kenmerk 2 vervolg


Schors bij oudere stammen afbladderend zodat oranje vlekken op de stam achterblijven. 

Zie bemerking onder.

2L Stipuulachtige bladaanhangsels (pseudo-stipulen) aan de voet van de jonge bladschijf later op het seizoen; twijgen in de loop van het seizoen vrijwel kaal wordend; jonge stengels donzig behaard; uitsluitend vrouwelijke kloon; in vergelijking met de volgende kloon lichtgekleurde struik; laat op het seizoen van ver herkenbaar aan typische goudgeelverkleuring. 

►  Salix x mollissima var. undulata (S. triandra x S. viminalis) 

 

2m Vaak stipuulachtige bladaanhangsels (pseudo-stipulen) aan de voet van de jonge bladschijf later op het seizoen; twijgen in de loop van het seizoen donzig behaard blijvend; vanaf de zomer tot en met de winter zijn de knoppen duidelijk behaard; uitsluitend vrouwelijke kloon; in vergelijking met de vorige variëteit vrij donker gekleurd. Behaarde en ingedeukte katjesknop dubbel zo lang als bij undulata, beste kenmerk.

►  Salix x mollissima var. mollissima (S. triandra x S. viminalis) 

  

2n Bladeren langer dan de andere x mollissima's, zowat even lang als de viminalis-ouder; eerst dicht witte beharing maar zeer spoedig kalend; bladrand met zeer kleine tandjes (loupe!); katjes geven doorslag bij determinatie, schutblad katje onderaan groen, midden wit en bovenaan roze-gespikkeld; zeer witte zijdeachtige beharing van de katjesschubben; soms enkele vrouwelijke bloemen gemengd met mannelijke; katjesdragende twijgen olijfgroen, oudere grijsbruin. 

►  Salix x mollissima var.  hippophaefolia (S. triandra x S. viminalis) 

 Bemerking bij Salix x mollissima 

De hybride Salix x mollissima behoort tot een cluster waarin een hele reeks kunstmatig gecreëerde kruisingen toeven die uiterlijk variëren van var. ‘undulata’ (meer neigend naar  S. triandra) tot de var. ‘hippophaefolia’ (meer neigend naar S. viminalis). De variëteit ‘mollissima’ zit in dat spectrum zowat in het midden, maar toch iets meer naar S. viminalis neigend o.a. omwille van de zware beharing van knoppen en twijgen.


2o  Bladsteel 20 mm L gewoonlijk bruinachtig-rood en wat behaard; kliertjes onder de bladvoet, dikwijls verlengd; blad 8-16 cm L; 1,5-2,2 cm B; 5-8x zo L als B; 'heterofyllie' d.w.z. verschillende bladvormen, naar de basis toe meer elliptisch of omgekeerd eivormig, naar de top toe smaller langwerpig; blad bovenzijde bij jonge bladeren dikwijls roodachtig en middennerf rood of roodbruin; bladtop +/- gebogen lang toegespitst; blad boven en onder kaal of occasioneel spaarzaam behaard; steunblad lang, toegespitst, persistent; bladrand +/- fijn en regelmatig gezaagd of gedeeltelijk onregelmatig; afstand tussen de tanden (1)-2-4-(5) mm; twijgen lopend jaar olijfgroen-bruin-roodbruin, 2- jarige roodbruin; gemakkelijk afbrekend aan de aanhechting; dikwijls struik of kleine boom. Soms groter.

►  Salix x speciosa (S. euxina x S. triandra)  syn. S. x alopecuroides

S. euxina x triandra (1) verschilt van S. x fragilis x triandra (2).  1: zeer lange bladtop, kaal blad, beige twijgkleur, persistente stipulen en af en toe zwarte winterknoppen.  2: meer beharing op het blad omwille van de alba-invloed.