In het jaar 6 werden de protesten tegen de regering van Archelaüs zo groot, dat Augustus hem afzette, en Judea kreeg stadhouders. Uit de bijbel krijgen we niet die indruk, maar de bevolking van Judea gaf de voorkeur aan een stadhouder boven een koning die van de Hasmoneeën afstamde.
Omdat Judea nu een deel van het Romeinse rijk werd, werd de volkstelling gehouden.
De bekendste stadhouder is Pilatus. Hij werd het in 26, en bleef het tot 36.
Hiernaast staat een inscriptie waarin hij wordt genoemd.
De Romeinen hadden in het algemeen weinig begrip voor de Joden. Ze dienden hun eigen goden trouw, maar hadden er geen emotionele band mee. Ze hadden ook nauwelijks verhalen over hun eigen goden. Toen ze de wereld wat verder leerden kennen (en die veroverden) ontleenden ze de verhalen over hun goden aan de Grieken.
Ze waren bang voor mensen die wel een sterke emotionele band met hun God of goden hadden. Zo waren er Romeinen, die Dionysus gingen aanbidden, de god van de wijn, die de Romeinen Bacchus noemden. Bij deze aanbidding hoorden mysterieën en feesten die nogal eens uit de hand liepen. Daarop werden deze feesten, Bacchanalia genoemd, door de Romeinse overheid verboden, en de mensen die er toch mee doorgingen werden gedood. Dat gebeurde in 186 v.Chr., net voor de vervolging van Antiochus Epiphanes.
Mogelijk de eerste keer dat mensen om hun geloof vervolgd werden.
(Misschien gebeurde het ook in de tijd van Echnaton, maar daar hebben we geen gegevens over.)
Het belangrijkste kenmerk van de Romeinen was hun discipline. Daarmee veroverden ze de wereld. En daarnaast waren ze het enige volk waarbij mensen (gladiatoren) als amusement gedood werden. Het doden van Christenen had ook zijn amusements-waarde, maar was in eerste instantie straf.
En ook waren ze de enigen, die dachten dat mensen (vooral keizers) na hun dood goden konden worden, en dat de Senaat daar invloed op had. Zo werden Julius Caesar en Augustus na hun dood door de Senaat tot god verheven.
Hun kinderen waren daarmee “Zoon van God”.
Latere keizers wilden niet zo lang wachten op hun vergoddelijking.
Aangezien Romeinen verder weinig verwachtten van het hiernamaals, was het voor hen heel belangrijk dat het nageslacht hen positief zou herinneren. Waardig sterven was daarvoor een eerste vereiste.
De ruzies die de Joden over hun geloof maakten waren voor hen volstrekt onbegrijpelijk.
Pilatus was de vijfde landvoogd. De eerste vier worden in de bijbel niet genoemd. Pilatus begreep zeker niets van de Joden. En het was zijn bedoeling als stadhouder rijk te worden. Dat was bij alle stadhouders het geval, maar sommigen gingen daarin verder dan andere, en Pilatus was corrupter en wreder dan zijn voorgangers.
Hij kwam regelmatig in aanvaring met de Joden. Een belangrijke botsing deed zich voor in het jaar 26, vlak voordat Jezus begon op te treden.
Pilatus had de legioenen met hun standaarden (met een afbeelding van de keizer) Jeruzalem binnen laten gaan. Dat was tegen de afspraak: de standaarden moesten in Caesarea blijven. De Joden waren hevig verontwaardigd, het was zonde tegen het tweede gebod. Maar ze gebruikten geen geweld. Een hele menigte trok op naar Caesarea, en ze sloegen hun tenten op om het paleis van Pilatus. Na vijf dagen was Pilatus het zat, en zei dat ze naar het amphitheater moesten gaan, dan zou hij hen aanhoren. Toen ze daar zaten, liet hij een grote troep soldaten met getrokken zwaard binnentrekken. Maar de Joden ontblootten hun nek, en zeiden dat ze liever gedood wilden worden dan toelaten dat de Wet overtreden zou worden. Pilatus gaf toe, de standaarden werden teruggestuurd.
Deze geschiedenis wordt in de Evangeliën niet genoemd.
In het jaar 36 was er weer een incident.
In Samaria was er een “profeet” opgestaan, die zei dat hij wist waar in Samaria Mozes heilige voorwerpen had begraven. Dat kon natuurlijk niet, want Mozes is de Jordaan nooit overgestoken. Maar een grote menigte mensen kwam kijken toen men ging graven. Pilatus dacht dat het misschien wel een oproer kon worden, en liet ze uitelkaar slaan, waarbij velen werden gedood. Er werd een klacht tegen hem ingediend bij Vitellius, zijn directe chef, en die stuurde hem naar Rome, waar hij zich voor Tiberius moest verantwoorden.
Maar die stierf voordat het tot een proces kwam, en onder zijn opvolger Caligula kwam het er niet meer van. Pilatus werd opgevolgd door ene Marcellus.
En deze door Herodes Agrippa, waar we nog veel over zullen horen.
Aan de veroordeling van Jezus is een afzonderlijk hoofdstuk gewijd (Proces).