Babel
In 586 v. Chr. veroverde Nebukadnezar Jeruzalem, en een belangrijk deel van de bevolking werd naar Babel weggevoerd. Hoe ze dat vonden kunnen we lezen in psalm 137, bijv. vers 8 en 9:
Gij, dochter van Babel, ter verwoesting bestemde,
gelukkig hij, die u zal vergelden hetgeen gij ons hebt aangedaan.
Gelukkig hij, die uw kinderen zal grijpen en tegen de rots verpletteren.
Inscriptie van Nebukadnezar op de Ishtar Poort (Pergamum museum Berlijn)
Ezechiël is de profeet van de ballingsschap. Hij was al eerder weggevoerd naar Babel, en zo lang Jeruzalem nog niet is gevallen roept hij de mensen op tot bekering. Daarna troost hij de mensen. Hij leert dat Gods aanwezigheid zich niet beperkt tot het land Israël. Weliswaar kunnen offers niet meer volgens de aloude rite worden gebracht, maar God kan evengoed aanbeden worden. De Klaagliederen (van Jeremia) beschrijven het verwoeste Jeruzalem, en vooral het verdriet daarover. De bekende verhalen uit het boek Daniël spelen ook in die tijd: het verhaal van de drie vrienden van Daniël in de vurige oven, de droom van Nebukadnezar en zijn waanzin, en het verhaal van de tekens aan de wand. Die verhalen bekijkt men tegenwoordig wat kritischer. Eén van de redenen daarvoor is dat de profetieën in het tweede deel zo precies zijn (ik kom daar nog op terug), dat men denkt dat ze achteraf geschreven moeten zijn.
(En met de vurige oven hebben we ook wat problemen.)
De profetieën eindigen in de tijd van de Makkabeeën, ongeveer 166 v. Chr. en het boek Daniël zou dus ook omstreeks die tijd geschreven moeten zijn.
De opera Nabucco speelt ook in die tijd. Nabucco is Nebukadnezar, en de slaven uit het beroemde Slavenkoor uit die opera zijn Joden in ballingsschap. Overigens hadden de Joden het in Babel niet zo erg slecht.
Niet alle inwoners van Juda werden weggevoerd. Zoals beschreven in Jeremia 40 – 43 werd Gedalja hoofd over de achterblijvers, maar hij werd vermoord, en de schuldigen vluchtten naar Egypte, en namen Jeremia tegen zijn zin mee. In Egypte woonden toen al Joden. Sommigen waren daar als huursoldaten gekomen. Jeremia profeteert er tegen in Jeremia 44. Hij zegt dat al het onheil komt omdat ze God hebben verlaten, maar zij zeggen, dat het komt omdat koning Josia de dienst aan de Koningin des Hemels (Astarte) heeft afgeschaft. Ze hadden op het eiland Elephantine in de Nijl een tempel voor God gebouwd, een concurrent voor de tempel van Jeruzalem. Zo erg heidens waren ze misschien toch niet.
Er is een theorie, dat deze Joden, toen ze tijdens de regering van de goddeloze koning Manasse naar Egypte gingen, de Ark des Verbonds hebben meegenomen. Bij de beschrijving van de ondergang van Jeruzalem wordt met geen woord over de ark gerept, en hij duikt ook niet op in Babel.
Vanuit Egypte zou hij naar Ethiopië zijn gebracht, en daar nog steeds zijn: in de kerk van de heilige Maria van Zion, in Axum.
In 539 v. Chr. werd Babel veroverd door Cyrus, en de ballingsschap was ten einde. Cyrus verwoestte Babel overigens niet. De ballingsschap had 47 jaar geduurd.