donzig behaard; bladvoet afgerond tot breed wigvormig; top enigszins spits tot stomp; nervatuur onderkant opvallend uitspringend; meestal zonder ribbels of hoogstens 2-6 mm L. Katjesknoppen van de mannelijke planten opvallend groot en met geelgroene top; bij de vrouwelijke planten is er geen duidelijk verschil tussen de katjesknoppen en de vegetatieve knoppen; katjes bij mannelijke planten vóór de bladeren; bij vrouwelijke gelijk met de bladeren. Lenticellen bij twijgen van 5 jaar en ouder. Forse struik of kleine boom met kale groene twijgen.
► Salix x smithiana (S. caprea x S. viminalis)