Alexander

In 332 v.Chr. veroverde Alexander de Grote Jeruzalem. De Joden hielden de rechten die ze hadden, want Alexander beschouwde zich als wettelijk opvolger van de Perzische koningen. In 323 v.Chr. overleed hij, en zijn rijk werd verdeeld onder vier van zijn generaals. Die generaals noemt men de Diadochen. Daniël ziet hiervan een visioen (Daniël 8:5-8): Maar terwijl ik nauwkeurig acht gaf, zie daar kwam een geitebok van uit het Westen over de gehele aarde zonder de aarde aan te raken; en de bok had een opvallende horen tussen zijn ogen. En hij kwam tot de ram met de twee horens, die ik voor de stroom had zien staan, en rende op hem toe met zijn grimmige kracht; ik zag dat hij tot vlak bij de ram kwam; verbitterd stiet hij de ram, brak zijn beide horens, en er was geen kracht meer in de ram om tegen hem staande te houden; hij wierp hem ter aarde en vertrad hem, en er was niemand die de ram uit zijn macht redde. De geitebok nu maakte zich uitermate groot, maar toen hij machtig werd, brak de grote horen af, en vier opvallende horens rezen in diens plaats, naar de vier windstreken des hemels.

Dit wordt als volgt uitgelegd (Daniël 8:20-21):

De ram die gij gezien hebt, met de twee horens, doelt op de koningen der Meden en Perzen, en de harige geitebok op de koning van Griekenland, en de grote horen die tussen zijn ogen stond, dat is de eerste koning. En dat die afbrak en er vier in zijn plaats kwamen te staan: vier koninkrijken zullen uit het volk ontstaan, maar zonder zijn kracht”.

Zie ook Daniël 11:3-4.

Twee van de genoemde koninkrijken waren Egypte, waar Ptolemaeus koning werd, en Klein-Azië, dat Seleucus kreeg. Het wordt ook wel Seleucië genoemd. Judea werd een deel van Egypte. Ptolemaeus en Seleucus voerden vele oorlogen, evenals hun opvolgers, maar het bergland van Judea bleef lang buiten schot.

Deze oorlogen worden in detail beschreven in Daniël 11. De inhoud van elk vers kan gekoppeld worden aan een gebeurtenis uit die tijd.

Ik noem een voorbeeld: in vs 6 wordt gezegd: “de dochter van de koning van het Zuiden zal komen tot de koning van het Noorden“.

De koning van het Zuiden is uiteraard de koning van Egypte, in dit geval Ptolemaeus II, die zijn dochter Berenice uithuwelijkt aan Antiochus II van Seleucië.

In 198 v.Chr. veroverden de Seleuciden Jeruzalem en Judea.

Of zoals Daniël zegt (11:16b): “Hij zal vaste voet krijgen in Sieraadland”

Er werd in een manifest vastgelegd, dat de joodse wetten in Judea zouden blijven gelden, en dat gebeurde ook. Maar de Seleuciden bevorderden wel de aanpassing van de Joden aan de Griekse cultuur: theater, sport etc. en een groot deel van de Joden deed daaraan mee.

In 175 v.Chr. werd Antiochus Epiphanes koning. Hij was de broer van zijn voorganger, en eigenlijk had diens zoon koning moeten worden. Maar als regent zag hij kans zo te manipuleren, dat hij koning werd. Of zoals Daniël zegt (11:21):” En in zijn plaats zal een veracht man opstaan, wien men de koninklijke waardigheid niet had toegedacht; onverhoeds zal hij komen, en zich meester maken van het koningsschap door slinkse streken” Hij benoemde Jason tot hogepriester. Om dit te worden had deze beloofd de hellenistische cultuur te bevorderen.

In 175 v.Chr. werd Antiochus Epiphanes koning. Hij was de broer van zijn voorganger, en eigenlijk had diens zoon koning moeten worden. Maar als regent zag hij kans zo te manipuleren, dat hij koning werd. Of zoals Daniël zegt (11:21):” En in zijn plaats zal een veracht man opstaan, wien men de koninklijke waardigheid niet had toegedacht; onverhoeds zal hij komen, en zich meester maken van het koningsschap door slinkse streken” Hij benoemde Jason tot hogepriester. Om dit te worden had deze beloofd de hellenistische cultuur te bevorderen. Er werd een theater en een gymnasium (dat was toen een sportcomplex) gesticht. Een probleem was het feit, dat men toen naakt aan gymnastiek deed: de besnijdenis viel op. Pogingen om dit te verhullen vielen bij de vrome Joden niet in goede aarde.

Maar later kocht Menelaus de koning om, en die benoemde hem tot hogepriester.

Vrome hogepriesters kwamen in die tijd niet voor.

Dit soort zaken was een gruwel in het oog van de vrome Joden, de Chasidiem. Dat werd nog erger toen de koning in 168 v.Chr. de tempelschatten liet plunderen, met toestemming van de hogepriester!

Dit geld had hij nodig voor de oorlog tegen Egypte, maar toen hij die gewonnen had, mocht hij van de Romeinen Egypte niet bezetten. Die stuurden Laenas als afgezant, volgens Daniël 11:30 op “schepen der Kittieten”.

Laenas kwam aan wal, en Antiochus moest onmiddellijk beloven dat hij Egypte niet zou bezetten. Toen hij dat gedaan had, werd het toch nog gezellig, want Laenas en Antiochus waren vrienden uit de tijd dat Antiochus gijzelaar in Rome was.

De vader van Antiochus was namelijk verpletterend verslagen door de Romeinen, en moest een vreselijk hoge schadevergoeding betalen. Ter meerdere zekerheid werd Antiochus als gijzelaar mee naar Rome genomen. Gijzelaars hadden in het algemeen een prettig leven in Rome. Maar ze raakten onder de indruk van de macht van het Romeinse rijk – Antiochus ook.

De Romeinen wilden Egypte zelfstandig laten, want ze hadden in het Midden-Oosten liever een aantal kleinere rijken dan één groot.

Jason, de vorige hogepriester, probeerde Jeruzalem te heroveren, maar dat mislukte. Het leidde er toe, dat Antiochus een einde wilde maken aan de bijzondere positie van de Joden en Judea.

Of zoals Daniël zegt (11:30):”maar op de terugweg zal hij vergramd worden tegen het heilig verbond en tot daden overgaan”.